Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 03 maart 1998
gepubliceerd op 19 maart 1998

Omzendbrief POL 59 betreffende het statuut van de politieassistenten

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1998000177
pub.
19/03/1998
prom.
03/03/1998
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


3 MAART 1998. Omzendbrief POL 59 betreffende het statuut van de politieassistenten


Aan Mevrouw en de heren Provinciegouverneurs, Ter informatie : Aan de dames en heren Arrondissementscommissarissen, Aan de dames en heren Burgemeesters en Schepenen, Aan de heren Directeurs van de trainings- en opleidingscentra, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Naar aanleiding van het koninklijk besluit van 22 december 1997, dat de algemene bepalingen invoert aangaande de aanwering en de benoeming van de politieassistenten, meen ik dat het nuttig is enkele preciseringen te verschaffen aangaande de aanwerving, de benoeming en de loopbaan van politieassistent evenals over zijn taken, zijn bevoegdheden en zijn uitrusting.

De omzendbrief van 1 april 1974 betreffende het statuut van de politieassistenten wordt hierbij opgeheven.

A. Aanwerving, opleiding, benoeming en bevordering 1. Het vereiste diploma is niet noodzakelijk datgene van maatschappelijk assistent, zelfs indien deze opleiding volledig overeenstemt met de functievereisten.De gemeenten kunnen voorzien dat de kandidaat-aspirant-politieassistenten houder zijn van enig diploma van minstens niveau 2+, op voorwaarde dat dit binnen het domein van de sociale, de psychologische of criminologische wetenschappen kadert. 2. Artikel 5 van het koninklijk besluit stelt dat de gemeente in een wervingsreserve zal kunnen voorzien, maar de geldigheidsduur hiervan zal niet méér mogen bedragen dan drie jaar omwille van dezelfde geldigheidsduur van de wervings- en selectieproeven.De geldigheidsduur loopt vanaf de dag van het proces-verbaal dat het slagen voor de laatste selectieproef vaststelt. 3. De geschiktheids- en selectieproeven zijn dezelfde als deze die voorzien zijn voor de aanwerving van de aspirant-politieagenten en aspirant-veldwachters door het koninklijk besluit van 22 december 1997 houdende de algemene bepalingen aangaande de aanwerving en de benoeming in de graad van politieagent en veldwachter.Bijgevolg zijn alle regels inzake de inhoud of de organisatie van deze proeven ook toepasselijk in het kader van onderhavig besluit. 4. Artikel 7 van het koninklijk besluit stelt dat, om toegelaten te worden als aspirant-politieassistent, de geslaagde van de selectieproeven een geneeskundig onderzoek moet ondergaan tot vaststelling van zijn geschiktheid voor de dienst en voor het volgen van de opleiding.Dit betekent dat betrokkene medisch geschikt dient te worden bevonden voor voormelde functie. 5. De leeftijdsgrens voor toelating in de hoedanigheid van aspirant-politieassistent is vastgesteld op 35 jaar, zoals dit tevens voorzien is voor de kandidaat-aspirant-politieagenten en aspirant-veldwachters.6. De politieassistenten die reeds in dienst zijn bij de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 22 december 1997, zullen nog steeds de volledige basisopleiding moeten volgen indien ze wensen toegelaten te worden tot de opleiding van officier van de gemeentepolitie.Ze zullen niettemin vrijstelling kunnen bekomen voor de cursussen gegeven in het kader van de basisopleiding onder bepaalde bij ministerieel besluit vastgestelde voorwaarden. 7. Artikel 11 handelt over de stage van de aspirant-politieassistent. Dit artikel biedt de mogelijkheid om een gedeelte van de stage (maximum de helft) in een ander politiekorps te volbrengen. Ik dring er bijgevolg op aan dat de gemeenten het mogelijke zouden doen om deze externe stage te kunnen organiseren. De vergoeding van betrokkene blijft evenwel ten laste van de gemeente die de politieassistent heeft aangeworven.

Indien een politieassistent wordt aangeworven in een korps waar geen politieassistent werkzaam is, dan moet noodzakelijkerwijze een deel van de stage volbracht worden in een ander korps waar wel een politieassistent aanwezig is die kan optreden als stagebegeleider.

