Koninklijk besluit betreffende de nationale samenwerking tussen het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, de Hoge Raad voor de economische beroepen en de minister bevoegd voor Economie, alsook betreffende de internationale samenwerking met derde landen | Koninklijk besluit betreffende de nationale samenwerking tussen het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, de Hoge Raad voor de economische beroepen en de minister bevoegd voor Economie, alsook betreffende de internationale samenwerking met derde landen |
---|---|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE | FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE |
3 DECEMBER 2017. - Koninklijk besluit betreffende de nationale | 3 DECEMBER 2017. - Koninklijk besluit betreffende de nationale |
samenwerking tussen het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, | samenwerking tussen het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, |
de Hoge Raad voor de economische beroepen en de minister bevoegd voor | de Hoge Raad voor de economische beroepen en de minister bevoegd voor |
Economie, alsook betreffende de internationale samenwerking met derde | Economie, alsook betreffende de internationale samenwerking met derde |
landen | landen |
FILIP, Koning der Belgen, | FILIP, Koning der Belgen, |
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
Gelet op de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van | Gelet op de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van |
en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, de artikelen 46, § 3, | en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, de artikelen 46, § 3, |
51, § 4 en 145, 11° ; | 51, § 4 en 145, 11° ; |
Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2014 tot uitvoering van | Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2014 tot uitvoering van |
artikel 77decies van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van | artikel 77decies van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van |
een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek | een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek |
toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april | toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april |
2007; | 2007; |
Gelet op het advies 62.046/1 van de Raad van State, gegeven op 29 | Gelet op het advies 62.046/1 van de Raad van State, gegeven op 29 |
september 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, | september 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, |
van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; | van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; |
Overwegende het advies nr. 12/2017 van de Commissie voor de | Overwegende het advies nr. 12/2017 van de Commissie voor de |
bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 15 maart 2017, | bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 15 maart 2017, |
in het bijzonder zijn paragraaf 40; | in het bijzonder zijn paragraaf 40; |
Overwegende het advies van de Hoge Raad voor de economische beroepen, | Overwegende het advies van de Hoge Raad voor de economische beroepen, |
gegeven op 22 maart 2017; | gegeven op 22 maart 2017; |
Overwegende dat het passend is om de maatregelen op het vlak van de | Overwegende dat het passend is om de maatregelen op het vlak van de |
samenwerking tussen het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, | samenwerking tussen het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, |
de Hoge Raad voor de economische beroepen en de minister bevoegd voor | de Hoge Raad voor de economische beroepen en de minister bevoegd voor |
Economie te bepalen; | Economie te bepalen; |
Overwegende dat het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren en | Overwegende dat het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren en |
het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, krachtens artikel 46, § 2, van | het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, krachtens artikel 46, § 2, van |
