Besluit nr. 2001/102 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verloven van korte duur toegestaan aan de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie | Besluit nr. 2001/102 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verloven van korte duur toegestaan aan de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie |
---|---|
FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST | FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST |
10 OCTOBER 2002. - Besluit nr. 2001/102 van het College van de Franse | 10 OCTOBER 2002. - Besluit nr. 2001/102 van het College van de Franse |
Gemeenschapscommissie betreffende de verloven van korte duur | Gemeenschapscommissie betreffende de verloven van korte duur |
toegestaan aan de ambtenaren van de diensten van het College van de | toegestaan aan de ambtenaren van de diensten van het College van de |
Franse Gemeenschapscommissie | Franse Gemeenschapscommissie |
Het College, | Het College, |
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der | Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der |
instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de | instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de |
bijzondere wet van 8 augustus 1988; | bijzondere wet van 8 augustus 1988; |
Gelet op het Besluit van het College van de Franse | Gelet op het Besluit van het College van de Franse |
Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 betreffende de loopbaan van de | Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 betreffende de loopbaan van de |
ambtenaren van de diensten van het College van de Franse | ambtenaren van de diensten van het College van de Franse |
Gemeenschapscommissie gewijzigd bij de besluiten van 4 juli 1996, 11 | Gemeenschapscommissie gewijzigd bij de besluiten van 4 juli 1996, 11 |
december 1997, 4 maart 1999, 24 februari 2000, 18 januari 2001 en 10 | december 1997, 4 maart 1999, 24 februari 2000, 18 januari 2001 en 10 |
mei 2001; | mei 2001; |
Gelet op het protocol nr. 2002/7 van 28 maart 2002 van het Comité van | Gelet op het protocol nr. 2002/7 van 28 maart 2002 van het Comité van |
de Sector XV van de Franse Gemeenschapscommissie; | de Sector XV van de Franse Gemeenschapscommissie; |
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 | Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 |
januari 2001; | januari 2001; |
Gelet op het akkoord van het Collegelid belast met de Begroting, | Gelet op het akkoord van het Collegelid belast met de Begroting, |
gegeven op 7 februari 2002; | gegeven op 7 februari 2002; |
Gelet op het akkoord van het Collegelid belast met Ambtenarenzaken; | Gelet op het akkoord van het Collegelid belast met Ambtenarenzaken; |
Gelet op het akkoord van de Federale Minister van Pensioenen van 21 | Gelet op het akkoord van de Federale Minister van Pensioenen van 21 |
maart 2002; | maart 2002; |
Gelet op de beslissing van het College van de Franse | Gelet op de beslissing van het College van de Franse |
Gemeenschapscommissie van 15 maart 2001 over het verzoek aan de Raad | Gemeenschapscommissie van 15 maart 2001 over het verzoek aan de Raad |
van State om binnen een termijn van ten hoogste één maand van advies | van State om binnen een termijn van ten hoogste één maand van advies |
te dienen; | te dienen; |
Gelet op het advies nr. 33.723/2/V van de Raad van State, gegeven op | Gelet op het advies nr. 33.723/2/V van de Raad van State, gegeven op |
20 augustus 2002, in toepassing van artikel 84, 1e lid, 1° van de | 20 augustus 2002, in toepassing van artikel 84, 1e lid, 1° van de |
gecoördineerde wetten op de Raad van State; | gecoördineerde wetten op de Raad van State; |
Overwegende de noodzakelijke vastlegging van de voorwaarden voor het | Overwegende de noodzakelijke vastlegging van de voorwaarden voor het |
verkrijgen van verloven van korte duur toepasbaar op de | verkrijgen van verloven van korte duur toepasbaar op de |
personeelsleden van de diensten van het College van de Franse | personeelsleden van de diensten van het College van de Franse |
Gemeenschapscommissie; | Gemeenschapscommissie; |
Op voorstel van het Collegelid belast met Ambtenarenzaken; | Op voorstel van het Collegelid belast met Ambtenarenzaken; |
Na beraad, | Na beraad, |
Besluit : | Besluit : |
Algemene bepalingen | Algemene bepalingen |
Artikel 1.Dit besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de |
Artikel 1.Dit besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de |
Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikelen 127 en 128 van de | Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikelen 127 en 128 van de |
Grondwet. | Grondwet. |
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de vastbenoemde |
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de vastbenoemde |
