Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding | Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding |
---|---|
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP | MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP |
10 OKTOBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van | 10 OKTOBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van |
het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding | het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding |
De Vlaamse regering, | De Vlaamse regering, |
Gelet op het decreet van 2112 maart 2003 betreffende de | Gelet op het decreet van 2112 maart 2003 betreffende de |
armoedebestrijding; | armoedebestrijding; |
Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering van 18 juli 2003 inzake | Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering van 18 juli 2003 inzake |
begrotingscontrole; | begrotingscontrole; |
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 september | Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 september |
2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1o, van de | 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1o, van de |
gecoördineerde wetten op de Raad van State; | gecoördineerde wetten op de Raad van State; |
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en, | Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en, |
Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking; | Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking; |
Na beraadslaging, | Na beraadslaging, |
Besluit : | Besluit : |
Hoofdstuk I. - Algemene bepalingen | Hoofdstuk I. - Algemene bepalingen |
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : |
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : |
1o decreet : het decreet van 21 maart 2003 betreffende de | 1o decreet : het decreet van 21 maart 2003 betreffende de |
armoedebestrijding; | armoedebestrijding; |
2o coördinerende minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de | 2o coördinerende minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de |
bijstand aan personen; | bijstand aan personen; |
3o administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn | 3o administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn |
van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; | van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; |
4o actieplan : het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding, bedoeld in | 4o actieplan : het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding, bedoeld in |
artikel 5 van het decreet; | artikel 5 van het decreet; |
5o permanent armoedeoverleg : het instrument om in alle | 5o permanent armoedeoverleg : het instrument om in alle |
beleidsdomeinen het armoedebeleid op elkaar af te stemmen, te bewaken | beleidsdomeinen het armoedebeleid op elkaar af te stemmen, te bewaken |
en te evalueren; | en te evalueren; |
6o Vlaams netwerk : het Vlaamse netwerk van verenigingen waar armen | 6o Vlaams netwerk : het Vlaamse netwerk van verenigingen waar armen |
het woord nemen; | het woord nemen; |
7o vereniging : een vereniging waar armen het woord nemen; | 7o vereniging : een vereniging waar armen het woord nemen; |
8o meerjarenplan : het document waarin, het Vlaamse netwerk beschrijft | 8o meerjarenplan : het document waarin, het Vlaamse netwerk beschrijft |
hoe het zijn, opdrachten zal uitvoeren; | hoe het zijn, opdrachten zal uitvoeren; |
9o ervaringsdeskundige : een ervaringsdeskundige in de armoede; | 9o ervaringsdeskundige : een ervaringsdeskundige in de armoede; |
10o organisatie : organisatie voor de coördinatie van of de toeleiding | 10o organisatie : organisatie voor de coördinatie van of de toeleiding |
tot de opleiding van ervaringsdeskundige in de armoede; | tot de opleiding van ervaringsdeskundige in de armoede; |
11o project : een planmatig opgezet en samenhangend geheel van | 11o project : een planmatig opgezet en samenhangend geheel van |
activiteiten, gericht op het realiseren van nieuwe benaderingen en | activiteiten, gericht op het realiseren van nieuwe benaderingen en |
oplossingen in de bestrijding van armoede en bestaansonzekerheid en in | oplossingen in de bestrijding van armoede en bestaansonzekerheid en in |
de bevordering van sociale inclusie. Projecten hebben concrete | de bevordering van sociale inclusie. Projecten hebben concrete |
doelstellingen, zijn afgebakend in de tijd en worden uitgevoerd met | doelstellingen, zijn afgebakend in de tijd en worden uitgevoerd met |
betrokkenheid van de armen; | betrokkenheid van de armen; |
12o adviserende beroepscommissie : de commissie, opgericht bij het | 12o adviserende beroepscommissie : de commissie, opgericht bij het |
decreet van 15 juli 1997 houdende de oprichting van een Gezins- en | decreet van 15 juli 1997 houdende de oprichting van een Gezins- en |
Welzijnsraad en van een Adviserende Beroepscommissie inzake gezins- en | Welzijnsraad en van een Adviserende Beroepscommissie inzake gezins- en |
welzijnsaangelegenheden; | welzijnsaangelegenheden; |
13o Algemeen Verslag over de Armoede : het verslag, opgesteld in 1994 | 13o Algemeen Verslag over de Armoede : het verslag, opgesteld in 1994 |
in opdracht van de Minister van Sociale Integratie en in samenwerking | in opdracht van de Minister van Sociale Integratie en in samenwerking |
met de doelgroepen, dat de armoede in België beschrijft en dat | met de doelgroepen, dat de armoede in België beschrijft en dat |
aanbevelingen en voorstellen inzake armoedebestrijding formuleert; | aanbevelingen en voorstellen inzake armoedebestrijding formuleert; |
