Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 04 mei 2000
gepubliceerd op 09 juni 2000

Ministeriële Omzendbrief PZ 2 : Syndicale overlegstructuur binnen de pilootpolitiezones. - Verdere uitwerking geïntegreerde politie gestructureerd op twee niveaus

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2000000453
pub.
09/06/2000
prom.
04/05/2000
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


4 MEI 2000. - Ministeriële Omzendbrief PZ 2 : Syndicale overlegstructuur binnen de pilootpolitiezones. - Verdere uitwerking geïntegreerde politie gestructureerd op twee niveaus


I. Algemeen De omzendbrief PZ 1 van 10 april 2000 licht de structuren en de nadere werkingsregels voor het opstarten van de lokale politie uitvoerig toe.

Om dit opstarten te versnellen, werd geopteerd voor de inplaatsstelling van de lokale politie in drie fases. In de eerste van die drie fases situeert zich de inplaatsstelling van de lokale pilootpolitiezones waarbij de plaatselijke politiediensten een lokale politie avant la lettre zullen vormen. In de voormelde zones zal een maximaal geïntegreerde werking van de bestaande politiediensten worden nagestreefd, onder meer op het vlak van de dienstuitvoering, de operationele leiding en de gezamenlijke huisvesting.

Deze nagestreefde onmiddellijke hechte samenwerking behoeft een adequate syndicale opvolging, waarbij de inspraak en vertegenwoordiging van alle betrokken partijen afdoende worden gewaarborgd.

In deze omzendbrief wordt de syndicale overlegstructuur binnen die pilootpolitiezones dan ook nader bepaald en toegelicht. De vooropgestelde regels zullen ook worden toegepast in die zones die weliswaar niet tot de pilootzones behoren, maar desalniettemin initiatieven ontwikkelen die eenzelfde geïntegreerde werking nastreven (zie punt II.3 infra).

II. De syndicale overlegstructuur 1. Een lokaal ad hoc overleg In het raam van de inplaatsstelling van de diverse pilootpolitiezones werd met de betrokken syndicale organisaties overeengekomen dat de voormelde projecten via een overlegstructuur zullen worden opgevolgd door de syndicale organisaties die actueel zitting hebben in het onderhandelingscomité voor de politiediensten. Gelet op, enerzijds, artikel 258 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus en de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en, anderzijds, op de syndicale vertegenwoordiging in de lokale besturen, wordt een lokaal ad hoc overleg ingesteld onder voorzitterschap van de lokale bestuurlijke overheid, i.e. de burgemeester. Indien de pilootpolitiezone zich in voorkomend geval uitstrekt over meerdere steden of gemeenten, wordt bij voorkeur door de respectieve bestuurlijke overheden onder hen een voorzitter aangewezen; zoniet zal het voorzitterschap gezamenlijk worden waargenomen.

Zullen aan het lokaal ad hoc overlegcomité worden voorgelegd, de aangelegenheden die krachtens voormelde wet van 19 december 1974 tot de bevoegdheid van de bijzondere comités behoren.

Indien zou blijken dat bepaalde aangelegenheden binnen meerdere pilootpolitiezones eenzelfde probleem vormen en een uniforme regeling over de grenzen van de onderscheiden zones aangewezen is, dienen die items, bij toepassing van artikel 258, § 2, van voormelde wet van 7 december 1998 te worden overlegd in het raam van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, desgevallend met een vertegenwoordiging van de lokale overheden. In dat geval richten de betrokken lokale overheden of de syndicale organisaties daartoe een schriftelijk verzoek aan de Minister van Binnenlandse Zaken. 2. Procedure 2.1. Vermits het hier een lokaal overleg betreft, zal dat overleg geschieden overeenkomstig de procedure vervat in de artikelen 45 tot 50 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, met dien verstande evenwel dat de vijf syndicale organisaties die vertegenwoordigd zijn in het onderhandelingscomité opgericht krachtens artikel 258 van voormelde wet van 7 december 1998 (namelijk : ACOD, CCOD, NSPV, VSOA en ACMP), zitting hebben in de lokale ad hoc overlegstructuur. 2.2. De afvaardiging van de overheid, met inbegrip van haar voorzitter(s) bestaat uit maximum tien leden. Zij mag zich doen vergezellen door deskundigen.

De voorzitter wijst de leden van de afvaardiging van de overheid en hun plaatsvervangers aan. Gelet op de doelstellingen van de pilootzones en van de eventueel elders ontwikkelde initiatieven en gelet op de globale context, dring ik er op aan dat de verantwoordelijke lokale bestuurlijke overheid, i.e. de burgemeester(s), het overleg zelf leidt en dus geen plaatsvervanger afvaardigt.

De voorzitter zal een vertegenwoordiger van het lokaal rijkswachtdistrict als deskundige in de overheidsdelegatie opnemen, bij voorkeur de directeur van het personeel en de logistiek van het district. 2.3. Elke representatieve vakorganisatie stelt vrij haar afvaardiging samen. Zij bestaat uit maximum drie leden en mag zich doen vergezellen door ten hoogste twee deskundigen per op de dagorde ingeschreven punt.

Bovendien moet gestreefd worden naar een maximale vertegenwoordiging in het respectieve syndicaal overlegorgaan van de in het ressort van die pilootpolitiezone tewerkgestelde personeelsleden. 2.4. Het lokaal ad hoc overleg evenals de eventuele voorbereiding ervan wordt voor elke syndicale afgevaardigde aangerekend overeenkomstig de regelen van het syndicaal statuut waaronder hij ressorteert. Voor de vertegenwoordigers van de personeelsleden van het operationeel korps van de rijkswacht betekent dit concreet de toepassing van artikel 67 van het koninklijk besluit van 1 oktober 1998 tot uitvoering van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het rijkswachtpersoneel van het operationeel korps (dag van de zitting = syndicaal verlof; 5 dagen voorbereiding per overlegdossier; voor het overige aanrekening op het quotum 450). 3. Niet-pilootzones Ook elders worden met betrekking tot lokale politiediensten initiatieven genomen die de dienstuitvoering, de operationele werking of de gezamenlijke huisvesting raken. In zoverre die initiatieven overlegbare aangelegenheden uitmaken (zie Pt. II.1, derde lid), is het logisch dat bovengaande regels daar eveneens toepassing vinden.

III. Informatieplicht In het raam van de voormelde overlegstructuur zal de lokale bestuurlijke overheid dus optreden ten aanzien van rijkswachters die vooralsnog federale politieambtenaren blijven. In het licht van het beheer van die personeelsleden en omwille van de nood aan een duidelijk zicht op de werking van zowel de pilootpolitiezones als de syndicale overlegfora, dring ik erop aan de notulen van de overlegvergaderingen zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de 7 dagen na het definitief worden ervan, te bezorgen aan : APSD Federaal opvolgings- en ondersteuningsteam (FOOT) Koningsstraat 47 1000 BRUSSEL Met betrekking tot de in punt II.3 bedoelde initiatieven in de niet-pilootzones vraag ik de betrokken burgemeesters, in het raam van dezelfde bekommernis, die initiatieven onverwijld ter kennis te brengen van het FOOT. Voor een goede gang van zaken vraag ik de in punt II.2.2. bedoelde voorzitter(s) ten slotte, alle contacten en briefwisseling met betrekking tot het ingestelde ad hoc overleg te voeren aan de hand van de als bijlage gevoegde adresgegevens van de betrokken representatieve syndicale organisaties.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. Duquesne.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^