Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Koninklijk Besluit van 25/04/2013
← Terug naar "Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 1, 3, 28, 100, 104, 151, 200 en 207 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties "
Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 1, 3, 28, 100, 104, 151, 200 en 207 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 1, 3, 28, 100, 104, 151, 200 en 207 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties
FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
25 APRIL 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 1, 25 APRIL 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 1,
3, 28, 100, 104, 151, 200 en 207 van het Algemeen Reglement op de 3, 28, 100, 104, 151, 200 en 207 van het Algemeen Reglement op de
Elektrische Installaties Elektrische Installaties
ALBERT II, Koning der Belgen, ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening, Gelet op de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening,
artikel 21, 1° ; artikel 21, 1° ;
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de
werknemers bij de uitvoering van hun werk, artikel 4, § 1, gewijzigd werknemers bij de uitvoering van hun werk, artikel 4, § 1, gewijzigd
bij de wetten van 7 april 1999 en van 10 januari 2007; bij de wetten van 7 april 1999 en van 10 januari 2007;
Gelet op het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties bindend Gelet op het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties bindend
verklaard bij koninklijk besluit van 10 maart 1981 en bij koninklijk verklaard bij koninklijk besluit van 10 maart 1981 en bij koninklijk
besluit van 2 september 1981; besluit van 2 september 1981;
Gelet op het advies van het Vast Elektrotechnisch Comité, gegeven op Gelet op het advies van het Vast Elektrotechnisch Comité, gegeven op
13 februari 2003; 13 februari 2003;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Beveiliging tegen Brand Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Beveiliging tegen Brand
en Ontploffing, gegeven op 15 mei 2003; en Ontploffing, gegeven op 15 mei 2003;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op
het werk, gegeven op 27 juni 2003; het werk, gegeven op 27 juni 2003;
Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, gedaan op 30 Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, gedaan op 30
september 2003 en op 4 februari 2010, in toepassing van artikel 8, lid september 2003 en op 4 februari 2010, in toepassing van artikel 8, lid
1, van de Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 1, van de Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van
22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van
normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten
van de informatiemaatschappij; van de informatiemaatschappij;
Gelet op advies 47.549/3 van de Raad van State, gegeven op 22 december Gelet op advies 47.549/3 van de Raad van State, gegeven op 22 december
2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de
wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van
Binnenlandse Zaken, de Minister van Werk en de Staatssecretaris voor Binnenlandse Zaken, de Minister van Werk en de Staatssecretaris voor
Energie, Energie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1 van het Algemeen Reglement op de Elektrische

Artikel 1.In artikel 1 van het Algemeen Reglement op de Elektrische

Installaties bindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 maart Installaties bindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 maart
1981 en bij koninklijk besluit van 2 september 1981, hierna « AREI » 1981 en bij koninklijk besluit van 2 september 1981, hierna « AREI »
genoemd, wordt het punt 01 vervangen als volgt : genoemd, wordt het punt 01 vervangen als volgt :
« 01. Algemene voorwaarden « 01. Algemene voorwaarden
De voorschriften van dit reglement gelden : De voorschriften van dit reglement gelden :
- voor alle elektrische installaties bestemd voor productie, - voor alle elektrische installaties bestemd voor productie,
omvorming, transport, verdeling of gebruik van elektrische energie omvorming, transport, verdeling of gebruik van elektrische energie
voor zover de normale frequentie van de stroom niet groter is dan voor zover de normale frequentie van de stroom niet groter is dan
10.000 Hz; 10.000 Hz;
- voor vaste leidingen ten behoeve van communicatie en - voor vaste leidingen ten behoeve van communicatie en
informatietechnologie, van signalisatie of bediening (met uitzondering informatietechnologie, van signalisatie of bediening (met uitzondering
van de inwendige stroombanen van de toestellen) in het geval van de van de inwendige stroombanen van de toestellen) in het geval van de
voorzorgsmaatregelen tegen brand zoals vermeld in artikel 104. » voorzorgsmaatregelen tegen brand zoals vermeld in artikel 104. »

Art. 2.In artikel 3 van het AREI, gewijzigd bij de koninklijke

Art. 2.In artikel 3 van het AREI, gewijzigd bij de koninklijke

besluiten van 7 april 1986 en 25 april 2004, worden tussen de besluiten van 7 april 1986 en 25 april 2004, worden tussen de
bepalingen van een elektrische installatie en van de nominale spanning bepalingen van een elektrische installatie en van de nominale spanning
van een elektrische installatie de volgende bepalingen ingevoegd : van een elektrische installatie de volgende bepalingen ingevoegd :
« Elementaire stroombaan : deel van een elektrische installatie tussen « Elementaire stroombaan : deel van een elektrische installatie tussen
twee opeenvolgende beschermingsinrichtingen tegen overstroom twee opeenvolgende beschermingsinrichtingen tegen overstroom
(hoofdstroombaan) of deel na de laatste beschermingsinrichting (hoofdstroombaan) of deel na de laatste beschermingsinrichting
(eindstroombaan). (eindstroombaan).
Stroombaan : geheel dat bestaat uit een of meerdere elementaire Stroombaan : geheel dat bestaat uit een of meerdere elementaire
stroombanen. stroombanen.
Vitale installatie : installatie die gedurende een bepaalde tijd om Vitale installatie : installatie die gedurende een bepaalde tijd om
veiligheidsredenen in dienst moet blijven veiligheidsredenen in dienst moet blijven
(brandbestrijdingsinstallatie, alarminstallatie,...). (brandbestrijdingsinstallatie, alarminstallatie,...).
Vitale stroombaan : stroombaan die een vitale installatie voedt. Vitale stroombaan : stroombaan die een vitale installatie voedt.
Autonome stroombron : elektrische energiebron waarvan het debiet Autonome stroombron : elektrische energiebron waarvan het debiet
onafhankelijk is van de in normale dienst gebruikte bron(nen); zij is onafhankelijk is van de in normale dienst gebruikte bron(nen); zij is
in staat om gedurende een bepaalde tijd installaties of toestellen te in staat om gedurende een bepaalde tijd installaties of toestellen te
voeden waarvan het in dienst houden onmisbaar is. » voeden waarvan het in dienst houden onmisbaar is. »

Art. 3.In artikel 28.01 van het AREI, gewijzigd bij de koninklijke

Art. 3.In artikel 28.01 van het AREI, gewijzigd bij de koninklijke

besluiten van 28 juli 1987, 7 mei 2000 en 25 april 2004, worden de besluiten van 28 juli 1987, 7 mei 2000 en 25 april 2004, worden de
bepalingen van een elementaire stroombaan en van een stroombaan bepalingen van een elementaire stroombaan en van een stroombaan
geschrapt. geschrapt.