De korpschef die een stagedoende politieassistent opneemt van een ander korps zal aan de korpschef van dit laatste korps een gemotiveerd advies bezorgen dat beantwoordt aan de voorschriften van het ministerieel besluit van 8 juni 1993. Bij de benoemingsprocedure zal rekening gehouden worden met het advies van de korpschef van de stagedoende politieassistent die bij het verstrekken van zijn advies rekening houdt met het advies van de « gast »-korpschef (advies dat bij het advies van de korpschef van betrokkene zal gevoegd worden).

Hoedanook, het advies van de korpschef van betrokkene is definitief en enig. 8. Zoals vermeld in artikel 16 (waarbij artikel 4, van het koninklijk besluit van 13 oktober 1986 tot vaststelling van de graden van het personeel van de gemeentepolitie gewijzigd wordt) zal het kader van politieassistenten in de toekomst samengesteld zijn uit twee graden : politieassistent en hoofdpolitieassistent. Vanaf 1 maart 1998 zullen de graden « politieassistent eerste klasse » en « eerstaanwezend politieassistent » enkel nog voorkomen in een uitdovingskader. De betrokkenen behouden hun desbetreffende graad nog ten persoonlijken titel, evenals de eraan verbonden weddeschaal zolang deze voor hen voordeliger is dan de eventuele nieuwe weddeschaal die door de gemeente voor de graad van politieassistent zou worden vastgesteld (zie ook punt 11). 9. Artikel 13 bepaalt dat wanneer de formatie 5 politieassistenten telt, de gemeente zal kunnen voorzien in de graad van hoofdpolitieassistent.Dit betekent voor de gemeente slechts een mogelijkheid en houdt geen verplichting in.

De gemeente kan overgaan tot de benoeming van een hoofdpolitieassistent via interne bevordering of externe aanwerving.

De hoofdpolitieassistent is verantwoordelijk voor de goede werking van zijn dienst en voor een optimale samenwerking met de andere diensten van het korps. Daarom is hij de rechtstreekse hiërarchische overste van de andere leden van de formatie van de politieassistenten. Dit is het enige geval waarin er een hiërarchie bestaat tussen politieassistenten. Inderdaad, de andere leden zijn nooit, ongeacht hun bezoldiging, de hiërarchische meerdere van een andere politieassistent.

De hoofdpolitieassistent verdeelt dan ook het werk tussen de verschillende leden van de formatie van politieassistenten, en dit onder het gezag van de korpschef. 10. Alle leden van de formatie van de politieassistenten vallen onder het hiërarchisch gezag van de korpschef overeenkomstig de bepalingen van artikel 171bis, 1e en 3e lid van de nieuwe gemeentewet.11. De bezoldiging wordt geregeld door het koninklijk besluit van 20 juni 1994 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de bezoldiging van het personeel van de openbare brandweerdiensten en het personeel van de gemeentepolitie. Inzonderheid voor de graad van politieassistent komt het de toezichthoudende overheid toe erover te waken dat er een evenwichtige geldelijke loopbaan wordt toegepast, en dit binnen de grensbedragen vastgesteld in voormeld koninklijk besluit van 20 juni 1994.

Voor de toekenning van diverse vergoedingen en toelagen zijn de politieassistenten onderworpen aan de reglementering terzake voor de leden van de gemeentepolitie.

B. Opdrachten en bevoegdheden Het is noodzakelijk dat de politie, zowel preventief als op gerechtelijk vlak elke familiale en sociale toestand aankan. De politieassistenten hebben op dat vlak een specifieke rol want ze hebben een opleiding gevolgd waardoor ze aan dit soort situaties het hoofd kunnen bieden.

De politieassistent is belast met specifieke opdrachten en bevoegdheden die als volgt kunnen gerangschikt worden : taken van bestuurlijke politie in het kader van preventieve opdrachten, taken van gerechtelijke politie in het kader van repressieve opdrachten en bijzondere bijstand. Belangrijk feit is wel dat de politieassistent, net zoals ieder politieambtenaar, iedere op hem toepasselijke wetsbepaling dient na te leven en inzonderheid artikel 29 van het Wetboek van strafvordering. Wanneer hij een strafbaar feit vaststelt in de uitoefening van zijn opdrachten is hij derhalve verplicht de materialiteit van deze feiten vast te stellen door proces-verbaal op te stellen. 1. Taken van bestuurlijke politie (in het kader van preventieve opdrachten) Op politioneel en preventief vlak zijn de politieassistenten hoofdzakelijk belast met het behandelen van problemen aangaande de gedragingen van minderjarigen zoals, bijvoorbeeld, het schoolverzuim, de drugsproblematiek (eveneens bij de volwassenen) en gezinsproblemen gekoppeld aan echtscheiding, kinderverwaarlozing, enz.en aan de globale problematiek van de gezinsconflicten.

