← Terug naar "Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van
22 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 januari 2024, heeft
de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik, de vol « Voert
artikel 2, 4°, van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, volge(...)"
| Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 22 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 januari 2024, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik, de vol « Voert artikel 2, 4°, van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, volge(...) | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 22 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 januari 2024, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik, de vol « Voert artikel 2, 4°, van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, volge(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 |
| januari 1989 | januari 1989 |
| Bij vonnis van 22 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van | Bij vonnis van 22 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van |
| het Hof is ingekomen op 8 januari 2024, heeft de Arbeidsrechtbank te | het Hof is ingekomen op 8 januari 2024, heeft de Arbeidsrechtbank te |
| Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : | Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Voert artikel 2, 4°, van de wet van 11 april 1994 betreffende de | « Voert artikel 2, 4°, van de wet van 11 april 1994 betreffende de |
| openbaarheid van bestuur, volgens hetwelk de beroepsmogelijkheden en | openbaarheid van bestuur, volgens hetwelk de beroepsmogelijkheden en |
| de in acht te nemen vormvereisten en termijnen ter kennis moeten | de in acht te nemen vormvereisten en termijnen ter kennis moeten |
| worden gebracht van de bestuurden, bij ontstentenis waarvan de | worden gebracht van de bestuurden, bij ontstentenis waarvan de |
| verjaringstermijn voor het indienen van het beroep geen aanvang neemt, | verjaringstermijn voor het indienen van het beroep geen aanvang neemt, |
| geen discriminatie in, in het licht van de artikelen 10 en 11 van de | geen discriminatie in, in het licht van de artikelen 10 en 11 van de |
| Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met artikel 23, | Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met artikel 23, |
| derde lid, 2°, van de Grondwet en/of met artikel 6 van het Europees | derde lid, 2°, van de Grondwet en/of met artikel 6 van het Europees |
| Verdrag voor de rechten van de mens, in die interpretatie dat de in de | Verdrag voor de rechten van de mens, in die interpretatie dat de in de |
| voormelde bepaling vermelde beroepstermijnen niet de | voormelde bepaling vermelde beroepstermijnen niet de |
| verjaringstermijnen omvatten, zodat de afwezigheid van informatie in | verjaringstermijnen omvatten, zodat de afwezigheid van informatie in |
| de beslissingen die MEDEX heeft genomen overeenkomstig artikel 8 van | de beslissingen die MEDEX heeft genomen overeenkomstig artikel 8 van |
| het koninklijk besluit van 13 juli 1970 betreffende de | het koninklijk besluit van 13 juli 1970 betreffende de |
| schadevergoeding, ten gunste van sommige personeelsleden van | schadevergoeding, ten gunste van sommige personeelsleden van |
| overheidsdiensten of overheidsinstellingen van de lokale sector, voor | overheidsdiensten of overheidsinstellingen van de lokale sector, voor |
| arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, | arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, |
| ten aanzien van de verjaringstermijn van de vordering tot betaling van | ten aanzien van de verjaringstermijn van de vordering tot betaling van |
| de vergoedingen, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet van 3 | de vergoedingen, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet van 3 |
| juli 1967, niet tot gevolg heeft de aanvang van die verjaringstermijn | juli 1967, niet tot gevolg heeft de aanvang van die verjaringstermijn |
| te beletten, in de hypothese dat de openbare werkgever geen enkel | te beletten, in de hypothese dat de openbare werkgever geen enkel |
| voorstel heeft geformuleerd overeenkomstig artikel 9, § 3, tweede lid, | voorstel heeft geformuleerd overeenkomstig artikel 9, § 3, tweede lid, |
| van het voormelde koninklijk besluit van 13 juli 1970 en geen enkele | van het voormelde koninklijk besluit van 13 juli 1970 en geen enkele |
| beslissing heeft genomen overeenkomstig artikel 10 van het voormelde | beslissing heeft genomen overeenkomstig artikel 10 van het voormelde |
| koninklijk besluit van 13 juli 1970 ? ». | koninklijk besluit van 13 juli 1970 ? ». |
| Die zaak is ingeschreven onder nummer 8135 van de rol van het Hof. | Die zaak is ingeschreven onder nummer 8135 van de rol van het Hof. |
| De griffier, | De griffier, |
| N. Dupont | N. Dupont |