gepubliceerd op 30 januari 2001
Omzendbrief nr. 499. Praktische toepassingsvoorwaarden van het koninklijk besluit van 27 oktober 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven
MINISTERIE VAN AMBTENARENZAKEN
6 DECEMBER 2000. - Omzendbrief nr. 499. Praktische toepassingsvoorwaarden van het koninklijk besluit van 27 oktober 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven
Aan de besturen en andere diensten van de federale ministeries en de instellingen van openbaar nut die onder het gezag, de controle of het toezicht van de federale Staat staan.
Mevrouw de Minister, Mijnheer de Minister, Mevrouw de Staatssecretaris, Mijnheer de Staatssecretaris, Het koninklijk besluit van 27 oktober 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven wijzigt artikel 3, § 5, ervan om de contractuele personeelsleden die hun functies niet voltijds uitoefenen, ongeacht om welke reden, de mogelijkheid te bieden van de tussentijdse verhogingen te genieten in de aan hun graad verbonden weddenschaal naar rato van de verrichte prestaties.
Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen het contractueel personeel dat belast is met schoonmaak of bediening in restaurants, waarvoor de maatregel uitwerking heeft voor de vanaf 1 mei 1999 gepresteerde diensten (vroeger § 5, zoals ingevoegd door een koninklijk besluit van 30 april 1999) en dat wat andere functies uitoefent, waarvoor de maatregel uitwerking heeft voor de vanaf 1 januari 2000 gepresteerde diensten.
Voor de praktische uitvoering van deze bepalingen dienen de personeelsdiensten ervoor te zorgen dat ze aan de betrokken contractuele personeelsleden, op de dag dat hun geldelijke anciënniteit verjaart en uiterlijk, volgens hetgeen voorafgaat, vanaf 1 mei 2000 of 1 januari 2001, de tussentijdse verhogingen toekennen die vastgesteld zijn in de weddenschalen, verhogingen waarvan het bedrag zal verminderd worden naar verhouding tot de prestaties die verricht zijn tijdens het jaar of de twee jaren die voorafgaan aan de toekenning van de jaarlijkse of tweejaarlijkse verhoging.
In geval van opeenvolging van arbeidsovereenkomsten die verschillende prestatieregelingen vastleggen tijdens de verwijzingsperiode (een jaar of twee jaar naargelang het om een jaarlijkse of tweejaarlijkse verhoging gaat) geeft elke tewerkstellingsperiode aanleiding tot een afzonderlijke berekening, die opgeteld wordt om het totale bedrag van de tussentijdse verhoging te bepalen.
De Minister van Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE