Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28/09/2017
← Terug naar "Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de organisatie van gewestelijke hulp bij de samenstelling van huurwaarborg inzake huisvesting "
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de organisatie van gewestelijke hulp bij de samenstelling van huurwaarborg inzake huisvesting Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de organisatie van gewestelijke hulp bij de samenstelling van huurwaarborg inzake huisvesting
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
28 SEPTEMBER 2017. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering 28 SEPTEMBER 2017. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering
houdende de organisatie van gewestelijke hulp bij de samenstelling van houdende de organisatie van gewestelijke hulp bij de samenstelling van
huurwaarborg inzake huisvesting huurwaarborg inzake huisvesting
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,
Gelet op de artikelen 112, § 1, 5° en 117 van de ordonnantie van 17 Gelet op de artikelen 112, § 1, 5° en 117 van de ordonnantie van 17
juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode, gewijzigd door de juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode, gewijzigd door de
ordonnantie van 11 juli 2013 tot wijziging van de ordonnantie van 17 ordonnantie van 11 juli 2013 tot wijziging van de ordonnantie van 17
juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode; juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode;
Gelet op het besluit van 10 december 1998 tot uitvoering van de Gelet op het besluit van 10 december 1998 tot uitvoering van de
ordonnantie van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning ordonnantie van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning
door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een
huurwaarborg inzake huisvesting; huurwaarborg inzake huisvesting;
Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12
december 2016 en 1 juni 2017; december 2016 en 1 juni 2017;
Gelet op de akkoorden van de minister van Begroting, gegeven op 23 Gelet op de akkoorden van de minister van Begroting, gegeven op 23
december 2016 en 8 juni 2017; december 2016 en 8 juni 2017;
Gelet op de gendertest, opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van de Gelet op de gendertest, opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van de
ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de
genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest; Gewest;
Gelet op de adviezen van de Adviesraad voor Huisvesting uitgebracht op Gelet op de adviezen van de Adviesraad voor Huisvesting uitgebracht op
31 januari 2017 en 16 juni 2017; 31 januari 2017 en 16 juni 2017;
Gelet op het advies 61.848/1/V van de Raad van State, gegeven op 27 Gelet op het advies 61.848/1/V van de Raad van State, gegeven op 27
juli 2017, in toepassing van artikel 84, § 1, 2°, van de op 12 januari juli 2017, in toepassing van artikel 84, § 1, 2°, van de op 12 januari
1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State; 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van de minister die bevoegd is voor Huisvesting; Op voordracht van de minister die bevoegd is voor Huisvesting;
Na beraadslaging, Na beraadslaging,
Besluit : Besluit :
HOOFDSTUK I. - Definities HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan

onder: onder:
1° Code: de Brusselse Huisvestingscode; 1° Code: de Brusselse Huisvestingscode;
2° het Gewest: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 2° het Gewest: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
3° de minister: de minister of staatssecretaris van het Brussels 3° de minister: de minister of staatssecretaris van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting; Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting;
4° het Fonds: de Coöperatieve vennootschap met beperkte 4° het Fonds: de Coöperatieve vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid "Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk aansprakelijkheid "Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest", bedoeld in artikel 111 van de Code; Gewest", bedoeld in artikel 111 van de Code;
5° de hulp: de hulp bij de samenstelling van een huurwaarborg bedoeld 5° de hulp: de hulp bij de samenstelling van een huurwaarborg bedoeld
in de artikelen 112, § 1, 5° , en 117 van de Code; in de artikelen 112, § 1, 5° , en 117 van de Code;
6° de aanvrager: ofwel de natuurlijke persoon die hulp wenst te 6° de aanvrager: ofwel de natuurlijke persoon die hulp wenst te
krijgen van het Fonds, ofwel de natuurlijke personen die deze hulp krijgen van het Fonds, ofwel de natuurlijke personen die deze hulp
samen wensen te verkrijgen, en dit in het kader van dit besluit; samen wensen te verkrijgen, en dit in het kader van dit besluit;
7° datum van de aanvraag: datum waarop de aanvrager de hulp voor een 7° datum van de aanvraag: datum waarop de aanvrager de hulp voor een
bepaalde woning aanvraagt; bepaalde woning aanvraagt;
8° inkomens: de inkomens in de zin van artikel 6 van het Wetboek van 8° inkomens: de inkomens in de zin van artikel 6 van het Wetboek van
de Inkomstenbelastingen 1992, de inkomens verworven in het buitenland de Inkomstenbelastingen 1992, de inkomens verworven in het buitenland
voor zover deze niet vallen onder de toepassing van deze bepaling en voor zover deze niet vallen onder de toepassing van deze bepaling en
de inkomens van de personen bedoeld in artikel 4 van het voormelde de inkomens van de personen bedoeld in artikel 4 van het voormelde
Wetboek; Wetboek;
9° bestaansmiddelen: alle financiële inkomsten die de aanvrager 9° bestaansmiddelen: alle financiële inkomsten die de aanvrager
geniet, ongeacht hun oorsprong; geniet, ongeacht hun oorsprong;
10° beschikbare bestaansmiddelen : de bestaansmiddelen, na aftrek van 10° beschikbare bestaansmiddelen : de bestaansmiddelen, na aftrek van
de huur van de woning bedoeld in artikel 4; de huur van de woning bedoeld in artikel 4;
11°. BRUHWA-fonds: het fonds voor huurwaarborg bedoeld in artikel 112, 11°. BRUHWA-fonds: het fonds voor huurwaarborg bedoeld in artikel 112,
§ 1, 5°, van de Code en in artikel 8 van onderhavig besluit; § 1, 5°, van de Code en in artikel 8 van onderhavig besluit;
12°. Toegetreden lid: ofwel de natuurlijke persoon die de hulp wenst 12°. Toegetreden lid: ofwel de natuurlijke persoon die de hulp wenst
te bekomen bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III van onderhavig te bekomen bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III van onderhavig
besluit, ofwel de natuurlijke personen die, samen, deze hulp wensen te besluit, ofwel de natuurlijke personen die, samen, deze hulp wensen te
bekomen. bekomen.
13°. Persoon ten laste : 13°. Persoon ten laste :
- Elke persoon jonger dan 25 jaar oud die regelmatig gehuisvest is bij - Elke persoon jonger dan 25 jaar oud die regelmatig gehuisvest is bij
de aanvrager en waarvan het Fonds meent dat hij werkelijk ten laste is de aanvrager en waarvan het Fonds meent dat hij werkelijk ten laste is
van deze laatste, als het bewijs wordt geleverd dat deze persoon van deze laatste, als het bewijs wordt geleverd dat deze persoon
rechtgevend is op kinder- of wezenbijslag of dat hij geen eigen rechtgevend is op kinder- of wezenbijslag of dat hij geen eigen
bestaansmiddelen heeft; bestaansmiddelen heeft;
- De persoon die tot in de tweede graad met de aanvrager verwant is en - De persoon die tot in de tweede graad met de aanvrager verwant is en
deel uitmaakt van diens gezin en waarvan het Fonds meent dat hij deel uitmaakt van diens gezin en waarvan het Fonds meent dat hij
werkelijk ten laste is, als het bewijs wordt geleverd dat deze persoon werkelijk ten laste is, als het bewijs wordt geleverd dat deze persoon
geen eigen bestaansmiddelen heeft; geen eigen bestaansmiddelen heeft;
De persoon met een handicap die lid is van het gezin van de De persoon met een handicap die lid is van het gezin van de
kandidaat-huurder of van de huurder, die er tot in de tweede graad mee kandidaat-huurder of van de huurder, die er tot in de tweede graad mee
de verwant is, wordt met een persoon ten laste gelijkgesteld. de verwant is, wordt met een persoon ten laste gelijkgesteld.
De kinderen van de aanvrager die rechtgevend zijn op kinderbijslag De kinderen van de aanvrager die rechtgevend zijn op kinderbijslag
voor een kind met een handicap worden met twee personen ten laste voor een kind met een handicap worden met twee personen ten laste
gelijkgesteld; gelijkgesteld;
14°. Persoon met een handicap: 14°. Persoon met een handicap:
- Hetzij het kind dat rechtgevend is op kinderbijslag voor - Hetzij het kind dat rechtgevend is op kinderbijslag voor
gehandicapte kinderen, gehandicapte kinderen,
- Hetzij de persoon die door de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale - Hetzij de persoon die door de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale
Zekerheid erkend wordt als lijdend aan ontoereikende of verminderde Zekerheid erkend wordt als lijdend aan ontoereikende of verminderde
lichamelijke of mentale vermogens voor 66 %; lichamelijke of mentale vermogens voor 66 %;
- Hetzij de persoon van wie het verdienvermogen beperkt is tot een - Hetzij de persoon van wie het verdienvermogen beperkt is tot een
derde van wat een valide persoon kan verdienen door een beroep uit te derde van wat een valide persoon kan verdienen door een beroep uit te
oefenen op de algemene arbeidsmarkt in toepassing van de wet van 27 oefenen op de algemene arbeidsmarkt in toepassing van de wet van 27
februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;
- Hetzij de persoon van wie het gebrek aan zelfredzaamheid op 9 punten - Hetzij de persoon van wie het gebrek aan zelfredzaamheid op 9 punten
wordt vastgesteld in toepassing van dezelfde wet. wordt vastgesteld in toepassing van dezelfde wet.
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen betreffende de hulp HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen betreffende de hulp
Afdeling 1. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 2.§ 1. Het is het Fonds toegestaan om aan personen met een klein

Art. 2.§ 1. Het is het Fonds toegestaan om aan personen met een klein

of bescheiden inkomen hulp te verstrekken met het oog op de of bescheiden inkomen hulp te verstrekken met het oog op de
samenstelling van een huurwaarborg. samenstelling van een huurwaarborg.
Deze hulp wordt samengesteld volgens de vorm en de voorwaarden die Deze hulp wordt samengesteld volgens de vorm en de voorwaarden die
door dit besluit vastgesteld worden. door dit besluit vastgesteld worden.
Wat de vorm van de hulp ook is, het door het Fonds toegekende bedrag Wat de vorm van de hulp ook is, het door het Fonds toegekende bedrag
wordt op een geïndividualiseerde bankrekening op naam van de aanvrager wordt op een geïndividualiseerde bankrekening op naam van de aanvrager
gestort in overeenstemming met de wettelijke bepalingen die van gestort in overeenstemming met de wettelijke bepalingen die van
toepassing zijn op een huurwaarborgrekening. toepassing zijn op een huurwaarborgrekening.
§ 2. Het Fonds stelt, met instemming van de minister, het gedeelte van § 2. Het Fonds stelt, met instemming van de minister, het gedeelte van
het terugvorderbare voorschot, bedoeld in artikel 117, § 1 van de het terugvorderbare voorschot, bedoeld in artikel 117, § 1 van de
Code, dat bij voorrang bestemd is voor de hulp bedoeld in afdeling 1 Code, dat bij voorrang bestemd is voor de hulp bedoeld in afdeling 1
van hoofdstuk III, vast. van hoofdstuk III, vast.
De hulp bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III wordt gefinancierd De hulp bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III wordt gefinancierd
door de bijdragen bedoeld in artikel 13 en het terugvorderbare door de bijdragen bedoeld in artikel 13 en het terugvorderbare
voorschot bedoeld in artikel 117, § 1, van de Code. voorschot bedoeld in artikel 117, § 1, van de Code.
§ 3. De hulp wordt, ongeacht de vorm, slechts binnen de perken van de § 3. De hulp wordt, ongeacht de vorm, slechts binnen de perken van de
beschikbare middelen toegekend. beschikbare middelen toegekend.
Afdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden Afdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 3.De aanvrager moet, op de datum van de aanvraag, minstens

Art. 3.De aanvrager moet, op de datum van de aanvraag, minstens

achttien jaar oud of ontvoogd zijn en handelingsbekwaam zijn. achttien jaar oud of ontvoogd zijn en handelingsbekwaam zijn.