14o samenwerkingsakkoord : het samenwerkingsakkoord tussen de federale | 14o samenwerkingsakkoord : het samenwerkingsakkoord tussen de federale |
Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de bestendiging | Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de bestendiging |
van het armoedebeleid, ondertekend op 5 mei 1998; | van het armoedebeleid, ondertekend op 5 mei 1998; |
15o beleidsdomein : een aangelegenheid die onder de bevoegdheid van de | 15o beleidsdomein : een aangelegenheid die onder de bevoegdheid van de |
Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest valt. | Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest valt. |
Hoofdstuk II. - Coördinatie en organisatie | Hoofdstuk II. - Coördinatie en organisatie |
Afdeling I. - Actieplan | Afdeling I. - Actieplan |
Art. 2.§ 1. Het actieplan is opgebouwd volgens de hierna opgesomde |
Art. 2.§ 1. Het actieplan is opgebouwd volgens de hierna opgesomde |
tien basisrechten zoals opgenomen in het Algemeen Verslag over de | tien basisrechten zoals opgenomen in het Algemeen Verslag over de |
Armoede : | Armoede : |
1o het recht op participatie; | 1o het recht op participatie; |
2o het recht op maatschappelijke dienstverlening.; | 2o het recht op maatschappelijke dienstverlening.; |
3o het recht op gezin; | 3o het recht op gezin; |
4o het recht op rechtsbedeling; | 4o het recht op rechtsbedeling; |
5o het recht op cultuur; | 5o het recht op cultuur; |
6o het recht op inkomen; | 6o het recht op inkomen; |
7o het recht op onderwijs; | 7o het recht op onderwijs; |
8o het recht op werkgelegenheid; | 8o het recht op werkgelegenheid; |
9o het recht op huisvesting; | 9o het recht op huisvesting; |
10ohet recht op gezondheidszorg. | 10ohet recht op gezondheidszorg. |
§ 2. Het actieplan omvat minstens : | § 2. Het actieplan omvat minstens : |
1o de beschrijving van de algemene visie van het Vlaamse | 1o de beschrijving van de algemene visie van het Vlaamse |
armoedebeleid; | armoedebeleid; |
2o de situering van het Vlaamse armoedebeleid binnen het nationale en | 2o de situering van het Vlaamse armoedebeleid binnen het nationale en |
het Europese beleid terzake; | het Europese beleid terzake; |
3o de geformuleerde doelstellingen op lange en op korte termijn binnen | 3o de geformuleerde doelstellingen op lange en op korte termijn binnen |
elk beleidsdomein; | elk beleidsdomein; |
4o de concrete activiteiten; | 4o de concrete activiteiten; |
5o het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering; | 5o het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering; |
6o de opgave van de indicatoren om de vooruitgang te meten; | 6o de opgave van de indicatoren om de vooruitgang te meten; |
7o de ingezette instrumenten. | 7o de ingezette instrumenten. |
Art. 3.Het actieplan komt tot stand in overleg met het Vlaamse |
Art. 3.Het actieplan komt tot stand in overleg met het Vlaamse |
netwerk. Het Vlaamse netwerk vertegenwoordigt bij dit overleg de | netwerk. Het Vlaamse netwerk vertegenwoordigt bij dit overleg de |
doelgroepen. | doelgroepen. |
Art. 4.Het actieplan wordt ieder jaar geactualiseerd. Onder |
Art. 4.Het actieplan wordt ieder jaar geactualiseerd. Onder |
voorbehoud van de toepassing van artikel 2 omvat die actualisatie : | voorbehoud van de toepassing van artikel 2 omvat die actualisatie : |
1o een analyse van gewijzigde maatschappelijke ontwikkelingen, | 1o een analyse van gewijzigde maatschappelijke ontwikkelingen, |
relevant voor het armoedebeleid; | relevant voor het armoedebeleid; |
2o per beleidsdomein, de opgave van de vooruitgang van de activiteiten | 2o per beleidsdomein, de opgave van de vooruitgang van de activiteiten |
en de bijsturing; | en de bijsturing; |
3o de nieuwe initiatieven binnen elk beleidsdomein, met opgave van het | 3o de nieuwe initiatieven binnen elk beleidsdomein, met opgave van het |
tijdpad en de indicatoren van de evaluatie;. | tijdpad en de indicatoren van de evaluatie;. |
4o het jaarverslag van de werking van het permanente armoedeoverleg. | 4o het jaarverslag van de werking van het permanente armoedeoverleg. |
Art. 5.De coördinerende minister legt jaarlijks vóór 1 maart het |
Art. 5.De coördinerende minister legt jaarlijks vóór 1 maart het |
geactualiseerde actieplan voor aan de Vlaamse regering. De Vlaamse | geactualiseerde actieplan voor aan de Vlaamse regering. De Vlaamse |
regering vraagt advies aan haar adviesorganen die op dit vlak bevoegd | regering vraagt advies aan haar adviesorganen die op dit vlak bevoegd |
zijn. Het geactualiseerde actieplan wordt door de Vlaamse regering | zijn. Het geactualiseerde actieplan wordt door de Vlaamse regering |
gelijktijdig aan de adviesraden en aan het Vlaams Parlement bezorgd. | gelijktijdig aan de adviesraden en aan het Vlaams Parlement bezorgd. |
Art. 6.Iedere Vlaamse minister wijst binnen zijn of haar |
Art. 6.Iedere Vlaamse minister wijst binnen zijn of haar |
beleidsdomein één of meer aandachtsambtenaren inzake | beleidsdomein één of meer aandachtsambtenaren inzake |
armoedebestrijding aan, die verantwoordelijk zijn voor de | armoedebestrijding aan, die verantwoordelijk zijn voor de |
voorbereiding, de uitvoering en de opvolging van het actieplan. | voorbereiding, de uitvoering en de opvolging van het actieplan. |
Afdeling II. - Het permanente armoedeoverleg | Afdeling II. - Het permanente armoedeoverleg |
Art. 7.Er wordt een permanent armoedeoverleg opgericht. Dat overleg |
Art. 7.Er wordt een permanent armoedeoverleg opgericht. Dat overleg |
is ingedeeld in een horizontaal en een verticaal overleg. | is ingedeeld in een horizontaal en een verticaal overleg. |
