| Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant | Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant |
|---|---|
| MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP | MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP |
| 5 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van | 5 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van |
| het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de | het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de |
| gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant | gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant |
| De Vlaamse regering, | De Vlaamse regering, |
| Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der | Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der |
| instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, VIII, zoals vervangen | instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, VIII, zoals vervangen |
| door de bijzondere wet van 13 juli 2001; | door de bijzondere wet van 13 juli 2001; |
| Gelet op artikel 4, tweede lid, en artikel 5bis, derde lid, van de | Gelet op artikel 4, tweede lid, en artikel 5bis, derde lid, van de |
| provinciewet; | provinciewet; |
| Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1970 betreffende de | Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1970 betreffende de |
| forfaitaire vergoeding voor representatiekosten van de | forfaitaire vergoeding voor representatiekosten van de |
| provinciegouverneurs, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van | provinciegouverneurs, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van |
| 4 december 2001; | 4 december 2001; |
| Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende toekenning | Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende toekenning |
| van een forfaitaire residentievergoeding aan sommige commissarissen | van een forfaitaire residentievergoeding aan sommige commissarissen |
| van de Vlaamse regering, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit | van de Vlaamse regering, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit |
| van 4 december 2001; | van 4 december 2001; |
| Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de | Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de |
| weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van | weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van |
| het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zoals gewijzigd door het | het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zoals gewijzigd door het |
| koninklijk besluit van 4 december 2001; | koninklijk besluit van 4 december 2001; |
| Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 tot | Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 tot |
| toekenning van een vakantiegeld en eindejaarstoelage aan de | toekenning van een vakantiegeld en eindejaarstoelage aan de |
| provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de | provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de |
| gewestelijk ontvangers; | gewestelijk ontvangers; |
| Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de | Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de |
| Begroting, gegeven op 6 januari 2004; | Begroting, gegeven op 6 januari 2004; |
| Gelet op het advies nr. 36.444/3 van de Raad van State, gegeven op 10 | Gelet op het advies nr. 36.444/3 van de Raad van State, gegeven op 10 |
| februari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van | februari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van |
| de gecoördineerde wetten op de Raad van State; | de gecoördineerde wetten op de Raad van State; |
| Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, | Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, |
| Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken; | Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken; |
| Na beraadslaging, | Na beraadslaging, |
| Besluit : | Besluit : |
| DEEL I. - TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN | DEEL I. - TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN |
| HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied | HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied |
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op : |
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op : |
| 1° de provinciegouverneurs, verder genoemd de gouverneur; | 1° de provinciegouverneurs, verder genoemd de gouverneur; |
| 2° de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, | 2° de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, |
| verder genoemd de adjunct van de gouverneur. | verder genoemd de adjunct van de gouverneur. |
| Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen die van toepassing zijn op | Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen die van toepassing zijn op |
| de gouverneur ook van toepassing op de adjunct van de gouverneur. | de gouverneur ook van toepassing op de adjunct van de gouverneur. |
| HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen | HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen |
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder de |
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder de |
| minister van Binnenlandse Aangelegenheden : het lid van de Vlaamse | minister van Binnenlandse Aangelegenheden : het lid van de Vlaamse |
| regering dat bevoegd is voor de binnenlandse aangelegenheden. | regering dat bevoegd is voor de binnenlandse aangelegenheden. |
| DEEL II. - DEONTOLOGISCHE RECHTEN EN PLICHTEN | DEEL II. - DEONTOLOGISCHE RECHTEN EN PLICHTEN |
Art. 3.§ 1. De gouverneur oefent zijn ambt op een loyale en correcte |
Art. 3.§ 1. De gouverneur oefent zijn ambt op een loyale en correcte |
| wijze uit onder het gezag van de Vlaamse regering. | wijze uit onder het gezag van de Vlaamse regering. |
| Hij zet zich op een actieve en constructieve wijze in voor de | Hij zet zich op een actieve en constructieve wijze in voor de |
| realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de Vlaamse | realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de Vlaamse |
| regering. | regering. |
| Hij handelt overeenkomstig de algemene of bijzondere richtlijnen van | Hij handelt overeenkomstig de algemene of bijzondere richtlijnen van |
| de Vlaamse regering. | de Vlaamse regering. |
| § 2. In de omgang met de Vlaamse regering, collega's of | § 2. In de omgang met de Vlaamse regering, collega's of |
| ondergeschikten en in de contacten met het publiek respecteert de | ondergeschikten en in de contacten met het publiek respecteert de |
| gouverneur de persoonlijke waardigheid. | gouverneur de persoonlijke waardigheid. |
Art. 4.§ 1. De gouverneur heeft recht op vrijheid van meningsuiting |
Art. 4.§ 1. De gouverneur heeft recht op vrijheid van meningsuiting |
| ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn | ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn |
| ambt. | ambt. |
| Onverminderd de reglementering inzake openbaarheid van bestuur, is het | Onverminderd de reglementering inzake openbaarheid van bestuur, is het |
| hem enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op : | hem enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op : |
| - de veiligheid van de Belgische Staat; | - de veiligheid van de Belgische Staat; |
| - de bescherming van de openbare orde; | - de bescherming van de openbare orde; |
| - de financiële belangen van de overheid; | - de financiële belangen van de overheid; |
| - het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten; | - het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten; |
| - het medisch geheim; | - het medisch geheim; |
| - het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en | - het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en |
| industriële gegevens; | industriële gegevens; |