voornoemde wet van 7 december 2016, een overeenkomst kunnen sluiten | voornoemde wet van 7 december 2016, een overeenkomst kunnen sluiten |
waarin de modaliteiten voor hun samenwerking en onderlinge | waarin de modaliteiten voor hun samenwerking en onderlinge |
informatie-uitwisseling worden vastgesteld, en dat het de bedoeling is | informatie-uitwisseling worden vastgesteld, en dat het de bedoeling is |
dat die modaliteiten ook betrekking hebben op de samenwerking en de | dat die modaliteiten ook betrekking hebben op de samenwerking en de |
onderlinge informatie-uitwisseling tussen het College van toezicht op | onderlinge informatie-uitwisseling tussen het College van toezicht op |
de bedrijfsrevisoren en het Instituut van de Bedrijfsrevisoren met | de bedrijfsrevisoren en het Instituut van de Bedrijfsrevisoren met |
betrekking tot aangelegenheden met een normatieve draagwijdte; | betrekking tot aangelegenheden met een normatieve draagwijdte; |
Overwegende dat artikel 47 van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees | Overwegende dat artikel 47 van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees |
Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke | Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke |
controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot | controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot |
wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en | wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en |
houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad bepaalt dat | houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad bepaalt dat |
de lidstaten kunnen samenwerken met de bevoegde autoriteiten van derde | de lidstaten kunnen samenwerken met de bevoegde autoriteiten van derde |
landen met als doel de uitwisseling van documenten onder bepaalde | landen met als doel de uitwisseling van documenten onder bepaalde |
voorwaarden; | voorwaarden; |
Overwegende dat één van de voorafgaande voorwaarden is dat een besluit | Overwegende dat één van de voorafgaande voorwaarden is dat een besluit |
van adequaatheid van een bevoegde autoriteit van een derde land door | van adequaatheid van een bevoegde autoriteit van een derde land door |
de Europese Commissie werd genomen overeenkomstig de procedure waarvan | de Europese Commissie werd genomen overeenkomstig de procedure waarvan |
sprake in artikel 47, lid 3, van Richtlijn 2006/43/EG; | sprake in artikel 47, lid 3, van Richtlijn 2006/43/EG; |
Overwegende dat het aan de lidstaten toebehoort om | Overwegende dat het aan de lidstaten toebehoort om |
samenwerkingsakkoorden te sluiten met de bevoegde autoriteiten van | samenwerkingsakkoorden te sluiten met de bevoegde autoriteiten van |
derde landen die als adequaat werden erkend, waarbij de | derde landen die als adequaat werden erkend, waarbij de |
samenwerkingsmodaliteiten worden bepaald overeenkomstig artikel 47 van | samenwerkingsmodaliteiten worden bepaald overeenkomstig artikel 47 van |
Richtlijn 2006/43/EG; | Richtlijn 2006/43/EG; |
Overwegende dat het artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG in | Overwegende dat het artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG in |
Belgisch recht werd omgezet door artikel 51 van de voornoemde wet van | Belgisch recht werd omgezet door artikel 51 van de voornoemde wet van |
7 december 2016; | 7 december 2016; |
Overwegende dat het gepast is om overeenkomstig dit artikel de | Overwegende dat het gepast is om overeenkomstig dit artikel de |
specifieke samenwerkingsmodaliteiten met de autoriteiten van derde | specifieke samenwerkingsmodaliteiten met de autoriteiten van derde |
landen vast te leggen, in het bijzonder met het oog op het beschermen | landen vast te leggen, in het bijzonder met het oog op het beschermen |
van het bedrijfsgeheim en de vertrouwelijkheid van gegevens; | van het bedrijfsgeheim en de vertrouwelijkheid van gegevens; |
Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de | Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de |
persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van | persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van |