Art. 4.Het Fonds kan de hulp slechts verstrekken indien de aanvrager

Art. 4.Het Fonds kan de hulp slechts verstrekken indien de aanvrager

een huurovereenkomst heeft gesloten of er zich toe verbindt deze te een huurovereenkomst heeft gesloten of er zich toe verbindt deze te
sluiten. Deze huurovereenkomst moet minstens voor een jaar worden sluiten. Deze huurovereenkomst moet minstens voor een jaar worden
afgesloten en betrekking hebben op een woning die op het grondgebied afgesloten en betrekking hebben op een woning die op het grondgebied
van het Gewest gelegen is. van het Gewest gelegen is.
De huurder zal zich binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van De huurder zal zich binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van
de huurovereenkomst op het adres dat in de huurovereenkomst staat bij de huurovereenkomst op het adres dat in de huurovereenkomst staat bij
het bevolkingsregister of vreemdelingenregister moeten inschrijven. het bevolkingsregister of vreemdelingenregister moeten inschrijven.

Art. 5.§ 1. De inkomens van de aanvrager en van alle personen die van

Art. 5.§ 1. De inkomens van de aanvrager en van alle personen die van

zijn gezin deel uitmaken, met uitzondering van zijn kinderen indien zijn gezin deel uitmaken, met uitzondering van zijn kinderen indien
deze jonger dan 25 jaar zijn, mogen de bedragen die door de Regering deze jonger dan 25 jaar zijn, mogen de bedragen die door de Regering
vastgesteld zijn voor de woningen behorend tot de categorie van de vastgesteld zijn voor de woningen behorend tot de categorie van de
sociale woning zoals bedoeld in artikel 2, § 2, 1° van de Code, niet sociale woning zoals bedoeld in artikel 2, § 2, 1° van de Code, niet
overschrijden. overschrijden.
Wanneer de aanvrager, of, indien meerdere personen zich als aanvrager Wanneer de aanvrager, of, indien meerdere personen zich als aanvrager
hebben aangediend, de jongste onder hen, echter minder dan 35 jaar oud hebben aangediend, de jongste onder hen, echter minder dan 35 jaar oud
is, mogen de inkomens niet hoger liggen dan een van de volgende is, mogen de inkomens niet hoger liggen dan een van de volgende
bedragen: bedragen:
- wanneer de aanvrager, op het ogenblik van het afsluiten van zijn - wanneer de aanvrager, op het ogenblik van het afsluiten van zijn
kredietovereenkomst, een persoon alleen is die verklaart dat hij niet kredietovereenkomst, een persoon alleen is die verklaart dat hij niet
de bedoeling heeft de woning, voorwerp van de huurovereenkomst, te de bedoeling heeft de woning, voorwerp van de huurovereenkomst, te
bewonen met andere personen, mogen de inkomens niet meer bedragen dan bewonen met andere personen, mogen de inkomens niet meer bedragen dan
28.000 euro; 28.000 euro;
- wanneer de aanvrager op het ogenblik van het afsluiten van het - wanneer de aanvrager op het ogenblik van het afsluiten van het
krediet verklaart deel uit te maken van een gezin met twee of meer krediet verklaart deel uit te maken van een gezin met twee of meer
personen, mogen de inkomens niet meer bedragen dan 34.000 euro indien personen, mogen de inkomens niet meer bedragen dan 34.000 euro indien
slechts één persoon over inkomens beschikt; slechts één persoon over inkomens beschikt;
- wanneer de aanvrager op het ogenblik van het afsluiten van het - wanneer de aanvrager op het ogenblik van het afsluiten van het
krediet verklaart deel uit te maken van een gezin met twee of meer krediet verklaart deel uit te maken van een gezin met twee of meer
personen, mogen de inkomens niet meer bedragen dan 43.000 euro indien personen, mogen de inkomens niet meer bedragen dan 43.000 euro indien
minstens twee personen in het gezin over inkomens beschikken. minstens twee personen in het gezin over inkomens beschikken.
De bedragen vermeld onder lid 2 worden verhoogd met 3.000 euro per De bedragen vermeld onder lid 2 worden verhoogd met 3.000 euro per
persoon ten laste. persoon ten laste.
De bedragen bedoeld in de leden 2 en 3 zijn gekoppeld aan het De bedragen bedoeld in de leden 2 en 3 zijn gekoppeld aan het
gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand november gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand november
2016. Ze worden elk jaar op 1 januari geïndexeerd, en voor de eerste 2016. Ze worden elk jaar op 1 januari geïndexeerd, en voor de eerste
keer op 1 januari 2019, met het indexcijfer van de maand november van keer op 1 januari 2019, met het indexcijfer van de maand november van
het jaar dat het jaar van de aanpassing voorafgaat en wordt op de euro het jaar dat het jaar van de aanpassing voorafgaat en wordt op de euro
naar beneden of naar boven afgerond, al naargelang het aantal naar beneden of naar boven afgerond, al naargelang het aantal
verkregen cent ofwel lager dan 50 ofwel eraan gelijk of hoger is. verkregen cent ofwel lager dan 50 ofwel eraan gelijk of hoger is.
De Regering kan de in huidige paragraaf bedoelde bedragen wijzigen. In De Regering kan de in huidige paragraaf bedoelde bedragen wijzigen. In
dat geval wordt het advies van het Fonds gevraagd. dat geval wordt het advies van het Fonds gevraagd.
§ 2. De in aanmerking genomen inkomens zijn die van het voorlaatste § 2. De in aanmerking genomen inkomens zijn die van het voorlaatste
jaar dat het jaar van de aanvraag voorafgaat. jaar dat het jaar van de aanvraag voorafgaat.
Wanneer de inkomens zoals vastgesteld in toepassing van het voorgaande Wanneer de inkomens zoals vastgesteld in toepassing van het voorgaande
lid hoger zijn dan het maximumbedrag dat in toepassing van paragraaf 1 lid hoger zijn dan het maximumbedrag dat in toepassing van paragraaf 1
vastgelegd is en wanneer op het moment van de aanvraag de inkomens vastgelegd is en wanneer op het moment van de aanvraag de inkomens
lager blijken in vergelijking met die vastgelegd in toepassing van lager blijken in vergelijking met die vastgelegd in toepassing van
deze paragraaf 1, dan worden de huidige inkomens in aanmerking deze paragraaf 1, dan worden de huidige inkomens in aanmerking
genomen. genomen.
Het inkomensbewijs wordt geleverd door een aanslagbiljet of een Het inkomensbewijs wordt geleverd door een aanslagbiljet of een
fiscaal attest inzake personenbelasting. fiscaal attest inzake personenbelasting.
Indien de aanvrager in de gerechtvaardigde onmogelijkheid verkeert om Indien de aanvrager in de gerechtvaardigde onmogelijkheid verkeert om
een aanslagbiljet of een fiscaal attest voor te leggen, kan het een aanslagbiljet of een fiscaal attest voor te leggen, kan het
Woningfonds elk alternatief schriftelijk bewijs met betrekking tot de Woningfonds elk alternatief schriftelijk bewijs met betrekking tot de
inkomensgrootte accepteren. inkomensgrootte accepteren.
§ 3. Wanneer hij de toepassing van artikel 9, § 2, of 13, § 3 § 3. Wanneer hij de toepassing van artikel 9, § 2, of 13, § 3
verlangt, kan de aanvrager, in afwijking van paragraaf 1 van verlangt, kan de aanvrager, in afwijking van paragraaf 1 van
onderhavig artikel, vragen dat hij voor de vaststelling van zijn onderhavig artikel, vragen dat hij voor de vaststelling van zijn
inkomens als een alleenstaande persoon beschouwd wordt. inkomens als een alleenstaande persoon beschouwd wordt.
Afdeling 3. - Vermoeden van einde van de huurovereenkomst Afdeling 3. - Vermoeden van einde van de huurovereenkomst

