gepubliceerd op 16 januari 1998
Omzendbrief nr. 455 Opvang en opleiding van de personeelsleden van de rijksbesturen
MINISTERIE VAN AMBTENARENZAKEN
3 DECEMBER 1997. Omzendbrief nr. 455 Opvang en opleiding van de personeelsleden van de rijksbesturen
Het koninklijk besluit van 15 december 1997 beoogt een aantal verbeteringen van het stelsel van de opvang en de opleiding van het rijkspersoneel zoals dat geregeld was door een koninklijk en een ministerieel besluit van 8 augustus 1991. De fusie van de twee besluiten heeft bovendien een betere leesbaarheid tot doel.
De voornaamste wijzigingen zijn de volgende : 1° De reglementering wordt uitgebreid tot het contractueel personeel zodat ook zij onder dezelfde voorwaarden als het rijkspersoneel een opleidingsverlof of een dienstvrijstelling voor een opleiding kunnen krijgen (art.1). 2° De beroepsprocedure van artikel 2bis van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de Rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid vervalt. Voor het opleidingsverlof en de dienstvrijstelling werd een alternatief gevonden : het overlegcomité waar de opvang- en de opleidingsprogramma's worden besproken, wordt nu ook betrokken bij de uitvoering van die programma's. Het spreekt vanzelf dat de uitvoering van die programma's ook slaat op de gevallen waarin een opleiding aan een personeelslid geweigerd wordt (art. 2). 3° Om een opleidingsverlof te krijgen moet het personeelslid een beroepsopleiding kiezen (art.9).
In het koninklijk besluit van 8 augustus 1991 werd een aantal materies opgesomd die in elk geval als beroepsopleiding beschouwd worden.
De praktijk heeft aangetoond dat die terminologie te breed was. Daarom worden de ambtshalve erkende beroepsopleidingen nu beperkt tot de opleidingen die voorbereiden op een vergelijkend wervingsexamen, op een loopbaanexamen, op de selectieproef die het directiebrevet zal voorafgaan, en tot de opleidingen aangevraagd in het raam van de ambtshalve mobiliteit.
In het besluit wordt "de functie die het personeelslid in de toekomst zou kunnen uitoefenen" gesitueerd in een federaal ministerie, in een federale wetenschappelijke instelling of in een federale instelling van openbaar nut. 4° Om het aantal uren opleidingsverlof waarop men recht heeft te bepalen, wordt in de regel rekening gehouden met het aantal uren cursus. Vroeger werd voor het afstandsonderwijs, dat geen aanwezigheid vereist, rekening gehouden met het aantal "lessen" van het leerprogramma. Daarbij veronderstelde men dat één les één uur mondeling onderwijs zou vergen.
Voor meer helderheid staat in de nieuwe reglementering dat het opleidingsverlof voor het afstandsonderwijs overeenkomt met het aantal cursusuren dat op het inschrijvingsbewijs vermeld staat. Het aantal uren komt dan overeen met het aantal uren dat nodig is om dezelfde materie te volgen in een onderwijssysteem waarbij men in de les aanwezig moet zijn (art. 14). 5° Het aantal uren opleidingsverlof wordt mee bepaald door de afwezigheden gedurende het referentiejaar. Het referentiejaar is niet langer het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarvoor het opleidingsverlof wordt gevraagd, maar het lopende schooljaar zelf.
Hierdoor wordt bijvoorbeeld vermeden dat een tijdens het lopende schooljaar halftime werkend personeelslid een opleidingsverlof van 120 uur zou kunnen opnemen omdat het gedurende het voorafgaande schooljaar fulltime heeft gewerkt. Zo'n situatie kan nefast zijn voor de goede werking van de dienst (art. 15).
Zoals nu al voor het vakantieverlof het geval is zal een eventueel teveel opgenomen opleidingsverlof het volgende schooljaar verrekend worden. 6° Vroeger verliep er soms te veel tijd tussen het verzoek voor een opleidingsverlof en de beslissing om het opleidingsverlof al dan niet toe te staan.Nu moet de beslissing om het verzoek te weigeren binnen een maand genomen worden (art. 17).
De ministeries met buitendiensten wordt derhalve aanbevolen om in die diensten een ambtenaar aan te wijzen met de bevoegdheden inzake de toelating. 7° Om misbruiken van het opleidingsverlof voor het afstandsonderwijs te voorkomen, werd een bepaald ritme aan de cursist opgelegd : een vertraging van meer dan twee maanden bij het versturen van de schriftelijke werken maakte een einde aan het opleidingsverlof.Het was voor de diensten van het afstandsonderwijs niet altijd mogelijk de vertragingen te verrekenen zodat naar een ander controlesysteem werd gezocht.
Nu wordt het aantal uren waarop men recht heeft evenredig verdeeld over het aantal lessen of bundels. Het personeelslid mag de uren ten vroegste opnemen naarmate hij de lessen of bundels krijgt (art. 23). 8° De lijst van de erkende opleidingen die nu in een bijlage bij het koninklijk besluit is gepubliceerd, werd ook aangepast aan de communautarisering van het onderwijs. Tot slot wordt de overheden aanbevolen alle informatie over opleidingen die nuttig zouden kunnen zijn, aan hun personeelsleden mee te delen.
De nieuwe reglementering is ook van toepassing op : 1° de instellingen van openbaar nut die ressorteren onder het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut (art.28). 2° het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de federale wetenschappelijke instellingen (artikel 17 van het koninklijk besluit van 16 juni 1970). De Minister van Ambtenarenzaken, A. Flahaut.