persoonsgegevens, artikel 22 § 1, de doorgifte van persoonsgegevens | persoonsgegevens, artikel 22 § 1, de doorgifte van persoonsgegevens |
aan een derde land toelaat, in het bijzonder als de doorgifte | aan een derde land toelaat, in het bijzonder als de doorgifte |
noodzakelijk of wettelijk verplicht is vanwege de bescherming van een | noodzakelijk of wettelijk verplicht is vanwege de bescherming van een |
zwaarwegend algemeen belang; | zwaarwegend algemeen belang; |
Overwegende dat een nieuwe Europese regelgeving inzake de bescherming | Overwegende dat een nieuwe Europese regelgeving inzake de bescherming |
persoonsgegevens, namelijk de Verordening (EU) 2016/679 van het | persoonsgegevens, namelijk de Verordening (EU) 2016/679 van het |
Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de | Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de |
bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van | bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van |
persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en | persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en |
tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening | tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening |
gegevensbescherming), werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de | gegevensbescherming), werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de |
Europese Unie van 4 mei 2016; | Europese Unie van 4 mei 2016; |
Overwegende dat deze Verordening (EU) 2016/679 van toepassing zal zijn | Overwegende dat deze Verordening (EU) 2016/679 van toepassing zal zijn |
vanaf 25 mei 2018 en dat het passend is om nu al rekening te houden | vanaf 25 mei 2018 en dat het passend is om nu al rekening te houden |
met haar bepalingen in het raam van dit besluit, in het bijzonder haar | met haar bepalingen in het raam van dit besluit, in het bijzonder haar |
artikel 49, lid 1; | artikel 49, lid 1; |
Overwegende dat deze Verordening (EU) 2016/679 de doorgifte van | Overwegende dat deze Verordening (EU) 2016/679 de doorgifte van |
persoonsgegevens aan een derde land toelaat, in het bijzonder als de | persoonsgegevens aan een derde land toelaat, in het bijzonder als de |
doorgifte noodzakelijk is wegens gewichtige redenen van algemeen | doorgifte noodzakelijk is wegens gewichtige redenen van algemeen |
belang; | belang; |
Op de voordracht van de Minister van Economie en de Minister van | Op de voordracht van de Minister van Economie en de Minister van |
Justitie, | Justitie, |
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : | Hebben Wij besloten en besluiten Wij : |
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen | HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen |
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : |
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : |
1° Minister : de minister bevoegd voor Economie; | 1° Minister : de minister bevoegd voor Economie; |
2° richtlijn 2006/43/EG : de richtlijn 2006/43/EG van het Europees | 2° richtlijn 2006/43/EG : de richtlijn 2006/43/EG van het Europees |
Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke | Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke |
controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot | controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot |
wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en | wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en |
houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad; | houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad; |
3° verordening (EU) nr. 537/2014 : de verordening (EU) nr. 537/2014 | 3° verordening (EU) nr. 537/2014 : de verordening (EU) nr. 537/2014 |
van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende | van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende |
specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële | specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële |
overzichten van organisaties van openbaar belang en tot intrekking van | overzichten van organisaties van openbaar belang en tot intrekking van |