Art. 4.In artikel 100 van het AREI worden de volgende wijzigingen

Art. 4.In artikel 100 van het AREI worden de volgende wijzigingen

aangebracht : aangebracht :
1° in de bepaling van ontvlambaar materiaal worden tussen de woorden 1° in de bepaling van ontvlambaar materiaal worden tussen de woorden
"Ontvlambaar materiaal" en " : materiaal" de woorden "Ontvlambaar materiaal" en " : materiaal" de woorden
"(vlamverspreidend materiaal)" ingevoegd; "(vlamverspreidend materiaal)" ingevoegd;
2° in de bepaling van zelfdovend materiaal worden tussen de woorden 2° in de bepaling van zelfdovend materiaal worden tussen de woorden
"Zelfdovend materiaal" en " : materiaal" de woorden "Zelfdovend materiaal" en " : materiaal" de woorden
"(niet-vlamverspreidend materiaal)" ingevoegd; "(niet-vlamverspreidend materiaal)" ingevoegd;
3° het artikel wordt aangevuld als volgt : 3° het artikel wordt aangevuld als volgt :
« Vlampunt : de laagste temperatuur onder door de norm voorgeschreven « Vlampunt : de laagste temperatuur onder door de norm voorgeschreven
testvoorwaarden waarbij de vrijgekomen dampen van een vloeistof in de testvoorwaarden waarbij de vrijgekomen dampen van een vloeistof in de
lucht ontvlammen bij contact met een warmtebron en ophouden met lucht ontvlammen bij contact met een warmtebron en ophouden met
branden na het verwijderen van de warmtebron. branden na het verwijderen van de warmtebron.
Brandpunt : de laagste temperatuur onder door de norm voorgeschreven Brandpunt : de laagste temperatuur onder door de norm voorgeschreven
testvoorwaarden waarbij de vrijgekomen dampen van een vloeistof in de testvoorwaarden waarbij de vrijgekomen dampen van een vloeistof in de
lucht ontvlammen bij contact met een warmtebron en blijven branden na lucht ontvlammen bij contact met een warmtebron en blijven branden na
het verwijderen van de warmtebron. » het verwijderen van de warmtebron. »