| - het interne beraad, zolang in de betrokken aangelegenheid geen | - het interne beraad, zolang in de betrokken aangelegenheid geen |
| eindbeslissing is genomen. | eindbeslissing is genomen. |
| Het is hem ook verboden feiten bekend te maken indien de bekendmaking | Het is hem ook verboden feiten bekend te maken indien de bekendmaking |
| ervan een inbreuk is op de rechten en de vrijheden van de burger, in | ervan een inbreuk is op de rechten en de vrijheden van de burger, in |
| het bijzonder op het privé-leven, tenzij de betrokkene toestemming | het bijzonder op het privé-leven, tenzij de betrokkene toestemming |
| heeft verleend om deze gegevens openbaar te maken. | heeft verleend om deze gegevens openbaar te maken. |
| Deze paragraaf geldt ook voor de gouverneur die zijn ambt heeft | Deze paragraaf geldt ook voor de gouverneur die zijn ambt heeft |
| neergelegd. | neergelegd. |
| § 2. De gouverneur die in de uitoefening van zijn ambt nalatigheden, | § 2. De gouverneur die in de uitoefening van zijn ambt nalatigheden, |
| misbruiken of misdrijven vaststelt, brengt de Vlaamse regering hiervan | misbruiken of misdrijven vaststelt, brengt de Vlaamse regering hiervan |
| onmiddellijk op de hoogte. | onmiddellijk op de hoogte. |
| In geval van misdrijven brengt hij ook de procureur des Konings van | In geval van misdrijven brengt hij ook de procureur des Konings van |
| deze onregelmatigheden op de hoogte. | deze onregelmatigheden op de hoogte. |
Art. 5.De gouverneur behandelt de gebruikers van zijn dienst |
Art. 5.De gouverneur behandelt de gebruikers van zijn dienst |
| welwillend en zonder enige discriminatie. | welwillend en zonder enige discriminatie. |
Art. 6.Hij mag, zelfs buiten het ambt, rechtstreeks noch via een |
Art. 6.Hij mag, zelfs buiten het ambt, rechtstreeks noch via een |
| tussenpersoon, giften, beloningen of enig ander voordeel die verband | tussenpersoon, giften, beloningen of enig ander voordeel die verband |
| houden met het ambt, vragen, eisen of aannemen. | houden met het ambt, vragen, eisen of aannemen. |
Art. 7.De gouverneur heeft het recht zijn persoonlijk dossier te |
Art. 7.De gouverneur heeft het recht zijn persoonlijk dossier te |
| raadplegen. | raadplegen. |
| Het persoonlijk dossier bevat ten minste de administratieve stukken | Het persoonlijk dossier bevat ten minste de administratieve stukken |
| zoals bepaald in bijlage 1. | zoals bepaald in bijlage 1. |
| Aanbevelingen waaruit een levensbeschouwelijke, ideologische of | Aanbevelingen waaruit een levensbeschouwelijke, ideologische of |
| politieke overtuiging blijkt, mogen niet voorkomen in het persoonlijk | politieke overtuiging blijkt, mogen niet voorkomen in het persoonlijk |
| dossier. | dossier. |
| DEEL III. - DE BENOEMING | DEEL III. - DE BENOEMING |
Art. 8.Voor de toegang tot een ambt van gouverneur gelden de volgende |
Art. 8.Voor de toegang tot een ambt van gouverneur gelden de volgende |
| algemene toelatingsvoorwaarden : | algemene toelatingsvoorwaarden : |
| 1° Belg zijn; | 1° Belg zijn; |
| 2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van et | 2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van et |
| ambt van gouverneur; | ambt van gouverneur; |
| 3° de burgerlijke en politieke rechten genieten; | 3° de burgerlijke en politieke rechten genieten; |
| 4° aan de dienstplichtwetten voldoen. | 4° aan de dienstplichtwetten voldoen. |
| DEEL IV. - HET VERLOF EN DE ADMINISTRATIEVE TOESTAND TIJDENS VERLOF | DEEL IV. - HET VERLOF EN DE ADMINISTRATIEVE TOESTAND TIJDENS VERLOF |
| TITEL I. - Algemene bepalingen | TITEL I. - Algemene bepalingen |
Art. 9.De gouverneur bevindt zich in één van de volgende |
Art. 9.De gouverneur bevindt zich in één van de volgende |
| administratieve toestanden : | administratieve toestanden : |
| 1° dienstactiviteit; | 1° dienstactiviteit; |
| 2° non-activiteit. | 2° non-activiteit. |
Art. 10.De gouverneur in dienstactiviteit heeft recht op salaris, |
Art. 10.De gouverneur in dienstactiviteit heeft recht op salaris, |
| tenzij anders bepaald. | tenzij anders bepaald. |
Art. 11.De gouverneur wordt voor de vaststelling van zijn |
Art. 11.De gouverneur wordt voor de vaststelling van zijn |
| administratieve toestand altijd geacht in dienstactiviteit te zijn | administratieve toestand altijd geacht in dienstactiviteit te zijn |
| behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem van rechtswege of bij | behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem van rechtswege of bij |
| beslissing van de bevoegde overheid in non-activiteit plaatst. | beslissing van de bevoegde overheid in non-activiteit plaatst. |
Art. 12.Voor de toepassing van dit deel betekent : |
Art. 12.Voor de toepassing van dit deel betekent : |
| - "werkdag" : de dag waarop de gouverneur verplicht is te werken | - "werkdag" : de dag waarop de gouverneur verplicht is te werken |
| ingevolge de arbeidsregeling die op hem van toepassing is; | ingevolge de arbeidsregeling die op hem van toepassing is; |
| - "vakantiedag" : de vrije dag waarop de gouverneur aan geen enkele | - "vakantiedag" : de vrije dag waarop de gouverneur aan geen enkele |
| dienstverplichting is onderworpen; | dienstverplichting is onderworpen; |
| - "verlof" : het recht van de gouverneur om voor een welbepaalde reden | - "verlof" : het recht van de gouverneur om voor een welbepaalde reden |
| de actieve dienst te onderbreken; | de actieve dienst te onderbreken; |
Art. 13.De gouverneur mag niet afwezig zijn zonder verlof of |
Art. 13.De gouverneur mag niet afwezig zijn zonder verlof of |
| vakantie. | vakantie. |
| De gouverneur die zonder verlof of vakantie afwezig is, is in | De gouverneur die zonder verlof of vakantie afwezig is, is in |
| non-activiteit tenzij bij overmacht. | non-activiteit tenzij bij overmacht. |
| TITEL II. - Jaarlijkse vakantiedagen en feestdagen | TITEL II. - Jaarlijkse vakantiedagen en feestdagen |
Art. 14.§ 1. De gouverneur heeft jaarlijks recht op 35 werkdagen |
Art. 14.§ 1. De gouverneur heeft jaarlijks recht op 35 werkdagen |
| vakantie. | vakantie. |
| § 2. De gouverneur neemt de vakantiedagen naar eigen keuze en houdt | § 2. De gouverneur neemt de vakantiedagen naar eigen keuze en houdt |
| hierbij rekening met de behoeften van de dienst. | hierbij rekening met de behoeften van de dienst. |
| § 3. De gouverneur neemt de jaarlijkse vakantie op binnen het | § 3. De gouverneur neemt de jaarlijkse vakantie op binnen het |
| kalenderjaar. | kalenderjaar. |
Art. 15.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse |
Art. 15.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse |
| vakantiedagen. | vakantiedagen. |
| Wanneer een gouverneur in de loop van het jaar in dienst treedt of | Wanneer een gouverneur in de loop van het jaar in dienst treedt of |
| zijn ambt definitief neerlegt, wordt zijn vakantieverlof in evenredige | zijn ambt definitief neerlegt, wordt zijn vakantieverlof in evenredige |
| mate verminderd tijdens het lopende jaar. | mate verminderd tijdens het lopende jaar. |
| Het aantal vakantiedagen wordt in evenredige mate verminderd met het | Het aantal vakantiedagen wordt in evenredige mate verminderd met het |
| aantal onbezoldigde verlofdagen tijdens het lopende jaar en, indien | aantal onbezoldigde verlofdagen tijdens het lopende jaar en, indien |
| niet meer mogelijk, tijdens het daaropvolgende jaar. | niet meer mogelijk, tijdens het daaropvolgende jaar. |
| Het aantal zo berekende vakantiedagen bedraagt steeds een halve of een | Het aantal zo berekende vakantiedagen bedraagt steeds een halve of een |
| volledige dag. De afronding gebeurt naar de hogere halve of hele dag. | volledige dag. De afronding gebeurt naar de hogere halve of hele dag. |
Art. 16.De gouverneur deelt zijn verlof vooraf mee aan de minister |
Art. 16.De gouverneur deelt zijn verlof vooraf mee aan de minister |
| van Binnenlandse Aangelegenheden. | van Binnenlandse Aangelegenheden. |
