← Terug naar "Omzendbrief nr. 499. Praktische toepassingsvoorwaarden van het koninklijk besluit van 27 oktober 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven "
Omzendbrief nr. 499. Praktische toepassingsvoorwaarden van het koninklijk besluit van 27 oktober 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven | Circulaire n° 499. Modalités pratiques d'application de l'arrêté royal du 27 octobre 2000 modifiant l'arrêté royal du 11 février 1991 fixant les droits individuels pécuniaires des personnes engagées par contrat de travail dans les ministères |
---|---|
MINISTERIE VAN AMBTENARENZAKEN | MINISTERE DE LA FONCTION PUBLIQUE |
6 DECEMBER 2000. - Omzendbrief nr. 499. Praktische | 6 DECEMBRE 2000. - Circulaire n° 499. Modalités pratiques |
toepassingsvoorwaarden van het koninklijk besluit van 27 oktober 2000 | d'application de l'arrêté royal du 27 octobre 2000 modifiant l'arrêté |
tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot | royal du 11 février 1991 fixant les droits individuels pécuniaires des |
vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij | personnes engagées par contrat de travail dans les ministères |
arbeidsovereenkomst aangeworven | |
Aan de besturen en andere diensten van de federale ministeries en de | Aux administrations et autres services des ministères fédéraux et aux |
instellingen van openbaar nut die onder het gezag, de controle of het | organismes d'intérêt public soumis à l'autorité, au pouvoir de |
toezicht van de federale Staat staan. | contrôle ou de tutelle de l'Etat fédéral. |
Mevrouw de Minister, | Madame la Ministre, |
Mijnheer de Minister, | Monsieur le Ministre, |
Mevrouw de Staatssecretaris, | Madame la Secrétaire d'Etat, |
Mijnheer de Staatssecretaris, | Monsieur le Secrétaire d'Etat, |
Het koninklijk besluit van 27 oktober 2000 tot wijziging van het | L'arrêté royal du 27 octobre 2000 modifiant l'arrêté royal du 11 |
koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de | février 1991 fixant les droits individuels pécuniaires des personnes |
individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst | engagées par contrat de travail dans les ministères en modifie |
aangeworven wijzigt artikel 3, § 5, ervan om de contractuele personeelsleden die hun functies niet voltijds uitoefenen, ongeacht om welke reden, de mogelijkheid te bieden van de tussentijdse verhogingen te genieten in de aan hun graad verbonden weddenschaal naar rato van de verrichte prestaties. Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen het contractueel personeel dat belast is met schoonmaak of bediening in restaurants, waarvoor de maatregel uitwerking heeft voor de vanaf 1 mei 1999 gepresteerde diensten (vroeger § 5, zoals ingevoegd door een koninklijk besluit van 30 april 1999) en dat wat andere functies uitoefent, waarvoor de maatregel uitwerking heeft voor de vanaf 1 januari 2000 gepresteerde diensten. Voor de praktische uitvoering van deze bepalingen dienen de personeelsdiensten ervoor te zorgen dat ze aan de betrokken contractuele personeelsleden, op de dag dat hun geldelijke anciënniteit verjaart en uiterlijk, volgens hetgeen voorafgaat, vanaf 1 mei 2000 of 1 januari 2001, de tussentijdse verhogingen toekennen die vastgesteld zijn in de weddenschalen, verhogingen waarvan het bedrag zal verminderd worden naar verhouding tot de prestaties die verricht zijn tijdens het jaar of de twee jaren die voorafgaan aan de toekenning van de jaarlijkse of tweejaarlijkse verhoging. In geval van opeenvolging van arbeidsovereenkomsten die verschillende prestatieregelingen vastleggen tijdens de verwijzingsperiode (een jaar of twee jaar naargelang het om een jaarlijkse of tweejaarlijkse verhoging gaat) geeft elke tewerkstellingsperiode aanleiding tot een afzonderlijke berekening, die opgeteld wordt om het totale bedrag van de tussentijdse verhoging te bepalen. De Minister van Ambtenarenzaken, | l'article 3, § 5, afin de permettre aux agents contractuels qui n'exercent pas leurs fonctions à temps plein, quelle qu'en soit la raison, de bénéficier des augmentations intercalaires dans l'échelle de traitement liée à leur grade au prorata des prestations accomplies. Il convient de distinguer le personnel contractuel chargé des travaux de nettoyage ou de service des restaurants pour lequel la mesure est effective pour les services prestés à partir du 1er mai 1999 (ancien § 5, tel qu'inséré par un arrêté royal du 30 avril 1999) de celui exerçant d'autres fonctions, pour lequel la mesure est effective pour les services rendus à partir du 1er janvier 2000. Pour l'exécution pratique de ces dispositions, les services du personnel veilleront à octroyer aux agents contractuels concernés, à la date anniversaire de leur ancienneté pécuniaire et au plus tôt, en fonction de ce qui précède, à partir du 1er mai 2000 ou du 1er janvier 2001, les augmentations intercalaires prévues aux échelles de traitement dont le montant sera réduit au prorata des prestations effectuées l'année ou les deux années précédant l'octroi de l'augmentation annale ou biennale. En cas de succession de contrats fixant des régimes de prestations différents pendant la période de référence (un an ou deux ans selon qu'il s'agit d'annale ou de biennale), chaque période d'occupation donne lieu à un calcul séparé, additionné pour déterminer le montant total de l'augmentation intercalaire. Le Ministre de la Fonction publique, |
L. VAN DEN BOSSCHE | L. VAN DEN BOSSCHE |