Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de organisatie van gewestelijke hulp bij de samenstelling van huurwaarborg inzake huisvesting | Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de organisatie van gewestelijke hulp bij de samenstelling van huurwaarborg inzake huisvesting |
---|---|
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST | BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST |
28 SEPTEMBER 2017. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering | 28 SEPTEMBER 2017. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering |
houdende de organisatie van gewestelijke hulp bij de samenstelling van | houdende de organisatie van gewestelijke hulp bij de samenstelling van |
huurwaarborg inzake huisvesting | huurwaarborg inzake huisvesting |
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, | De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, |
Gelet op de artikelen 112, § 1, 5° en 117 van de ordonnantie van 17 | Gelet op de artikelen 112, § 1, 5° en 117 van de ordonnantie van 17 |
juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode, gewijzigd door de | juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode, gewijzigd door de |
ordonnantie van 11 juli 2013 tot wijziging van de ordonnantie van 17 | ordonnantie van 11 juli 2013 tot wijziging van de ordonnantie van 17 |
juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode; | juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode; |
Gelet op het besluit van 10 december 1998 tot uitvoering van de | Gelet op het besluit van 10 december 1998 tot uitvoering van de |
ordonnantie van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning | ordonnantie van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning |
door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een | door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een |
huurwaarborg inzake huisvesting; | huurwaarborg inzake huisvesting; |
Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 | Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 |
december 2016 en 1 juni 2017; | december 2016 en 1 juni 2017; |
Gelet op de akkoorden van de minister van Begroting, gegeven op 23 | Gelet op de akkoorden van de minister van Begroting, gegeven op 23 |
december 2016 en 8 juni 2017; | december 2016 en 8 juni 2017; |
Gelet op de gendertest, opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van de | Gelet op de gendertest, opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van de |
ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de | ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de |
genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk | genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk |
Gewest; | Gewest; |
Gelet op de adviezen van de Adviesraad voor Huisvesting uitgebracht op | Gelet op de adviezen van de Adviesraad voor Huisvesting uitgebracht op |
31 januari 2017 en 16 juni 2017; | 31 januari 2017 en 16 juni 2017; |
Gelet op het advies 61.848/1/V van de Raad van State, gegeven op 27 | Gelet op het advies 61.848/1/V van de Raad van State, gegeven op 27 |
juli 2017, in toepassing van artikel 84, § 1, 2°, van de op 12 januari | juli 2017, in toepassing van artikel 84, § 1, 2°, van de op 12 januari |
1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State; | 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State; |
Op voordracht van de minister die bevoegd is voor Huisvesting; | Op voordracht van de minister die bevoegd is voor Huisvesting; |
Na beraadslaging, | Na beraadslaging, |
Besluit : | Besluit : |
HOOFDSTUK I. - Definities | HOOFDSTUK I. - Definities |
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan |
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan |
onder: | onder: |
1° Code: de Brusselse Huisvestingscode; | 1° Code: de Brusselse Huisvestingscode; |
2° het Gewest: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; | 2° het Gewest: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; |
3° de minister: de minister of staatssecretaris van het Brussels | 3° de minister: de minister of staatssecretaris van het Brussels |
Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting; | Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting; |
4° het Fonds: de Coöperatieve vennootschap met beperkte | 4° het Fonds: de Coöperatieve vennootschap met beperkte |
aansprakelijkheid "Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk | aansprakelijkheid "Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk |
Gewest", bedoeld in artikel 111 van de Code; | Gewest", bedoeld in artikel 111 van de Code; |
5° de hulp: de hulp bij de samenstelling van een huurwaarborg bedoeld | 5° de hulp: de hulp bij de samenstelling van een huurwaarborg bedoeld |
in de artikelen 112, § 1, 5° , en 117 van de Code; | in de artikelen 112, § 1, 5° , en 117 van de Code; |
6° de aanvrager: ofwel de natuurlijke persoon die hulp wenst te | 6° de aanvrager: ofwel de natuurlijke persoon die hulp wenst te |
krijgen van het Fonds, ofwel de natuurlijke personen die deze hulp | krijgen van het Fonds, ofwel de natuurlijke personen die deze hulp |
samen wensen te verkrijgen, en dit in het kader van dit besluit; | samen wensen te verkrijgen, en dit in het kader van dit besluit; |
7° datum van de aanvraag: datum waarop de aanvrager de hulp voor een | 7° datum van de aanvraag: datum waarop de aanvrager de hulp voor een |
bepaalde woning aanvraagt; | bepaalde woning aanvraagt; |
8° inkomens: de inkomens in de zin van artikel 6 van het Wetboek van | 8° inkomens: de inkomens in de zin van artikel 6 van het Wetboek van |
de Inkomstenbelastingen 1992, de inkomens verworven in het buitenland | de Inkomstenbelastingen 1992, de inkomens verworven in het buitenland |
voor zover deze niet vallen onder de toepassing van deze bepaling en | voor zover deze niet vallen onder de toepassing van deze bepaling en |