Art. 17.§ 1. De gouverneur heeft vakantie op de wettelijke en |
Art. 17.§ 1. De gouverneur heeft vakantie op de wettelijke en |
| decretale feestdagen en op 2 en 15 november en 26 december. | decretale feestdagen en op 2 en 15 november en 26 december. |
| § 2. Ter vervanging van de in § 1 vermelde vakantiedagen die | § 2. Ter vervanging van de in § 1 vermelde vakantiedagen die |
| samenvallen met een zaterdag of zondag, heeft de gouverneur vakantie | samenvallen met een zaterdag of zondag, heeft de gouverneur vakantie |
| voor de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar. | voor de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar. |
| Als hij verplicht wordt om op één van de in § 1 vermelde dagen of in | Als hij verplicht wordt om op één van de in § 1 vermelde dagen of in |
| de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar te werken ten gevolge van | de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar te werken ten gevolge van |
| behoeften van de dienst, krijgt hij in evenredige mate vervangende | behoeften van de dienst, krijgt hij in evenredige mate vervangende |
| vakantiedagen die hij onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse | vakantiedagen die hij onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse |
| vakantiedagen kan nemen. | vakantiedagen kan nemen. |
Art. 18.De vakantiedagen worden met een periode van dienstactiviteit |
Art. 18.De vakantiedagen worden met een periode van dienstactiviteit |
| gelijkgesteld. Zij worden niet opgeschort bij ziekte doch wel bij | gelijkgesteld. Zij worden niet opgeschort bij ziekte doch wel bij |
| hospitalisatie van de gouverneur. | hospitalisatie van de gouverneur. |
| TITEL III. - Bevallingsverlof, vaderschapsverlof en opvangverlof | TITEL III. - Bevallingsverlof, vaderschapsverlof en opvangverlof |
| HOOFDSTUK I. - Bevallingsverlof en vaderschapsverlof | HOOFDSTUK I. - Bevallingsverlof en vaderschapsverlof |
Art. 19.De gouverneur heeft recht op het bevallingsverlof bedoeld in |
Art. 19.De gouverneur heeft recht op het bevallingsverlof bedoeld in |
| artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971. Dit verlof wordt | artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971. Dit verlof wordt |
| gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. | gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. |
| De dagen van afwezigheid wegens ziekte gedurende de periode van zeven | De dagen van afwezigheid wegens ziekte gedurende de periode van zeven |
| weken die de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat, worden beschouwd | weken die de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat, worden beschouwd |
| als bevallingsverlof. Bij een meerling wordt deze periode verlengd tot | als bevallingsverlof. Bij een meerling wordt deze periode verlengd tot |
| negen weken. | negen weken. |
| Deze periode wordt, bij vroeggeboorte, verminderd met de dagen waarop | Deze periode wordt, bij vroeggeboorte, verminderd met de dagen waarop |
| arbeid verricht werd tijdens de periode van zeven dagen die de | arbeid verricht werd tijdens de periode van zeven dagen die de |
| bevalling voorafgaat. | bevalling voorafgaat. |
| Indien de bevalling plaats heeft na de door de arts voorziene datum, | Indien de bevalling plaats heeft na de door de arts voorziene datum, |
| wordt het verlof tot de werkelijke datum van de bevalling verlengd. | wordt het verlof tot de werkelijke datum van de bevalling verlengd. |
| Wanneer het pasgeboren kind gedurende ten minste acht weken, te | Wanneer het pasgeboren kind gedurende ten minste acht weken, te |
| rekenen vanaf de geboorte, in het ziekenhuis moet blijven, kan de | rekenen vanaf de geboorte, in het ziekenhuis moet blijven, kan de |
| moeder het resterende prenataal bevallingsverlof uitstellen tot op het | moeder het resterende prenataal bevallingsverlof uitstellen tot op het |
| ogenblik dat het kind naar huis komt. Overlijdt het kind binnen het | ogenblik dat het kind naar huis komt. Overlijdt het kind binnen het |
| jaar na de geboorte, dan mag de moeder het resterende gedeelte van het | jaar na de geboorte, dan mag de moeder het resterende gedeelte van het |
| bevallingsverlof waarop zij recht heeft, nog opnemen. | bevallingsverlof waarop zij recht heeft, nog opnemen. |
Art. 20.De periode dat het bevallingsverlof bezoldigd wordt, mag niet |
Art. 20.De periode dat het bevallingsverlof bezoldigd wordt, mag niet |
| meer dan vijftien weken bedragen bij een éénling, en niet meer dan | meer dan vijftien weken bedragen bij een éénling, en niet meer dan |
| zeventien weken in geval van een meerling. | zeventien weken in geval van een meerling. |
Art. 21.De artikelen 19 en 20 zijn niet van toepassing bij een |
Art. 21.De artikelen 19 en 20 zijn niet van toepassing bij een |
| miskraam voor de 181e dag van de zwangerschap. | miskraam voor de 181e dag van de zwangerschap. |
Art. 22.§ 1. Als de moeder overlijdt, heeft de vader van het kind |
Art. 22.§ 1. Als de moeder overlijdt, heeft de vader van het kind |
| recht op vaderschapsverlof; de duur daarvan mag het deel van het | recht op vaderschapsverlof; de duur daarvan mag het deel van het |
| bevallingsverlof dat de moeder nog niet opgenomen had bij haar | bevallingsverlof dat de moeder nog niet opgenomen had bij haar |
| overlijden, niet overschrijden. | overlijden, niet overschrijden. |
| § 2. Wanneer de moeder in een ziekenhuis opgenomen wordt, heeft de | § 2. Wanneer de moeder in een ziekenhuis opgenomen wordt, heeft de |
| vader van het kind recht op vaderschapsverlof; dit verlof begint ten | vader van het kind recht op vaderschapsverlof; dit verlof begint ten |
| vroegste vanaf de achtste dag te rekenen vanaf de geboorte van het | vroegste vanaf de achtste dag te rekenen vanaf de geboorte van het |
| kind, op voorwaarde dat de opname van de moeder in het ziekenhuis meer | kind, op voorwaarde dat de opname van de moeder in het ziekenhuis meer |
| dan zeven dagen bedraagt en dat de pasgeborene het ziekenhuis verlaten | dan zeven dagen bedraagt en dat de pasgeborene het ziekenhuis verlaten |
| heeft. | heeft. |
| Het vaderschapsverlof verstrijkt op het moment dat de opname van de | Het vaderschapsverlof verstrijkt op het moment dat de opname van de |
| moeder in het ziekenhuis een einde neemt; het vaderschapsverlof | moeder in het ziekenhuis een einde neemt; het vaderschapsverlof |
| verstrijkt ten laatste wanneer de periode verstrijkt die overeenstemt | verstrijkt ten laatste wanneer de periode verstrijkt die overeenstemt |
| met het deel van het bevallingsverlof dat de moeder op het ogenblik | met het deel van het bevallingsverlof dat de moeder op het ogenblik |
| van haar opname in het ziekenhuis nog niet had opgenomen. | van haar opname in het ziekenhuis nog niet had opgenomen. |
| § 3. Dit vaderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van | § 3. Dit vaderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van |
| dienstactiviteit. | dienstactiviteit. |
| HOOFDSTUK II. - Opvangverlof | HOOFDSTUK II. - Opvangverlof |
Art. 23.De gouverneur krijgt op zijn aanvraag een opvangverlof |
Art. 23.De gouverneur krijgt op zijn aanvraag een opvangverlof |
| wanneer zijn gezin een kind beneden tien jaar in zijn gezin opneemt | wanneer zijn gezin een kind beneden tien jaar in zijn gezin opneemt |
| met het oog op adoptie of pleegvoogdij. | met het oog op adoptie of pleegvoogdij. |
| Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken als het kind de leeftijd van | Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken als het kind de leeftijd van |
| drie weken nog niet heeft bereikt. Als het kind deze leeftijd wel al | drie weken nog niet heeft bereikt. Als het kind deze leeftijd wel al |
| bereikt heeft, bedraagt het verlof ten hoogste vier weken. | bereikt heeft, bedraagt het verlof ten hoogste vier weken. |