Art. 6.De huurovereenkomst ter gelegenheid waarvan de hulp toegekend

Art. 6.De huurovereenkomst ter gelegenheid waarvan de hulp toegekend

is, wordt geacht beëindigd te zijn in de volgende gevallen: is, wordt geacht beëindigd te zijn in de volgende gevallen:
- op de vastgestelde vervaldag in de huurovereenkomst; - op de vastgestelde vervaldag in de huurovereenkomst;
- wanneer de geholpen persoon niet binnen de drie maanden na de - wanneer de geholpen persoon niet binnen de drie maanden na de
inwerkingtreding van de huurovereenkomst op het adres gedomicilieerd inwerkingtreding van de huurovereenkomst op het adres gedomicilieerd
is dat in de overeenkomst aangeduid is. is dat in de overeenkomst aangeduid is.
De vermoedens hierboven kunnen door elk rechtsmiddel weerlegd worden. De vermoedens hierboven kunnen door elk rechtsmiddel weerlegd worden.
Afdeling 4. - Uitsluitingen Afdeling 4. - Uitsluitingen

Art. 7.§ 1. Worden uitgesloten van het genot van de hulp:

Art. 7.§ 1. Worden uitgesloten van het genot van de hulp:

- de personen die een zakelijk recht op een woning bezitten, behoudens - de personen die een zakelijk recht op een woning bezitten, behoudens
de naakte eigendom; de naakte eigendom;
- de personen die een sociale woning zoals bedoeld in artikel 1, § 1, - de personen die een sociale woning zoals bedoeld in artikel 1, § 1,
20°, van de Code huren. 20°, van de Code huren.
Het Fonds kan, voor de individuele gevallen en in uitzonderlijke en Het Fonds kan, voor de individuele gevallen en in uitzonderlijke en
dringende omstandigheden afwijken van de uitsluiting van onderhavige dringende omstandigheden afwijken van de uitsluiting van onderhavige
paragraaf. paragraaf.
§ 2. Worden eveneens uitgesloten van het gebruik van de hulp : § 2. Worden eveneens uitgesloten van het gebruik van de hulp :
- de personen die gelijktijdig twee keer hulp genieten, waarvan er een - de personen die gelijktijdig twee keer hulp genieten, waarvan er een
minstens niet volledig terugbetaald is; minstens niet volledig terugbetaald is;
- de personen die minstens een achterstand opgelopen hebben van twee - de personen die minstens een achterstand opgelopen hebben van twee
maandelijkse aflossingen voor de terugbetaling van hulp in de vorm van maandelijkse aflossingen voor de terugbetaling van hulp in de vorm van
krediet; krediet;
- De personen die niet in orde zijn met de bijdrage bedoeld in artikel - De personen die niet in orde zijn met de bijdrage bedoeld in artikel
13. 13.
§ 3. Wanneer het Fonds dit echter verantwoord acht, kan het het § 3. Wanneer het Fonds dit echter verantwoord acht, kan het het
voordeel van de hulp handhaven volgens de voorwaarden die het zelf voordeel van de hulp handhaven volgens de voorwaarden die het zelf
vastlegt. In zo'n geval zullen de middelen die door de begunstigde vastlegt. In zo'n geval zullen de middelen die door de begunstigde
worden ingezet om, binnen een redelijke termijn, een einde te maken worden ingezet om, binnen een redelijke termijn, een einde te maken
aan de situatie die de uitsluiting zou verantwoorden, gepreciseerd aan de situatie die de uitsluiting zou verantwoorden, gepreciseerd
moeten worden. moeten worden.
HOOFDSTUK III. - Vorm van de hulp HOOFDSTUK III. - Vorm van de hulp
Afdeling 1. - Het krediet Afdeling 1. - Het krediet