Besluit 2005/909/EG van de Commissie; | Besluit 2005/909/EG van de Commissie; |
4° wet van 7 december 2016 : de wet van 7 december 2016 tot | 4° wet van 7 december 2016 : de wet van 7 december 2016 tot |
organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de | organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de |
bedrijfsrevisoren; | bedrijfsrevisoren; |
5° College : het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, | 5° College : het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, |
opgericht bij artikel 32 van de wet van 7 december 2016; | opgericht bij artikel 32 van de wet van 7 december 2016; |
6° Hoge Raad : de Hoge Raad voor de economische beroepen opgericht bij | 6° Hoge Raad : de Hoge Raad voor de economische beroepen opgericht bij |
artikel 54 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige | artikel 54 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige |
en fiscale beroepen; | en fiscale beroepen; |
7° Instituut : het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, als bedoeld in | 7° Instituut : het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, als bedoeld in |
artikel 64 van de wet van 7 december 2016; | artikel 64 van de wet van 7 december 2016; |
8° FSMA : de Autoriteit voor financiële diensten en markten als | 8° FSMA : de Autoriteit voor financiële diensten en markten als |
bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het | bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het |
toezicht op de financiële sector en de financiële diensten; | toezicht op de financiële sector en de financiële diensten; |
9° CEAOB : het Comité van Europese auditorstoezichthouders, bedoeld in | 9° CEAOB : het Comité van Europese auditorstoezichthouders, bedoeld in |
artikel 30 van verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees | artikel 30 van verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees |
Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen | Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen |
voor de wettelijke controles van financiële overzichten van | voor de wettelijke controles van financiële overzichten van |
organisaties van openbaar belang en tot intrekking van Besluit | organisaties van openbaar belang en tot intrekking van Besluit |
2005/909/EG van de Commissie. | 2005/909/EG van de Commissie. |
HOOFDSTUK 2. - Nationale samenwerking | HOOFDSTUK 2. - Nationale samenwerking |
Afdeling 1. - De werkzaamheden van het CEAOB | Afdeling 1. - De werkzaamheden van het CEAOB |
Art. 2.§ 1. Zodra het College de agenda van elke plenaire vergadering |
Art. 2.§ 1. Zodra het College de agenda van elke plenaire vergadering |
van het CEAOB ontvangt, maakt het die aan de Hoge Raad en aan de | van het CEAOB ontvangt, maakt het die aan de Hoge Raad en aan de |
Minister over. | Minister over. |
Het College maakt hen op eigen initiatief ook de documenten over die | Het College maakt hen op eigen initiatief ook de documenten over die |
bij de agenda zijn gevoegd en betrekking hebben op normatieve | bij de agenda zijn gevoegd en betrekking hebben op normatieve |
aspecten. Op verzoek van de Hoge Raad worden bijkomende documenten die | aspecten. Op verzoek van de Hoge Raad worden bijkomende documenten die |
bij de agenda zijn gevoegd en een normatieve draagwijdte kunnen | bij de agenda zijn gevoegd en een normatieve draagwijdte kunnen |
hebben, door het College aan hen overgemaakt. | hebben, door het College aan hen overgemaakt. |
§ 2. Op basis van de verkregen informatie bepaalt de Hoge Raad of er | § 2. Op basis van de verkregen informatie bepaalt de Hoge Raad of er |
al dan niet een advies met betrekking tot de eventuele impact op | al dan niet een advies met betrekking tot de eventuele impact op |
normatief vlak moet worden meegedeeld, zodat het College het advies | normatief vlak moet worden meegedeeld, zodat het College het advies |
eventueel tijdens de plenaire vergadering van het CEAOB kan doorgeven. | eventueel tijdens de plenaire vergadering van het CEAOB kan doorgeven. |