| De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het | De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het |
| opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om | opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om |
| kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de | kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de |
| gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag van de | gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag van de |
| loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april | loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april |
| 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de | 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de |
| zelfstandigen. | zelfstandigen. |
| Indien slechts één van de samenwonende partners adopteert of de | Indien slechts één van de samenwonende partners adopteert of de |
| pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten. | pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten. |
Art. 24.Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van |
Art. 24.Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van |
| dienstactiviteit. | dienstactiviteit. |
| TITEL IV. - Ziekteverlof | TITEL IV. - Ziekteverlof |
Art. 25.§ 1. De gouverneur die afwezig is wegens ziekte, heeft |
Art. 25.§ 1. De gouverneur die afwezig is wegens ziekte, heeft |
| ziekteverlof. | ziekteverlof. |
| § 2. Het ziekteverlof wordt gelijkgesteld met een periode van | § 2. Het ziekteverlof wordt gelijkgesteld met een periode van |
| dienstactiviteit. | dienstactiviteit. |
Art. 26.§ 1. Ziekteverlof wordt toegestaan voor de duur van de |
Art. 26.§ 1. Ziekteverlof wordt toegestaan voor de duur van de |
| afwezigheid naar aanleiding van : | afwezigheid naar aanleiding van : |
| 1° een arbeidsongeval; | 1° een arbeidsongeval; |
| 2° een ongeval op weg naar en van het werk; | 2° een ongeval op weg naar en van het werk; |
| 3° een beroepsziekte. | 3° een beroepsziekte. |
| § 2. Is de afwezigheid te wijten aan de in § 1 vermelde redenen of aan | § 2. Is de afwezigheid te wijten aan de in § 1 vermelde redenen of aan |
| een ongeval, veroorzaakt door de schuld van een derde dan ontvangt de | een ongeval, veroorzaakt door de schuld van een derde dan ontvangt de |
| gouverneur zijn salaris alleen als voorschot dat betaald wordt op de | gouverneur zijn salaris alleen als voorschot dat betaald wordt op de |
| door de derde verschuldigde vergoeding en dat op de derde te verhalen | door de derde verschuldigde vergoeding en dat op de derde te verhalen |
| is. | is. |
| Het Vlaamse Gewest treedt in dit geval van rechtswege in alle rechten, | Het Vlaamse Gewest treedt in dit geval van rechtswege in alle rechten, |
| vorderingen en rechtsmiddelen die de getroffene mocht kunnen doen | vorderingen en rechtsmiddelen die de getroffene mocht kunnen doen |
| gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het ongeval tot | gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het ongeval tot |
| het bedrag van het salaris. | het bedrag van het salaris. |
| § 3. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden neemt de juridische | § 3. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden neemt de juridische |
| beslissing over de erkenning van arbeidsongevallen en van ongevallen | beslissing over de erkenning van arbeidsongevallen en van ongevallen |
| op weg naar en van het werk. | op weg naar en van het werk. |
| Hij neemt ook de juridische beslissing over de toekenning van | Hij neemt ook de juridische beslissing over de toekenning van |
| schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op weg naar | schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op weg naar |
| en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. | en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. |
| TITEL V. - Verlof voor loopbaanonderbreking | TITEL V. - Verlof voor loopbaanonderbreking |
Art. 27.De gouverneur heeft recht op de hierna vermelde vormen van |
Art. 27.De gouverneur heeft recht op de hierna vermelde vormen van |
| loopbaanonderbreking voor palliatief verlof, bijstand aan of | loopbaanonderbreking voor palliatief verlof, bijstand aan of |
| verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid en | verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid en |
| ouderschapsverlof. | ouderschapsverlof. |
| HOOFDSTUK I. - Palliatief verlof | HOOFDSTUK I. - Palliatief verlof |
Art. 28.§ 1. De duur van de loopbaanonderbreking om palliatieve |
Art. 28.§ 1. De duur van de loopbaanonderbreking om palliatieve |
| zorgen te verstrekken bedraagt per patiënt één maand, eenmaal | zorgen te verstrekken bedraagt per patiënt één maand, eenmaal |
| verlengbaar met één maand. | verlengbaar met één maand. |
| § 2. Onder "palliatieve zorgen" wordt begrepen : elke vorm van | § 2. Onder "palliatieve zorgen" wordt begrepen : elke vorm van |
| bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en | bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en |
| psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een | psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een |
| ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden. | ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden. |
Art. 29.De gouverneur die loopbaanonderbreking neemt om palliatieve |
Art. 29.De gouverneur die loopbaanonderbreking neemt om palliatieve |
| zorgen te verstrekken, deelt dit schriftelijk mee aan de Vlaamse | zorgen te verstrekken, deelt dit schriftelijk mee aan de Vlaamse |
| minister van Binnenlandse Aangelegenheden. Hij voegt bij die | minister van Binnenlandse Aangelegenheden. Hij voegt bij die |
| mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een | mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een |
| attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de palliatieve | attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de palliatieve |
| zorgen nodig heeft. Daaruit moet blijken dat de gouverneur zich bereid | zorgen nodig heeft. Daaruit moet blijken dat de gouverneur zich bereid |
| heeft verklaard deze palliatieve zorgen te verstrekken. Dit attest | heeft verklaard deze palliatieve zorgen te verstrekken. Dit attest |
| vermeldt de identiteit van de patiënt niet. | vermeldt de identiteit van de patiënt niet. |
Art. 30.De loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken |
Art. 30.De loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken |
| kan ingaan op een andere dag dan de eerste van de maand. | kan ingaan op een andere dag dan de eerste van de maand. |
| HOOFDSTUK II. - Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- | HOOFDSTUK II. - Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- |
| of familielid | of familielid |
Art. 31.§ 1. De maximumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking |
Art. 31.§ 1. De maximumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking |
| voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of | voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of |
| familielid bedraagt per patiënt 12 maanden; de maximumduur van de | familielid bedraagt per patiënt 12 maanden; de maximumduur van de |
| halftijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van | halftijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van |
| een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt bedraagt 24 maanden. | een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt bedraagt 24 maanden. |
| De maximumduur van 12 maanden of 24 maanden wordt evenwel verminderd | De maximumduur van 12 maanden of 24 maanden wordt evenwel verminderd |
| met de duur van de voltijdse respectievelijk halftijdse | met de duur van de voltijdse respectievelijk halftijdse |
| loopbaanonderbrekingen die de gouverneur al heeft genoten voor de | loopbaanonderbrekingen die de gouverneur al heeft genoten voor de |