Art. 8.Het horizontale overleg is het overleg tussen de verschillende |
Art. 8.Het horizontale overleg is het overleg tussen de verschillende |
beleidsdomeinen. Daaraan nemen vertegenwoordigers van de verschillende | beleidsdomeinen. Daaraan nemen vertegenwoordigers van de verschillende |
administraties van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en van de | administraties van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en van de |
Vlaamse openbare instellingen en vertegenwoordigers van het Vlaamse | Vlaamse openbare instellingen en vertegenwoordigers van het Vlaamse |
netwerk deel. | netwerk deel. |
Het horizontale overleg vindt minstens viermaal per jaar plaats. De | Het horizontale overleg vindt minstens viermaal per jaar plaats. De |
coördinerende minister bepaalt de nadere regels van de werking van het | coördinerende minister bepaalt de nadere regels van de werking van het |
horizontale overleg. | horizontale overleg. |
De opdrachten van het horizontale overleg zijn : | De opdrachten van het horizontale overleg zijn : |
1o acties voorbereiden in de verschillende beleidsdomeinen die | 1o acties voorbereiden in de verschillende beleidsdomeinen die |
voortvloeiend uit het actieplan; | voortvloeiend uit het actieplan; |
2o de impact en de effecten van die acties analyseren; | 2o de impact en de effecten van die acties analyseren; |
3o de acties coördineren en de acties van de verschillende | 3o de acties coördineren en de acties van de verschillende |
beleidsdomeinen op elkaar afstemmen; | beleidsdomeinen op elkaar afstemmen; |
4o de voorwaarden bepalen voor het organiseren van het overleg; | 4o de voorwaarden bepalen voor het organiseren van het overleg; |
5o kennisnemen van de voorstellen van het verticale overleg in elk van | 5o kennisnemen van de voorstellen van het verticale overleg in elk van |
de beleidsdomeinen; | de beleidsdomeinen; |
6o het actieplan evalueren; | 6o het actieplan evalueren; |
7o de opdrachten van de Vlaamse regering uitvoeren, op voorstel van de | 7o de opdrachten van de Vlaamse regering uitvoeren, op voorstel van de |
coördinerende minister, ingevolge beslissingen van de | coördinerende minister, ingevolge beslissingen van de |
Interministeriële Conferentie in het kader van het | Interministeriële Conferentie in het kader van het |
samenwerkingsakkoord. | samenwerkingsakkoord. |
Art. 9.Binnen elk beleidsdomein wordt een verticaal overleg |
Art. 9.Binnen elk beleidsdomein wordt een verticaal overleg |
opgericht. Iedere Vlaamse minister bepaalt in overleg met het Vlaamse | opgericht. Iedere Vlaamse minister bepaalt in overleg met het Vlaamse |
netwerk de nadere regels van de werking van dat verticale overleg | netwerk de nadere regels van de werking van dat verticale overleg |
binnen zijn beleidsdomein. | binnen zijn beleidsdomein. |
Het verticale overleg vindt minstens tweemaal per jaar plaats. | Het verticale overleg vindt minstens tweemaal per jaar plaats. |
Het verticale overleg heeft tot taak de specifieke beleidsinitiatieven | Het verticale overleg heeft tot taak de specifieke beleidsinitiatieven |
te toetsen aan de visie en de ervaring van de doelgroep en voorstellen | te toetsen aan de visie en de ervaring van de doelgroep en voorstellen |
tot bijsturing te formuleren. | tot bijsturing te formuleren. |
Art. 10.Het permanente armoedeoverleg bezorgt voor de opmaak van het |
Art. 10.Het permanente armoedeoverleg bezorgt voor de opmaak van het |
geactualiseerde actieplan aan de coördinerende minister een | geactualiseerde actieplan aan de coördinerende minister een |
jaarverslag van het voorafgaande jaar. Het jaarverslag geeft een | jaarverslag van het voorafgaande jaar. Het jaarverslag geeft een |
overzicht van de werking en een beknopte samenvatting van de | overzicht van de werking en een beknopte samenvatting van de |
behandelde thema's en de behaalde resultaten. | behandelde thema's en de behaalde resultaten. |
Hoofdstuk III. - Ondersteuning | Hoofdstuk III. - Ondersteuning |
Afdeling I. - Vlaams netwerk | Afdeling I. - Vlaams netwerk |
Art. 11.Het Vlaamse netwerk beantwoordt aan de volgende voorwaarden : |
Art. 11.Het Vlaamse netwerk beantwoordt aan de volgende voorwaarden : |
1o het netwerk is opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk | 1o het netwerk is opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk |
overeenkomstig de wet van 27 juni 1921; | overeenkomstig de wet van 27 juni 1921; |
2o het netwerk staat open voor alle verenigingen; | 2o het netwerk staat open voor alle verenigingen; |
3o in alle bestuursorganen en -structuren van het netwerk moeten de | 3o in alle bestuursorganen en -structuren van het netwerk moeten de |
verenigingen voor minstens drie vierde vertegenwoordigd zijn; | verenigingen voor minstens drie vierde vertegenwoordigd zijn; |
4o in alle bestuursorganen en -structuren van het netwerk mag niet | 4o in alle bestuursorganen en -structuren van het netwerk mag niet |
meer dan twee derde van de leden van hetzelfde geslacht zijn; | meer dan twee derde van de leden van hetzelfde geslacht zijn; |
5o het netwerk moet zorgen voor de inhoudelijke en financiële | 5o het netwerk moet zorgen voor de inhoudelijke en financiële |
ondersteuning van de verenigingen; | ondersteuning van de verenigingen; |
6o het netwerk bepaalt in zijn statuten : | 6o het netwerk bepaalt in zijn statuten : |
a) hoe verenigingen kunnen toetreden tot het Vlaamse netwerk; | a) hoe verenigingen kunnen toetreden tot het Vlaamse netwerk; |