de inkomens van de personen bedoeld in artikel 4 van het voormelde | de inkomens van de personen bedoeld in artikel 4 van het voormelde |
Wetboek; | Wetboek; |
9° bestaansmiddelen: alle financiële inkomsten die de aanvrager | 9° bestaansmiddelen: alle financiële inkomsten die de aanvrager |
geniet, ongeacht hun oorsprong; | geniet, ongeacht hun oorsprong; |
10° beschikbare bestaansmiddelen : de bestaansmiddelen, na aftrek van | 10° beschikbare bestaansmiddelen : de bestaansmiddelen, na aftrek van |
de huur van de woning bedoeld in artikel 4; | de huur van de woning bedoeld in artikel 4; |
11°. BRUHWA-fonds: het fonds voor huurwaarborg bedoeld in artikel 112, | 11°. BRUHWA-fonds: het fonds voor huurwaarborg bedoeld in artikel 112, |
§ 1, 5°, van de Code en in artikel 8 van onderhavig besluit; | § 1, 5°, van de Code en in artikel 8 van onderhavig besluit; |
12°. Toegetreden lid: ofwel de natuurlijke persoon die de hulp wenst | 12°. Toegetreden lid: ofwel de natuurlijke persoon die de hulp wenst |
te bekomen bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III van onderhavig | te bekomen bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III van onderhavig |
besluit, ofwel de natuurlijke personen die, samen, deze hulp wensen te | besluit, ofwel de natuurlijke personen die, samen, deze hulp wensen te |
bekomen. | bekomen. |
13°. Persoon ten laste : | 13°. Persoon ten laste : |
- Elke persoon jonger dan 25 jaar oud die regelmatig gehuisvest is bij | - Elke persoon jonger dan 25 jaar oud die regelmatig gehuisvest is bij |
de aanvrager en waarvan het Fonds meent dat hij werkelijk ten laste is | de aanvrager en waarvan het Fonds meent dat hij werkelijk ten laste is |
van deze laatste, als het bewijs wordt geleverd dat deze persoon | van deze laatste, als het bewijs wordt geleverd dat deze persoon |
rechtgevend is op kinder- of wezenbijslag of dat hij geen eigen | rechtgevend is op kinder- of wezenbijslag of dat hij geen eigen |
bestaansmiddelen heeft; | bestaansmiddelen heeft; |
- De persoon die tot in de tweede graad met de aanvrager verwant is en | - De persoon die tot in de tweede graad met de aanvrager verwant is en |
deel uitmaakt van diens gezin en waarvan het Fonds meent dat hij | deel uitmaakt van diens gezin en waarvan het Fonds meent dat hij |
werkelijk ten laste is, als het bewijs wordt geleverd dat deze persoon | werkelijk ten laste is, als het bewijs wordt geleverd dat deze persoon |
geen eigen bestaansmiddelen heeft; | geen eigen bestaansmiddelen heeft; |
De persoon met een handicap die lid is van het gezin van de | De persoon met een handicap die lid is van het gezin van de |
kandidaat-huurder of van de huurder, die er tot in de tweede graad mee | kandidaat-huurder of van de huurder, die er tot in de tweede graad mee |
de verwant is, wordt met een persoon ten laste gelijkgesteld. | de verwant is, wordt met een persoon ten laste gelijkgesteld. |
De kinderen van de aanvrager die rechtgevend zijn op kinderbijslag | De kinderen van de aanvrager die rechtgevend zijn op kinderbijslag |
voor een kind met een handicap worden met twee personen ten laste | voor een kind met een handicap worden met twee personen ten laste |
gelijkgesteld; | gelijkgesteld; |
14°. Persoon met een handicap: | 14°. Persoon met een handicap: |
- Hetzij het kind dat rechtgevend is op kinderbijslag voor | - Hetzij het kind dat rechtgevend is op kinderbijslag voor |
gehandicapte kinderen, | gehandicapte kinderen, |
- Hetzij de persoon die door de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale | - Hetzij de persoon die door de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale |
Zekerheid erkend wordt als lijdend aan ontoereikende of verminderde | Zekerheid erkend wordt als lijdend aan ontoereikende of verminderde |
lichamelijke of mentale vermogens voor 66 %; | lichamelijke of mentale vermogens voor 66 %; |
- Hetzij de persoon van wie het verdienvermogen beperkt is tot een | - Hetzij de persoon van wie het verdienvermogen beperkt is tot een |
derde van wat een valide persoon kan verdienen door een beroep uit te | derde van wat een valide persoon kan verdienen door een beroep uit te |
oefenen op de algemene arbeidsmarkt in toepassing van de wet van 27 | oefenen op de algemene arbeidsmarkt in toepassing van de wet van 27 |
februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; | februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; |
- Hetzij de persoon van wie het gebrek aan zelfredzaamheid op 9 punten | - Hetzij de persoon van wie het gebrek aan zelfredzaamheid op 9 punten |
wordt vastgesteld in toepassing van dezelfde wet. | wordt vastgesteld in toepassing van dezelfde wet. |
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen betreffende de hulp | HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen betreffende de hulp |
Afdeling 1. - Algemene bepalingen | Afdeling 1. - Algemene bepalingen |
Art. 2.§ 1. Het is het Fonds toegestaan om aan personen met een klein |
Art. 2.§ 1. Het is het Fonds toegestaan om aan personen met een klein |
of bescheiden inkomen hulp te verstrekken met het oog op de | of bescheiden inkomen hulp te verstrekken met het oog op de |
samenstelling van een huurwaarborg. | samenstelling van een huurwaarborg. |
Deze hulp wordt samengesteld volgens de vorm en de voorwaarden die | Deze hulp wordt samengesteld volgens de vorm en de voorwaarden die |
door dit besluit vastgesteld worden. | door dit besluit vastgesteld worden. |
Wat de vorm van de hulp ook is, het door het Fonds toegekende bedrag | Wat de vorm van de hulp ook is, het door het Fonds toegekende bedrag |
wordt op een geïndividualiseerde bankrekening op naam van de aanvrager | wordt op een geïndividualiseerde bankrekening op naam van de aanvrager |
gestort in overeenstemming met de wettelijke bepalingen die van | gestort in overeenstemming met de wettelijke bepalingen die van |