Art. 5.Artikel 104 van het AREI, gewijzigd bij de koninklijke

Art. 5.Artikel 104 van het AREI, gewijzigd bij de koninklijke

besluiten van 28 juli 1987 en 25 november 1998, wordt vervangen als besluiten van 28 juli 1987 en 25 november 1998, wordt vervangen als
volgt : volgt :
« ART. 104 - VOORZORGSMAATREGELEN TEGEN BRAND « ART. 104 - VOORZORGSMAATREGELEN TEGEN BRAND
01. - Bepalingen 01. - Bepalingen
a) Indeling van de elektrische leidingen a) Indeling van de elektrische leidingen
De elektrische leidingen worden met betrekking tot hun brandgedrag De elektrische leidingen worden met betrekking tot hun brandgedrag
ingedeeld volgens de hierna weergegeven kenmerken : ingedeeld volgens de hierna weergegeven kenmerken :
Caractéristiques - Kenmerken Caractéristiques - Kenmerken
F F
Réaction primaire au feu : qualifie l'aptitude du conducteur ou câble Réaction primaire au feu : qualifie l'aptitude du conducteur ou câble
électrique à propager le foyer initial et se divise en deux électrique à propager le foyer initial et se divise en deux
sous-catégories de sévérité croissante caractérisées comme suit : sous-catégories de sévérité croissante caractérisées comme suit :
Primaire brandreactie : kwalificeert de geschiktheid van de Primaire brandreactie : kwalificeert de geschiktheid van de
elektrische geleider of kabel om de vuurhaard te verspreiden en elektrische geleider of kabel om de vuurhaard te verspreiden en
onderscheidt zich in twee subcategorieën met stijgende strengheid, als onderscheidt zich in twee subcategorieën met stijgende strengheid, als
volgt gekenmerkt : volgt gekenmerkt :
F1 F1
concerne les conducteurs ou câbles électriques qui, isolément et dans concerne les conducteurs ou câbles électriques qui, isolément et dans
les conditions d'essai, ne propagent pas la flamme et s'éteignent les conditions d'essai, ne propagent pas la flamme et s'éteignent
d'eux même à peu de distance du foyer qui les a enflammés. d'eux même à peu de distance du foyer qui les a enflammés.
betreft de elektrische geleiders of kabels die, enkelvoudig gelegd en betreft de elektrische geleiders of kabels die, enkelvoudig gelegd en
in de proefvoorwaarden, de vlam niet voortplanten en uit zichzelf in de proefvoorwaarden, de vlam niet voortplanten en uit zichzelf
doven op weinig afstand van de vuurhaard die hen doen ontvlammen doven op weinig afstand van de vuurhaard die hen doen ontvlammen
heeft. heeft.
F2 F2
concerne les conducteurs ou câbles électriques F1 en faisceaux et en concerne les conducteurs ou câbles électriques F1 en faisceaux et en
position verticale qui dans les conditions d'essai ne propagent pas la position verticale qui dans les conditions d'essai ne propagent pas la
flamme. flamme.
betreft de elektrische geleiders of kabels F1 in bundel en in betreft de elektrische geleiders of kabels F1 in bundel en in
verticale positie die in de proefvoorwaarden de vlam niet verticale positie die in de proefvoorwaarden de vlam niet
voortplanten. voortplanten.
S S
Réaction secondaire au feu : caractérise les effets secondaires du feu Réaction secondaire au feu : caractérise les effets secondaires du feu
et qualifie les composants non métalliques des conducteurs ou câbles et qualifie les composants non métalliques des conducteurs ou câbles
électriques quant à l'opacité des fumées (sous-catégorie SD) et électriques quant à l'opacité des fumées (sous-catégorie SD) et
l'acidité des produits de combustion (sous-catégorie SA). l'acidité des produits de combustion (sous-catégorie SA).
Secundaire brandreactie : kenmerkt de secundaire brandeffecten en Secundaire brandreactie : kenmerkt de secundaire brandeffecten en
kwalificeert de niet-metalen componenten van de elektrische geleiders kwalificeert de niet-metalen componenten van de elektrische geleiders
of kabels met betrekking tot de lichtondoorlatendheid van de of kabels met betrekking tot de lichtondoorlatendheid van de
rookgassen (subcategorie SD) en de zuurtegraad van de rookgassen (subcategorie SD) en de zuurtegraad van de
verbrandingsgassen (subcategorie SA). verbrandingsgassen (subcategorie SA).
SD SD
Câble dont les gaz de combustion ne sont pas opaques Câble dont les gaz de combustion ne sont pas opaques
Kabel waarvan de verbrandingsgassen doorschijnend zijn Kabel waarvan de verbrandingsgassen doorschijnend zijn
SA SA
Câble dont les gaz de combustion ne sont pas corrosifs Câble dont les gaz de combustion ne sont pas corrosifs
Kabel waarvan de verbrandingsgassen niet corrosief zijn Kabel waarvan de verbrandingsgassen niet corrosief zijn
FR FR
Résistance au feu : caractérise la capacité d'un conducteur ou câble Résistance au feu : caractérise la capacité d'un conducteur ou câble
électrique à assurer son fonctionnement malgré le foyer d'incendie. électrique à assurer son fonctionnement malgré le foyer d'incendie.
Cette catégorie se divise en deux sous-catégories : Cette catégorie se divise en deux sous-catégories :
Brandweerstand : kenmerkt de geschiktheid van een elektrische geleider Brandweerstand : kenmerkt de geschiktheid van een elektrische geleider
of kabel om in dienst te blijven in weerwil van een brandhaard. Deze of kabel om in dienst te blijven in weerwil van een brandhaard. Deze
categorie onderscheidt zich in twee subcategorieën : categorie onderscheidt zich in twee subcategorieën :
FR1 FR1
porte sur des essais qui permettent d'apprécier le maintien de la porte sur des essais qui permettent d'apprécier le maintien de la
fonction électrique dans des conditions de laboratoire (câble testé fonction électrique dans des conditions de laboratoire (câble testé
seul) seul)
heeft betrekking op proeven die toelaten het behoud van de elektrische heeft betrekking op proeven die toelaten het behoud van de elektrische
functie te beoordelen bij laboratoriumomstandigheden (kabel functie te beoordelen bij laboratoriumomstandigheden (kabel
individueel getest) individueel getest)
FR2 FR2
porte sur un essai qui permet d'apprécier la durée pendant laquelle le porte sur un essai qui permet d'apprécier la durée pendant laquelle le
maintien de la fonction électrique est assuré (câble testé avec maintien de la fonction électrique est assuré (câble testé avec
support et fixation) support et fixation)
heeft betrekking op een proef die toelaat de tijdsduur te beoordelen heeft betrekking op een proef die toelaat de tijdsduur te beoordelen
gedurende dewelke het behoud van de elektrische functie verzekerd is gedurende dewelke het behoud van de elektrische functie verzekerd is
(kabel getest met draagstel en bevestiging) (kabel getest met draagstel en bevestiging)
De beproevingsvoorwaarden zijn weergegeven in de desbetreffende door De beproevingsvoorwaarden zijn weergegeven in de desbetreffende door
de Koning gehomologeerde of door het N.B.N. geregistreerde normen of de Koning gehomologeerde of door het N.B.N. geregistreerde normen of
beantwoorden aan bepalingen die ten minste een gelijkwaardig beantwoorden aan bepalingen die ten minste een gelijkwaardig
veiligheidsniveau bieden als dit bepaald in deze normen. veiligheidsniveau bieden als dit bepaald in deze normen.
b) Compartiment b) Compartiment
Deel van een gebouw begrensd door wanden die de brandvoortplanting Deel van een gebouw begrensd door wanden die de brandvoortplanting
naar het aanliggend compartiment of compartimenten gedurende een naar het aanliggend compartiment of compartimenten gedurende een
bepaalde tijd dienen te beletten. Een compartiment is al dan niet bepaalde tijd dienen te beletten. Een compartiment is al dan niet
onderverdeeld in lokalen. onderverdeeld in lokalen.
c) Ruimten met een verwaarloosbaar brandgevaar c) Ruimten met een verwaarloosbaar brandgevaar
Ruimten gekenmerkt door de uitwendige invloedsfactoren BE1 + CA1 + Ruimten gekenmerkt door de uitwendige invloedsfactoren BE1 + CA1 +
CB1. CB1.
d) Ruimten met een bijzonder brandgevaar d) Ruimten met een bijzonder brandgevaar
Ruimten gekenmerkt door de aanwezigheid van minstens één van de Ruimten gekenmerkt door de aanwezigheid van minstens één van de
volgende uitwendige invloedsfactoren : BE2, BE3, CA2 of CB2. volgende uitwendige invloedsfactoren : BE2, BE3, CA2 of CB2.
02. - Algemeenheden 02. - Algemeenheden
Het elektrisch materieel moet zodanig gekozen en geïnstalleerd worden Het elektrisch materieel moet zodanig gekozen en geïnstalleerd worden