§ 3. Desgevallend, kan, op verzoek van elk van beide voorzitters, een | § 3. Desgevallend, kan, op verzoek van elk van beide voorzitters, een |
vergadering worden georganiseerd tussen het College en de Hoge Raad | vergadering worden georganiseerd tussen het College en de Hoge Raad |
vooraleer de plenaire vergadering van het CEAOB plaatsvindt met het | vooraleer de plenaire vergadering van het CEAOB plaatsvindt met het |
oog op het finaliseren van een standpunt voor België. | oog op het finaliseren van een standpunt voor België. |
Bij hoogdringendheid kan, op verzoek van elk van beide voorzitters, | Bij hoogdringendheid kan, op verzoek van elk van beide voorzitters, |
een vergadering tussen de voorzitters van het College en van de Hoge | een vergadering tussen de voorzitters van het College en van de Hoge |
Raad worden georganiseerd. | Raad worden georganiseerd. |
Art. 3.Zodra het College het verslag van elke plenaire vergadering |
Art. 3.Zodra het College het verslag van elke plenaire vergadering |
van het CEAOB ontvangt, maakt het dat over aan de Hoge Raad en aan de | van het CEAOB ontvangt, maakt het dat over aan de Hoge Raad en aan de |
Minister. | Minister. |
Art. 4.§ 1. Het College informeert de Hoge Raad en de Minister op |
Art. 4.§ 1. Het College informeert de Hoge Raad en de Minister op |
regelmatige basis over het bestaan van elke permanente of ad hoc | regelmatige basis over het bestaan van elke permanente of ad hoc |
opgerichte subgroep binnen het CEAOB. | opgerichte subgroep binnen het CEAOB. |
Op verzoek van de Hoge Raad maakt het College de agenda van elke | Op verzoek van de Hoge Raad maakt het College de agenda van elke |
vergadering van een binnen het CEAOB opgerichte subgroep, zodra hij | vergadering van een binnen het CEAOB opgerichte subgroep, zodra hij |
die ontvangt, aan hen over. | die ontvangt, aan hen over. |
Het College maakt hen op eigen initiatief ook de documenten over die | Het College maakt hen op eigen initiatief ook de documenten over die |
bij de agenda zijn gevoegd en betrekking hebben op normatieve | bij de agenda zijn gevoegd en betrekking hebben op normatieve |
aspecten. Op verzoek van de Hoge Raad worden bijkomende documenten die | aspecten. Op verzoek van de Hoge Raad worden bijkomende documenten die |
bij de agenda zijn gevoegd en een normatieve draagwijdte kunnen | bij de agenda zijn gevoegd en een normatieve draagwijdte kunnen |
hebben, door het College aan hen overgemaakt. | hebben, door het College aan hen overgemaakt. |
§ 2. Op basis van de verkregen informatie bepaalt de Hoge Raad of er | § 2. Op basis van de verkregen informatie bepaalt de Hoge Raad of er |
al dan niet een advies met betrekking tot de eventuele impact op | al dan niet een advies met betrekking tot de eventuele impact op |
normatief vlak moet worden meegedeeld, zodat het College het advies | normatief vlak moet worden meegedeeld, zodat het College het advies |
eventueel tijdens de vergadering van een binnen het CEAOB opgerichte | eventueel tijdens de vergadering van een binnen het CEAOB opgerichte |
subgroep kan doorgeven. | subgroep kan doorgeven. |
§ 3. Desgevallend kan, op verzoek van elk van beide voorzitters, een | § 3. Desgevallend kan, op verzoek van elk van beide voorzitters, een |
vergadering worden georganiseerd tussen het College en de Hoge Raad | vergadering worden georganiseerd tussen het College en de Hoge Raad |
vooraleer de vergadering van een binnen het CEAOB opgerichte subgroep | vooraleer de vergadering van een binnen het CEAOB opgerichte subgroep |
plaatsvindt met het oog op het finaliseren van een standpunt voor | plaatsvindt met het oog op het finaliseren van een standpunt voor |
België. | België. |
Bij hoogdringendheid kan, op verzoek van elk van beide voorzitters, | Bij hoogdringendheid kan, op verzoek van elk van beide voorzitters, |
een vergadering tussen de voorzitters van het College en van de Hoge | een vergadering tussen de voorzitters van het College en van de Hoge |
Raad worden georganiseerd. | Raad worden georganiseerd. |
Art. 5.Zodra het College het verslag ontvangt van elke vergadering |