toepassing zijn op een huurwaarborgrekening. | toepassing zijn op een huurwaarborgrekening. |
§ 2. Het Fonds stelt, met instemming van de minister, het gedeelte van | § 2. Het Fonds stelt, met instemming van de minister, het gedeelte van |
het terugvorderbare voorschot, bedoeld in artikel 117, § 1 van de | het terugvorderbare voorschot, bedoeld in artikel 117, § 1 van de |
Code, dat bij voorrang bestemd is voor de hulp bedoeld in afdeling 1 | Code, dat bij voorrang bestemd is voor de hulp bedoeld in afdeling 1 |
van hoofdstuk III, vast. | van hoofdstuk III, vast. |
De hulp bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III wordt gefinancierd | De hulp bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III wordt gefinancierd |
door de bijdragen bedoeld in artikel 13 en het terugvorderbare | door de bijdragen bedoeld in artikel 13 en het terugvorderbare |
voorschot bedoeld in artikel 117, § 1, van de Code. | voorschot bedoeld in artikel 117, § 1, van de Code. |
§ 3. De hulp wordt, ongeacht de vorm, slechts binnen de perken van de | § 3. De hulp wordt, ongeacht de vorm, slechts binnen de perken van de |
beschikbare middelen toegekend. | beschikbare middelen toegekend. |
Afdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden | Afdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden |
Art. 3.De aanvrager moet, op de datum van de aanvraag, minstens |
Art. 3.De aanvrager moet, op de datum van de aanvraag, minstens |
achttien jaar oud of ontvoogd zijn en handelingsbekwaam zijn. | achttien jaar oud of ontvoogd zijn en handelingsbekwaam zijn. |
Art. 4.Het Fonds kan de hulp slechts verstrekken indien de aanvrager |
Art. 4.Het Fonds kan de hulp slechts verstrekken indien de aanvrager |
een huurovereenkomst heeft gesloten of er zich toe verbindt deze te | een huurovereenkomst heeft gesloten of er zich toe verbindt deze te |
sluiten. Deze huurovereenkomst moet minstens voor een jaar worden | sluiten. Deze huurovereenkomst moet minstens voor een jaar worden |
afgesloten en betrekking hebben op een woning die op het grondgebied | afgesloten en betrekking hebben op een woning die op het grondgebied |
van het Gewest gelegen is. | van het Gewest gelegen is. |
De huurder zal zich binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van | De huurder zal zich binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van |
de huurovereenkomst op het adres dat in de huurovereenkomst staat bij | de huurovereenkomst op het adres dat in de huurovereenkomst staat bij |
het bevolkingsregister of vreemdelingenregister moeten inschrijven. | het bevolkingsregister of vreemdelingenregister moeten inschrijven. |
Art. 5.§ 1. De inkomens van de aanvrager en van alle personen die van |
Art. 5.§ 1. De inkomens van de aanvrager en van alle personen die van |
zijn gezin deel uitmaken, met uitzondering van zijn kinderen indien | zijn gezin deel uitmaken, met uitzondering van zijn kinderen indien |
deze jonger dan 25 jaar zijn, mogen de bedragen die door de Regering | deze jonger dan 25 jaar zijn, mogen de bedragen die door de Regering |
vastgesteld zijn voor de woningen behorend tot de categorie van de | vastgesteld zijn voor de woningen behorend tot de categorie van de |
sociale woning zoals bedoeld in artikel 2, § 2, 1° van de Code, niet | sociale woning zoals bedoeld in artikel 2, § 2, 1° van de Code, niet |
overschrijden. | overschrijden. |
Wanneer de aanvrager, of, indien meerdere personen zich als aanvrager | Wanneer de aanvrager, of, indien meerdere personen zich als aanvrager |
hebben aangediend, de jongste onder hen, echter minder dan 35 jaar oud | hebben aangediend, de jongste onder hen, echter minder dan 35 jaar oud |
is, mogen de inkomens niet hoger liggen dan een van de volgende | is, mogen de inkomens niet hoger liggen dan een van de volgende |
bedragen: | bedragen: |
- wanneer de aanvrager, op het ogenblik van het afsluiten van zijn | - wanneer de aanvrager, op het ogenblik van het afsluiten van zijn |
kredietovereenkomst, een persoon alleen is die verklaart dat hij niet | kredietovereenkomst, een persoon alleen is die verklaart dat hij niet |
de bedoeling heeft de woning, voorwerp van de huurovereenkomst, te | de bedoeling heeft de woning, voorwerp van de huurovereenkomst, te |
bewonen met andere personen, mogen de inkomens niet meer bedragen dan | bewonen met andere personen, mogen de inkomens niet meer bedragen dan |
28.000 euro; | 28.000 euro; |
- wanneer de aanvrager op het ogenblik van het afsluiten van het | - wanneer de aanvrager op het ogenblik van het afsluiten van het |
krediet verklaart deel uit te maken van een gezin met twee of meer | krediet verklaart deel uit te maken van een gezin met twee of meer |
personen, mogen de inkomens niet meer bedragen dan 34.000 euro indien | personen, mogen de inkomens niet meer bedragen dan 34.000 euro indien |
slechts één persoon over inkomens beschikt; | slechts één persoon over inkomens beschikt; |
- wanneer de aanvrager op het ogenblik van het afsluiten van het | - wanneer de aanvrager op het ogenblik van het afsluiten van het |
krediet verklaart deel uit te maken van een gezin met twee of meer | krediet verklaart deel uit te maken van een gezin met twee of meer |
personen, mogen de inkomens niet meer bedragen dan 43.000 euro indien | personen, mogen de inkomens niet meer bedragen dan 43.000 euro indien |
minstens twee personen in het gezin over inkomens beschikken. | minstens twee personen in het gezin over inkomens beschikken. |
De bedragen vermeld onder lid 2 worden verhoogd met 3.000 euro per | De bedragen vermeld onder lid 2 worden verhoogd met 3.000 euro per |
persoon ten laste. | persoon ten laste. |
De bedragen bedoeld in de leden 2 en 3 zijn gekoppeld aan het | De bedragen bedoeld in de leden 2 en 3 zijn gekoppeld aan het |
gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand november | gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand november |