Op het vlak van de collectieve preventie kunnen de politieassistenten preventieprojecten met een sociaal karakter organiseren of eraan deelnemen, zowel binnen het politiekorps als in samenwerking met andere instanties van sociale hulpverlening of bijstand. 2. Taken van gerechtelijke politie (in het kader van repressieve opdrachten) De taken van de politieassistenten hebben een informatief karakter ten aanzien van de gerechtelijke overheden binnen de context van gerechtelijke dossiers in samenwerking met of ter aanvulling van andere door de officieren van gerechtelijke politie ingestelde onderzoeken. Ze bestaan specifiek uit sociale, familiale en persoonlijkheidsenquêtes, maar ook uit de opvolging van dossiers in antwoord op kantschriften en/of van elk informatieverslag over familiale toestanden, opgesteld naar aanleiding van een aanvankelijk proces-verbaal.

De politieassistenten zijn eveneens bevoegd voor het opstellen van een rapport als antwoord op de kantschriften van de kamers voor burgerlijke zaken van de jeugdrechtbank. 3. Bijzondere bijstand De bijzondere bijstand kadert vooral in het beheer van crisissituaties waarin de politieassistent de eerste opvang door het politiepersoneel aanvult.Dit houdt het verstrekken in van inlichtingen, evenals het oriënteren en doorverwijzing van de betrokkene naar de gespecialiseerde diensten.

Bij het gerechtelijk onderzoek kunnen de politieassistenten ook optreden bij slachtofferbegeleiding en -bijstand.

Het is de taak van de korpschef, die zijn leidende functie uitoefent onder het gezag van de burgemeester, om na te gaan of de politieassistenten zich niet bezighouden met politietaken die onverenigbaar zouden zijn met de specifieke aard van hun functie, zoals opdrachten op het vlak van de ordehandhaving, het verkeer, de repressieve controle, enz.

Anderzijds zijn de politieassistenten niet bevoegd om bijvoorbeeld een therapeutische bijstand te verlenen. Op dit vlak moeten ze zich beperken tot het uitoefenen van een doorverwijzingstaak naar de gepaste gespecialiseerde diensten (cfr omzendbrief OOP 15bis van 29 maart 1994 betreffende de politionele slachtofferbejegening).

Bovendien mag niet uit het oog worden verloren dat bij iedere politieagent een taak berust van algemene bijstand. De politieassistent is een volwaardig politieambtenaar in de zin van de wet op het politieambt. In dit opzicht is hoofdstuk V eveneens op hem van toepassing.

Verder wens ik eraan te herinneren dat het de gemeenteraad toekomt om de politieassistenten te benoemen.

Opdat de politieassistenten hun taken naar behoren zouden kunnen uitvoeren is het van belang dat ze permanent opgeleid en bijgeschoold worden. In de mate van het mogelijke moet hen daarvoor de faciliteiten geboden worden.

C. Uitrusting en bewapening Aangezien het niet aangewezen is dat de politieassistenten steeds hun opdrachten uitvoeren in uniform, zal de korpschef bepalen wanneer het uniform gedragen zal worden.

Het werd tevens opportuun geacht om de korpschef te laten bepalen wanneer de politieassistent al dan niet een wapen zal dragen. Het is nuttig hierbij te preciseren dat enkel de politieassistent die de schietopleiding genoten heeft, een wapen zal toevertrouwd krijgen.

D. Wijzigingsbepalingen De omzendbrief van 1 april 1974 betreffende het statuut van de politieassistenten evenals de omzendbrief POL 22 van 6 december 1986 met betrekking tot de toestand van de aspirant-officier van politie en van de hoofdpolitieassistenten, voor zover ze de politieassistenten betreffen, worden opgeheven.

Ik verzoek U, Mevrouw de Gouverneur, Mijnheer de Gouverneur, in het Bestuursmemoriaal de datum aan te geven waarop deze omzendbrief werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De Minister, J. Vande Lanotte

^