| bijstand aan of verzorging van dezelfde patiënt. | bijstand aan of verzorging van dezelfde patiënt. |
| § 2. De gouverneur kan de loopbaanonderbreking voor bijstand aan of | § 2. De gouverneur kan de loopbaanonderbreking voor bijstand aan of |
| verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid nemen met al dan | verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid nemen met al dan |
| niet opeenvolgende perioden van 1 tot 3 maand. | niet opeenvolgende perioden van 1 tot 3 maand. |
| § 3. Onder "zware ziekte" wordt begrepen elke ziekte of medische | § 3. Onder "zware ziekte" wordt begrepen elke ziekte of medische |
| ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd, en | ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd, en |
| waarbij deze oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of | waarbij deze oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of |
| emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel. | emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel. |
| § 4. Onder "gezinslid" wordt begrepen elke persoon die samenwoont met | § 4. Onder "gezinslid" wordt begrepen elke persoon die samenwoont met |
| de gouverneur. | de gouverneur. |
| Onder "familielid" wordt begrepen zowel de bloed- als de aanverwant | Onder "familielid" wordt begrepen zowel de bloed- als de aanverwant |
| tot de 2de graad. | tot de 2de graad. |
Art. 32.De gouverneur die loopbaanonderbreking neemt om een zwaar |
Art. 32.De gouverneur die loopbaanonderbreking neemt om een zwaar |
| ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen, deelt dit | ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen, deelt dit |
| schriftelijk mee aan de minister van Binnenlandse Aangelegenheden. | schriftelijk mee aan de minister van Binnenlandse Aangelegenheden. |
| Hierbij voegt hij het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen | Hierbij voegt hij het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen |
| en een attest van de geneesheer van de persoon die de bijstand of | en een attest van de geneesheer van de persoon die de bijstand of |
| verzorging behoeft. Daaruit moet blijken dat de gouverneur zich bereid | verzorging behoeft. Daaruit moet blijken dat de gouverneur zich bereid |
| heeft verklaard om deze bijstand of verzorging te verstrekken. Dit | heeft verklaard om deze bijstand of verzorging te verstrekken. Dit |
| attest vermeldt ook de identiteit van de patiënt vermeld. | attest vermeldt ook de identiteit van de patiënt vermeld. |
Art. 33.De loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te |
Art. 33.De loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te |
| verstrekken aan een zwaar ziek gezins- of familielid kan op om het | verstrekken aan een zwaar ziek gezins- of familielid kan op om het |
| even welke dag van de maand ingaan. | even welke dag van de maand ingaan. |
| HOOFDSTUK III. - Ouderschapsverlof | HOOFDSTUK III. - Ouderschapsverlof |
Art. 34.§ 1. De duur van het ouderschapsverlof onder de vorm van |
Art. 34.§ 1. De duur van het ouderschapsverlof onder de vorm van |
| voltijdse loopbaanonderbreking bedraagt 3 maanden, die van het | voltijdse loopbaanonderbreking bedraagt 3 maanden, die van het |
| ouderschapsverlof onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking 6 | ouderschapsverlof onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking 6 |
| maanden. | maanden. |
| § 2. Bij geboorte van een kind moet de gouverneur het | § 2. Bij geboorte van een kind moet de gouverneur het |
| ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opnemen voor | ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opnemen voor |
| het kind 4 jaar is. | het kind 4 jaar is. |
| Bij adoptie moet de gouverneur ouderschapsverlof onder de vorm van | Bij adoptie moet de gouverneur ouderschapsverlof onder de vorm van |
| loopbaanonderbreking opnemen binnen een periode van 4 jaar die loopt | loopbaanonderbreking opnemen binnen een periode van 4 jaar die loopt |
| vanaf de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het | vanaf de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het |
| bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente | bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente |
| waar de gouverneur zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het | waar de gouverneur zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het |
| kind 8 jaar wordt. | kind 8 jaar wordt. |
| Wanneer het kind voor minstens 66 % getroffen is door een vermindering | Wanneer het kind voor minstens 66 % getroffen is door een vermindering |
| van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de | van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de |
| kinderbijslagregeling, krijgt de gouverneur het recht op | kinderbijslagregeling, krijgt de gouverneur het recht op |
| ouderschapsverlof uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt. | ouderschapsverlof uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt. |
| § 3. De gouverneur die voor hetzelfde kind al onder dezelfde of een | § 3. De gouverneur die voor hetzelfde kind al onder dezelfde of een |
| andere vorm ouderschapsverlof heeft genoten als ambtenaar of | andere vorm ouderschapsverlof heeft genoten als ambtenaar of |
| contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever, kan | contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever, kan |
| voor dit kind geen ouderschapsverlof onder de vorm van | voor dit kind geen ouderschapsverlof onder de vorm van |
| loopbaanonderbreking meer krijgen. | loopbaanonderbreking meer krijgen. |
Art. 35.De gouverneur kan ouderschapsverlof onder de vorm van |
Art. 35.De gouverneur kan ouderschapsverlof onder de vorm van |
| loopbaanonderbreking nemen onmiddellijk na het bevallings-, het | loopbaanonderbreking nemen onmiddellijk na het bevallings-, het |
| vaderschaps- of het opvangverlof. | vaderschaps- of het opvangverlof. |
Art. 36.De mannelijke gouverneur heeft alleen recht op |
Art. 36.De mannelijke gouverneur heeft alleen recht op |
| ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking voorzover de | ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking voorzover de |
| afstamming van het kind in zijnen hoofde vaststaat, of wanneer het | afstamming van het kind in zijnen hoofde vaststaat, of wanneer het |
| gaat om een kind dat hij heeft geadopteerd. | gaat om een kind dat hij heeft geadopteerd. |
| HOOFDSTUK IV. - Loopbaanuitkeringen | HOOFDSTUK IV. - Loopbaanuitkeringen |
Art. 37.Indien de gouverneur of adjunct van de gouverneur geen recht |
Art. 37.Indien de gouverneur of adjunct van de gouverneur geen recht |
| heeft op onderbrekingsuitkeringen als gevolg van een beslissing van de | heeft op onderbrekingsuitkeringen als gevolg van een beslissing van de |
| directeur van het werkloosheidsbureau bevoegd voor zijn | directeur van het werkloosheidsbureau bevoegd voor zijn |
| verblijfplaats, of afziet van deze uitkeringen, wordt de | verblijfplaats, of afziet van deze uitkeringen, wordt de |
| loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit behalve voor de | loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit behalve voor de |
| uitzonderingen die de federale overheid bepaalt. | uitzonderingen die de federale overheid bepaalt. |
| TITEL VI. - Omstandigheidsverlof | TITEL VI. - Omstandigheidsverlof |
Art. 38.§ 1. De gouverneur heeft recht op omstandigheidsverlof naar |
Art. 38.§ 1. De gouverneur heeft recht op omstandigheidsverlof naar |
| aanleiding van de gebeurtenissen en binnen de perken zoals hierna | aanleiding van de gebeurtenissen en binnen de perken zoals hierna |
| vermeld : | vermeld : |
| 1° huwelijk van de gouverneur en het afleggen van een verklaring van | 1° huwelijk van de gouverneur en het afleggen van een verklaring van |