2016. Ze worden elk jaar op 1 januari geïndexeerd, en voor de eerste | 2016. Ze worden elk jaar op 1 januari geïndexeerd, en voor de eerste |
keer op 1 januari 2019, met het indexcijfer van de maand november van | keer op 1 januari 2019, met het indexcijfer van de maand november van |
het jaar dat het jaar van de aanpassing voorafgaat en wordt op de euro | het jaar dat het jaar van de aanpassing voorafgaat en wordt op de euro |
naar beneden of naar boven afgerond, al naargelang het aantal | naar beneden of naar boven afgerond, al naargelang het aantal |
verkregen cent ofwel lager dan 50 ofwel eraan gelijk of hoger is. | verkregen cent ofwel lager dan 50 ofwel eraan gelijk of hoger is. |
De Regering kan de in huidige paragraaf bedoelde bedragen wijzigen. In | De Regering kan de in huidige paragraaf bedoelde bedragen wijzigen. In |
dat geval wordt het advies van het Fonds gevraagd. | dat geval wordt het advies van het Fonds gevraagd. |
§ 2. De in aanmerking genomen inkomens zijn die van het voorlaatste | § 2. De in aanmerking genomen inkomens zijn die van het voorlaatste |
jaar dat het jaar van de aanvraag voorafgaat. | jaar dat het jaar van de aanvraag voorafgaat. |
Wanneer de inkomens zoals vastgesteld in toepassing van het voorgaande | Wanneer de inkomens zoals vastgesteld in toepassing van het voorgaande |
lid hoger zijn dan het maximumbedrag dat in toepassing van paragraaf 1 | lid hoger zijn dan het maximumbedrag dat in toepassing van paragraaf 1 |
vastgelegd is en wanneer op het moment van de aanvraag de inkomens | vastgelegd is en wanneer op het moment van de aanvraag de inkomens |
lager blijken in vergelijking met die vastgelegd in toepassing van | lager blijken in vergelijking met die vastgelegd in toepassing van |
deze paragraaf 1, dan worden de huidige inkomens in aanmerking | deze paragraaf 1, dan worden de huidige inkomens in aanmerking |
genomen. | genomen. |
Het inkomensbewijs wordt geleverd door een aanslagbiljet of een | Het inkomensbewijs wordt geleverd door een aanslagbiljet of een |
fiscaal attest inzake personenbelasting. | fiscaal attest inzake personenbelasting. |
Indien de aanvrager in de gerechtvaardigde onmogelijkheid verkeert om | Indien de aanvrager in de gerechtvaardigde onmogelijkheid verkeert om |
een aanslagbiljet of een fiscaal attest voor te leggen, kan het | een aanslagbiljet of een fiscaal attest voor te leggen, kan het |
Woningfonds elk alternatief schriftelijk bewijs met betrekking tot de | Woningfonds elk alternatief schriftelijk bewijs met betrekking tot de |
inkomensgrootte accepteren. | inkomensgrootte accepteren. |
§ 3. Wanneer hij de toepassing van artikel 9, § 2, of 13, § 3 | § 3. Wanneer hij de toepassing van artikel 9, § 2, of 13, § 3 |
verlangt, kan de aanvrager, in afwijking van paragraaf 1 van | verlangt, kan de aanvrager, in afwijking van paragraaf 1 van |
onderhavig artikel, vragen dat hij voor de vaststelling van zijn | onderhavig artikel, vragen dat hij voor de vaststelling van zijn |
inkomens als een alleenstaande persoon beschouwd wordt. | inkomens als een alleenstaande persoon beschouwd wordt. |
Afdeling 3. - Vermoeden van einde van de huurovereenkomst | Afdeling 3. - Vermoeden van einde van de huurovereenkomst |
Art. 6.De huurovereenkomst ter gelegenheid waarvan de hulp toegekend |
Art. 6.De huurovereenkomst ter gelegenheid waarvan de hulp toegekend |
is, wordt geacht beëindigd te zijn in de volgende gevallen: | is, wordt geacht beëindigd te zijn in de volgende gevallen: |
- op de vastgestelde vervaldag in de huurovereenkomst; | - op de vastgestelde vervaldag in de huurovereenkomst; |
- wanneer de geholpen persoon niet binnen de drie maanden na de | - wanneer de geholpen persoon niet binnen de drie maanden na de |
inwerkingtreding van de huurovereenkomst op het adres gedomicilieerd | inwerkingtreding van de huurovereenkomst op het adres gedomicilieerd |
is dat in de overeenkomst aangeduid is. | is dat in de overeenkomst aangeduid is. |
De vermoedens hierboven kunnen door elk rechtsmiddel weerlegd worden. | De vermoedens hierboven kunnen door elk rechtsmiddel weerlegd worden. |
Afdeling 4. - Uitsluitingen | Afdeling 4. - Uitsluitingen |
Art. 7.§ 1. Worden uitgesloten van het genot van de hulp: |
Art. 7.§ 1. Worden uitgesloten van het genot van de hulp: |
- de personen die een zakelijk recht op een woning bezitten, behoudens | - de personen die een zakelijk recht op een woning bezitten, behoudens |
de naakte eigendom; | de naakte eigendom; |
- de personen die een sociale woning zoals bedoeld in artikel 1, § 1, | - de personen die een sociale woning zoals bedoeld in artikel 1, § 1, |
20°, van de Code huren. | 20°, van de Code huren. |
Het Fonds kan, voor de individuele gevallen en in uitzonderlijke en | Het Fonds kan, voor de individuele gevallen en in uitzonderlijke en |
dringende omstandigheden afwijken van de uitsluiting van onderhavige | dringende omstandigheden afwijken van de uitsluiting van onderhavige |
paragraaf. | paragraaf. |
§ 2. Worden eveneens uitgesloten van het gebruik van de hulp : | § 2. Worden eveneens uitgesloten van het gebruik van de hulp : |
- de personen die gelijktijdig twee keer hulp genieten, waarvan er een | - de personen die gelijktijdig twee keer hulp genieten, waarvan er een |
minstens niet volledig terugbetaald is; | minstens niet volledig terugbetaald is; |
- de personen die minstens een achterstand opgelopen hebben van twee | - de personen die minstens een achterstand opgelopen hebben van twee |
maandelijkse aflossingen voor de terugbetaling van hulp in de vorm van | maandelijkse aflossingen voor de terugbetaling van hulp in de vorm van |
krediet; | krediet; |
- De personen die niet in orde zijn met de bijdrage bedoeld in artikel | - De personen die niet in orde zijn met de bijdrage bedoeld in artikel |
13. | 13. |
§ 3. Wanneer het Fonds dit echter verantwoord acht, kan het het | § 3. Wanneer het Fonds dit echter verantwoord acht, kan het het |