b) hoe verenigingen die tot het Vlaamse netwerk toegetreden zijn of | b) hoe verenigingen die tot het Vlaamse netwerk toegetreden zijn of |
die gevraagd hebben om toe te treden, ondersteuning kunnen krijgen. | die gevraagd hebben om toe te treden, ondersteuning kunnen krijgen. |
Art. 12 . § 1. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 12 van | Art. 12 . § 1. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 12 van |
het decreet zijn de opdrachten van het Vlaamse netwerk : | het decreet zijn de opdrachten van het Vlaamse netwerk : |
1o de participatie in het beleid op de verschillende beleidsniveaus | 1o de participatie in het beleid op de verschillende beleidsniveaus |
organiseren; | organiseren; |
2o overleg en ervaringsuitwisseling tussen de verenigingen | 2o overleg en ervaringsuitwisseling tussen de verenigingen |
organiseren; | organiseren; |
3o armen stimuleren om zich te verenigen en waar nodig nieuwe | 3o armen stimuleren om zich te verenigen en waar nodig nieuwe |
initiatieven opzetten; | initiatieven opzetten; |
4o gemeenschappelijke activiteiten organiseren. | 4o gemeenschappelijke activiteiten organiseren. |
§ 2. Om deze opdrachten te faciliteren, zorgt het Vlaamse netwerk | § 2. Om deze opdrachten te faciliteren, zorgt het Vlaamse netwerk |
verder voor : | verder voor : |
1o het verzamelen en systematisch beschikbaar stellen van informatie; | 1o het verzamelen en systematisch beschikbaar stellen van informatie; |
2o de methodiekontwikkeling; | 2o de methodiekontwikkeling; |
3o het organiseren van vorming; | 3o het organiseren van vorming; |
4o het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling in verband met | 4o het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling in verband met |
armoedebestrijding met betrokkenheid van de armen. | armoedebestrijding met betrokkenheid van de armen. |
Art. 13.Het Vlaamse netwerk dient bij de coördinerende minister een |
Art. 13.Het Vlaamse netwerk dient bij de coördinerende minister een |
meerjarenplan in voor 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan de | meerjarenplan in voor 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan de |
periode waarop dat plan slaat. | periode waarop dat plan slaat. |
De coördinerende minister beslist over de goedkeuring van het | De coördinerende minister beslist over de goedkeuring van het |
ingediende meerjarenplan. | ingediende meerjarenplan. |
Art. 14.Het meerjarenplan bevat minstens : |
Art. 14.Het meerjarenplan bevat minstens : |
1o een schets van het huidige beleid en de huidige initiatieven inzake | 1o een schets van het huidige beleid en de huidige initiatieven inzake |
het armoedebeleid; | het armoedebeleid; |
2o een evaluatie van het gevoerde beleid met opgave van de tekorten | 2o een evaluatie van het gevoerde beleid met opgave van de tekorten |
inzake de armoedebestrijding; | inzake de armoedebestrijding; |
3o de opgave van de partners in het participatieproces; | 3o de opgave van de partners in het participatieproces; |
4o de ondersteuningsbehoeften van de verenigingen; | 4o de ondersteuningsbehoeften van de verenigingen; |
5o de beschrijving van de strategische doelstellingen in relatie tot | 5o de beschrijving van de strategische doelstellingen in relatie tot |
de opdrachten van de verenigingen, geregeld in artikel 22, en de tien | de opdrachten van de verenigingen, geregeld in artikel 22, en de tien |
basisrechten, opgesomd in artikel 2, § 1; | basisrechten, opgesomd in artikel 2, § 1; |
6o de beoogde resultaten; | 6o de beoogde resultaten; |
7o het tijdstip en de wijze waarop de resultaten geëvalueerd zullen | 7o het tijdstip en de wijze waarop de resultaten geëvalueerd zullen |
worden; | worden; |
8o de opgave van de interne organisatiestructuur; | 8o de opgave van de interne organisatiestructuur; |
9o de personeelsformatie en de toepasselijke salarisschalen van het | 9o de personeelsformatie en de toepasselijke salarisschalen van het |
Vlaamse netwerk; | Vlaamse netwerk; |
10o een overzicht van de externe samenwerkingsverbanden; | 10o een overzicht van de externe samenwerkingsverbanden; |
11o de begroting voor de volledige periode van het meerjarenplan; | 11o de begroting voor de volledige periode van het meerjarenplan; |
12o een exemplaar van de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad , met de | 12o een exemplaar van de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad , met de |
statuten en de samenstelling van de raad van bestuur; | statuten en de samenstelling van de raad van bestuur; |
13o de ledenlijst. | 13o de ledenlijst. |
Art. 15.Het meerjarenplan, met uitzondering van het eerste |
Art. 15.Het meerjarenplan, met uitzondering van het eerste |
meerjarenplan, geeft voor elk onderdeel van het plan de ontwikkeling | meerjarenplan, geeft voor elk onderdeel van het plan de ontwikkeling |
aan ten opzichte van het vorige meerjarenplan. | aan ten opzichte van het vorige meerjarenplan. |
Art. 16.De Vlaamse regering sluit uiterlijk drie maanden na de |
Art. 16.De Vlaamse regering sluit uiterlijk drie maanden na de |
goedkeuring van het meerjarenplan een overeenkomst met het Vlaamse | goedkeuring van het meerjarenplan een overeenkomst met het Vlaamse |
netwerk. Die overeenkomst omvat de volgende elementen : | netwerk. Die overeenkomst omvat de volgende elementen : |
1o het door de coördinerende minister goedgekeurde meerjarenplan; | 1o het door de coördinerende minister goedgekeurde meerjarenplan; |
2o de concrete opgave van de middelen die het Vlaamse netwerk zal | 2o de concrete opgave van de middelen die het Vlaamse netwerk zal |
