gepubliceerd op 27 oktober 2001
Omzendbrief GPI 10 Baremische loopbaan - Voortgezette opleiding
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
10 SEPTEMBER 2001. - Omzendbrief GPI 10 Baremische loopbaan - Voortgezette opleiding
Aan de dames en heren Provinciegouverneurs, Aan mevrouw de Gouverneur van het bestuurlijk arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de dames en heren Burgemeesters, Aan de heer Commissaris-generaal van de Federale Politie, Aan de heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de gemeentepolitie Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Dames en Heren Burgemeesters, Meerdere bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol) voorzien dat de toepassing van de baremische loopbaan afhankelijk is van een aantal voorwaarden, waaronder het gevolgd hebben van de door de Koning bepaalde voortgezette opleiding.
Sedert 1 april 2001 kent de baremische loopbaan zijn toepassing, terwijl nochtans de voortgezette opleiding waarvan sprake nog niet reglementair is vastgelegd. De personeelsleden zijn derhalve, buiten hun wil om, in de volstrekte onmogelijkheid om aan die voorwaarde te kunnen voldoen.
Ik ben derhalve van mening dat die onmogelijkheid niet anders dan voor gevolg kan hebben dat de toekenning van een hogere loonschaal toch kan plaatsvinden, van zodra aan de andere gestelde voorwaarden is voldaan.
Het voorgaande zal nog in een koninklijk besluit worden vastgelegd (overgangsbepalingen koninklijk besluit betreffende de basisopleidingen).
Het ontwerp van ministerieel besluit (UBPol) tot uitvoering van sommige bepalingen van RPPol zal voorzien dat, naar gelang het geval, de directeur-generaal DGP of de korpschef ten minste driemaandelijks de kandidaten (die in aanmerking komen voor de toekenning van een hogere loonschaal in de baremische loopbaan) aan de benoemende overheid voorstellen.
Om tot een uniforme toepassing te komen, is het opportuun dat in elk politiekorps deze voorstellen driemaandelijks worden voorgelegd aan de benoemende overheid, meer bepaald op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober van elk jaar.
Dit neemt niet weg dat het personeelslid de hogere loonschaal verkrijgt van zodra het aan de voorwaarden voldoet. De toekenning van deze loonschaal door de benoemende overheid zal dus, in voorkomend geval, uitwerking hebben op de datum waarop het personeelslid de vereiste loonschaalanciënniteit heeft verworven. In dit raam vestig ik uw aandacht op artikel XI.II.13, §3, RPPol, krachtens hetwelke elke wijziging in de toestand van een personeelslid op een andere datum dan de eerste dag van de maand, en die aanleiding geeft tot de toekenning van een andere loonschaal, slechts uitwerking heeft op de eerste dag van de volgende maand.
Wat betreft de evaluatie verwijs ik naar de artikelen XII.VII.1 tot en met XII.VII.7 en XIII.II.1, eerste lid, 1° RPPol.
De heer voorzitter van de Vaste Commissie van de gemeentepolitie wordt verzocht dit ter kennis te brengen van de korpschefs.
A. Duquesne.