voordeel van de hulp handhaven volgens de voorwaarden die het zelf | voordeel van de hulp handhaven volgens de voorwaarden die het zelf |
vastlegt. In zo'n geval zullen de middelen die door de begunstigde | vastlegt. In zo'n geval zullen de middelen die door de begunstigde |
worden ingezet om, binnen een redelijke termijn, een einde te maken | worden ingezet om, binnen een redelijke termijn, een einde te maken |
aan de situatie die de uitsluiting zou verantwoorden, gepreciseerd | aan de situatie die de uitsluiting zou verantwoorden, gepreciseerd |
moeten worden. | moeten worden. |
HOOFDSTUK III. - Vorm van de hulp | HOOFDSTUK III. - Vorm van de hulp |
Afdeling 1. - Het krediet | Afdeling 1. - Het krediet |
Art. 8.De hulp neemt de vorm aan van een consumentenkrediet dat door |
Art. 8.De hulp neemt de vorm aan van een consumentenkrediet dat door |
het Fonds in overeenstemming met Boek VII, titel 4, hoofdstuk 1, van | het Fonds in overeenstemming met Boek VII, titel 4, hoofdstuk 1, van |
het Wetboek van economisch recht verleend wordt. | het Wetboek van economisch recht verleend wordt. |
Het krediet wordt verleend volgens de voorwaarden van een | Het krediet wordt verleend volgens de voorwaarden van een |
modelkredietovereenkomst die door het Fonds opgesteld is in | modelkredietovereenkomst die door het Fonds opgesteld is in |
overeenstemming met de bepalingen van onderhavig besluit en van het | overeenstemming met de bepalingen van onderhavig besluit en van het |
Wetboek van economisch recht. Het Fonds maakt aan de minister de | Wetboek van economisch recht. Het Fonds maakt aan de minister de |
goedkeuring van deze contracten door de federale overheidsdienst | goedkeuring van deze contracten door de federale overheidsdienst |
Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, bedoeld in artikel VII.160 | Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, bedoeld in artikel VII.160 |
van het Wetboek van economisch recht over of, bij gebrek hieraan, het | van het Wetboek van economisch recht over of, bij gebrek hieraan, het |
bewijs van de aanvraag van deze goedkeuring. | bewijs van de aanvraag van deze goedkeuring. |
De duur van het krediet mag niet langer zijn dan de duur van de | De duur van het krediet mag niet langer zijn dan de duur van de |
huurovereenkomst in verband waarmee de hulp gevraagd is. | huurovereenkomst in verband waarmee de hulp gevraagd is. |
Het krediet wordt zonder intresten, volgens de door onderhavige | Het krediet wordt zonder intresten, volgens de door onderhavige |
afdeling vastgelegde voorwaarden, verschaft. | afdeling vastgelegde voorwaarden, verschaft. |
Art. 9.§ 1. Het geleende kapitaal mag niet hoger liggen dan de in de |
Art. 9.§ 1. Het geleende kapitaal mag niet hoger liggen dan de in de |
huurovereenkomst bepaalde huurwaarborg. Het geleende kapitaal mag in | huurovereenkomst bepaalde huurwaarborg. Het geleende kapitaal mag in |
geen enkel geval hoger liggen dan het maximale bedrag van de | geen enkel geval hoger liggen dan het maximale bedrag van de |
huurwaarborg dat door de wet is toegestaan. | huurwaarborg dat door de wet is toegestaan. |
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 beperkt het Fonds, wanneer de | § 2. In afwijking van paragraaf 1 beperkt het Fonds, wanneer de |
aanvrager de toepassing van artikel 5, § 2 vraagt en hij de | aanvrager de toepassing van artikel 5, § 2 vraagt en hij de |
huurovereenkomst met andere personen gesloten heeft of er zich toe | huurovereenkomst met andere personen gesloten heeft of er zich toe |
verbindt deze met andere personen te sluiten, het geleende kapitaal | verbindt deze met andere personen te sluiten, het geleende kapitaal |
overeenkomstig de volgende formule: | overeenkomstig de volgende formule: |
K = (PH/H) x IK waarbij: | K = (PH/H) x IK waarbij: |
- "K" het geleende kapitaal is; | - "K" het geleende kapitaal is; |
- "PH" de pro rata is van de huurprijs ten laste van de aanvrager, | - "PH" de pro rata is van de huurprijs ten laste van de aanvrager, |
zoals deze pro rata in de huurovereenkomst gespecificeerd is; | zoals deze pro rata in de huurovereenkomst gespecificeerd is; |
- "H" de huurprijs van de huurovereenkomst is. | - "H" de huurprijs van de huurovereenkomst is. |
- "IK" het maximumbedrag is van het kapitaal dat in toepassing van | - "IK" het maximumbedrag is van het kapitaal dat in toepassing van |
paragraaf 1 kan geleend worden; | paragraaf 1 kan geleend worden; |
Wanneer echter de pro rata van de huurprijs ten laste van de aanvrager | Wanneer echter de pro rata van de huurprijs ten laste van de aanvrager |
niet in de huurovereenkomst gespecificeerd is, wordt het maximum | niet in de huurovereenkomst gespecificeerd is, wordt het maximum |
geleende kapitaal als volgt vastgesteld: | geleende kapitaal als volgt vastgesteld: |
K = IK/A of: | K = IK/A of: |
- "K" het geleende kapitaal is; | - "K" het geleende kapitaal is; |
- "IK" het maximumbedrag is van het kapitaal dat in toepassing van | - "IK" het maximumbedrag is van het kapitaal dat in toepassing van |
paragraaf 1 kan geleend worden; | paragraaf 1 kan geleend worden; |
- "A" het totaal aantal personen is die de huurovereenkomst aangegaan | - "A" het totaal aantal personen is die de huurovereenkomst aangegaan |
zijn of zullen aangaan. | zijn of zullen aangaan. |
§ 3. Wanneer meerdere aanvragers de afwijking van artikel 5, § 3 | § 3. Wanneer meerdere aanvragers de afwijking van artikel 5, § 3 |
aanvragen, terwijl ze samen eenzelfde huurovereenkomst gesloten hebben | aanvragen, terwijl ze samen eenzelfde huurovereenkomst gesloten hebben |
of gaan sluiten, maakt het geleende kapitaal in toepassing van | of gaan sluiten, maakt het geleende kapitaal in toepassing van |
paragraaf 2 deel uit van dezelfde kredietovereenkomst, waarin deze | paragraaf 2 deel uit van dezelfde kredietovereenkomst, waarin deze |