Art. 8.De hulp neemt de vorm aan van een consumentenkrediet dat door

Art. 8.De hulp neemt de vorm aan van een consumentenkrediet dat door

het Fonds in overeenstemming met Boek VII, titel 4, hoofdstuk 1, van het Fonds in overeenstemming met Boek VII, titel 4, hoofdstuk 1, van
het Wetboek van economisch recht verleend wordt. het Wetboek van economisch recht verleend wordt.
Het krediet wordt verleend volgens de voorwaarden van een Het krediet wordt verleend volgens de voorwaarden van een
modelkredietovereenkomst die door het Fonds opgesteld is in modelkredietovereenkomst die door het Fonds opgesteld is in
overeenstemming met de bepalingen van onderhavig besluit en van het overeenstemming met de bepalingen van onderhavig besluit en van het
Wetboek van economisch recht. Het Fonds maakt aan de minister de Wetboek van economisch recht. Het Fonds maakt aan de minister de
goedkeuring van deze contracten door de federale overheidsdienst goedkeuring van deze contracten door de federale overheidsdienst
Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, bedoeld in artikel VII.160 Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, bedoeld in artikel VII.160
van het Wetboek van economisch recht over of, bij gebrek hieraan, het van het Wetboek van economisch recht over of, bij gebrek hieraan, het
bewijs van de aanvraag van deze goedkeuring. bewijs van de aanvraag van deze goedkeuring.
De duur van het krediet mag niet langer zijn dan de duur van de De duur van het krediet mag niet langer zijn dan de duur van de
huurovereenkomst in verband waarmee de hulp gevraagd is. huurovereenkomst in verband waarmee de hulp gevraagd is.
Het krediet wordt zonder intresten, volgens de door onderhavige Het krediet wordt zonder intresten, volgens de door onderhavige
afdeling vastgelegde voorwaarden, verschaft. afdeling vastgelegde voorwaarden, verschaft.

Art. 9.§ 1. Het geleende kapitaal mag niet hoger liggen dan de in de

Art. 9.§ 1. Het geleende kapitaal mag niet hoger liggen dan de in de

huurovereenkomst bepaalde huurwaarborg. Het geleende kapitaal mag in huurovereenkomst bepaalde huurwaarborg. Het geleende kapitaal mag in
geen enkel geval hoger liggen dan het maximale bedrag van de geen enkel geval hoger liggen dan het maximale bedrag van de
huurwaarborg dat door de wet is toegestaan. huurwaarborg dat door de wet is toegestaan.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 beperkt het Fonds, wanneer de § 2. In afwijking van paragraaf 1 beperkt het Fonds, wanneer de
aanvrager de toepassing van artikel 5, § 2 vraagt en hij de aanvrager de toepassing van artikel 5, § 2 vraagt en hij de
huurovereenkomst met andere personen gesloten heeft of er zich toe huurovereenkomst met andere personen gesloten heeft of er zich toe
verbindt deze met andere personen te sluiten, het geleende kapitaal verbindt deze met andere personen te sluiten, het geleende kapitaal
overeenkomstig de volgende formule: overeenkomstig de volgende formule:
K = (PH/H) x IK waarbij: K = (PH/H) x IK waarbij:
- "K" het geleende kapitaal is; - "K" het geleende kapitaal is;
- "PH" de pro rata is van de huurprijs ten laste van de aanvrager, - "PH" de pro rata is van de huurprijs ten laste van de aanvrager,
zoals deze pro rata in de huurovereenkomst gespecificeerd is; zoals deze pro rata in de huurovereenkomst gespecificeerd is;
- "H" de huurprijs van de huurovereenkomst is. - "H" de huurprijs van de huurovereenkomst is.
- "IK" het maximumbedrag is van het kapitaal dat in toepassing van - "IK" het maximumbedrag is van het kapitaal dat in toepassing van
paragraaf 1 kan geleend worden; paragraaf 1 kan geleend worden;
Wanneer echter de pro rata van de huurprijs ten laste van de aanvrager Wanneer echter de pro rata van de huurprijs ten laste van de aanvrager
niet in de huurovereenkomst gespecificeerd is, wordt het maximum niet in de huurovereenkomst gespecificeerd is, wordt het maximum
geleende kapitaal als volgt vastgesteld: geleende kapitaal als volgt vastgesteld:
K = IK/A of: K = IK/A of:
- "K" het geleende kapitaal is; - "K" het geleende kapitaal is;
- "IK" het maximumbedrag is van het kapitaal dat in toepassing van - "IK" het maximumbedrag is van het kapitaal dat in toepassing van
paragraaf 1 kan geleend worden; paragraaf 1 kan geleend worden;
- "A" het totaal aantal personen is die de huurovereenkomst aangegaan - "A" het totaal aantal personen is die de huurovereenkomst aangegaan
zijn of zullen aangaan. zijn of zullen aangaan.
§ 3. Wanneer meerdere aanvragers de afwijking van artikel 5, § 3 § 3. Wanneer meerdere aanvragers de afwijking van artikel 5, § 3
aanvragen, terwijl ze samen eenzelfde huurovereenkomst gesloten hebben aanvragen, terwijl ze samen eenzelfde huurovereenkomst gesloten hebben
of gaan sluiten, maakt het geleende kapitaal in toepassing van of gaan sluiten, maakt het geleende kapitaal in toepassing van
paragraaf 2 deel uit van dezelfde kredietovereenkomst, waarin deze paragraaf 2 deel uit van dezelfde kredietovereenkomst, waarin deze
aanvragers zich hoofdelijk en ondeelbaar ten aanzien van het Fonds aanvragers zich hoofdelijk en ondeelbaar ten aanzien van het Fonds
verbinden. verbinden.
Afdeling 2. - Het gewestelijk fonds voor hulp bij de samenstelling van Afdeling 2. - Het gewestelijk fonds voor hulp bij de samenstelling van
een huurwaarborg een huurwaarborg

Art. 10.Er wordt een gewestelijk fonds voor hulp bij de samenstelling

Art. 10.Er wordt een gewestelijk fonds voor hulp bij de samenstelling

van een huurwaarborg, genaamd BRUHWA-fonds, opgericht. van een huurwaarborg, genaamd BRUHWA-fonds, opgericht.
Het beheer van BRUHWA-fonds wordt, in overeenstemming met artikel 112, Het beheer van BRUHWA-fonds wordt, in overeenstemming met artikel 112,
§ 1, 5° van de Code, door het Fonds gegarandeerd. § 1, 5° van de Code, door het Fonds gegarandeerd.

