Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 07 februari 2024

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 22 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 januari 2024, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik, de vol « Voert artikel 2, 4°, van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, volge(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2024000853
pub.
07/02/2024
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 22 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 januari 2024, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Voert artikel 2, 4°, van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, volgens hetwelk de beroepsmogelijkheden en de in acht te nemen vormvereisten en termijnen ter kennis moeten worden gebracht van de bestuurden, bij ontstentenis waarvan de verjaringstermijn voor het indienen van het beroep geen aanvang neemt, geen discriminatie in, in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met artikel 23, derde lid, 2°, van de Grondwet en/of met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in die interpretatie dat de in de voormelde bepaling vermelde beroepstermijnen niet de verjaringstermijnen omvatten, zodat de afwezigheid van informatie in de beslissingen die MEDEX heeft genomen overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk besluit van 13 juli 1970 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van sommige personeelsleden van overheidsdiensten of overheidsinstellingen van de lokale sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, ten aanzien van de verjaringstermijn van de vordering tot betaling van de vergoedingen, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet van 3 juli 1967, niet tot gevolg heeft de aanvang van die verjaringstermijn te beletten, in de hypothese dat de openbare werkgever geen enkel voorstel heeft geformuleerd overeenkomstig artikel 9, § 3, tweede lid, van het voormelde koninklijk besluit van 13 juli 1970 en geen enkele beslissing heeft genomen overeenkomstig artikel 10 van het voormelde koninklijk besluit van 13 juli 1970 ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 8135 van de rol van het Hof.

De griffier, N. Dupont

^