Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 09 januari 2019
gepubliceerd op 25 januari 2019

Circulaire van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de administratieve verwerking van de jaarlijkse verlofdagen ten opzichte van de ziekteverlofdagen van het contractueel en statutair personeel van de gewestelijke overheidsdiensten en instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2019010389
pub.
25/01/2019
prom.
09/01/2019
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST


9 JANUARI 2019. - Circulaire van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de administratieve verwerking van de jaarlijkse verlofdagen ten opzichte van de ziekteverlofdagen van het contractueel en statutair personeel van de gewestelijke overheidsdiensten en instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


Aan de diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de instellingen van openbaar nut onderworpen aan het gezag van het Gewest, Mijnheer de Minister-President, Dames en Heren Ministers, Dames en Heren Staatssecretarissen, Dames en Heren Algemeen secretarissen, Dames en Heren leidende ambtenaren, 1. Nagestreefde doelstelling Deze heeft als onderwerp het uniformiseren van de berekeningsmethoden voor het jaarlijks verlof ten opzichte van het ziekteverlof voor het geheel van het contractueel en statutair personeel van de gewestelijke overheidsdiensten en instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 2. Basisprincipes 2.1. De artikelen 14 van het besluit van de Regering van 21 maart 2018 met betrekking tot de administratieve en geldelijke situatie van het contractueel personeel van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel verwijzen hoofdzakelijk, daar het het jaarlijks verlof betreft, naar het regime dat toepasbaar is voor het statutair personeel voorzien door de besluiten van de regering van 21 maart 2018.

Ze verwijzen meer bepaald naar de hoofdstukken III, V en VIII van de Titel VII boek I van de twee voornoemde Statuten.

Hoofdstuk V behandelt het jaarlijks verlof in artikel 184 en volgende voor de Gewestelijke overheidsdiensten (hierna G.O.D.) en 177 en volgende voor de Instellingen van Openbaar Nut (hierna I.O.N.).

Deze artikelen stellen dat deze verlofdagen worden toegekend volgens de toepasbare modaliteiten voor het statutair personeel.

Derhalve zijn de toekenning en berekening van het jaarlijks verlof identiek voor zowel het contractueel als voor het statutair personeel. 2.2. Het statutair personeelslid is - in principe- in dienstactiviteit en het contractueel personeel dient dus te worden beschouwd als zijnde in een identieke situatie als deze van de `dienstactiviteit`. 2.2. Het jaarlijks verlof wordt bepaald, voor alle personeelsleden, op basis van het lopende jaar en niet van het vorige jaar. 3. Reglementaire basis en opname De reglementaire basis bestaat uit de artikelen 184 tot 192 voor wat betreft de G.O.D. en 177 tot 185 voor wat betreft de I.O.N. van de voornoemde Besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018.

Zonder afbreuk te doen aan de regels met betrekking tot eventuele overdrachten, bijvoegingen en aftrekkingen van dagen volgens omstandigheden bepaald door de statuten, worden de jaarlijkse verlofdagen bepaald op 35 werkdagen per jaar, met een supplement van een werkdag wanneer het personeelslid tenminste 5 jaar dienstanciënniteit bezit en met twee werkdagen na tien jaar dienstanciënniteit.

Overeenkomstig de artikelen 190 voor de G.O.D. en 183 voor de I.O.N., geven alle perioden van activiteit recht op jaarlijks verlof.

Deze laatsten kunnen dus enkel en uitsluitend worden verminderd in de gevallen bedoeld in deze artikelen, te weten: 1° wanneer het personeelslid in dienst treedt in de loop van het jaar of ontslag neemt ;2° wanneer het personeelslid in de loop van het jaar verlof krijgt : - om een stage of een proefperiode te doen bij een andere openbare dienst ; - om zijn kandidatuur te stellen bij de federale, gewestelijke, provinciale, gemeentelijke of Europese verkiezingen ; - om dwingende familiale redenen ; - om redenen van halftijdse arbeid vanaf 50 of 55 jaar ; - in toepassing van de vierdaagse werkweek ; - voor de onderbreking van de beroepsloopbaan ; - voor ouderschapsverlof buiten de loopbaanonderbreking.

Het geval van ziekte wordt dus niet (direct) bedoeld.

Daarentegen voorzien deze artikelen dat de afwezigheden tijdens dewelke het personeelslid zich in een administratieve positie van non-activiteit of onbeschikbaarheid bevindt, leiden tot een proportionele vermindering van de verlofdagen.

Men dient dus te analyseren in welk geval de periodes van ziekte kunnen beschouwd worden als periodes van non-activiteit of onbeschikbaarheid. 3.1. Activiteit en « non activiteit ».

De artikelen 234 (G.O.D.) en 227 (I.O.N.) van de statuten voorzien in het recht op 21 ziekteverlofdagen per 12 maanden anciënniteit voor het personeelslid.

Dit ziekteverlof wordt uitdrukkelijk gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het is slechts na uitputting van deze quota dat de ziekte het personeelslid in een situatie van beschikbaarheid plaatst overeenkomstig artikel 160 (G.O.D.) en 153 (I.O.N.) van de voornoemde statuten.

Uit de gezamenlijke lezing van de artikelen 234 en 160 (voor de G.OD.) en 153 en 227 ( voor de I.O.N.) vloeit voort dat de ziekteperiode, tot op een zekere hoogte, wordt beschouwd als een periode van activiteit.

Het is dus fout, in het licht van de statuten die deze gevallen grondig behandelen, om te stellen dat een periode van activiteit de betaling van het loon door het Gewest impliceert, of om de berekening van de geldelijke loopbaan gelijk te stellen met de periode van (in)activiteit.

Deze praktijken zijn niet enkel in tegenspraak met de statuten maar tevens discriminerend.

Bijgevolg kunnen enkel het aantal ziektedagen voorzien in artikel 234 voor wat betreft de G.O.D en artikel 227 voor wat betreft de I.O.N. leiden tot het verminderen van het aantal jaarlijkse verlofdagen.

Uit overwegingen van gelijke behandeling heeft de gewestelijke overheid besloten een gunstiger regime toe te passen dan wat werd voorzien door het K.B. van 30 maart 1967 ter bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten met betrekking tot het jaarlijks verlof van de loontrekkenden, en laat dus in deze materie het regime van de statututairen toepassen voor de contractuelen.

Brussel, 9 januari 2019.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : R. VERVOORT, Minister-President, bevoegd voor de Lokale Besturen, de Territoriale Ontwikkeling, het Stadbestuur, Monumenten en landschappen, Studentenzaken, Toerisme en de Haven van Brussel F. LAANAN, Staatssecretaris bevoegd voor de Openbare Netheid, de Inzameling en Verwerking van Afval, het Wetenschappelijk Onderzoek, de Gemeentelijke sportinfrastructuren en Ambtenarenzaken.

^