Art. 11.Om een beroep te kunnen doen op de tegemoetkoming van het

Art. 11.Om een beroep te kunnen doen op de tegemoetkoming van het

BRUHWA-fonds, moet de aanvrager aan de volgende voorwaarden voldoen: BRUHWA-fonds, moet de aanvrager aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° voldoen aan de toegangsvoorwaarden voorzien in hoofdstuk II, 1° voldoen aan de toegangsvoorwaarden voorzien in hoofdstuk II,
afdeling 2 van dit besluit; afdeling 2 van dit besluit;
2° niet in staat zijn om het krediet bedoeld in artikel 8 van dit 2° niet in staat zijn om het krediet bedoeld in artikel 8 van dit
besluit aan te gaan. Deze voorwaarde wordt door het Fonds beoordeeld; besluit aan te gaan. Deze voorwaarde wordt door het Fonds beoordeeld;
3° toegetreden lid zijn van het BRUHWA-fonds; 3° toegetreden lid zijn van het BRUHWA-fonds;
Het fonds beoordeelt de naleving van de toegangsvoorwaarden door met Het fonds beoordeelt de naleving van de toegangsvoorwaarden door met
name de beschikbare bestaansmiddelen en de toegepaste huurprijs in name de beschikbare bestaansmiddelen en de toegepaste huurprijs in
aanmerking te nemen. aanmerking te nemen.

Art. 12.§ 1. Het toegetreden lid van het BRUHWA-fonds betaalt een

Art. 12.§ 1. Het toegetreden lid van het BRUHWA-fonds betaalt een

bijdrage waarvan het bedrag door het Fonds wordt vastgesteld bij de bijdrage waarvan het bedrag door het Fonds wordt vastgesteld bij de
toetreding tot het BRUHWA-fonds. toetreding tot het BRUHWA-fonds.
De bijdrage wordt, vanaf de betaling ervan, onherroepelijk eigendom De bijdrage wordt, vanaf de betaling ervan, onherroepelijk eigendom
van dit fonds. van dit fonds.
§ 2. Het is het Fonds toegestaan een kaderakkoord met de OCMW's van § 2. Het is het Fonds toegestaan een kaderakkoord met de OCMW's van
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest af te sluiten om zo de algemene het Brussels Hoofdstedelijk Gewest af te sluiten om zo de algemene
modaliteiten van de tussenkomst van de OCWM's te bepalen wanneer het modaliteiten van de tussenkomst van de OCWM's te bepalen wanneer het
Fonds de hulp toekent aan een persoon die door een OCMW wordt Fonds de hulp toekent aan een persoon die door een OCMW wordt
begeleid. begeleid.
In dit geval en in afwijking op paragraaf 1 wordt de begunstigde In dit geval en in afwijking op paragraaf 1 wordt de begunstigde
vrijgesteld van de betaling van de bijdrage wanneer een OCMW zich bij vrijgesteld van de betaling van de bijdrage wanneer een OCMW zich bij
het Fonds borg stelt met het oog op de garantie van de terugbetaling, het Fonds borg stelt met het oog op de garantie van de terugbetaling,
wanneer de begunstigde in gebreke blijft, van de bedragen die in wanneer de begunstigde in gebreke blijft, van de bedragen die in
toepassing van artikel 13 § 1 verschuldigd zijn. toepassing van artikel 13 § 1 verschuldigd zijn.
§ 3. Het bedrag van de bijdrage voorzien in de eerste paragraaf mag § 3. Het bedrag van de bijdrage voorzien in de eerste paragraaf mag
niet hoger dan 30,00 EUR per maand zijn gedurende de eerste drie jaar niet hoger dan 30,00 EUR per maand zijn gedurende de eerste drie jaar
van lidmaatschap van de begunstigde bij het BRUHWA-fonds. van lidmaatschap van de begunstigde bij het BRUHWA-fonds.
Dit bedrag mag niet hoger dan 5,00 EUR per maand zijn vanaf het vierde Dit bedrag mag niet hoger dan 5,00 EUR per maand zijn vanaf het vierde
jaar van lidmaatschap. jaar van lidmaatschap.
Deze bedragen zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex van de Deze bedragen zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex van de
consumptieprijzen van november 2016. Ze worden elk jaar op 1 januari, consumptieprijzen van november 2016. Ze worden elk jaar op 1 januari,
en voor de eerste keer op 1 januari 2019, geïndexeerd op basis van de en voor de eerste keer op 1 januari 2019, geïndexeerd op basis van de
index van de maand november van het jaar dat het jaar van aanpassing index van de maand november van het jaar dat het jaar van aanpassing
voorafgaat en wordt afgerond tot op de euro lager of hoger, al voorafgaat en wordt afgerond tot op de euro lager of hoger, al
naargelang het aantal cent ofwel kleiner dan 50 ofwel gelijk aan of naargelang het aantal cent ofwel kleiner dan 50 ofwel gelijk aan of
groter dan 50 is. Ze kunnen door het Fonds, mits toestemming van de groter dan 50 is. Ze kunnen door het Fonds, mits toestemming van de
Regering, gewijzigd worden. Regering, gewijzigd worden.
De eerste bijdrage is verschuldigd vanaf de eerste maand die volgt op De eerste bijdrage is verschuldigd vanaf de eerste maand die volgt op
de datum van toetreding tot het BRUHWA-fonds. de datum van toetreding tot het BRUHWA-fonds.
Om het bedrag van de bijdragen te bepalen stelt de minister, in Om het bedrag van de bijdragen te bepalen stelt de minister, in
akkoord met het Fonds, een rooster met de bedragen van de bijdragen akkoord met het Fonds, een rooster met de bedragen van de bijdragen
vast, rekening houdende met de beschikbare bestaansmiddelen. vast, rekening houdende met de beschikbare bestaansmiddelen.
§ 4. Onverminderd het bedrag van de bijdrage vastgesteld in toepassing § 4. Onverminderd het bedrag van de bijdrage vastgesteld in toepassing
van paragraaf 2, kan elk toegetreden lid dat een substantieel verlies van paragraaf 2, kan elk toegetreden lid dat een substantieel verlies
van bestaansmiddelen aantoont, een keer per kalenderjaar bij het Fonds van bestaansmiddelen aantoont, een keer per kalenderjaar bij het Fonds
een vermindering van het bedrag van zijn bijdrage aanvragen. In een vermindering van het bedrag van zijn bijdrage aanvragen. In
voorkomend geval wordt deze vermindering voor een periode van maximum voorkomend geval wordt deze vermindering voor een periode van maximum
twaalf maanden toegestaan. twaalf maanden toegestaan.
§ 5. Bij het verstrijken van de huurovereenkomst krijgt het § 5. Bij het verstrijken van de huurovereenkomst krijgt het
toegetreden lid van het BRUHWA-fonds een bedrag uitbetaald dat toegetreden lid van het BRUHWA-fonds een bedrag uitbetaald dat
overeenstemt met de som van de gestorte bijdragen. De bedragen die de overeenstemt met de som van de gestorte bijdragen. De bedragen die de
begunstigde aan het BRUHWA-fonds verschuldigd is, worden hier echter begunstigde aan het BRUHWA-fonds verschuldigd is, worden hier echter
van afgetrokken. van afgetrokken.
Wanneer de bijdragen door een derde betaald werden op basis van een Wanneer de bijdragen door een derde betaald werden op basis van een
overeenkomst waar het Fonds deel van uitmaakt, dan gebeurt de betaling overeenkomst waar het Fonds deel van uitmaakt, dan gebeurt de betaling
ten gunste van deze derde partij. ten gunste van deze derde partij.
§ 6. De verplichting om aan het BRUHWA-fonds bij te dragen wordt § 6. De verplichting om aan het BRUHWA-fonds bij te dragen wordt
opgeschort voor het toegetreden lid dat het krediet, bedoeld in de opgeschort voor het toegetreden lid dat het krediet, bedoeld in de
1ste afdeling van onderhavig hoofdstuk, aangaat voor de duur van de 1ste afdeling van onderhavig hoofdstuk, aangaat voor de duur van de
terugbetaling die voor dit krediet overeengekomen is. terugbetaling die voor dit krediet overeengekomen is.