inzetten om het meerjarenplan te realiseren; | inzetten om het meerjarenplan te realiseren; |
3o de wijze waarop de vooruitgang wordt gemeten; | 3o de wijze waarop de vooruitgang wordt gemeten; |
4o de overeengekomen subsidie op basis van het jaarplan, bedoeld in | 4o de overeengekomen subsidie op basis van het jaarplan, bedoeld in |
artikel 17, en binnen de perken van de beschikbare | artikel 17, en binnen de perken van de beschikbare |
begrotingskredieten; | begrotingskredieten; |
5o de wijze waarop de subsidie wordt betaald; | 5o de wijze waarop de subsidie wordt betaald; |
6o de wijze waarop het Vlaamse netwerk verantwoording aflegt over de | 6o de wijze waarop het Vlaamse netwerk verantwoording aflegt over de |
uitvoering van de overeenkomst en de aanwending van de subsidie, | uitvoering van de overeenkomst en de aanwending van de subsidie, |
bedoeld in 4o, en de wijze waarop toezicht op de realisatie van de | bedoeld in 4o, en de wijze waarop toezicht op de realisatie van de |
overeenkomst uitgeoefend wordt, onder voorbehoud van de toepassing van | overeenkomst uitgeoefend wordt, onder voorbehoud van de toepassing van |
artikel 18 en 19; | artikel 18 en 19; |
7o de sancties bij niet-naleving van de overeenkomst. | 7o de sancties bij niet-naleving van de overeenkomst. |
Art. 17.Op basis van het meerjarenplan dient het Vlaamse netwerk bij |
Art. 17.Op basis van het meerjarenplan dient het Vlaamse netwerk bij |
de coördinerende minister jaarlijks voor 30 november een jaarplan in | de coördinerende minister jaarlijks voor 30 november een jaarplan in |
voor het volgende werkjaar. Dat jaarplan bevat de volgende elementen : | voor het volgende werkjaar. Dat jaarplan bevat de volgende elementen : |
1o de operationele doelstellingen; | 1o de operationele doelstellingen; |
2o de concrete activiteiten voor de realisatie van de opdrachten van | 2o de concrete activiteiten voor de realisatie van de opdrachten van |
het Vlaamse netwerk; | het Vlaamse netwerk; |
3o de concrete begroting voor de uitvoering van het jaarplan, met | 3o de concrete begroting voor de uitvoering van het jaarplan, met |
opgave van de financiering van de eigen activiteiten van het netwerk, | opgave van de financiering van de eigen activiteiten van het netwerk, |
de financiering van de verenigingen en de financiering van de | de financiering van de verenigingen en de financiering van de |
overeenkomsten met derden. | overeenkomsten met derden. |
De coördinerende minister beslist uiterlijk één maand na de indiening | De coördinerende minister beslist uiterlijk één maand na de indiening |
van het jaarplan over de goedkeuring van dat plan. | van het jaarplan over de goedkeuring van dat plan. |
Art. 18 . Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 19 bepaalt de | Art. 18 . Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 19 bepaalt de |
coördinerende minister bepaalt de voorwaarden voor de verantwoording | coördinerende minister bepaalt de voorwaarden voor de verantwoording |
van de subsidie, zowel inhoudelijk als financieel. | van de subsidie, zowel inhoudelijk als financieel. |
Art. 19.De verantwoordingsstukken moeten uiterlijk op 31 mei, volgend |
Art. 19.De verantwoordingsstukken moeten uiterlijk op 31 mei, volgend |
op het werkjaar waarvoor de subsidie werd verleend, bij de | op het werkjaar waarvoor de subsidie werd verleend, bij de |
coördinerende minister ingediend worden. | coördinerende minister ingediend worden. |
Art. 20.Het Vlaamse netwerk wendt de subsidies aan voor : |
Art. 20.Het Vlaamse netwerk wendt de subsidies aan voor : |
1o de betaling van zijn huisvestingskosten; | 1o de betaling van zijn huisvestingskosten; |
2o de betaling van zijn personeelskosten; | 2o de betaling van zijn personeelskosten; |
3o de betaling van zijn werkingskosten; | 3o de betaling van zijn werkingskosten; |
4o de financiering van de verenigingen; | 4o de financiering van de verenigingen; |
5o de financiering van de overeenkomsten met derden. | 5o de financiering van de overeenkomsten met derden. |
Afdeling II. - Verenigingen waar armen het woord nemen | Afdeling II. - Verenigingen waar armen het woord nemen |
Art. 21.Verenigingen kunnen van het Vlaamse netwerk inhoudelijke en |
Art. 21.Verenigingen kunnen van het Vlaamse netwerk inhoudelijke en |
financiële ondersteuning krijgen als ze beantwoorden aan de volgende | financiële ondersteuning krijgen als ze beantwoorden aan de volgende |
voorwaarden : | voorwaarden : |
1o ze voldoen aan de voorwaarden, opgesomd in artikel 8, 1o tot en met | 1o ze voldoen aan de voorwaarden, opgesomd in artikel 8, 1o tot en met |
5o en 7o, van het decreet; | 5o en 7o, van het decreet; |
2o ze nemen deel aan de gemeenschappelijke activiteiten van het | 2o ze nemen deel aan de gemeenschappelijke activiteiten van het |
Vlaamse netwerk; | Vlaamse netwerk; |
3o ze voeren de opdrachten uit, bedoeld in artikel 22, conform de | 3o ze voeren de opdrachten uit, bedoeld in artikel 22, conform de |
bepalingen van dat artikel; | bepalingen van dat artikel; |
4o hun jaarprogramma werd goedgekeurd door het Vlaamse netwerk. | 4o hun jaarprogramma werd goedgekeurd door het Vlaamse netwerk. |
Art. 22.§ 1. De opdrachten van de verenigingen zijn : |
Art. 22.§ 1. De opdrachten van de verenigingen zijn : |
1o armen verenigen; | 1o armen verenigen; |
2o armen het woord geven; | 2o armen het woord geven; |
3o werken aan de maatschappelijke emancipatie van armen; | 3o werken aan de maatschappelijke emancipatie van armen; |
4o werken aan de verandering van de maatschappelijke structuren; | 4o werken aan de verandering van de maatschappelijke structuren; |