dat er geen gevaar bestaat voor personen, omgevende voorwerpen en dat er geen gevaar bestaat voor personen, omgevende voorwerpen en
materiaal. Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de materiaal. Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de
aansluitingen en verbindingen van het elektrisch materieel. aansluitingen en verbindingen van het elektrisch materieel.
Het elektrisch materieel moet zo worden opgevat en geïnstalleerd dat Het elektrisch materieel moet zo worden opgevat en geïnstalleerd dat
de warmteafgifte, voortgebracht in normaal bedrijf door dit elektrisch de warmteafgifte, voortgebracht in normaal bedrijf door dit elektrisch
materieel, niet wordt gehinderd. materieel, niet wordt gehinderd.
Indien natuurlijke verluchting niet volstaat om een overmatige Indien natuurlijke verluchting niet volstaat om een overmatige
warmteconcentratie te vermijden moet een gepast warmteafvoersysteem warmteconcentratie te vermijden moet een gepast warmteafvoersysteem
worden voorzien. worden voorzien.
03. - Keuze en installatie van elektrisch materieel 03. - Keuze en installatie van elektrisch materieel
a) Elektrische leidingen a) Elektrische leidingen
a.1) Afzonderlijk geplaatste leidingen a.1) Afzonderlijk geplaatste leidingen
De geïsoleerde geleiders en kabels hebben ten minste het kenmerk F1. De geïsoleerde geleiders en kabels hebben ten minste het kenmerk F1.
a.2) In bundel of in laag geplaatste leidingen a.2) In bundel of in laag geplaatste leidingen
De in bundel of in laag geplaatste kabels hebben ten minste het De in bundel of in laag geplaatste kabels hebben ten minste het
kenmerk F2. kenmerk F2.
a.3) Uitzonderingen a.3) Uitzonderingen
De bepaling van punt a.1 is niet van toepassing op : De bepaling van punt a.1 is niet van toepassing op :
- de ondergrondse kabels of kabels ondergebracht in met zand gevulde - de ondergrondse kabels of kabels ondergebracht in met zand gevulde
kanalen; kanalen;
- de in een onbrandbare bekleding verzonken kabels met een minimale - de in een onbrandbare bekleding verzonken kabels met een minimale
inbouwdiepte van 3 cm; inbouwdiepte van 3 cm;
- de hoogspanningskabels; - de hoogspanningskabels;
- de voorgebundelde leidingen van elektrische luchtlijnen; - de voorgebundelde leidingen van elektrische luchtlijnen;
- de uiteinden van ondergrondse of in een onbrandbare bekleding - de uiteinden van ondergrondse of in een onbrandbare bekleding
verzonken kabels met een minimale inbouwdiepte van 3 cm, aangebracht verzonken kabels met een minimale inbouwdiepte van 3 cm, aangebracht
in openlucht of in opbouw, voor zover hun lengte 10 m niet in openlucht of in opbouw, voor zover hun lengte 10 m niet
overschrijdt en zij geplaatst zijn in een omgeving met te verwaarlozen overschrijdt en zij geplaatst zijn in een omgeving met te verwaarlozen
brandgevaar. Deze uitzondering is nochtans niet toegelaten voor de brandgevaar. Deze uitzondering is nochtans niet toegelaten voor de
aansluitleidingen in open lucht of in opbouw van huishoudelijke en aansluitleidingen in open lucht of in opbouw van huishoudelijke en
gelijksoortige installaties op het openbaar verdeelnet. gelijksoortige installaties op het openbaar verdeelnet.
De bepaling van punt a.2 is niet van toepassing op : De bepaling van punt a.2 is niet van toepassing op :
- de ondergrondse kabels of kabels ondergebracht in met zand gevulde - de ondergrondse kabels of kabels ondergebracht in met zand gevulde
kanalen; kanalen;
- de hoogspanningskabels; - de hoogspanningskabels;
- de voorgebundelde leidingen van elektrische luchtlijnen. - de voorgebundelde leidingen van elektrische luchtlijnen.
b) Elektrisch materieel b) Elektrisch materieel
b.1) Ingebouwd elektrisch materieel b.1) Ingebouwd elektrisch materieel
Elektrisch materieel dat ingebouwd is in brandbare materialen is : Elektrisch materieel dat ingebouwd is in brandbare materialen is :
- hetzij voorzien van een omhulsel uit onbrandbaar, onbrandbaar - hetzij voorzien van een omhulsel uit onbrandbaar, onbrandbaar
gemaakt of zelfdovend materiaal; gemaakt of zelfdovend materiaal;
- hetzij volledig gescheiden van deze brandbare materialen door - hetzij volledig gescheiden van deze brandbare materialen door
elementen uit onbrandbaar, onbrandbaar gemaakt, of zelfdovend elementen uit onbrandbaar, onbrandbaar gemaakt, of zelfdovend
materiaal. materiaal.
b.2) Niet ingebouwd elektrisch materieel b.2) Niet ingebouwd elektrisch materieel
Op brandbare materialen is het elektrisch materieel voor opbouw : Op brandbare materialen is het elektrisch materieel voor opbouw :
- hetzij voorzien van een omhulsel uit onbrandbaar, onbrandbaar - hetzij voorzien van een omhulsel uit onbrandbaar, onbrandbaar
gemaakt of zelfdovend materiaal; gemaakt of zelfdovend materiaal;
- hetzij volledig gescheiden van deze brandbare materialen door - hetzij volledig gescheiden van deze brandbare materialen door
elementen uit onbrandbaar, onbrandbaar gemaakt, of zelfdovend elementen uit onbrandbaar, onbrandbaar gemaakt, of zelfdovend
materiaal. materiaal.
c) Ruimten met een verwaarloosbaar brandgevaar c) Ruimten met een verwaarloosbaar brandgevaar
c.1) Elektrische leidingen c.1) Elektrische leidingen
De elektrische leidingen beantwoorden aan de bepalingen van punt a. De elektrische leidingen beantwoorden aan de bepalingen van punt a.
c.2) Gevaarlijke lek- of foutstromen c.2) Gevaarlijke lek- of foutstromen
Maatregelen moeten worden genomen om te verhinderen dat in normaal Maatregelen moeten worden genomen om te verhinderen dat in normaal
bedrijf of wegens een fout, een gevaarlijke lek- of foutstroom blijft bedrijf of wegens een fout, een gevaarlijke lek- of foutstroom blijft
bestaan. Deze maatregelen moeten coördineren met deze die worden bestaan. Deze maatregelen moeten coördineren met deze die worden
genomen voor de bescherming tegen elektrische schokken en de genomen voor de bescherming tegen elektrische schokken en de
bescherming tegen overstroom. bescherming tegen overstroom.
In huishoudelijke lokalen of plaatsen worden elektrische installaties In huishoudelijke lokalen of plaatsen worden elektrische installaties
volgens het TN-C type verboden. De stroombanen die deze ruimten volgens het TN-C type verboden. De stroombanen die deze ruimten
bedienen moeten worden beschermd door ten minste één automatische bedienen moeten worden beschermd door ten minste één automatische
differentieelstroominrichting met een aanspreekstroom kleiner dan of differentieelstroominrichting met een aanspreekstroom kleiner dan of
gelijk aan 300 mA. Er moet niet noodzakelijk een automatische gelijk aan 300 mA. Er moet niet noodzakelijk een automatische
differentieelstroominrichting worden voorzien voor iedere elementaire differentieelstroominrichting worden voorzien voor iedere elementaire
stroombaan die deze ruimten bedient indien een dergelijke inrichting stroombaan die deze ruimten bedient indien een dergelijke inrichting
stroomopwaarts van deze stroombanen is geplaatst, bijvoorbeeld aan het stroomopwaarts van deze stroombanen is geplaatst, bijvoorbeeld aan het
voedingspunt van de installatie. voedingspunt van de installatie.
d) Ruimten met een bijzonder brandgevaar d) Ruimten met een bijzonder brandgevaar
d.1) Elektrische leidingen d.1) Elektrische leidingen
De elektrische leidingen hebben ten minste het kenmerk F2 met De elektrische leidingen hebben ten minste het kenmerk F2 met
uitzondering van de kabels die in een mantel met een kenmerk uitzondering van de kabels die in een mantel met een kenmerk
equivalent aan F2 zijn geplaatst. equivalent aan F2 zijn geplaatst.
d.2) Brandschotten d.2) Brandschotten
In alle ruimten waar een bijzonder brandgevaar heerst moeten op het In alle ruimten waar een bijzonder brandgevaar heerst moeten op het
traject van de elektrische leidingen bij de doorgang van wanden traject van de elektrische leidingen bij de doorgang van wanden
brandschotten worden opgesteld overeenkomstig de desbetreffende door brandschotten worden opgesteld overeenkomstig de desbetreffende door
de Koning gehomologeerde of door de N.B.N. geregistreerde normen of de Koning gehomologeerde of door de N.B.N. geregistreerde normen of
volgens bepalingen die ten minste een gelijkwaardig veiligheidsniveau volgens bepalingen die ten minste een gelijkwaardig veiligheidsniveau