Art. 5.Zodra het College het verslag ontvangt van elke vergadering |
van een binnen het CEAOB opgerichte subgroep die betrekking heeft op | van een binnen het CEAOB opgerichte subgroep die betrekking heeft op |
normatieve aspecten, maakt het dat over aan de Hoge Raad en aan de | normatieve aspecten, maakt het dat over aan de Hoge Raad en aan de |
Minister. | Minister. |
Art. 6.Het College brengt de Hoge Raad en de Minister op de hoogte |
Art. 6.Het College brengt de Hoge Raad en de Minister op de hoogte |
van de werkzaamheden van het CEAOB inzake het monitoren van | van de werkzaamheden van het CEAOB inzake het monitoren van |
marktkwaliteit en mededinging bedoeld in artikel 27 van de verordening | marktkwaliteit en mededinging bedoeld in artikel 27 van de verordening |
(EU) nr. 537/2014. | (EU) nr. 537/2014. |
Afdeling 2. - Nationale samenwerking tussen het College en de Hoge | Afdeling 2. - Nationale samenwerking tussen het College en de Hoge |
Raad | Raad |
Art. 7.Wanneer het College de Hoge Raad een vraag wenst voor te |
Art. 7.Wanneer het College de Hoge Raad een vraag wenst voor te |
leggen over de wettelijke, reglementaire of normatieve aspecten die | leggen over de wettelijke, reglementaire of normatieve aspecten die |
betrekking hebben op de uitoefening van zijn opdrachten, deelt het de | betrekking hebben op de uitoefening van zijn opdrachten, deelt het de |
nodige informatie mee aan de Hoge Raad, die zo spoedig mogelijk | nodige informatie mee aan de Hoge Raad, die zo spoedig mogelijk |
antwoordt en uiterlijk binnen drie maanden na de aanvraag. | antwoordt en uiterlijk binnen drie maanden na de aanvraag. |
Art. 8.Wanneer de Hoge Raad het College een vraag wenst voor te |
Art. 8.Wanneer de Hoge Raad het College een vraag wenst voor te |
leggen over de wettelijke, reglementaire of normatieve aspecten die | leggen over de wettelijke, reglementaire of normatieve aspecten die |
betrekking hebben op de opdrachten die wettelijk toevertrouwd zijn aan | betrekking hebben op de opdrachten die wettelijk toevertrouwd zijn aan |
het College, deelt hij de nodige informatie mee aan het College, dat | het College, deelt hij de nodige informatie mee aan het College, dat |
zo spoedig mogelijk antwoordt en uiterlijk binnen drie maanden na de | zo spoedig mogelijk antwoordt en uiterlijk binnen drie maanden na de |
aanvraag. | aanvraag. |
Art. 9.Wanneer de Hoge Raad de Bank en/of de FSMA een vraag wenst |
Art. 9.Wanneer de Hoge Raad de Bank en/of de FSMA een vraag wenst |
voor te leggen over de wettelijke, reglementaire of normatieve | voor te leggen over de wettelijke, reglementaire of normatieve |
aspecten die betrekking hebben op de opdrachten van de | aspecten die betrekking hebben op de opdrachten van de |
bedrijfsrevisoren, dan bevraagt de Hoge Raad hetzij rechtstreeks, | bedrijfsrevisoren, dan bevraagt de Hoge Raad hetzij rechtstreeks, |
hetzij onrechtstreeks via het College, de Bank en/of de FSMA die zo | hetzij onrechtstreeks via het College, de Bank en/of de FSMA die zo |
spoedig mogelijk antwoorden en uiterlijk binnen de drie maanden vanaf | spoedig mogelijk antwoorden en uiterlijk binnen de drie maanden vanaf |
de aanvraag. | de aanvraag. |
Art. 10.Het College en de Hoge Raad vergaderen minstens éénmaal per |
Art. 10.Het College en de Hoge Raad vergaderen minstens éénmaal per |
jaar inzake, enerzijds, het wettelijk, reglementair en normatief kader | jaar inzake, enerzijds, het wettelijk, reglementair en normatief kader |
en, anderzijds, concrete aspecten die verband houden met de | en, anderzijds, concrete aspecten die verband houden met de |
werkzaamheden die de wet van 7 december 2016 aan het College | werkzaamheden die de wet van 7 december 2016 aan het College |
toevertrouwt. | toevertrouwt. |
Het College en de Hoge Raad kunnen beslissen om één of meer | Het College en de Hoge Raad kunnen beslissen om één of meer |
vertegenwoordigers van het Instituut uit te nodigen voor de in eerste | vertegenwoordigers van het Instituut uit te nodigen voor de in eerste |
lid bedoelde vergadering. | lid bedoelde vergadering. |