5o de dialoog met de samenleving en het beleid realiseren; | 5o de dialoog met de samenleving en het beleid realiseren; |
6o blijven zoeken naar de armen. | 6o blijven zoeken naar de armen. |
§ 2. Om de opdrachten concreet uit te voeren zorgen de verenigingen | § 2. Om de opdrachten concreet uit te voeren zorgen de verenigingen |
voor : | voor : |
1o het organiseren van samenkomsten en ontmoetingen van armen en | 1o het organiseren van samenkomsten en ontmoetingen van armen en |
niet-armen; | niet-armen; |
2o het hanteren van de geëigende methodieken om het proces van armen | 2o het hanteren van de geëigende methodieken om het proces van armen |
het woord geven te ondersteunen; | het woord geven te ondersteunen; |
3o het aanbieden van informatie en vorming; | 3o het aanbieden van informatie en vorming; |
4o het thematisch werken aan maatschappelijke structuren; | 4o het thematisch werken aan maatschappelijke structuren; |
5o het opzetten van dialoogwerkgroepen om participatie in het beleid | 5o het opzetten van dialoogwerkgroepen om participatie in het beleid |
mogelijk te maken; | mogelijk te maken; |
6o het inzetten van de nodige instrumenten om armen te blijven zoeken. | 6o het inzetten van de nodige instrumenten om armen te blijven zoeken. |
Hoofdstuk IV. - Ervaringsdeskundigen | Hoofdstuk IV. - Ervaringsdeskundigen |
Afdeling I. - Tewerkstelling van ervaringsdeskundigen | Afdeling I. - Tewerkstelling van ervaringsdeskundigen |
Art. 23.Elke Vlaamse minister neemt binnen zijn beleidsdomein |
Art. 23.Elke Vlaamse minister neemt binnen zijn beleidsdomein |
initiatieven inzake de tewerkstelling van ervaringsdeskundigen. | initiatieven inzake de tewerkstelling van ervaringsdeskundigen. |
Afdeling II. - Erkenning van organisaties | Afdeling II. - Erkenning van organisaties |
Art. 24.Een organisatie kan erkend worden als ze voldoet aan de |
Art. 24.Een organisatie kan erkend worden als ze voldoet aan de |
volgende voorwaarden : | volgende voorwaarden : |
1o ze is opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk | 1o ze is opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk |
overeenkomstig de wet van 27 juni 1921; | overeenkomstig de wet van 27 juni 1921; |
2o in haar bestuursorganen en -structuren moet een voldoende mix van | 2o in haar bestuursorganen en -structuren moet een voldoende mix van |
deskundigheid en ervaring aanwezig zijn; | deskundigheid en ervaring aanwezig zijn; |
3o haar werkgebied is het grondgebied van het Vlaamse Gewest en het | 3o haar werkgebied is het grondgebied van het Vlaamse Gewest en het |
Brussels Hoofdstedelijk Gewest;. | Brussels Hoofdstedelijk Gewest;. |
4o ze voert de opdrachten uit, bedoeld in artikel 25; | 4o ze voert de opdrachten uit, bedoeld in artikel 25; |
5o ze beschikt over een personeelsformatie als bedoeld in artikel 26. | 5o ze beschikt over een personeelsformatie als bedoeld in artikel 26. |
Art. 25.Een organisatie heeft als opdracht : |
Art. 25.Een organisatie heeft als opdracht : |
1o de sensibilisering voor de tewerkstelling van ervaringsdeskundigen | 1o de sensibilisering voor de tewerkstelling van ervaringsdeskundigen |
in voorzieningen via vorming en informatie; | in voorzieningen via vorming en informatie; |
2o zoeken naar, de rekrutering en de selectie van | 2o zoeken naar, de rekrutering en de selectie van |
kandidaat-ervaringsdeskundigen; | kandidaat-ervaringsdeskundigen; |
3o zoeken naar tewerkstellingsplaatsen voor ervaringsdeskundigen en de | 3o zoeken naar tewerkstellingsplaatsen voor ervaringsdeskundigen en de |
voortgangscontrole van de tewerkgestelde ervaringsdeskundigen; | voortgangscontrole van de tewerkgestelde ervaringsdeskundigen; |
4o bijdragen tot de coördinatie van of de toeleiding tot de opleiding | 4o bijdragen tot de coördinatie van of de toeleiding tot de opleiding |
van ervaringsdeskundigen; | van ervaringsdeskundigen; |
5o bijdragen tot de methodiekontwikkeling; | 5o bijdragen tot de methodiekontwikkeling; |
6o bijdragen tot de profielvorming van ervaringsdeskundigen. | 6o bijdragen tot de profielvorming van ervaringsdeskundigen. |
Art. 26.Een organisatie beschikt minstens over : |
Art. 26.Een organisatie beschikt minstens over : |
1o een algemeen coördinator; | 1o een algemeen coördinator; |
2o een opleidings- en een tewerkstellingscoördinator; | 2o een opleidings- en een tewerkstellingscoördinator; |
3o een administratieve medewerker; | 3o een administratieve medewerker; |
4o een ervaringsdeskundige. | 4o een ervaringsdeskundige. |
Art. 27.De aanvraag tot erkenning wordt door de organisatie met een |
Art. 27.De aanvraag tot erkenning wordt door de organisatie met een |
aangetekende brief bij de administratie ingediend. De coördinerende | aangetekende brief bij de administratie ingediend. De coördinerende |
minister bepaalt de voorwaarden van de aanvraag. | minister bepaalt de voorwaarden van de aanvraag. |
Art. 28.Als de aanvraag niet kan worden behandeld omdat ze niet |
Art. 28.Als de aanvraag niet kan worden behandeld omdat ze niet |
beantwoordt aan de vereisten, gesteld bij of krachtens artikel 27, of | beantwoordt aan de vereisten, gesteld bij of krachtens artikel 27, of |
omdat het maximumaantal te erkennen organisaties, bedoeld in artikel | omdat het maximumaantal te erkennen organisaties, bedoeld in artikel |
29, bereikt is, deelt de administratie binnen vijftien dagen na | 29, bereikt is, deelt de administratie binnen vijftien dagen na |
ontvangst van de aanvraag dit mee aan de aanvragende organisatie. Ze | ontvangst van de aanvraag dit mee aan de aanvragende organisatie. Ze |