Art. 13.§ 1. Wanneer de huurovereenkomst beëindigd is, dient het

Art. 13.§ 1. Wanneer de huurovereenkomst beëindigd is, dient het

toegetreden lid de hulp die het via het BRUHWA-fonds heeft ontvangen toegetreden lid de hulp die het via het BRUHWA-fonds heeft ontvangen
terug te betalen, waarbij de som van de bijdragen die eigendom terug te betalen, waarbij de som van de bijdragen die eigendom
geworden zijn van het fonds en die niet aan het lid teruggegeven zijn, geworden zijn van het fonds en die niet aan het lid teruggegeven zijn,
in mindering gebracht worden. Het Fonds vordert de niet-terugbetaalde in mindering gebracht worden. Het Fonds vordert de niet-terugbetaalde
hulp in bij het toegetreden lid. hulp in bij het toegetreden lid.
Uitzonderlijk en wanneer hij dit verantwoord acht, kan het Fonds ervan Uitzonderlijk en wanneer hij dit verantwoord acht, kan het Fonds ervan
afzien om de verschuldigde sommen geheel of gedeeltelijk in te afzien om de verschuldigde sommen geheel of gedeeltelijk in te
vorderen. In dit geval beslist hij of en volgens welke voorwaarden de vorderen. In dit geval beslist hij of en volgens welke voorwaarden de
begunstigde van deze afstand in aanmerking blijft komen voor de hulp. begunstigde van deze afstand in aanmerking blijft komen voor de hulp.
§ 2. Iedere hulp wordt beperkt tot het betalen van een geldsom die § 2. Iedere hulp wordt beperkt tot het betalen van een geldsom die
niet hoger mag liggen dan het in artikel 9, § 1, vastgestelde bedrag. niet hoger mag liggen dan het in artikel 9, § 1, vastgestelde bedrag.
§ 3. In afwijking van paragraaf 2, wordt wanneer de aanvrager de § 3. In afwijking van paragraaf 2, wordt wanneer de aanvrager de
toepassing vraagt van artikel 5, § 3, en hij de huurovereenkomst met toepassing vraagt van artikel 5, § 3, en hij de huurovereenkomst met
andere personen gesloten heeft of er zich toe verbindt deze met andere andere personen gesloten heeft of er zich toe verbindt deze met andere
personen te sluiten, de hulp vastgesteld overeenkomstig de volgende personen te sluiten, de hulp vastgesteld overeenkomstig de volgende
formule: formule:
K = (PH/H) x IK waarbij: K = (PH/H) x IK waarbij:
- "K" de som is waarvoor de hulp verstrekt wordt; - "K" de som is waarvoor de hulp verstrekt wordt;
- "PH" de pro rata van de huurprijs ten laste van de aanvrager is, - "PH" de pro rata van de huurprijs ten laste van de aanvrager is,
zoals deze pro rata in de huurovereenkomst gespecificeerd wordt; zoals deze pro rata in de huurovereenkomst gespecificeerd wordt;
- "H" de huurprijs van de huurovereenkomst is. - "H" de huurprijs van de huurovereenkomst is.
- "IK" het maximumbedrag is van het kapitaal dat in toepassing van - "IK" het maximumbedrag is van het kapitaal dat in toepassing van
paragraaf 2 kan geleend worden; paragraaf 2 kan geleend worden;
Wanneer echter de pro rata van de huurprijs ten laste van de aanvrager Wanneer echter de pro rata van de huurprijs ten laste van de aanvrager
niet in de huurovereenkomst gespecificeerd is, wordt het maximum niet in de huurovereenkomst gespecificeerd is, wordt het maximum
geleende kapitaal als volgt vastgesteld: geleende kapitaal als volgt vastgesteld:
K = KI/A waarbij: K = KI/A waarbij:
- "K" de som is waarvoor de hulp verstrekt wordt; - "K" de som is waarvoor de hulp verstrekt wordt;
- "KI" de maximale som is waarvoor de hulp in toepassing van paragraaf - "KI" de maximale som is waarvoor de hulp in toepassing van paragraaf
2 gegeven wordt; 2 gegeven wordt;
- "A" het totaal aantal personen is die de huurovereenkomst aangegaan - "A" het totaal aantal personen is die de huurovereenkomst aangegaan
zijn of zullen aangaan. zijn of zullen aangaan.
§ 4. Een toegetreden lid kan maximaal twee gelijktijdige § 4. Een toegetreden lid kan maximaal twee gelijktijdige
hulpmaatregelen genieten. hulpmaatregelen genieten.
HOOFDSTUK IV. - De aanvraagprocedure en het beroep HOOFDSTUK IV. - De aanvraagprocedure en het beroep