Bij hoogdringendheid kan, op verzoek van elk van beide voorzitters, | Bij hoogdringendheid kan, op verzoek van elk van beide voorzitters, |
een vergadering tussen de Voorzitters van het College en de Hoge Raad | een vergadering tussen de Voorzitters van het College en de Hoge Raad |
worden georganiseerd. | worden georganiseerd. |
HOOFDSTUK 3. - Internationale samenwerking met derde landen | HOOFDSTUK 3. - Internationale samenwerking met derde landen |
Afdeling 1. - Werkregelingen | Afdeling 1. - Werkregelingen |
Art. 11.§ 1. De specifieke voorwaarden van samenwerking met de derde |
Art. 11.§ 1. De specifieke voorwaarden van samenwerking met de derde |
landen vereist door het artikel 51, § 4, van de wet van 7 december | landen vereist door het artikel 51, § 4, van de wet van 7 december |
2016 zijn de volgende : | 2016 zijn de volgende : |
1° de controle- of andere documenten die in het bezit zijn van | 1° de controle- of andere documenten die in het bezit zijn van |
bedrijfsrevisoren alsook inspectie- of onderzoeksverslagen in verband | bedrijfsrevisoren alsook inspectie- of onderzoeksverslagen in verband |
met de betrokken controles, worden enkel door het College overgemaakt | met de betrokken controles, worden enkel door het College overgemaakt |
indien de bevoegde autoriteit van het derde land in haar | indien de bevoegde autoriteit van het derde land in haar |
verzoekschrift de redenen verstrekt van haar verzoek om toegang te | verzoekschrift de redenen verstrekt van haar verzoek om toegang te |
krijgen tot deze documenten; | krijgen tot deze documenten; |
2° de in de bepaling onder 1° bedoelde documenten mogen enkel worden | 2° de in de bepaling onder 1° bedoelde documenten mogen enkel worden |
gebruikt onder de voorwaarden van artikel 12; | gebruikt onder de voorwaarden van artikel 12; |
3° de samenwerking vindt plaats onder de leiding en controle van het | 3° de samenwerking vindt plaats onder de leiding en controle van het |
College dat per geval beslist over het gevolg dat aan een verzoek tot | College dat per geval beslist over het gevolg dat aan een verzoek tot |
samenwerking dient te worden gegeven; | samenwerking dient te worden gegeven; |
4° indien vertrouwelijke informatie die vervat is in de in de bepaling | 4° indien vertrouwelijke informatie die vervat is in de in de bepaling |
onder 1° bedoelde documenten, door de verzoekende autoriteit wordt | onder 1° bedoelde documenten, door de verzoekende autoriteit wordt |
overgemaakt aan andere autoriteiten met het oog op de naleving van een | overgemaakt aan andere autoriteiten met het oog op de naleving van een |
wettelijk vereiste, kan deze informatie enkel door deze derde partij | wettelijk vereiste, kan deze informatie enkel door deze derde partij |
worden gebruikt onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde | worden gebruikt onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde |
beperkingen als die opgelegd aan de verzoekende autoriteit; | beperkingen als die opgelegd aan de verzoekende autoriteit; |
5° de verzoekende partij neemt de nodige veiligheidsmaatregelen om de | 5° de verzoekende partij neemt de nodige veiligheidsmaatregelen om de |
vertrouwelijkheid van de in de bepaling onder 1° bedoelde overgedragen | vertrouwelijkheid van de in de bepaling onder 1° bedoelde overgedragen |
documenten te verzekeren; | documenten te verzekeren; |
6° de werknemers, de voormalige werknemers of eenieder die werkzaam is | 6° de werknemers, de voormalige werknemers of eenieder die werkzaam is |
of is geweest bij de bevoegde autoriteiten van het derde land dat de | of is geweest bij de bevoegde autoriteiten van het derde land dat de |
informatie ontvangt, zijn aan het beroepsgeheim onderworpen; | informatie ontvangt, zijn aan het beroepsgeheim onderworpen; |
7° er wordt niet geraakt aan de bescherming van de commerciële | 7° er wordt niet geraakt aan de bescherming van de commerciële |
belangen van de gecontroleerde entiteit, ook niet aan haar industriële | belangen van de gecontroleerde entiteit, ook niet aan haar industriële |
en intellectuele eigendomsrechten; | en intellectuele eigendomsrechten; |