vermeldt waarom de aanvraag niet wordt behandeld. | vermeldt waarom de aanvraag niet wordt behandeld. |
In het andere geval deelt de administratie, uiterlijk 45 dagen na | In het andere geval deelt de administratie, uiterlijk 45 dagen na |
ontvangst van de aanvraag, de gemotiveerde beslissing van de | ontvangst van de aanvraag, de gemotiveerde beslissing van de |
coördinerende minister om de erkenning te verlenen of het gemotiveerde | coördinerende minister om de erkenning te verlenen of het gemotiveerde |
voornemen van de coördinerende minister om de erkenning te weigeren | voornemen van de coördinerende minister om de erkenning te weigeren |
met een aangetekende brief mee aan de organisatie. Als het voornemen | met een aangetekende brief mee aan de organisatie. Als het voornemen |
wordt meegedeeld vermeldt de brief de mogelijkheid en de voorwaarden | wordt meegedeeld vermeldt de brief de mogelijkheid en de voorwaarden |
om een bezwaarschrift in te dienen. | om een bezwaarschrift in te dienen. |
Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de organisatie tot uiterlijk | Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de organisatie tot uiterlijk |
dertig dagen na ontvangst van het voornemen, bedoeld in het eerste | dertig dagen na ontvangst van het voornemen, bedoeld in het eerste |
lid, een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie. Het | lid, een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie. Het |
bezwaarschrift wordt behandeld overeenkomstig hoofdstuk II, afdeling | bezwaarschrift wordt behandeld overeenkomstig hoofdstuk II, afdeling |
3, en hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse regering van 15 | 3, en hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse regering van 15 |
september 1998 betreffende de Adviserende Beroepscommissie inzake | september 1998 betreffende de Adviserende Beroepscommissie inzake |
gezins- en welzijnsaangelegenheden. | gezins- en welzijnsaangelegenheden. |
Art. 29.Er kunnen maximaal twee organisaties erkend worden. |
Art. 29.Er kunnen maximaal twee organisaties erkend worden. |
Art. 30.De door de coördinerende minister aangestelde ambtenaren |
Art. 30.De door de coördinerende minister aangestelde ambtenaren |
oefenen toezicht uit op de naleving van de erkenningsvoorwaarden. | oefenen toezicht uit op de naleving van de erkenningsvoorwaarden. |
Art. 31.§ 1. Als de organisatie niet meer voldoet aan één of meer |
Art. 31.§ 1. Als de organisatie niet meer voldoet aan één of meer |
erkenningsvoorwaarden of als ze niet meewerkt aan de uitoefening van | erkenningsvoorwaarden of als ze niet meewerkt aan de uitoefening van |
het toezicht, kan de administratie haar met een aangetekende brief | het toezicht, kan de administratie haar met een aangetekende brief |
aanmanen om zich binnen een termijn van maximaal twee maanden te | aanmanen om zich binnen een termijn van maximaal twee maanden te |
conformeren aan die voorwaarden of aan de regels betreffende het | conformeren aan die voorwaarden of aan de regels betreffende het |
toezicht. | toezicht. |
§ 2. Als ondanks die aanmaning de erkenningsvoorwaarden niet naleeft | § 2. Als ondanks die aanmaning de erkenningsvoorwaarden niet naleeft |
of niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, deelt de | of niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, deelt de |
administratie het gemotiveerde voornemen van de coördinerende minister | administratie het gemotiveerde voornemen van de coördinerende minister |
om de erkenning in te trekken met een aangetekende brief mee aan de | om de erkenning in te trekken met een aangetekende brief mee aan de |
organisatie. Die brief vermeldt de mogelijkheid en de voorwaarden om | organisatie. Die brief vermeldt de mogelijkheid en de voorwaarden om |
een bezwaarschrift in te dienen. | een bezwaarschrift in te dienen. |
Artikel 28, derde lid, van dit besluit is van overeenkomstige | Artikel 28, derde lid, van dit besluit is van overeenkomstige |
toepassing wat de indiening en de behandeling van het bezwaarschrift | toepassing wat de indiening en de behandeling van het bezwaarschrift |
betreft. | betreft. |
Afdeling III. - Subsidiëring van organisaties | Afdeling III. - Subsidiëring van organisaties |
Art. 32.Om in aanmerking te komen voor een subsidie moeten de erkende |
Art. 32.Om in aanmerking te komen voor een subsidie moeten de erkende |
organisaties, uiterlijk voor 1 november van het jaar dat voorafgaat | organisaties, uiterlijk voor 1 november van het jaar dat voorafgaat |
aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, bij de | aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, bij de |
coördinerende minister een subsidieaanvraag indienen. Die aanvraag | coördinerende minister een subsidieaanvraag indienen. Die aanvraag |
bevat minstens : | bevat minstens : |
1o een activiteitenplanning met duidelijke opgave van de wijze waarop | 1o een activiteitenplanning met duidelijke opgave van de wijze waarop |
de opdrachten uitgevoerd worden; | de opdrachten uitgevoerd worden; |
2o de jaarbegroting voor de uitvoering van die activiteiten. | 2o de jaarbegroting voor de uitvoering van die activiteiten. |
Art. 33.Jaarlijks wordt binnen de perken van de begrotingskredieten |
Art. 33.Jaarlijks wordt binnen de perken van de begrotingskredieten |
en na goedkeuring van de activiteitenplanning door de coördinerende | en na goedkeuring van de activiteitenplanning door de coördinerende |
minister aan de erkende organisatie een subsidie-enveloppe toegekend | minister aan de erkende organisatie een subsidie-enveloppe toegekend |
