gepubliceerd op 24 november 2023
Omzendbrief nr. 726 houdende de interpretatie en toepassing van artikel 9/1 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BELEID EN ONDERSTEUNING
10 NOVEMBER 2023. - Omzendbrief nr. 726 houdende de interpretatie en toepassing van artikel 9/1 van het
koninklijk besluit van 25 oktober 2013Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
25/10/2013
pub.
14/11/2013
numac
2013002052
bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt
sluiten betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt
Aan de federale overheidsdiensten en aan de diensten die ervan afhangen, aan het Ministerie van Landsverdediging, evenals aan de instellingen van openbaar nut behorende tot het federaal administratief openbaar ambt zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, Geachte collega's, Geachte mevrouw, Geachte heer, Deze omzendbrief heeft tot doel de interpretatie en praktische toepassing van artikel 9/1 van het
koninklijk besluit van 25 oktober 2013Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
25/10/2013
pub.
14/11/2013
numac
2013002052
bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt
sluiten betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, hierna te noemen "artikel 9/1", te verduidelijken. Dit artikel stelt de federale diensten in staat kandidaten die beschikken over een specifieke ervaring aan te werven in een hogere weddeschaal wanneer zij op zoek zijn naar een profiel met ervaring. 1. Toepassingsvoorwaarden artikel 9/1 Concreet laat artikel 9/1 toe kandidaten bij een selectie aan te werven of in dienst te nemen in de eerste, tweede of derde weddeschaal wanneer aan twee cumulatieve voorwaarden zijn voldaan. Ten eerste dient de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling in de vacature voor te schrijven dat elke kandidaat dient te beschikken over een beroepservaring van een bepaald aantal jaar die bijzonder nuttig is voor de functie. Deze ervaring vormt een voorwaarde om aan de selectie deel te nemen. Het gaat hier om de vacature met de concrete deelnemings- en arbeidsvoorwaarden bij een bepaalde federale dienst.
Ten tweede dient de kandidaat te beschikken over een bijzonder nuttige ervaring die minstens gelijk is aan die in de vacature is voorgeschreven. Afhankelijk van het aantal jaar bijzonder nuttige ervaring waarover de kandidaat beschikt, bekomt hij de eerste, de tweede of de derde weddeschaal.
Wanneer het gaat om een functie binnen niveau A, bekomt hij: 1° de eerste weddeschaal als hij beschikt over minder dan drie jaar bijzonder nuttige ervaring;2° de tweede weddeschaal als hij beschikt over drie of minder dan acht jaar bijzonder nuttige ervaring;3° de derde weddeschaal als hij beschikt over acht of meer jaar bijzonder nuttige ervaring. Wanneer het gaat om een functie binnen de niveaus B, C of D bekomt hij: 1° de eerste weddeschaal als hij beschikt over minder dan drie jaar bijzonder nuttige ervaring;2° de tweede weddeschaal als hij beschikt over drie of minder dan negen jaar bijzonder nuttige ervaring;3° de derde weddeschaal als hij beschikt over negen of meer jaar bijzonder nuttige ervaring. Artikel 9/1 vormt een uitzondering op het principe dat een aanwerving of indienstneming plaatsvindt in de eerste weddeschaal.
Het feit dat de vacature een bijzonder nuttige ervaring vereist, activeert artikel 9/1. De bijzonder nuttige ervaring waarover de kandidaat beschikt, bepaalt de weddeschaal. Wanneer een vacature bijvoorbeeld vijf jaar bijzonder nuttige ervaring vereist en de kandidaat over tien jaar beschikt, bekomt hij de derde weddeschaal. 2. Bijzonder nuttige ervaring Het begrip bijzonder nuttige ervaring verwijst naar eerder gepresteerde diensten die de persoon een klaarblijkelijk voordeel geven in termen van competenties om de functie uit te oefenen.De erkenning van eerder gepresteerde diensten is gebaseerd op een analyse van de in een andere functie verworven competenties. Deze analyse wordt uitgevoerd in verhouding tot de competenties vereist in de functiebeschrijving die aan de selectieprocedure ten grondslag ligt.