8° het verzoek kan in het bijzonder worden geweigerd op grond van de | 8° het verzoek kan in het bijzonder worden geweigerd op grond van de |
redenen bedoeld in artikel 51, § 2, van de wet van 7 december 2016. | redenen bedoeld in artikel 51, § 2, van de wet van 7 december 2016. |
§ 2. Indien een besluit van adequaatheid van een bevoegde autoriteit | § 2. Indien een besluit van adequaatheid van een bevoegde autoriteit |
van een derde land, genomen door de Europese Commissie overeenkomstig | van een derde land, genomen door de Europese Commissie overeenkomstig |
artikel 47, lid 3, van richtlijn 2006/43/EG, in een specifieke vorm | artikel 47, lid 3, van richtlijn 2006/43/EG, in een specifieke vorm |
van samenwerking voorziet, herneemt het samenwerkingsakkoord de in het | van samenwerking voorziet, herneemt het samenwerkingsakkoord de in het |
besluit vermelde specifieke regelingen. | besluit vermelde specifieke regelingen. |
§ 3. De in dit artikel vermelde voorwaarden zijn van toepassing | § 3. De in dit artikel vermelde voorwaarden zijn van toepassing |
onverminderd de naleving van de in artikel 51 van de wet van 7 | onverminderd de naleving van de in artikel 51 van de wet van 7 |
december 2016 bedoelde voorafgaande voorwaarden. | december 2016 bedoelde voorafgaande voorwaarden. |
Art. 12.De in artikel 11, § 1, 1°, bedoelde overgedragen controle- of |
Art. 12.De in artikel 11, § 1, 1°, bedoelde overgedragen controle- of |
andere documenten mogen door de verzoekende autoriteit alleen worden | andere documenten mogen door de verzoekende autoriteit alleen worden |
gebruikt voor de uitoefening van de opdrachten van publiek toezicht, | gebruikt voor de uitoefening van de opdrachten van publiek toezicht, |
kwaliteitscontrole en onderzoek die gelijkwaardig verklaard zijn | kwaliteitscontrole en onderzoek die gelijkwaardig verklaard zijn |
overeenkomstig artikel 46, lid 2, van richtlijn 2006/43/EG. | overeenkomstig artikel 46, lid 2, van richtlijn 2006/43/EG. |
Afdeling 2. - Procedure | Afdeling 2. - Procedure |
Art. 13.Het College informeert de Minister en de Hoge Raad over het |
Art. 13.Het College informeert de Minister en de Hoge Raad over het |
sluiten van een samenwerkingsakkoord met een bevoegde autoriteit van | sluiten van een samenwerkingsakkoord met een bevoegde autoriteit van |
een derde land bedoeld in artikel 51, § 1, 6°, van de wet van 7 | een derde land bedoeld in artikel 51, § 1, 6°, van de wet van 7 |
december 2016. | december 2016. |
Elk samenwerkingsakkoord en zijn eventuele bijlagen, alsook een | Elk samenwerkingsakkoord en zijn eventuele bijlagen, alsook een |
akkoord over de bescherming van de persoonsgegevens, worden op de | akkoord over de bescherming van de persoonsgegevens, worden op de |
website van het College gepubliceerd. | website van het College gepubliceerd. |
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen | HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen |
Art. 14.Het koninklijk besluit van 25 april 2014 tot uitvoering van |
Art. 14.Het koninklijk besluit van 25 april 2014 tot uitvoering van |
artikel 77decies van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van | artikel 77decies van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van |
een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek | een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek |
toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april | toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april |
2007, wordt opgeheven. | 2007, wordt opgeheven. |
Art. 15.De minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor |
Art. 15.De minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor |
Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit | Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit |
besluit. | besluit. |
Gegeven te Brussel, 3 december 2017. | Gegeven te Brussel, 3 december 2017. |
FILIP | FILIP |
Van Koningswege : | Van Koningswege : |
De Minister van Economie, | De Minister van Economie, |
K. PEETERS | K. PEETERS |
De Minister van Justitie, | De Minister van Justitie, |
K. GEENS | K. GEENS |