bieden als dit bepaald in deze normen. bieden als dit bepaald in deze normen.
d.3) Elektrisch materieel dat een brandbaar vloeibaar diëlektricum d.3) Elektrisch materieel dat een brandbaar vloeibaar diëlektricum
bevat bevat
d.3.1) Constructieve maatregelen zijn genomen om bij lekken de d.3.1) Constructieve maatregelen zijn genomen om bij lekken de
verspreiding van brandbare vloeibare diëlektrica naar de belendende verspreiding van brandbare vloeibare diëlektrica naar de belendende
ruimten te voorkomen. ruimten te voorkomen.
d.3.2) Wanneer, in eenzelfde lokaal, de totale hoeveelheid aan d.3.2) Wanneer, in eenzelfde lokaal, de totale hoeveelheid aan
vloeibare diëlektrica met een brandpunt lager dan 300 ° C : vloeibare diëlektrica met een brandpunt lager dan 300 ° C :
- ofwel meer is dan 25 l in één elektrische machine of toestel, - ofwel meer is dan 25 l in één elektrische machine of toestel,
- ofwel meer is dan 50 l voor het geheel van alle elektrische machines - ofwel meer is dan 50 l voor het geheel van alle elektrische machines
of toestellen, of toestellen,
moeten de scheidingselementen (wanden, vloeren, zolderingen, deuren, moeten de scheidingselementen (wanden, vloeren, zolderingen, deuren,
verluchtingsopeningen, enz...) van dit lokaal met de belendende verluchtingsopeningen, enz...) van dit lokaal met de belendende
lokalen een brandweerstand van minimum 1 uur hebben, overeenkomstig de lokalen een brandweerstand van minimum 1 uur hebben, overeenkomstig de
door de Koning gehomologeerde of door de N.B.N. geregistreerde normen door de Koning gehomologeerde of door de N.B.N. geregistreerde normen
of beantwoordend aan bepalingen die ten minste een gelijkwaardig of beantwoordend aan bepalingen die ten minste een gelijkwaardig
veiligheidsniveau bieden als dit bepaald in deze norm. veiligheidsniveau bieden als dit bepaald in deze norm.
Deze bepaling geldt niet wanneer : Deze bepaling geldt niet wanneer :
- ofwel de elektrische machines of toestellen individueel tegen de - ofwel de elektrische machines of toestellen individueel tegen de
thermische effecten veroorzaakt door interne defecten, beschermd zijn thermische effecten veroorzaakt door interne defecten, beschermd zijn
d.m.v. doeltreffende elektrische beveiligingsinrichtingen; d.m.v. doeltreffende elektrische beveiligingsinrichtingen;
- ofwel een afscheidingsput geïnstalleerd wordt die het volume aan - ofwel een afscheidingsput geïnstalleerd wordt die het volume aan
diëlektrische vloeistof, van de machine of het toestel met het diëlektrische vloeistof, van de machine of het toestel met het
grootste volume, kan opvangen en er de natuurlijke doving van grootste volume, kan opvangen en er de natuurlijke doving van
verzekert; verzekert;
- ofwel de elektrische machines of toestellen zijn beschermd door een - ofwel de elektrische machines of toestellen zijn beschermd door een
vaste automatische brandblusinstallatie. Deze installatie moet manueel vaste automatische brandblusinstallatie. Deze installatie moet manueel
kunnen worden bediend van buiten het opstellingslokaal. kunnen worden bediend van buiten het opstellingslokaal.
De goede staat van werking van de detectie moet jaarlijks worden De goede staat van werking van de detectie moet jaarlijks worden
onderzocht door een terzake bevoegde persoon. onderzocht door een terzake bevoegde persoon.
Een vertegenwoordiger van een erkend organisme, bedoeld in artikel Een vertegenwoordiger van een erkend organisme, bedoeld in artikel
275, controleert bij de periodieke controle of het jaarlijks onderhoud 275, controleert bij de periodieke controle of het jaarlijks onderhoud
werd uitgevoerd; werd uitgevoerd;
- ofwel de belendende lokalen en/of het gebouw waarin deze machines en - ofwel de belendende lokalen en/of het gebouw waarin deze machines en
toestellen zijn ondergebracht zijn gekenmerkt door de uitwendige toestellen zijn ondergebracht zijn gekenmerkt door de uitwendige
invloedsfactoren BD1 en BE1 en CA1 en CB1. invloedsfactoren BD1 en BE1 en CA1 en CB1.
d.4) Gevaarlijk elektrisch materieel d.4) Gevaarlijk elektrisch materieel
De Ministers die respectievelijk Energie en het welzijn van de De Ministers die respectievelijk Energie en het welzijn van de
werknemers bij de uitvoering van hun werk onder hun bevoegdheid werknemers bij de uitvoering van hun werk onder hun bevoegdheid
hebben, kunnen ieder voor wat hem betreft, bij besluit, het gebruik hebben, kunnen ieder voor wat hem betreft, bij besluit, het gebruik
van bepaald elektrisch materieel verbieden in ruimten waar bijzonder van bepaald elektrisch materieel verbieden in ruimten waar bijzonder
brandgevaar heerst. brandgevaar heerst.
d.5) Installaties voor opslag en verwerking van brandbare materialen d.5) Installaties voor opslag en verwerking van brandbare materialen
In plaatsen voor opslag en verwerking van brandbare stoffen en In plaatsen voor opslag en verwerking van brandbare stoffen en
vloeistoffen met een vlampunt dat hoger is dan 55 ° C (BE2) moet het vloeistoffen met een vlampunt dat hoger is dan 55 ° C (BE2) moet het
elektrisch materieel zo vervaardigd zijn dat de temperatuur van zijn elektrisch materieel zo vervaardigd zijn dat de temperatuur van zijn
genaakbare delen niet de ontbranding kan veroorzaken van de brandbare genaakbare delen niet de ontbranding kan veroorzaken van de brandbare
stoffen die zich in de nabijheid bevinden. stoffen die zich in de nabijheid bevinden.
d.6) Gevaarlijke lek- of foutstromen d.6) Gevaarlijke lek- of foutstromen
Maatregelen moeten worden genomen om te verhinderen dat in normaal Maatregelen moeten worden genomen om te verhinderen dat in normaal
bedrijf of wegens een fout, een gevaarlijke lek- of foutstroom blijft bedrijf of wegens een fout, een gevaarlijke lek- of foutstroom blijft
bestaan. Deze maatregelen moeten coördineren met deze die worden bestaan. Deze maatregelen moeten coördineren met deze die worden
genomen voor de bescherming tegen elektrische schokken en de genomen voor de bescherming tegen elektrische schokken en de
bescherming tegen overstroom. bescherming tegen overstroom.
In werkruimten bedoeld in artikel 87 en in ruimten met bijzonder In werkruimten bedoeld in artikel 87 en in ruimten met bijzonder
brandgevaar, met name : brandgevaar, met name :
- plaatsen voor opslag of verwerking van brandbare stoffen of - plaatsen voor opslag of verwerking van brandbare stoffen of
vloeistoffen met een vlampunt dat hoger is dan 55 ° C (BE2); vloeistoffen met een vlampunt dat hoger is dan 55 ° C (BE2);
- plaatsen voor opslag of verwerking van stoffen onder de vorm van een - plaatsen voor opslag of verwerking van stoffen onder de vorm van een
gevaarlijke hoeveelheid brandbare gassen, dampen of stofdeeltjes gevaarlijke hoeveelheid brandbare gassen, dampen of stofdeeltjes
(BE3); (BE3);
- brandbare gebouwen (CA2), - brandbare gebouwen (CA2),
worden elektrische installaties volgens het TN-C type verboden. worden elektrische installaties volgens het TN-C type verboden.
Wanneer uit het oogpunt van brandgevaar het noodzakelijk is de Wanneer uit het oogpunt van brandgevaar het noodzakelijk is de
gevolgen van in stroombanen opgewekte foutstromen te beperken moeten gevolgen van in stroombanen opgewekte foutstromen te beperken moeten
deze stroombanen worden beschermd door een automatische deze stroombanen worden beschermd door een automatische
differentieelstroominrichting met een aanspreekstroom kleiner dan of differentieelstroominrichting met een aanspreekstroom kleiner dan of
gelijk aan 300 mA. gelijk aan 300 mA.
Wanneer de automatische onderbreking een groter veiligheidsrisico Wanneer de automatische onderbreking een groter veiligheidsrisico
inhoudt dan het risico te wijten aan de aanwezigheid van fout- of inhoudt dan het risico te wijten aan de aanwezigheid van fout- of
massafoutstromen wordt een isolatiecontroletoestel voorzien dat massafoutstromen wordt een isolatiecontroletoestel voorzien dat
aangesloten is op een doeltreffende meldinrichting. Organisatorische aangesloten is op een doeltreffende meldinrichting. Organisatorische
maatregelen zijn getroffen om onmiddellijk aan de gemelde maatregelen zijn getroffen om onmiddellijk aan de gemelde
gevaartoestand te verhelpen. gevaartoestand te verhelpen.