aanvragers zich hoofdelijk en ondeelbaar ten aanzien van het Fonds | aanvragers zich hoofdelijk en ondeelbaar ten aanzien van het Fonds |
verbinden. | verbinden. |
Afdeling 2. - Het gewestelijk fonds voor hulp bij de samenstelling van | Afdeling 2. - Het gewestelijk fonds voor hulp bij de samenstelling van |
een huurwaarborg | een huurwaarborg |
Art. 10.Er wordt een gewestelijk fonds voor hulp bij de samenstelling |
Art. 10.Er wordt een gewestelijk fonds voor hulp bij de samenstelling |
van een huurwaarborg, genaamd BRUHWA-fonds, opgericht. | van een huurwaarborg, genaamd BRUHWA-fonds, opgericht. |
Het beheer van BRUHWA-fonds wordt, in overeenstemming met artikel 112, | Het beheer van BRUHWA-fonds wordt, in overeenstemming met artikel 112, |
§ 1, 5° van de Code, door het Fonds gegarandeerd. | § 1, 5° van de Code, door het Fonds gegarandeerd. |
Art. 11.Om een beroep te kunnen doen op de tegemoetkoming van het |
Art. 11.Om een beroep te kunnen doen op de tegemoetkoming van het |
BRUHWA-fonds, moet de aanvrager aan de volgende voorwaarden voldoen: | BRUHWA-fonds, moet de aanvrager aan de volgende voorwaarden voldoen: |
1° voldoen aan de toegangsvoorwaarden voorzien in hoofdstuk II, | 1° voldoen aan de toegangsvoorwaarden voorzien in hoofdstuk II, |
afdeling 2 van dit besluit; | afdeling 2 van dit besluit; |
2° niet in staat zijn om het krediet bedoeld in artikel 8 van dit | 2° niet in staat zijn om het krediet bedoeld in artikel 8 van dit |
besluit aan te gaan. Deze voorwaarde wordt door het Fonds beoordeeld; | besluit aan te gaan. Deze voorwaarde wordt door het Fonds beoordeeld; |
3° toegetreden lid zijn van het BRUHWA-fonds; | 3° toegetreden lid zijn van het BRUHWA-fonds; |
Het fonds beoordeelt de naleving van de toegangsvoorwaarden door met | Het fonds beoordeelt de naleving van de toegangsvoorwaarden door met |
name de beschikbare bestaansmiddelen en de toegepaste huurprijs in | name de beschikbare bestaansmiddelen en de toegepaste huurprijs in |
aanmerking te nemen. | aanmerking te nemen. |
Art. 12.§ 1. Het toegetreden lid van het BRUHWA-fonds betaalt een |
Art. 12.§ 1. Het toegetreden lid van het BRUHWA-fonds betaalt een |
bijdrage waarvan het bedrag door het Fonds wordt vastgesteld bij de | bijdrage waarvan het bedrag door het Fonds wordt vastgesteld bij de |
toetreding tot het BRUHWA-fonds. | toetreding tot het BRUHWA-fonds. |
De bijdrage wordt, vanaf de betaling ervan, onherroepelijk eigendom | De bijdrage wordt, vanaf de betaling ervan, onherroepelijk eigendom |
van dit fonds. | van dit fonds. |
§ 2. Het is het Fonds toegestaan een kaderakkoord met de OCMW's van | § 2. Het is het Fonds toegestaan een kaderakkoord met de OCMW's van |
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest af te sluiten om zo de algemene | het Brussels Hoofdstedelijk Gewest af te sluiten om zo de algemene |
modaliteiten van de tussenkomst van de OCWM's te bepalen wanneer het | modaliteiten van de tussenkomst van de OCWM's te bepalen wanneer het |
Fonds de hulp toekent aan een persoon die door een OCMW wordt | Fonds de hulp toekent aan een persoon die door een OCMW wordt |
begeleid. | begeleid. |
In dit geval en in afwijking op paragraaf 1 wordt de begunstigde | In dit geval en in afwijking op paragraaf 1 wordt de begunstigde |
vrijgesteld van de betaling van de bijdrage wanneer een OCMW zich bij | vrijgesteld van de betaling van de bijdrage wanneer een OCMW zich bij |
het Fonds borg stelt met het oog op de garantie van de terugbetaling, | het Fonds borg stelt met het oog op de garantie van de terugbetaling, |
wanneer de begunstigde in gebreke blijft, van de bedragen die in | wanneer de begunstigde in gebreke blijft, van de bedragen die in |
toepassing van artikel 13 § 1 verschuldigd zijn. | toepassing van artikel 13 § 1 verschuldigd zijn. |
§ 3. Het bedrag van de bijdrage voorzien in de eerste paragraaf mag | § 3. Het bedrag van de bijdrage voorzien in de eerste paragraaf mag |
niet hoger dan 30,00 EUR per maand zijn gedurende de eerste drie jaar | niet hoger dan 30,00 EUR per maand zijn gedurende de eerste drie jaar |
van lidmaatschap van de begunstigde bij het BRUHWA-fonds. | van lidmaatschap van de begunstigde bij het BRUHWA-fonds. |
Dit bedrag mag niet hoger dan 5,00 EUR per maand zijn vanaf het vierde | Dit bedrag mag niet hoger dan 5,00 EUR per maand zijn vanaf het vierde |
jaar van lidmaatschap. | jaar van lidmaatschap. |
Deze bedragen zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex van de | Deze bedragen zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex van de |
consumptieprijzen van november 2016. Ze worden elk jaar op 1 januari, | consumptieprijzen van november 2016. Ze worden elk jaar op 1 januari, |
en voor de eerste keer op 1 januari 2019, geïndexeerd op basis van de | en voor de eerste keer op 1 januari 2019, geïndexeerd op basis van de |
index van de maand november van het jaar dat het jaar van aanpassing | index van de maand november van het jaar dat het jaar van aanpassing |
voorafgaat en wordt afgerond tot op de euro lager of hoger, al | voorafgaat en wordt afgerond tot op de euro lager of hoger, al |
naargelang het aantal cent ofwel kleiner dan 50 ofwel gelijk aan of | naargelang het aantal cent ofwel kleiner dan 50 ofwel gelijk aan of |
groter dan 50 is. Ze kunnen door het Fonds, mits toestemming van de | groter dan 50 is. Ze kunnen door het Fonds, mits toestemming van de |
Regering, gewijzigd worden. | Regering, gewijzigd worden. |
De eerste bijdrage is verschuldigd vanaf de eerste maand die volgt op | De eerste bijdrage is verschuldigd vanaf de eerste maand die volgt op |
de datum van toetreding tot het BRUHWA-fonds. | de datum van toetreding tot het BRUHWA-fonds. |
Om het bedrag van de bijdragen te bepalen stelt de minister, in | Om het bedrag van de bijdragen te bepalen stelt de minister, in |