| wettelijke samenwoning door de gouverneur : 4 werkdagen; | wettelijke samenwoning door de gouverneur : 4 werkdagen; |
| 2° bevalling van de echtgenoot of samenwonende partner : 4 werkdagen; | 2° bevalling van de echtgenoot of samenwonende partner : 4 werkdagen; |
| 3° overlijden van de echtgenoot of samenwonende partner, een bloed- of | 3° overlijden van de echtgenoot of samenwonende partner, een bloed- of |
| aanverwant in de eerste graad van de gouverneur, de echtgenoot of de | aanverwant in de eerste graad van de gouverneur, de echtgenoot of de |
| samenwonende partner : 4 werkdagen; | samenwonende partner : 4 werkdagen; |
| 4° huwelijk van een kind van de gouverneur, van de echtgenoot of van | 4° huwelijk van een kind van de gouverneur, van de echtgenoot of van |
| de samenwonende partner : 2 werkdagen; | de samenwonende partner : 2 werkdagen; |
| 5° overlijden van een bloed- of aanverwant van de gouverneur of van de | 5° overlijden van een bloed- of aanverwant van de gouverneur of van de |
| samenwonende partner in om het even welke graad maar onder eenzelfde | samenwonende partner in om het even welke graad maar onder eenzelfde |
| dak wonend als de gouverneur : 2 werkdagen; | dak wonend als de gouverneur : 2 werkdagen; |
| 6° overlijden van een bloed- of aanverwant van de gouverneur of van de | 6° overlijden van een bloed- of aanverwant van de gouverneur of van de |
| samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een | samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een |
| achterkleinkind maar niet onder eenzelfde dak wonend als de gouverneur | achterkleinkind maar niet onder eenzelfde dak wonend als de gouverneur |
| : 1 werkdag; | : 1 werkdag; |
| 7° huwelijk van een bloed- of aanverwant in de eerste graad, die geen | 7° huwelijk van een bloed- of aanverwant in de eerste graad, die geen |
| kind is, of in de tweede graad, van de gouverneur, de echtgenoot of de | kind is, of in de tweede graad, van de gouverneur, de echtgenoot of de |
| samenwonende partner : de dag van het huwelijk. | samenwonende partner : de dag van het huwelijk. |
| § 2. De afwezigheden wegens omstandigheidsverlof worden gelijkgesteld | § 2. De afwezigheden wegens omstandigheidsverlof worden gelijkgesteld |
| met een periode van dienstactiviteit. | met een periode van dienstactiviteit. |
| DEEL V. - VRIJWILLIG ONTSLAG EN OPRUSTSTELLING VAN DE GOUVERNEUR | DEEL V. - VRIJWILLIG ONTSLAG EN OPRUSTSTELLING VAN DE GOUVERNEUR |
Art. 39.De gouverneur kan vrijwillig zijn ontslag indienen. |
Art. 39.De gouverneur kan vrijwillig zijn ontslag indienen. |
| Hij brengt de minister van Binnenlandse Aangelegenheden hiervan | Hij brengt de minister van Binnenlandse Aangelegenheden hiervan |
| aangetekend op de hoogte. | aangetekend op de hoogte. |
Art. 40.Het ontslag wordt definitief wanneer de Vlaamse regering dit |
Art. 40.Het ontslag wordt definitief wanneer de Vlaamse regering dit |
| aanvaardt. | aanvaardt. |
Art. 41.De gouverneur gaat op rust ten laatste wanneer hij de |
Art. 41.De gouverneur gaat op rust ten laatste wanneer hij de |
| leeftijd van 65 jaar bereikt. | leeftijd van 65 jaar bereikt. |
| DEEL VI. - GELDELIJK STATUUT | DEEL VI. - GELDELIJK STATUUT |
| TITEL I. - Bezoldigingsregeling | TITEL I. - Bezoldigingsregeling |
| HOOFDSTUK I. - Het salaris | HOOFDSTUK I. - Het salaris |
Art. 42.Het jaarsalaris, hierna salaris genoemd, van de gouverneur |
Art. 42.Het jaarsalaris, hierna salaris genoemd, van de gouverneur |
| wordt vastgesteld op 72.400 euro. | wordt vastgesteld op 72.400 euro. |
| HOOFDSTUK II. - Uitbetaling van het salaris | HOOFDSTUK II. - Uitbetaling van het salaris |
Art. 43.§ 1. Het maandsalaris is gelijk aan 1/12 van het jaarsalaris. |
Art. 43.§ 1. Het maandsalaris is gelijk aan 1/12 van het jaarsalaris. |
| § 2. Wanneer de gouverneur op rust wordt gesteld of overlijdt, wordt | § 2. Wanneer de gouverneur op rust wordt gesteld of overlijdt, wordt |
| het volle maandsalaris betaald aan betrokkene of aan zijn | het volle maandsalaris betaald aan betrokkene of aan zijn |
| rechthebbenden, naar gelang van het geval. | rechthebbenden, naar gelang van het geval. |
| § 3. Het salaris wordt na het verlopen van de termijn betaald, met | § 3. Het salaris wordt na het verlopen van de termijn betaald, met |
| dien verstande dat het op de rekening van de gouverneur bijgeschreven | dien verstande dat het op de rekening van de gouverneur bijgeschreven |
| wordt uiterlijk de laatste werkdag van de maand. Het salaris van de | wordt uiterlijk de laatste werkdag van de maand. Het salaris van de |
| maand december wordt op de rekening van de gouverneur geboekt | maand december wordt op de rekening van de gouverneur geboekt |
| uiterlijk de eerste werkdag van de maand januari. Het salaris wordt | uiterlijk de eerste werkdag van de maand januari. Het salaris wordt |
| overgemaakt via overschrijving. | overgemaakt via overschrijving. |
Art. 44.Het maandsalaris volgt de evolutie van het indexcijfer van de |
Art. 44.Het maandsalaris volgt de evolutie van het indexcijfer van de |
| consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen voorgeschreven door de | consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen voorgeschreven door de |
| wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij | wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij |
| sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de | sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de |
| consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij | consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij |
| koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd | koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd |
| artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter | artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter |
| uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's Lands | uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's Lands |
| concurrentievermogen. | concurrentievermogen. |
| Het maandsalaris tegen 100 % wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer | Het maandsalaris tegen 100 % wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer |
| 138,01 (102,02). | 138,01 (102,02). |
| HOOFDSTUK I. - Berekening van het salaris in geval van deeltijdse | HOOFDSTUK I. - Berekening van het salaris in geval van deeltijdse |
| prestaties | prestaties |
Art. 45.Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt |
Art. 45.Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt |
| het bedrag van het maandloon berekend volgens de volgende formule : | het bedrag van het maandloon berekend volgens de volgende formule : |
| M = VW/PW x n % x NM | M = VW/PW x n % x NM |
| waarbij : | waarbij : |
| M = het te betalen maandloon (100 %) | M = het te betalen maandloon (100 %) |
| VW = het aantal werkdagen waarvoor betaling is verschuldigd | VW = het aantal werkdagen waarvoor betaling is verschuldigd |
| PW = het aantal te presteren werkdagen | PW = het aantal te presteren werkdagen |
| n % = het percentage waaraan de gouverneur prestaties verricht | n % = het percentage waaraan de gouverneur prestaties verricht |
| NM = het normaal maandsalaris (100 %) = het jaarsalaris/12 (100 % en | NM = het normaal maandsalaris (100 %) = het jaarsalaris/12 (100 % en |
| voor voltijdse prestaties). | voor voltijdse prestaties). |
| TITEL II. - TOELAGEN | TITEL II. - TOELAGEN |
| HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities | HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities |
Art. 46.Behoudens andersluidende bepalingen is de toelage niet |
Art. 46.Behoudens andersluidende bepalingen is de toelage niet |
| verschuldigd | verschuldigd |
| - als er geen salaris wordt betaald; | - als er geen salaris wordt betaald; |
| - bij een afwezigheid die langer dan 35 werkdagen duurt. | - bij een afwezigheid die langer dan 35 werkdagen duurt. |