Met andere woorden: niet elk type gepresteerde diensten kan worden beoordeeld. De bewijslast ligt hiervoor bij de kandidaat. Naast het bestaan van deze bewijzen omtrent de uitoefening van het beroep, dient de aanwervende dienst te kunnen aantonen dat het effectief om een beroepservaring gaat die een noodzakelijke expertise vormt voor de uitoefening van de functie en dat het bepalen van de duur van de uitoefening van het beroep en de kwantificering ervan mogelijk zijn.
Concreet betekent dit dat een bijzonder nuttige ervaring steeds een specifieke ervaring vormt binnen een duidelijk afgebakend domein.
Bijgevolg kan niet elke ervaring als bijzonder nuttig gekwalificeerd worden. De regelgeving bevestigt dat er een onderscheid bestaat tussen nuttige en bijzonder nuttige ervaring. Artikel 6bis, § 1, zesde lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel stelt dat bij aanwerving in de klasse A3 of A4 de kandidaten dienen te beschikken over een nuttige ervaring. Ook in het kader van federale mobiliteit voorziet artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 januari 2007 houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt, in de mogelijkheid om een nuttige ervaring te vragen van de kandidaten. Bijgevolg leiden deze procedures niet automatisch tot de activering van artikel 9/1. Toch wordt bijzonder nuttige ervaring steeds gekwalificeerd als een nuttige ervaring, maar niet omgekeerd.
Wanneer een vacature van een bepaalde groep kandidaten geen bijzonder nuttige ervaring vraagt en tegelijkertijd wel van andere kandidaten, is artikel 9/1 niet van toepassing. De gevraagde ervaring in kwestie kan namelijk onmogelijk kwalificeren als bijzonder nuttig. Deze ervaring vormt een compensatie in hoofde van de kandidaat wanneer hij bijvoorbeeld benoemd is in een lager niveau of niet in het bezit is van een bepaald diploma. Dezelfde redenering geldt wanneer de vacature in een afwijking van de diplomavoorwaarde voorziet. 3. Vormvereisten van de vacature De aanwervende federale dienst dient duidelijk aan te geven dat zij gebruik wenst te maken van artikel 9/1.Het is immers de aanwervende federale dienst die op voorhand bepaalt of zij een ervaren profiel wenst aan te trekken. Ook naar de kandidaten toe dient duidelijk te zijn aangegeven onder welke loonsvoorwaarden zij in dienst kunnen treden.
Om deze redenen dient de concrete vacature aan een aantal vormvereisten te voldoen. Ten eerste dient ze duidelijk aan te geven dat de gevraagde ervaring kwalificeert als bijzonder nuttig in de zin van artikel 9/1. Dit betekent dat ze een specifieke aard dient te hebben binnen een duidelijk afgebakend domein. Vervolgens dient de vacature expliciet te verwijzen naar de toepassing van artikel 9/1.
Ten slotte dient het aanbod de relevante weddeschalen te vermelden. Op die manier kan elke kandidaat op voorhand een inschatting maken welke weddeschaal hij zal genieten als hij in dienst treedt. 4. Vastleggen van de weddeschaal Bij elke vacature dient de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling of zijn afgevaardigde de deelnemingsvoorwaarden van elke kandidaat te controleren.Het beschikken over een bijzonder nuttige ervaring vormt in de context van artikel 9/1 een deelnemingsvoorwaarde. Om deze reden dient het vastleggen van de potentiële weddeschaal van elke kandidaat hier plaats te vinden. De berekening van het aantal jaar bijzonder nuttige ervaring houdt geen rekening met eventuele deeltijdse prestaties of afwezigheden. De berekening van de geldelijke anciënniteit daarentegen vindt plaats bij de aanwerving of indienstneming door de aanwervende federale dienst.
De aanwervende federale dienst erkent bij deze berekening ambtshalve de bijzonder nuttige ervaring van de kandidaat, in voorkomend geval op proportionele wijze. Voor de erkenning van de eventuele andere ervaringen waarover de kandidaat beschikt, dient de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde een beslissing te nemen. In tegenstelling tot de berekening van de geldelijke anciënniteit is er geen interne beroepsprocedure voorzien tegen de toekenning van een bepaalde weddeschaal. Dit betekent dat alleen de Raad van State bevoegd is deze beroepen te behandelen.
De Minister van Ambtenarenzaken, P. DE SUTTER