akkoord met het Fonds, een rooster met de bedragen van de bijdragen | akkoord met het Fonds, een rooster met de bedragen van de bijdragen |
vast, rekening houdende met de beschikbare bestaansmiddelen. | vast, rekening houdende met de beschikbare bestaansmiddelen. |
§ 4. Onverminderd het bedrag van de bijdrage vastgesteld in toepassing | § 4. Onverminderd het bedrag van de bijdrage vastgesteld in toepassing |
van paragraaf 2, kan elk toegetreden lid dat een substantieel verlies | van paragraaf 2, kan elk toegetreden lid dat een substantieel verlies |
van bestaansmiddelen aantoont, een keer per kalenderjaar bij het Fonds | van bestaansmiddelen aantoont, een keer per kalenderjaar bij het Fonds |
een vermindering van het bedrag van zijn bijdrage aanvragen. In | een vermindering van het bedrag van zijn bijdrage aanvragen. In |
voorkomend geval wordt deze vermindering voor een periode van maximum | voorkomend geval wordt deze vermindering voor een periode van maximum |
twaalf maanden toegestaan. | twaalf maanden toegestaan. |
§ 5. Bij het verstrijken van de huurovereenkomst krijgt het | § 5. Bij het verstrijken van de huurovereenkomst krijgt het |
toegetreden lid van het BRUHWA-fonds een bedrag uitbetaald dat | toegetreden lid van het BRUHWA-fonds een bedrag uitbetaald dat |
overeenstemt met de som van de gestorte bijdragen. De bedragen die de | overeenstemt met de som van de gestorte bijdragen. De bedragen die de |
begunstigde aan het BRUHWA-fonds verschuldigd is, worden hier echter | begunstigde aan het BRUHWA-fonds verschuldigd is, worden hier echter |
van afgetrokken. | van afgetrokken. |
Wanneer de bijdragen door een derde betaald werden op basis van een | Wanneer de bijdragen door een derde betaald werden op basis van een |
overeenkomst waar het Fonds deel van uitmaakt, dan gebeurt de betaling | overeenkomst waar het Fonds deel van uitmaakt, dan gebeurt de betaling |
ten gunste van deze derde partij. | ten gunste van deze derde partij. |
§ 6. De verplichting om aan het BRUHWA-fonds bij te dragen wordt | § 6. De verplichting om aan het BRUHWA-fonds bij te dragen wordt |
opgeschort voor het toegetreden lid dat het krediet, bedoeld in de | opgeschort voor het toegetreden lid dat het krediet, bedoeld in de |
1ste afdeling van onderhavig hoofdstuk, aangaat voor de duur van de | 1ste afdeling van onderhavig hoofdstuk, aangaat voor de duur van de |
terugbetaling die voor dit krediet overeengekomen is. | terugbetaling die voor dit krediet overeengekomen is. |
Art. 13.§ 1. Wanneer de huurovereenkomst beëindigd is, dient het |
Art. 13.§ 1. Wanneer de huurovereenkomst beëindigd is, dient het |
toegetreden lid de hulp die het via het BRUHWA-fonds heeft ontvangen | toegetreden lid de hulp die het via het BRUHWA-fonds heeft ontvangen |
terug te betalen, waarbij de som van de bijdragen die eigendom | terug te betalen, waarbij de som van de bijdragen die eigendom |
geworden zijn van het fonds en die niet aan het lid teruggegeven zijn, | geworden zijn van het fonds en die niet aan het lid teruggegeven zijn, |
in mindering gebracht worden. Het Fonds vordert de niet-terugbetaalde | in mindering gebracht worden. Het Fonds vordert de niet-terugbetaalde |
hulp in bij het toegetreden lid. | hulp in bij het toegetreden lid. |
Uitzonderlijk en wanneer hij dit verantwoord acht, kan het Fonds ervan | Uitzonderlijk en wanneer hij dit verantwoord acht, kan het Fonds ervan |
afzien om de verschuldigde sommen geheel of gedeeltelijk in te | afzien om de verschuldigde sommen geheel of gedeeltelijk in te |
vorderen. In dit geval beslist hij of en volgens welke voorwaarden de | vorderen. In dit geval beslist hij of en volgens welke voorwaarden de |
begunstigde van deze afstand in aanmerking blijft komen voor de hulp. | begunstigde van deze afstand in aanmerking blijft komen voor de hulp. |
§ 2. Iedere hulp wordt beperkt tot het betalen van een geldsom die | § 2. Iedere hulp wordt beperkt tot het betalen van een geldsom die |
niet hoger mag liggen dan het in artikel 9, § 1, vastgestelde bedrag. | niet hoger mag liggen dan het in artikel 9, § 1, vastgestelde bedrag. |
§ 3. In afwijking van paragraaf 2, wordt wanneer de aanvrager de | § 3. In afwijking van paragraaf 2, wordt wanneer de aanvrager de |
toepassing vraagt van artikel 5, § 3, en hij de huurovereenkomst met | toepassing vraagt van artikel 5, § 3, en hij de huurovereenkomst met |
andere personen gesloten heeft of er zich toe verbindt deze met andere | andere personen gesloten heeft of er zich toe verbindt deze met andere |
personen te sluiten, de hulp vastgesteld overeenkomstig de volgende | personen te sluiten, de hulp vastgesteld overeenkomstig de volgende |
formule: | formule: |
K = (PH/H) x IK waarbij: | K = (PH/H) x IK waarbij: |
- "K" de som is waarvoor de hulp verstrekt wordt; | - "K" de som is waarvoor de hulp verstrekt wordt; |
- "PH" de pro rata van de huurprijs ten laste van de aanvrager is, | - "PH" de pro rata van de huurprijs ten laste van de aanvrager is, |
zoals deze pro rata in de huurovereenkomst gespecificeerd wordt; | zoals deze pro rata in de huurovereenkomst gespecificeerd wordt; |
- "H" de huurprijs van de huurovereenkomst is. | - "H" de huurprijs van de huurovereenkomst is. |
- "IK" het maximumbedrag is van het kapitaal dat in toepassing van | - "IK" het maximumbedrag is van het kapitaal dat in toepassing van |
paragraaf 2 kan geleend worden; | paragraaf 2 kan geleend worden; |
Wanneer echter de pro rata van de huurprijs ten laste van de aanvrager | Wanneer echter de pro rata van de huurprijs ten laste van de aanvrager |
niet in de huurovereenkomst gespecificeerd is, wordt het maximum | niet in de huurovereenkomst gespecificeerd is, wordt het maximum |
geleende kapitaal als volgt vastgesteld: | geleende kapitaal als volgt vastgesteld: |
K = KI/A waarbij: | K = KI/A waarbij: |
- "K" de som is waarvoor de hulp verstrekt wordt; | - "K" de som is waarvoor de hulp verstrekt wordt; |
