Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 07 oktober 2002
gepubliceerd op 30 oktober 2002

Omzendbrief nr. 532. - Wedde toegekend aan de opleidingsdirecteur bij toepassing van artikel 48quinquies , § 4, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2002002273
pub.
30/10/2002
prom.
07/10/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE


7 OKTOBER 2002. - Omzendbrief nr. 532. - Wedde toegekend aan de opleidingsdirecteur bij toepassing van artikel 48quinquies , § 4, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel


Aan de besturen en de andere diensten van de federale overheidsdiensten en aan de openbare instellingen die onder het gezag, de controle of het toezicht van de Staat staan Mevr. de Minister, Mijnheer de Minister, Mijnheer de Staatssecretaris, Reeds meerdere malen ben ik ondervraagd geweest betreffende de inhouding van 7,5 % bestemd voor het Fonds voor Overlevingspensioenen, meer bepaald in het geval van personeelsleden die de functie van opleidingsdirecteur uitoefenen.

Artikel 48quinquies , van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel (opgeheven bij koninklijk besluit van 16 november 2001) organiseerde het administratief en het geldelijk statuut van de opleidingsdirecteur. Paragraaf 4 stelde het geldelijk regime vast : « Voor de uitoefening van zijn functie heeft de opleidingsdirecteur de rang van adviseur. Hij verkrijgt ook de wedde van adviseur als hij ten minste nog niet een wedde geniet in dezelfde weddenschaal. » In de praktijk komt dit er op neer dat de ambtenaar in uitoefening van zijn functie van opleidingsdirecteur de wedde krijgt verbonden aan zijn graad evenals, in voorkomend geval, het verschil tussen deze en de equivalente wedde vastgesteld in de graad van adviseur, weddenschaal 13A. Ofwel is dit verschil uitbetaald onder de vorm van een toelage (het equivalent van een toelage voor de uitoefening van hogere functies); in dit geval is er geen inhouding FOP uitgevoerd : de situatie stelt geen enkel probleem en maakt evenmin het voorwerp uit van enige regularisatie.

Ofwel heeft de ambtenaar belast met de taken van de opleidingsdirecteur daarentegen een wedde ontvangen vastgesteld in weddenschaal 13A. In dit geval dient de problematiek van de inhouding FOP aangepakt te worden vanaf 1 januari 1999.

Inderdaad, vanaf 1 januari 1999 wordt het geldelijk voordeel uitbetaald onder de voornoemde wedde niet langer in aanmerking genomen voor de berekening van het rust- en overlevingspensioen, ten gevolge van de wijziging van artikel 8, § 1, van de wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen bij de wet van 25 januari 1999.

Bijgevolg is het ook vanaf deze datum dat er geen bijdragen voor het Fonds voor Overlevingspensioenen meer verschuldigd zijn op dit geldelijk voordeel.

Dit betekent dat de diensten, belast met de uitbetaling van de wedden en de toelagen, de gevallen van de betrokken ambtenaren dienen te herzien en de situatie wat betreft de inhouding FOP te regulariseren en dit tevens voor het vakantiegeld en de eindejaarstoelage, welke ook de vorm is waarin deze « toelage » wordt uitbetaald.

Samengevat dient men, vanaf 1 januari 1999, het voornoemde verschil te beschouwen als een toelage, zonder enige inhouding (het principe werd immers ingesteld vóór 1990), maar eveneens zonder enige invloed op het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en het rust- en overlevingspensioen.

De Minister van Ambtenarenzaken en van de Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

^