Bij aanwending van een TN-S netstelsel is het toegelaten geen Bij aanwending van een TN-S netstelsel is het toegelaten geen
automatische differentieelstroominrichting te plaatsen voor zover dat automatische differentieelstroominrichting te plaatsen voor zover dat
: :
- een bijkomende equipotentiale verbinding met een minimum doorsnede - een bijkomende equipotentiale verbinding met een minimum doorsnede
van 10 mm2 wordt geïnstalleerd; van 10 mm2 wordt geïnstalleerd;
- het verbindingspunt van de bijkomende equipotentiale verbinding en - het verbindingspunt van de bijkomende equipotentiale verbinding en
de massa's van buitenuit zichtbaar is; de massa's van buitenuit zichtbaar is;
- een bijzondere zorg wordt besteed aan deze bijkomende equipotentiale - een bijzondere zorg wordt besteed aan deze bijkomende equipotentiale
verbinding. verbinding.
e) Vitale stroombanen e) Vitale stroombanen
e.1) Algemeenheden e.1) Algemeenheden
De vitale stroombanen worden bepaald op basis van een De vitale stroombanen worden bepaald op basis van een
risicobeoordeling door de uitbater of zijn afgevaardigde en worden risicobeoordeling door de uitbater of zijn afgevaardigde en worden
weergegeven op een of meerdere plannen van het bedrijf of de weergegeven op een of meerdere plannen van het bedrijf of de
installatie. Deze plannen worden goedgekeurd en geparafeerd door de installatie. Deze plannen worden goedgekeurd en geparafeerd door de
uitbater of zijn afgevaardigde alsook door de vertegenwoordiger van uitbater of zijn afgevaardigde alsook door de vertegenwoordiger van
het erkend organisme bedoeld in artikel 275. het erkend organisme bedoeld in artikel 275.
De brandwerendheid van stroombanen is niet vereist indien elke De brandwerendheid van stroombanen is niet vereist indien elke
onderbreking of storing van de stroombaan wordt gemeld en indien de onderbreking of storing van de stroombaan wordt gemeld en indien de
installatie automatisch haar veiligheidsstand inneemt (= principe van installatie automatisch haar veiligheidsstand inneemt (= principe van
de positieve veiligheid). de positieve veiligheid).
Worden als vitale stroombanen beschouwd, de stroombanen van de Worden als vitale stroombanen beschouwd, de stroombanen van de
volgende installaties indien deze installaties worden opgelegd door volgende installaties indien deze installaties worden opgelegd door
reglementaire voorschriften of door een risicobeoordeling zoals reglementaire voorschriften of door een risicobeoordeling zoals
hiervoor vermeld : hiervoor vermeld :
- de detectie-installaties; - de detectie-installaties;
- de meldingsinstallaties; - de meldingsinstallaties;
- de waarschuwinginstallaties; - de waarschuwinginstallaties;
- de alarminstallaties; - de alarminstallaties;
- de deurontgrendelinginstallaties; - de deurontgrendelinginstallaties;
- de installaties voor rookafvoer; - de installaties voor rookafvoer;
- de overdruk- en onderdrukinstallaties ter bescherming tegen rook; - de overdruk- en onderdrukinstallaties ter bescherming tegen rook;
- de liften met prioritaire oproep; - de liften met prioritaire oproep;
- de waterdrukverhogende installaties; - de waterdrukverhogende installaties;
- de veiligheidsverlichtingsinstallaties; - de veiligheidsverlichtingsinstallaties;
- de noodverlichtinginstallaties; - de noodverlichtinginstallaties;
- ... - ...
Alle schakelaars waarmee de voeding van vitale stroombanen kan worden Alle schakelaars waarmee de voeding van vitale stroombanen kan worden
onderbroken, worden voorzien van een passende signalisatie die wijst onderbroken, worden voorzien van een passende signalisatie die wijst
op de risico's van een buitendienststelling, bijvoorbeeld op de risico's van een buitendienststelling, bijvoorbeeld
"BEVEILIGINGSINSTALLATIE NIET UITSCHAKELEN". "BEVEILIGINGSINSTALLATIE NIET UITSCHAKELEN".
Onverminderd de beschermingsmaatregelen tegen elektrische schokken bij Onverminderd de beschermingsmaatregelen tegen elektrische schokken bij
onrechtstreekse aanraking is het verboden de vitale stroombanen door onrechtstreekse aanraking is het verboden de vitale stroombanen door
automatische onderbrekingsinrichtingen bij de eerste massafout te automatische onderbrekingsinrichtingen bij de eerste massafout te
beschermen. beschermen.
De beschermingsmaatregelen tegen onrechtstreekse aanraking zonder De beschermingsmaatregelen tegen onrechtstreekse aanraking zonder
automatische onderbreking bij de eerste massafout zijn : automatische onderbreking bij de eerste massafout zijn :
- de toepassing van ZLVS of ZLBS; - de toepassing van ZLVS of ZLBS;
- het gebruik van materieel van klasse II of voorzien van een - het gebruik van materieel van klasse II of voorzien van een
equivalente isolatie; equivalente isolatie;
- de voeding door een IT-net; - de voeding door een IT-net;
- de bescherming door veiligheidsscheiding. - de bescherming door veiligheidsscheiding.
Dit sluit het gebruik van TN- of TT-netten niet uit wanneer de Dit sluit het gebruik van TN- of TT-netten niet uit wanneer de
installatie zodanig ontworpen is dat een massafout de door de installatie zodanig ontworpen is dat een massafout de door de
installatie gewaarborgde veiligheid niet nadelig beïnvloedt. installatie gewaarborgde veiligheid niet nadelig beïnvloedt.
De vitale stroombanen zijn duidelijk geïdentificeerd. Ze zijn derwijze De vitale stroombanen zijn duidelijk geïdentificeerd. Ze zijn derwijze
uitgevoerd, aangelegd of door bouwelementen afgeschermd dat ze bij een uitgevoerd, aangelegd of door bouwelementen afgeschermd dat ze bij een
uitwendige brand gedurende ten minste 1 uur operationeel blijven. uitwendige brand gedurende ten minste 1 uur operationeel blijven.
e.2) Voeding e.2) Voeding
De vitale verbruikers moeten op redundante wijze worden gevoed vanuit De vitale verbruikers moeten op redundante wijze worden gevoed vanuit
twee of meerdere stroombronnen. twee of meerdere stroombronnen.
Met uitzondering van de vitale verbruikers die over een autonome Met uitzondering van de vitale verbruikers die over een autonome
hulpbron beschikken : hulpbron beschikken :
- moet de hoofdvoeding rechtstreeks gekoppeld zijn aan het - moet de hoofdvoeding rechtstreeks gekoppeld zijn aan het
laagspanningshoofdverdeelbord en beveiligd tegen kortsluiting door laagspanningshoofdverdeelbord en beveiligd tegen kortsluiting door
uitsluitend voor dit gebruik voorbehouden beveiligingstoestellen; uitsluitend voor dit gebruik voorbehouden beveiligingstoestellen;
- moet de hulpvoedingsbron via een afzonderlijke stroombaan verbonden - moet de hulpvoedingsbron via een afzonderlijke stroombaan verbonden
zijn aan de verdeelborden waarop de vitale verbruikers zijn zijn aan de verdeelborden waarop de vitale verbruikers zijn
aangesloten. aangesloten.
De hulpvoeding moet automatisch worden ingeschakeld bij het uitvallen De hulpvoeding moet automatisch worden ingeschakeld bij het uitvallen
van de hoofdvoeding. van de hoofdvoeding.
Bij gebruik van één enkele hulpvoedingsbron, mag deze niet worden Bij gebruik van één enkele hulpvoedingsbron, mag deze niet worden
gebruikt voor andere doeleinden. Deze bepaling geldt niet indien bij gebruikt voor andere doeleinden. Deze bepaling geldt niet indien bij
het uitvallen van de hoofdvoeding voldoende vermogen beschikbaar het uitvallen van de hoofdvoeding voldoende vermogen beschikbaar
blijft om alle vitale stroombanen in te schakelen en in bedrijf te blijft om alle vitale stroombanen in te schakelen en in bedrijf te
stellen. stellen.
Afzonderlijke voedingsleidingen aangesloten op openbare Afzonderlijke voedingsleidingen aangesloten op openbare
distributienetten mogen alleen zijn gebruikt indien een gelijktijdige distributienetten mogen alleen zijn gebruikt indien een gelijktijdige
onderbreking van de voedingen onwaarschijnlijk is. onderbreking van de voedingen onwaarschijnlijk is.
Elektrisch materieel dat kan worden gevoed door meer dan één Elektrisch materieel dat kan worden gevoed door meer dan één
voedingsbron moet zo zijn geïnstalleerd dat de bescherming tegen voedingsbron moet zo zijn geïnstalleerd dat de bescherming tegen
elektrische schokken en de goede werking niet nadelig worden beïnvloed elektrische schokken en de goede werking niet nadelig worden beïnvloed