Art. 47.Als een gouverneur zitting heeft in examencommissies, |
Art. 47.Als een gouverneur zitting heeft in examencommissies, |
| comités, raden of commissies die ressorteren onder het ministerie | comités, raden of commissies die ressorteren onder het ministerie |
| geeft dit geen aanleiding tot toekenning van een bijzondere toelage. | geeft dit geen aanleiding tot toekenning van een bijzondere toelage. |
Art. 48.De als toelagen verschuldigde bedragen worden uitgekeerd |
Art. 48.De als toelagen verschuldigde bedragen worden uitgekeerd |
| afgerond op de hogere cent. | afgerond op de hogere cent. |
| HOOFDSTUK II. - Vakantiegeld en eindejaarstoelage | HOOFDSTUK II. - Vakantiegeld en eindejaarstoelage |
Art. 49.§ 1. De gouverneur geniet een vakantiegeld en |
Art. 49.§ 1. De gouverneur geniet een vakantiegeld en |
| eindejaarstoelage toegekend zoals hierna bepaald. | eindejaarstoelage toegekend zoals hierna bepaald. |
| § 2. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn een percentage van | § 2. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn een percentage van |
| het brutosalaris. | het brutosalaris. |
| § 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : | § 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : |
| 1° brutosalaris : het geïndexeerd jaarsalaris; | 1° brutosalaris : het geïndexeerd jaarsalaris; |
| 2° brutomaandsalaris : het brutosalaris gedeeld door 12. | 2° brutomaandsalaris : het brutosalaris gedeeld door 12. |
| § 4. Als de gouverneur niet tijdens de hele referteperiode volledige | § 4. Als de gouverneur niet tijdens de hele referteperiode volledige |
| prestaties verricht heeft, wordt het vakantiegeld en de | prestaties verricht heeft, wordt het vakantiegeld en de |
| eindejaarstoelage herleid pro rata van het verdiende brutosalaris | eindejaarstoelage herleid pro rata van het verdiende brutosalaris |
| tegenover het brutosalaris bij volledige prestaties voor de volledige | tegenover het brutosalaris bij volledige prestaties voor de volledige |
| referteperiode. | referteperiode. |
| § 5. Bij vervroegde beëindiging van de tewerkstelling wordt het | § 5. Bij vervroegde beëindiging van de tewerkstelling wordt het |
| vakantiegeld en de eindejaarstoelage berekend op het brutosalaris voor | vakantiegeld en de eindejaarstoelage berekend op het brutosalaris voor |
| volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling, en wordt | volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling, en wordt |
| het vakantiegeld en de eindejaarstoelage betaald tijdens de maand | het vakantiegeld en de eindejaarstoelage betaald tijdens de maand |
| volgende op de beëindiging van de tewerkstelling. | volgende op de beëindiging van de tewerkstelling. |
Art. 50.§ 1. Voor de berekening van het vakantiegeld wordt onder « |
Art. 50.§ 1. Voor de berekening van het vakantiegeld wordt onder « |
| referteperiode » verstaan het kalenderjaar dat voorafgaat aan het | referteperiode » verstaan het kalenderjaar dat voorafgaat aan het |
| vakantiejaar. | vakantiejaar. |
| § 2. Het vakantiegeld bedraagt 92 % van het brutomaandsalaris van de | § 2. Het vakantiegeld bedraagt 92 % van het brutomaandsalaris van de |
| maand april van het vakantiejaar. Het vakantiegeld wordt betaald | maand april van het vakantiejaar. Het vakantiegeld wordt betaald |
| tijdens de maand mei van het vakantiejaar. | tijdens de maand mei van het vakantiejaar. |
| § 3. Er wordt een inhouding verricht van 13,07 % op het vakantiegeld | § 3. Er wordt een inhouding verricht van 13,07 % op het vakantiegeld |
| ten belope van 85 % van het brutomaandsalaris. Indien het vakantiegeld | ten belope van 85 % van het brutomaandsalaris. Indien het vakantiegeld |
| maximum 85 % van het brutomaandsalaris bedraagt, gebeurt de inhouding | maximum 85 % van het brutomaandsalaris bedraagt, gebeurt de inhouding |
| van 13,07 % op het volledig bedrag. | van 13,07 % op het volledig bedrag. |
Art. 51.§ 1. Voor de berekening van de eindejaarstoelage wordt onder |
Art. 51.§ 1. Voor de berekening van de eindejaarstoelage wordt onder |
| « referteperiode » verstaan de periode van 1 januari tot en met 30 | « referteperiode » verstaan de periode van 1 januari tot en met 30 |
| september. | september. |
| § 2. De eindejaarstoelage bedraagt 50 % van het brutomaandsalaris van | § 2. De eindejaarstoelage bedraagt 50 % van het brutomaandsalaris van |
| november. | november. |
| § 3. De eindejaarstoelage wordt uitbetaald tijdens de maand december | § 3. De eindejaarstoelage wordt uitbetaald tijdens de maand december |
| van het desbetreffende jaar. | van het desbetreffende jaar. |
| TITEL III. - VERGOEDINGEN | TITEL III. - VERGOEDINGEN |
| HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities | HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities |
Art. 52.Een vergoeding wordt verleend aan de gouverneur die verplicht |
Art. 52.Een vergoeding wordt verleend aan de gouverneur die verplicht |
| wordt werkelijke lasten te dragen die niet normaal zijn en niet | wordt werkelijke lasten te dragen die niet normaal zijn en niet |
| onafscheidelijk met het ambt verbonden zijn. | onafscheidelijk met het ambt verbonden zijn. |
Art. 53.Wanneer de toestand die aanleiding geeft tot de toekenning |
Art. 53.Wanneer de toestand die aanleiding geeft tot de toekenning |
| van een vergoeding zich herhaaldelijk kan voordoen, kan het bedrag van | van een vergoeding zich herhaaldelijk kan voordoen, kan het bedrag van |
| deze vergoeding forfaitair vastgesteld worden. | deze vergoeding forfaitair vastgesteld worden. |
Art. 54.De onderbreking van de ambtsuitoefening waaraan een |
Art. 54.De onderbreking van de ambtsuitoefening waaraan een |
| forfaitaire vergoeding is verbonden brengt voor de gouverneur de | forfaitaire vergoeding is verbonden brengt voor de gouverneur de |
| schorsing mee van de betaling van bedoelde vergoeding voor zover hij | schorsing mee van de betaling van bedoelde vergoeding voor zover hij |
| de lasten niet meer draagt. | de lasten niet meer draagt. |
Art. 55.De vergoedingen worden vastgesteld onverminderd de bepalingen |
Art. 55.De vergoedingen worden vastgesteld onverminderd de bepalingen |
| betreffende de administratieve en begrotingscontrole. | betreffende de administratieve en begrotingscontrole. |
Art. 56.De voor vergoedingen verschuldigde sommen worden uitgekeerd |
Art. 56.De voor vergoedingen verschuldigde sommen worden uitgekeerd |
| afgerond op de hogere cent. | afgerond op de hogere cent. |
| HOOFDSTUK II. - Vergoeding voor begrafeniskosten | HOOFDSTUK II. - Vergoeding voor begrafeniskosten |
Art. 57.Wanneer de gouverneur overlijdt ontvangt zijn niet uit de |
Art. 57.Wanneer de gouverneur overlijdt ontvangt zijn niet uit de |
| echt gescheiden noch van tafel en bed gescheiden echtgenoot of zijn | echt gescheiden noch van tafel en bed gescheiden echtgenoot of zijn |
| erfgenamen in rechte lijn als er geen echtgenoot is, als compensatie | erfgenamen in rechte lijn als er geen echtgenoot is, als compensatie |
| voor de begrafeniskosten een vergoeding. Die stemt overeen met het | voor de begrafeniskosten een vergoeding. Die stemt overeen met het |
| maandelijks bedrag van de laatste bruto-activiteitsbezoldiging van de | maandelijks bedrag van de laatste bruto-activiteitsbezoldiging van de |
| gouverneur. | gouverneur. |
| De vergoeding mag het twaalfde niet overschrijden van het bedrag | De vergoeding mag het twaalfde niet overschrijden van het bedrag |
| vastgesteld bij toepassing van artikel 39, eerste, derde en vierde lid | vastgesteld bij toepassing van artikel 39, eerste, derde en vierde lid |
| van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. | van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. |
Art. 58.Bij ontstentenis van de in artikel 57 bedoelde |
Art. 58.Bij ontstentenis van de in artikel 57 bedoelde |