Art. 14.De hulpaanvraag wordt door de aanvrager of diens mandataris

Art. 14.De hulpaanvraag wordt door de aanvrager of diens mandataris

ingediend door middel van een standaardformulier dat op voorstel van ingediend door middel van een standaardformulier dat op voorstel van
het Fonds door de minister wordt vastgesteld. het Fonds door de minister wordt vastgesteld.
De aanvrager of zijn mandataris voegen bij de aanvraag alle stukken De aanvrager of zijn mandataris voegen bij de aanvraag alle stukken
die het dossier samenstellen, zoals die door het ministerieel besluit die het dossier samenstellen, zoals die door het ministerieel besluit
nader bepaald worden. nader bepaald worden.

Art. 15.Het Fonds beslist over de toekenning van de hulp binnen de

Art. 15.Het Fonds beslist over de toekenning van de hulp binnen de

vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het volledige vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het volledige
aanvraagdossier. aanvraagdossier.
Wanneer deze termijn verstreken is, wordt de aanvraag geacht geweigerd Wanneer deze termijn verstreken is, wordt de aanvraag geacht geweigerd
te zijn. te zijn.

Art. 16.§ 1. Wanneer de hulp geweigerd is of geacht is geweigerd te

Art. 16.§ 1. Wanneer de hulp geweigerd is of geacht is geweigerd te

zijn, kan de aanvrager beroep indienen bij de minister binnen de zijn, kan de aanvrager beroep indienen bij de minister binnen de
vijftien kalenderdagen na de mededeling van de beslissing tot vijftien kalenderdagen na de mededeling van de beslissing tot
weigering of het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 16. weigering of het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 16.
§ 2. De minister beschikt over een termijn van zeven kalenderdagen om § 2. De minister beschikt over een termijn van zeven kalenderdagen om
de ontvangst van het beroep te bevestigen en het Fonds te laten de ontvangst van het beroep te bevestigen en het Fonds te laten
overgaan tot een nieuw onderzoek van het dossier, en over een totale overgaan tot een nieuw onderzoek van het dossier, en over een totale
termijn van eenentwintig kalenderdagen om zijn definitieve beslissing termijn van eenentwintig kalenderdagen om zijn definitieve beslissing
aan de aanvrager mee te delen. aan de aanvrager mee te delen.
§ 3. Wanneer het beroep uitmondt in de bevestiging van de beslissing, § 3. Wanneer het beroep uitmondt in de bevestiging van de beslissing,
of bij ontstentenis van antwoord binnen de termijn van eenentwintig of bij ontstentenis van antwoord binnen de termijn van eenentwintig
dagen bedoeld in paragraaf 2, wordt de aanvraag geacht definitief dagen bedoeld in paragraaf 2, wordt de aanvraag geacht definitief
geweigerd te zijn. geweigerd te zijn.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 17.Het besluit van 10 december 1998 tot uitvoering van de

Art. 17.Het besluit van 10 december 1998 tot uitvoering van de

ordonnantie van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning ordonnantie van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning
door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een
huurwaarborg inzake huisvesting wordt opgeheven. huurwaarborg inzake huisvesting wordt opgeheven.
De ingediende aanvragen en de lopende kredietovereenkomsten die op De ingediende aanvragen en de lopende kredietovereenkomsten die op
basis van dit besluit afgesloten zijn, blijven evenwel aan de basis van dit besluit afgesloten zijn, blijven evenwel aan de
voorwaarden ervan onderworpen. voorwaarden ervan onderworpen.

Art. 18.Met uitzondering van afdeling 2 van hoofdstuk 3, treedt

Art. 18.Met uitzondering van afdeling 2 van hoofdstuk 3, treedt

onderhavig besluit in werking een maand na de bekendmaking in het onderhavig besluit in werking een maand na de bekendmaking in het
Belgisch Staatsblad. Belgisch Staatsblad.
Afdeling 2 van hoofdstuk 3 van dit besluit treedt in werking op 1 Afdeling 2 van hoofdstuk 3 van dit besluit treedt in werking op 1
januari 2018. januari 2018.
Brussel, 28 september 2017. Brussel, 28 september 2017.
Voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest:
R. VERVOORT, R. VERVOORT,
Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast
met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk
Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme
en de Haven van Brussel en de Haven van Brussel
C. FREMAULT, C. FREMAULT,
Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie
G. VANHENGEL, G. VANHENGEL,
Minister van Financiën, Begroting, Externe betrekkingen en Minister van Financiën, Begroting, Externe betrekkingen en
Ontwikkelingssamenwerking Ontwikkelingssamenwerking
^