door een defect in één van de voedende installaties. door een defect in één van de voedende installaties.
Voor voedingsbronnen die niet ontworpen zijn om in parallelbedrijf te Voor voedingsbronnen die niet ontworpen zijn om in parallelbedrijf te
werken : werken :
- zijn voorzieningen aangebracht om deze parallelwerking te voorkomen; - zijn voorzieningen aangebracht om deze parallelwerking te voorkomen;
- is de bescherming tegen onrechtstreekse aanraking en de beveiliging - is de bescherming tegen onrechtstreekse aanraking en de beveiliging
tegen kortsluiting voor iedere voedingsbron gewaarborgd. tegen kortsluiting voor iedere voedingsbron gewaarborgd.
Voor voedingsbronnen die wel ontworpen zijn om in parallelbedrijf te Voor voedingsbronnen die wel ontworpen zijn om in parallelbedrijf te
werken : werken :
- is de bescherming tegen onrechtstreekse aanraking en de beveiliging - is de bescherming tegen onrechtstreekse aanraking en de beveiliging
tegen kortsluiting ook bij parallelwerking gewaarborgd; tegen kortsluiting ook bij parallelwerking gewaarborgd;
- zijn voorzieningen getroffen om de vereffeningsstroom in de - zijn voorzieningen getroffen om de vereffeningsstroom in de
verbindingen tussen de nulpunten van de voedingsbronnen te beperken. verbindingen tussen de nulpunten van de voedingsbronnen te beperken.
e.3) Schakel- en verdeelinrichtingen e.3) Schakel- en verdeelinrichtingen
De schakel- en verdeelinrichtingen zijn : De schakel- en verdeelinrichtingen zijn :
- ofwel ondergebracht in uitsluitend voor dit doel bestemde ruimten, - ofwel ondergebracht in uitsluitend voor dit doel bestemde ruimten,
die ten opzichte van andere ruimten afgeschermd zijn door die ten opzichte van andere ruimten afgeschermd zijn door
bouwelementen (wanden, vloeren, zolderingen, deuren,), met een bouwelementen (wanden, vloeren, zolderingen, deuren,), met een
brandweerstand die een operationaliteit waarborgt zoals bepaald in brandweerstand die een operationaliteit waarborgt zoals bepaald in
punt e.1; punt e.1;
- ofwel vervaardigd uit bouwelementen, met inbegrip van hun deuren en - ofwel vervaardigd uit bouwelementen, met inbegrip van hun deuren en
doorvoerelementen, en die in hun geheel een brandweerstand hebben die doorvoerelementen, en die in hun geheel een brandweerstand hebben die
een operationaliteit waarborgt zoals bepaald in punt e.1; een operationaliteit waarborgt zoals bepaald in punt e.1;
- ofwel brandweerstandbiedend met een gewaarborgde operationaliteit - ofwel brandweerstandbiedend met een gewaarborgde operationaliteit
zoals bepaald in punt e.1. zoals bepaald in punt e.1.
Schakel- en verdeelinrichtingen en bedieningstoestellen moeten Schakel- en verdeelinrichtingen en bedieningstoestellen moeten
duidelijk zijn gemerkt en geplaatst in ruimten uitsluitend duidelijk zijn gemerkt en geplaatst in ruimten uitsluitend
toegankelijk door bevoegde of gewaarschuwde personen (BA5 of BA4). toegankelijk door bevoegde of gewaarschuwde personen (BA5 of BA4).
e.4) Leidingen e.4) Leidingen
De leidingen en hun toebehoren, ondergebracht in ruimten met een De leidingen en hun toebehoren, ondergebracht in ruimten met een
bijzonder brandgevaar, zijn : bijzonder brandgevaar, zijn :
- ofwel van het type met kenmerk FR2 of equivalent hiermee, met een - ofwel van het type met kenmerk FR2 of equivalent hiermee, met een
gewaarborgde operationaliteit zoals bepaald in punt e.1; gewaarborgde operationaliteit zoals bepaald in punt e.1;
- ofwel ondergebracht in aanlegsystemen beantwoordend aan het vereiste - ofwel ondergebracht in aanlegsystemen beantwoordend aan het vereiste
brandweerstandsniveau dat een operationaliteit waarborgt zoals bepaald brandweerstandsniveau dat een operationaliteit waarborgt zoals bepaald
in punt e.1; in punt e.1;
- ofwel verzonken in vloeren en muren beantwoordend aan het vereiste - ofwel verzonken in vloeren en muren beantwoordend aan het vereiste
brand-weerstandsniveau dat een operationaliteit waarborgt zoals brand-weerstandsniveau dat een operationaliteit waarborgt zoals
bepaald in punt e.1; bepaald in punt e.1;
- ofwel ingegraven. - ofwel ingegraven.
Benevens de vereiste kwaliteit van de leidingen moet de installatie Benevens de vereiste kwaliteit van de leidingen moet de installatie
zodanig zijn ontworpen dat de toegekende functie gewaarborgd blijft zodanig zijn ontworpen dat de toegekende functie gewaarborgd blijft
gedurende de in punt e.1 hiervoor bepaalde duur. De weerstand van de gedurende de in punt e.1 hiervoor bepaalde duur. De weerstand van de
geleiders van de stroomkring evenals de verzwakking van elk geleiders van de stroomkring evenals de verzwakking van elk
transmissiesignaal moeten in rekening worden gebracht voor de transmissiesignaal moeten in rekening worden gebracht voor de
mogelijke temperatuursverhoging in het compartiment waarin zich het mogelijke temperatuursverhoging in het compartiment waarin zich het
langste kabelgedeelte bevindt. langste kabelgedeelte bevindt.
e.5) Stroombanen e.5) Stroombanen
De vitale stroombanen moeten onafhankelijk zijn van alle andere De vitale stroombanen moeten onafhankelijk zijn van alle andere
stroombanen. stroombanen.
De beveiliging tegen overbelasting mag achterwege worden gelaten. De beveiliging tegen overbelasting mag achterwege worden gelaten.
Overstroombeschermingstoestellen in vitale stroombanen moeten op zulke Overstroombeschermingstoestellen in vitale stroombanen moeten op zulke
wijze gekozen en geïnstalleerd zijn dat de goede werking van andere wijze gekozen en geïnstalleerd zijn dat de goede werking van andere
vitale stroombanen niet nadelig wordt beïnvloed. vitale stroombanen niet nadelig wordt beïnvloed.
f) Bijzondere voorschriften f) Bijzondere voorschriften
f.1) Vorming van corrosieve gassen bij brand f.1) Vorming van corrosieve gassen bij brand
In de lokalen of plaatsen gekenmerkt door de uitwendige In de lokalen of plaatsen gekenmerkt door de uitwendige
invloedsfactoren BD2, BD3 en BD4 zijn slechts kabels geïnstalleerd met invloedsfactoren BD2, BD3 en BD4 zijn slechts kabels geïnstalleerd met
de kenmerken SA en SD. de kenmerken SA en SD.
Worden hieronder verstaan : gebouwen hoger dan of gelijk aan 25 m, Worden hieronder verstaan : gebouwen hoger dan of gelijk aan 25 m,
schouwspelzalen, sportzalen, dancings, scholen, ziekenhuizen, schouwspelzalen, sportzalen, dancings, scholen, ziekenhuizen,
rusthuizen,... rusthuizen,...
f.2) Concentratie of bundeling van warmte f.2) Concentratie of bundeling van warmte
Elektrisch materieel waarbij gevaar bestaat voor concentratie of Elektrisch materieel waarbij gevaar bestaat voor concentratie of
bundeling van warmte moet : bundeling van warmte moet :
- hetzij voldoende ver van alle voorwerpen worden verwijderd opdat - hetzij voldoende ver van alle voorwerpen worden verwijderd opdat
deze geen gevolgen ondergaan van een gevaarlijke warmteconcentratie of deze geen gevolgen ondergaan van een gevaarlijke warmteconcentratie of
-bundeling; -bundeling;
- hetzij worden gescheiden van deze voorwerpen door een thermisch - hetzij worden gescheiden van deze voorwerpen door een thermisch
isolerend scherm dat vervaardigd is uit onbrandbaar, onbrandbaar isolerend scherm dat vervaardigd is uit onbrandbaar, onbrandbaar
gemaakt of zelfdovend materiaal. gemaakt of zelfdovend materiaal.
f.3) Wegspatten van gensters en vlammen f.3) Wegspatten van gensters en vlammen
Indien elektrisch materieel, hetzij bij normale werking, hetzij bij Indien elektrisch materieel, hetzij bij normale werking, hetzij bij
beschadiging of verkeerd gebruik, gensters of vlammen kan voortbrengen beschadiging of verkeerd gebruik, gensters of vlammen kan voortbrengen
moet het : moet het :
- hetzij worden opgesteld op voldoende afstand van alle voorwerpen of - hetzij worden opgesteld op voldoende afstand van alle voorwerpen of
alle delen van het gebouw die het zou kunnen beschadigen; alle delen van het gebouw die het zou kunnen beschadigen;
- hetzij worden gescheiden van deze voorwerpen of delen van het gebouw - hetzij worden gescheiden van deze voorwerpen of delen van het gebouw
door een thermisch isolerend scherm dat vervaardigd is uit door een thermisch isolerend scherm dat vervaardigd is uit
onbrandbaar, onbrandbaar gemaakt of zelfdovend materiaal. » onbrandbaar, onbrandbaar gemaakt of zelfdovend materiaal. »