- "KI" de maximale som is waarvoor de hulp in toepassing van paragraaf | - "KI" de maximale som is waarvoor de hulp in toepassing van paragraaf |
2 gegeven wordt; | 2 gegeven wordt; |
- "A" het totaal aantal personen is die de huurovereenkomst aangegaan | - "A" het totaal aantal personen is die de huurovereenkomst aangegaan |
zijn of zullen aangaan. | zijn of zullen aangaan. |
§ 4. Een toegetreden lid kan maximaal twee gelijktijdige | § 4. Een toegetreden lid kan maximaal twee gelijktijdige |
hulpmaatregelen genieten. | hulpmaatregelen genieten. |
HOOFDSTUK IV. - De aanvraagprocedure en het beroep | HOOFDSTUK IV. - De aanvraagprocedure en het beroep |
Art. 14.De hulpaanvraag wordt door de aanvrager of diens mandataris |
Art. 14.De hulpaanvraag wordt door de aanvrager of diens mandataris |
ingediend door middel van een standaardformulier dat op voorstel van | ingediend door middel van een standaardformulier dat op voorstel van |
het Fonds door de minister wordt vastgesteld. | het Fonds door de minister wordt vastgesteld. |
De aanvrager of zijn mandataris voegen bij de aanvraag alle stukken | De aanvrager of zijn mandataris voegen bij de aanvraag alle stukken |
die het dossier samenstellen, zoals die door het ministerieel besluit | die het dossier samenstellen, zoals die door het ministerieel besluit |
nader bepaald worden. | nader bepaald worden. |
Art. 15.Het Fonds beslist over de toekenning van de hulp binnen de |
Art. 15.Het Fonds beslist over de toekenning van de hulp binnen de |
vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het volledige | vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het volledige |
aanvraagdossier. | aanvraagdossier. |
Wanneer deze termijn verstreken is, wordt de aanvraag geacht geweigerd | Wanneer deze termijn verstreken is, wordt de aanvraag geacht geweigerd |
te zijn. | te zijn. |
Art. 16.§ 1. Wanneer de hulp geweigerd is of geacht is geweigerd te |
Art. 16.§ 1. Wanneer de hulp geweigerd is of geacht is geweigerd te |
zijn, kan de aanvrager beroep indienen bij de minister binnen de | zijn, kan de aanvrager beroep indienen bij de minister binnen de |
vijftien kalenderdagen na de mededeling van de beslissing tot | vijftien kalenderdagen na de mededeling van de beslissing tot |
weigering of het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 16. | weigering of het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 16. |
§ 2. De minister beschikt over een termijn van zeven kalenderdagen om | § 2. De minister beschikt over een termijn van zeven kalenderdagen om |
de ontvangst van het beroep te bevestigen en het Fonds te laten | de ontvangst van het beroep te bevestigen en het Fonds te laten |
overgaan tot een nieuw onderzoek van het dossier, en over een totale | overgaan tot een nieuw onderzoek van het dossier, en over een totale |
termijn van eenentwintig kalenderdagen om zijn definitieve beslissing | termijn van eenentwintig kalenderdagen om zijn definitieve beslissing |
aan de aanvrager mee te delen. | aan de aanvrager mee te delen. |
§ 3. Wanneer het beroep uitmondt in de bevestiging van de beslissing, | § 3. Wanneer het beroep uitmondt in de bevestiging van de beslissing, |
of bij ontstentenis van antwoord binnen de termijn van eenentwintig | of bij ontstentenis van antwoord binnen de termijn van eenentwintig |
dagen bedoeld in paragraaf 2, wordt de aanvraag geacht definitief | dagen bedoeld in paragraaf 2, wordt de aanvraag geacht definitief |
geweigerd te zijn. | geweigerd te zijn. |
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen | HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen |
Art. 17.Het besluit van 10 december 1998 tot uitvoering van de |
Art. 17.Het besluit van 10 december 1998 tot uitvoering van de |
ordonnantie van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning | ordonnantie van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning |
door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een | door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een |
huurwaarborg inzake huisvesting wordt opgeheven. | huurwaarborg inzake huisvesting wordt opgeheven. |
De ingediende aanvragen en de lopende kredietovereenkomsten die op | De ingediende aanvragen en de lopende kredietovereenkomsten die op |
basis van dit besluit afgesloten zijn, blijven evenwel aan de | basis van dit besluit afgesloten zijn, blijven evenwel aan de |
voorwaarden ervan onderworpen. | voorwaarden ervan onderworpen. |
Art. 18.Met uitzondering van afdeling 2 van hoofdstuk 3, treedt |
Art. 18.Met uitzondering van afdeling 2 van hoofdstuk 3, treedt |
onderhavig besluit in werking een maand na de bekendmaking in het | onderhavig besluit in werking een maand na de bekendmaking in het |
Belgisch Staatsblad. | Belgisch Staatsblad. |
Afdeling 2 van hoofdstuk 3 van dit besluit treedt in werking op 1 | Afdeling 2 van hoofdstuk 3 van dit besluit treedt in werking op 1 |
januari 2018. | januari 2018. |
Brussel, 28 september 2017. | Brussel, 28 september 2017. |
Voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: | Voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: |
R. VERVOORT, | R. VERVOORT, |
Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast | Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast |
met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk | met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk |
Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme | Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme |
en de Haven van Brussel | en de Haven van Brussel |
C. FREMAULT, | C. FREMAULT, |
Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie | Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie |
G. VANHENGEL, | G. VANHENGEL, |
Minister van Financiën, Begroting, Externe betrekkingen en | Minister van Financiën, Begroting, Externe betrekkingen en |
Ontwikkelingssamenwerking | Ontwikkelingssamenwerking |