| rechthebbenden, mag de vergoeding worden uitgekeerd ten bate van elke | rechthebbenden, mag de vergoeding worden uitgekeerd ten bate van elke |
| natuurlijke persoon of rechtspersoon die bewijst dat hij de | natuurlijke persoon of rechtspersoon die bewijst dat hij de |
| begrafeniskosten heeft betaald. In dit geval is de vergoeding gelijk | begrafeniskosten heeft betaald. In dit geval is de vergoeding gelijk |
| aan de werkelijke gemaakte kosten zonder dat zij evenwel meer mag | aan de werkelijke gemaakte kosten zonder dat zij evenwel meer mag |
| belopen dan het hierboven vermelde bedrag ten gunste van de echtgenoot | belopen dan het hierboven vermelde bedrag ten gunste van de echtgenoot |
| of de erfgenamen in rechte lijn bepaald. | of de erfgenamen in rechte lijn bepaald. |
Art. 59.Deze vergoeding mag met soortgelijke krachtens andere |
Art. 59.Deze vergoeding mag met soortgelijke krachtens andere |
| bepalingen toegekende vergoedingen, slechts voor het bij artikel 57 | bepalingen toegekende vergoedingen, slechts voor het bij artikel 57 |
| bedoelde bedrag worden samengevoegd. | bedoelde bedrag worden samengevoegd. |
| HOOFDSTUK III. - Representatievergoeding | HOOFDSTUK III. - Representatievergoeding |
Art. 60.De gouverneur geniet een forfaitaire vergoeding voor |
Art. 60.De gouverneur geniet een forfaitaire vergoeding voor |
| representatiekosten tijdens de periodes van activiteit ten belope van | representatiekosten tijdens de periodes van activiteit ten belope van |
| 3.718,41 euro per jaar. | 3.718,41 euro per jaar. |
| Deze vergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming voor het dekken van | Deze vergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming voor het dekken van |
| alle kosten die voortvloeien uit het representatieve karakter van de | alle kosten die voortvloeien uit het representatieve karakter van de |
| functie. | functie. |
| De vergoeding wordt maandelijks, in twaalfden en na vervallen termijn | De vergoeding wordt maandelijks, in twaalfden en na vervallen termijn |
| betaald, als de gouverneur in actieve dienst is. | betaald, als de gouverneur in actieve dienst is. |
| HOOFDSTUK 4. - Residentievergoeding | HOOFDSTUK 4. - Residentievergoeding |
Art. 61.De gouverneur beschikt voor de uitoefening van zijn taak over |
Art. 61.De gouverneur beschikt voor de uitoefening van zijn taak over |
| een ambtswoning. | een ambtswoning. |
| De bepalingen van het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende de | De bepalingen van het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende de |
| toekenning van een forfaitaire residentievergoeding aan sommige | toekenning van een forfaitaire residentievergoeding aan sommige |
| commissarissen van de federale regering, zoals gewijzigd bij | commissarissen van de federale regering, zoals gewijzigd bij |
| koninklijk besluit van 4 december 2001, blijven van toepassing voor de | koninklijk besluit van 4 december 2001, blijven van toepassing voor de |
| gouverneurs. | gouverneurs. |
| Deze vergoeding wordt op dezelfde wijze geïndexeerd als het salaris. | Deze vergoeding wordt op dezelfde wijze geïndexeerd als het salaris. |
| DEEL VII. - OPHEFFINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN | DEEL VII. - OPHEFFINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN |
Art. 62.Opgeheven wordt voor het Vlaamse Gewest : |
Art. 62.Opgeheven wordt voor het Vlaamse Gewest : |
| - het koninklijk besluit van 10 december 1970 betreffende de | - het koninklijk besluit van 10 december 1970 betreffende de |
| forfaitaire vergoeding voor representatiekosten van de | forfaitaire vergoeding voor representatiekosten van de |
| provinciegouverneurs, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van | provinciegouverneurs, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van |
| 4 december 2001; | 4 december 2001; |
| - het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 tot | - het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 tot |
| toekenning van een vakantiegeld en eindejaarstoelage aan de | toekenning van een vakantiegeld en eindejaarstoelage aan de |
| provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de | provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de |
| gewestelijk ontvangers, wat de bepalingen over de provinciegouverneurs | gewestelijk ontvangers, wat de bepalingen over de provinciegouverneurs |
| en de adjunct van de gouverneur betreft. | en de adjunct van de gouverneur betreft. |
Art. 63.Tot 31 december 2004 blijven de provinciegouverneurs de |
Art. 63.Tot 31 december 2004 blijven de provinciegouverneurs de |
| weddeschaal genieten die zij hadden overeenkomstig het koninklijk | weddeschaal genieten die zij hadden overeenkomstig het koninklijk |
| besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de | besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de |
| bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van | bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van |
| Binnenlandse Zaken, zoals gewijzigd door het Koninklijk besluit van 4 | Binnenlandse Zaken, zoals gewijzigd door het Koninklijk besluit van 4 |
| december 2001, wat de bepalingen over de gouverneur en adjunct van de | december 2001, wat de bepalingen over de gouverneur en adjunct van de |
| gouverneur betreft. | gouverneur betreft. |
Art. 64.De gouverneur die op 31 december 2003 enige andere |
Art. 64.De gouverneur die op 31 december 2003 enige andere |
| woonstregeling genoot dan bedoeld in artikel 61 van dit besluit kan | woonstregeling genoot dan bedoeld in artikel 61 van dit besluit kan |
| daarvan verder blijven genieten. | daarvan verder blijven genieten. |
Art. 65.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2004 met |
Art. 65.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2004 met |
| uitzondering van de artikelen 41 en 42 die in werking treden op 1 | uitzondering van de artikelen 41 en 42 die in werking treden op 1 |
| januari 2005. | januari 2005. |
Art. 66.De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden is |
Art. 66.De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden is |
| belast met de uitvoering van dit besluit. | belast met de uitvoering van dit besluit. |
| Brussel, 5 maart 2004. | Brussel, 5 maart 2004. |
| De minister-president van de Vlaamse regering, | De minister-president van de Vlaamse regering, |
| B. SOMERS | B. SOMERS |
| De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd | De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd |
| en Ambtenarenzaken, | en Ambtenarenzaken, |
| P. VAN GREMBERGEN | P. VAN GREMBERGEN |
| Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van | Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van |
| het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de | het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de |
| gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant | gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant |
| Persoonlijk dossier | Persoonlijk dossier |
| Het persoonlijk dossier van de gouverneur omvat volgende | Het persoonlijk dossier van de gouverneur omvat volgende |
| administratieve stukken. | administratieve stukken. |
| Deze administratieve stukken hebben betrekking op : | Deze administratieve stukken hebben betrekking op : |
| a) de werving : | a) de werving : |
| - nationaliteitsverklaring | - nationaliteitsverklaring |
| - geboorteakte | - geboorteakte |
| - getuigschrift van goed gedrag en zeden | - getuigschrift van goed gedrag en zeden |
| - militiegetuigschrift | - militiegetuigschrift |
| b) de benoeming | b) de benoeming |
| - het benoemingsbesluit | - het benoemingsbesluit |
| - proces-verbaal van de eedaflegging | - proces-verbaal van de eedaflegging |
| c) verloven | c) verloven |
| - formulieren inzake arbeidsongevallen | - formulieren inzake arbeidsongevallen |
| - briefwisseling over verloven | - briefwisseling over verloven |