Art. 6.In artikel 151 van het AREI wordt het punt 02 vervangen als

Art. 6.In artikel 151 van het AREI wordt het punt 02 vervangen als

volgt : volgt :
« 02. - Keuze van de leidingen « 02. - Keuze van de leidingen
De na te volgen voorschriften worden gegeven in : De na te volgen voorschriften worden gegeven in :
- artikel 104 betreffende de voorzorgsmaatregelen tegen brandgevaar; - artikel 104 betreffende de voorzorgsmaatregelen tegen brandgevaar;
- artikel 107 betreffende de voorzorgsmaatregelen tegen - artikel 107 betreffende de voorzorgsmaatregelen tegen
ontploffingsgevaar. » ontploffingsgevaar. »

Art. 7.In artikel 200 van het AREI wordt het 3de lid vervangen als

Art. 7.In artikel 200 van het AREI wordt het 3de lid vervangen als

volgt : volgt :
« De buizen uit thermoplastisch materiaal kunnen van het stijve, het « De buizen uit thermoplastisch materiaal kunnen van het stijve, het
soepelgladde of het geringde type zijn. » soepelgladde of het geringde type zijn. »

Art. 8.In artikel 207.05, 1ste lid van het AREI, gewijzigd bij de

Art. 8.In artikel 207.05, 1ste lid van het AREI, gewijzigd bij de

koninklijke besluiten van 7 april 1986 en 8 september 1997, wordt het koninklijke besluiten van 7 april 1986 en 8 september 1997, wordt het
punt a vervangen als volgt : punt a vervangen als volgt :
« a. - buizen in brandbaar materiaal te gebruiken tenzij ze verzonken « a. - buizen in brandbaar materiaal te gebruiken tenzij ze verzonken
zijn in niet brandbare materialen met een minimum bedekking van 3 cm;" zijn in niet brandbare materialen met een minimum bedekking van 3 cm;"

Art. 9.Dit besluit is van toepassing op elektrische installaties en

Art. 9.Dit besluit is van toepassing op elektrische installaties en

op belangrijke wijzigingen en uitbreidingen waarvan de uitvoering ter op belangrijke wijzigingen en uitbreidingen waarvan de uitvoering ter
plaatse nog niet is aangevangen drie maanden na de publicatiedatum van plaatse nog niet is aangevangen drie maanden na de publicatiedatum van
dit besluit. dit besluit.

Art. 10.De minister bevoegd voor Werk en de minister bevoegd voor

Art. 10.De minister bevoegd voor Werk en de minister bevoegd voor

Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit
besluit. besluit.
Gegeven te Brussel, 25 april 2013. Gegeven te Brussel, 25 april 2013.
ALBERT ALBERT
Van Koningswege : Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,
Mevr. J. MILQUET Mevr. J. MILQUET
De Minister van Werk, De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK Mevr. M. DE CONINCK
De Staatssecretaris voor Energie, De Staatssecretaris voor Energie,
M. WATHELET M. WATHELET
^