voor infrastructuur, werking en personeelskosten.. | voor infrastructuur, werking en personeelskosten.. |
Art. 34.De coördinerende minister bepaalt de grootte van de |
Art. 34.De coördinerende minister bepaalt de grootte van de |
subsidie-enveloppe en de voorwaarden van betaling en verantwoording. | subsidie-enveloppe en de voorwaarden van betaling en verantwoording. |
Art. 35.De subsidie-enveloppe, bedoeld in artikel 33, wordt |
Art. 35.De subsidie-enveloppe, bedoeld in artikel 33, wordt |
geïndexeerd op de wijze die bepaald is in de wet van 1 maart 1977 | geïndexeerd op de wijze die bepaald is in de wet van 1 maart 1977 |
houdende de inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de | houdende de inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de |
overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden | overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden |
gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en | gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en |
toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 | toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 |
december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot | december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot |
vrijwaring van het concurrentievermogen. | vrijwaring van het concurrentievermogen. |
Hoofdstuk V. - Projecten | Hoofdstuk V. - Projecten |
Art. 36.De coördinerende minister legt jaarlijks de thema's vast van |
Art. 36.De coördinerende minister legt jaarlijks de thema's vast van |
de projecten waarvoor een subsidie kan worden aangevraagd en regelt de | de projecten waarvoor een subsidie kan worden aangevraagd en regelt de |
procedure van aanvraag en beoordeling. | procedure van aanvraag en beoordeling. |
Art. 37.De subsidies zijn bedoeld om projecten met een experimenteel, |
Art. 37.De subsidies zijn bedoeld om projecten met een experimenteel, |
aanvullend of vernieuwend karakter, die beantwoorden aan | aanvullend of vernieuwend karakter, die beantwoorden aan |
maatschappelijke relevante behoeften, tijdelijk te ondersteunen op het | maatschappelijke relevante behoeften, tijdelijk te ondersteunen op het |
vlak van personeels- en werkingskosten, inherent aan de realisatie van | vlak van personeels- en werkingskosten, inherent aan de realisatie van |
het project. | het project. |
De projecten zijn vernieuwend qua doelgroep, processen en methodieken | De projecten zijn vernieuwend qua doelgroep, processen en methodieken |
en beogen resultaten waarbij de vertaling ervan naar heel het | en beogen resultaten waarbij de vertaling ervan naar heel het |
beleidsdomein concreet word omschreven. De resultaten van deze | beleidsdomein concreet word omschreven. De resultaten van deze |
projecten moeten na, een positieve evaluatie inzake efficiëntie en | projecten moeten na, een positieve evaluatie inzake efficiëntie en |
effectiviteit, op termijn implementeerbaar worden in andere | effectiviteit, op termijn implementeerbaar worden in andere |
beleidsdomeinen. | beleidsdomeinen. |
Art. 38.Een aanvraag voor een projectsubsidie kan slechts ingediend |
Art. 38.Een aanvraag voor een projectsubsidie kan slechts ingediend |
worden door een voorziening die initiatieven in armoedebestrijding | worden door een voorziening die initiatieven in armoedebestrijding |
ontplooit, hetzij als overheidsinstelling, hetzij als vereniging, | ontplooit, hetzij als overheidsinstelling, hetzij als vereniging, |
opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, | opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, |
overeenkomstig de wet van 27 juni 1921. | overeenkomstig de wet van 27 juni 1921. |
Art. 39.De coördinerende minister bepaalt de voorwaarden van |
Art. 39.De coördinerende minister bepaalt de voorwaarden van |
inhoudelijke en financiële verantwoording van de verkregen | inhoudelijke en financiële verantwoording van de verkregen |
projectsubsidies. | projectsubsidies. |
Hoofdstuk VI. - Slotbepalingen | Hoofdstuk VI. - Slotbepalingen |
Art. 40.Bij wijze van overgang wordt het eerste meerjarenplan |
Art. 40.Bij wijze van overgang wordt het eerste meerjarenplan |
ingediend voor 30 november van het jaar dat voorafgaat aan de periode | ingediend voor 30 november van het jaar dat voorafgaat aan de periode |
waarop de meerjarenplanning slaat. | waarop de meerjarenplanning slaat. |
Art. 41.Het decreet treedt in werking op 1 januari 2004, met |
Art. 41.Het decreet treedt in werking op 1 januari 2004, met |
uitzondering van artikel 13, dat in werking treedt op 1 november 2003. | uitzondering van artikel 13, dat in werking treedt op 1 november 2003. |
Art. 42.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004, met |
Art. 42.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004, met |
uitzondering van artikel 13, tweede lid, 14, 17 en 40, die in werking | uitzondering van artikel 13, tweede lid, 14, 17 en 40, die in werking |
treden op 1 november 2003. | treden op 1 november 2003. |
Art. 43.De leden van de regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, |
Art. 43.De leden van de regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, |
belast met de uitvoering van dit besluit. | belast met de uitvoering van dit besluit. |
Brussel,10 oktober 2003. | Brussel,10 oktober 2003. |
De minister-president van de Vlaamse regering, | De minister-president van de Vlaamse regering, |
B. SOMERS | B. SOMERS |
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en, Gelijke Kansen, | De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en, Gelijke Kansen, |
A. BYTTEBIER | A. BYTTEBIER |