personeelsleden en op de stagiairs van de diensten van het College van | personeelsleden en op de stagiairs van de diensten van het College van |
de Franse Gemeenschapscommissie. | de Franse Gemeenschapscommissie. |
HOOFDSTUK 1. - Jaarlijks vakantieverlof | HOOFDSTUK 1. - Jaarlijks vakantieverlof |
Art. 3.De ambtenaar heeft recht op een jaarlijks vakantieverlof van |
Art. 3.De ambtenaar heeft recht op een jaarlijks vakantieverlof van |
35 werkdagen. | 35 werkdagen. |
De ambtenaar geniet een bijkomend vakantieverlof : | De ambtenaar geniet een bijkomend vakantieverlof : |
1. van één werkdag na vijf dienstjaren; | 1. van één werkdag na vijf dienstjaren; |
2. van twee dagen na 10 dienstjaren; | 2. van twee dagen na 10 dienstjaren; |
Art. 4.De ambtenaar geniet een bijkomend vakantieverlof waarvan de |
Art. 4.De ambtenaar geniet een bijkomend vakantieverlof waarvan de |
duur naargelang de leeftijd als volgt is bepaald : | duur naargelang de leeftijd als volgt is bepaald : |
1° op zestig jaar : één werkdag; | 1° op zestig jaar : één werkdag; |
2° op éénenzestig jaar : twee werkdagen; | 2° op éénenzestig jaar : twee werkdagen; |
3° op tweeënzestig jaar : drie werkdagen; | 3° op tweeënzestig jaar : drie werkdagen; |
4° op drieënzestig jaar : vier werkdagen; | 4° op drieënzestig jaar : vier werkdagen; |
5° op vierenzestig jaar : vijf werkdagen. | 5° op vierenzestig jaar : vijf werkdagen. |
Art. 5.Het vakantieverlof wordt genomen naar keuze van de ambtenaar |
Art. 5.Het vakantieverlof wordt genomen naar keuze van de ambtenaar |
en met inachtneming van de behoeften van de dienst. De ambtenaar heeft | en met inachtneming van de behoeften van de dienst. De ambtenaar heeft |
recht op een vakantieverlof van minstens 10 opeenvolgende werkdagen. | recht op een vakantieverlof van minstens 10 opeenvolgende werkdagen. |
Als verlofweek dient te worden beschouwd 5 werkdagen, hetzij 37 u. 30. | Als verlofweek dient te worden beschouwd 5 werkdagen, hetzij 37 u. 30. |
Als verlofdag dient te worden beschouwd 7 u. 30. | Als verlofdag dient te worden beschouwd 7 u. 30. |
Als halve verlofdag dient te worden beschouwd 3 u. 45. | Als halve verlofdag dient te worden beschouwd 3 u. 45. |
Art. 6.De ambtenaar heeft het recht om, binnen een periode van 35 |
Art. 6.De ambtenaar heeft het recht om, binnen een periode van 35 |
werkdagen, vier werkdagen verlof te nemen om te zorgen voor een | werkdagen, vier werkdagen verlof te nemen om te zorgen voor een |
persoon die onder hetzelfde dak woont en die ziek is of die het | persoon die onder hetzelfde dak woont en die ziek is of die het |
slachtoffer is van een ongeval, zonder dat het belang van de dienst | slachtoffer is van een ongeval, zonder dat het belang van de dienst |
hiertegen kan worden ingeroepen. | hiertegen kan worden ingeroepen. |
Als persoon die onder hetzelfde dak woont dient te worden beschouwd : | Als persoon die onder hetzelfde dak woont dient te worden beschouwd : |
de echtgeno(o)t(e), de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een | de echtgeno(o)t(e), de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een |
bloed- of aanverwant van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van | bloed- of aanverwant van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van |
de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een persoon opgenomen met | de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een persoon opgenomen met |
het oog op adoptie of pleegvoogdij. | het oog op adoptie of pleegvoogdij. |
De ambtenaar moet een doktersattest voorleggen om het volgende te | De ambtenaar moet een doktersattest voorleggen om het volgende te |
bewijzen : | bewijzen : |
1. de ziekte of het ongeval; | 1. de ziekte of het ongeval; |
2. de dringende noodzaak van de aanwezigheid van de ambtenaar; | 2. de dringende noodzaak van de aanwezigheid van de ambtenaar; |
Art. 7.Als de ambtenaar de vier werkdagen bedoeld in artikel 6, lid |
Art. 7.Als de ambtenaar de vier werkdagen bedoeld in artikel 6, lid |
1, of alle werkdagen bepaald in artikel 2, heeft opgenomen, heeft | 1, of alle werkdagen bepaald in artikel 2, heeft opgenomen, heeft |
hij/zij recht op twee bijkomende werkdagen voor dezelfde redenen en | hij/zij recht op twee bijkomende werkdagen voor dezelfde redenen en |
onder dezelfde voorwaarden als in artikel 6. | onder dezelfde voorwaarden als in artikel 6. |
Art. 8.Het jaarlijks verlof wordt opgenomen in het kalenderjaar, |
Art. 8.Het jaarlijks verlof wordt opgenomen in het kalenderjaar, |
volgens de voorwaarden die door de leidende ambtenaar zijn vastgelegd. | volgens de voorwaarden die door de leidende ambtenaar zijn vastgelegd. |
Art. 9.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijks |
Art. 9.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijks |
verlof. Dit verlof wordt verminderd : | verlof. Dit verlof wordt verminderd : |
1. wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt of | 1. wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt of |
zijn/haar ambt neerlegt; | zijn/haar ambt neerlegt; |
2. wanneer de ambtenaar tijdens het jaar verloven heeft verkregen : | 2. wanneer de ambtenaar tijdens het jaar verloven heeft verkregen : |
- voor een stage of een proefperiode bij een andere overheidsdienst; | - voor een stage of een proefperiode bij een andere overheidsdienst; |
- om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale | - om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale |
wetgevende kamers, van de gewest- en gemeenschapsraden, van de | wetgevende kamers, van de gewest- en gemeenschapsraden, van de |
provincieraden, de gemeenteraden of van de Europese vergaderingen; | provincieraden, de gemeenteraden of van de Europese vergaderingen; |
- om dringende redenen van familiaal belang; | - om dringende redenen van familiaal belang; |
- wegens de halftijdse vervroegde uittreding; | - wegens de halftijdse vervroegde uittreding; |
- voor de vrijwillige vierdagenweek; | - voor de vrijwillige vierdagenweek; |
- voor onderbreking van de beroepsloopbaan; | - voor onderbreking van de beroepsloopbaan; |
- voor een opdracht; | - voor een opdracht; |
- de afwezigheden waarbij de ambtenaar in de administratieve stand van | - de afwezigheden waarbij de ambtenaar in de administratieve stand van |
non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst leiden eveneens tot een | non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst leiden eveneens tot een |
evenredige vermindering van het vakantieverlof. | evenredige vermindering van het vakantieverlof. |
Het op die manier berekend aantal dagen betreft altijd volledige | Het op die manier berekend aantal dagen betreft altijd volledige |
dagen. Dit aantal wordt naar boven afgerond tot een volledig aantal | dagen. Dit aantal wordt naar boven afgerond tot een volledig aantal |
dagen. | dagen. |
Art. 10.De vakantieverlofdagen die in dit besluit zijn vastgelegd |
Art. 10.De vakantieverlofdagen die in dit besluit zijn vastgelegd |
worden opgeschort in het geval van ziekte voor zover de medische | worden opgeschort in het geval van ziekte voor zover de medische |
controle mogelijk is. | controle mogelijk is. |
Art. 11.Het jaarlijks vakantieverlof wordt gelijkgesteld met een |
Art. 11.Het jaarlijks vakantieverlof wordt gelijkgesteld met een |
periode van dienstactiviteit. Hetzelfde geldt voor de twee bijkomende | periode van dienstactiviteit. Hetzelfde geldt voor de twee bijkomende |
dagen bepaald in artikel 5, lid 1. | dagen bepaald in artikel 5, lid 1. |
HOOFDSTUK 2. - Feestdagen | HOOFDSTUK 2. - Feestdagen |
Art. 12.§ 1. De ambtenaar heeft verlof tijdens de wettelijke |
Art. 12.§ 1. De ambtenaar heeft verlof tijdens de wettelijke |
feestdagen, alsook op 27 september, 2 en 15 november en 26 december. | feestdagen, alsook op 27 september, 2 en 15 november en 26 december. |
§ 2. De in § 1 bedoelde verlofdagen die samenvallen met een zaterdag | § 2. De in § 1 bedoelde verlofdagen die samenvallen met een zaterdag |
of een zondag, worden gecompenseerd, waarbij de goede werking van de | of een zondag, worden gecompenseerd, waarbij de goede werking van de |
dienst niet wordt verstoord. | dienst niet wordt verstoord. |
§ 3. De ambtenaar die krachtens de arbeidstijdregeling die op hem van | § 3. De ambtenaar die krachtens de arbeidstijdregeling die op hem van |
toepassing is, of ten gevolge van de behoeften van de dienst, | toepassing is, of ten gevolge van de behoeften van de dienst, |
verplicht is te werken op één van de dagen bedoeld in § 1, verkrijgt | verplicht is te werken op één van de dagen bedoeld in § 1, verkrijgt |
vervangende verlofdagen die kunnen worden genomen onder dezelfde | vervangende verlofdagen die kunnen worden genomen onder dezelfde |
voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof. | voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof. |
§ 4. De in dit artikel bedoelde verloven worden gelijkgesteld met een | § 4. De in dit artikel bedoelde verloven worden gelijkgesteld met een |
periode van dienstactiviteit. | periode van dienstactiviteit. |
HOOFDSTUK 3. - Uitzonderlijk verlof | HOOFDSTUK 3. - Uitzonderlijk verlof |
Art. 13.Uitzonderlijk verlof wordt toegekend binnen de perken zoals |
Art. 13.Uitzonderlijk verlof wordt toegekend binnen de perken zoals |
hierna bepaald : | hierna bepaald : |
1. verandering van standplaats opgelegd in het belang van de dienst : | 1. verandering van standplaats opgelegd in het belang van de dienst : |
2 werkdagen; | 2 werkdagen; |
2. om deel uit te maken van de jury van het Hof van Assisen en dit | 2. om deel uit te maken van de jury van het Hof van Assisen en dit |
tijdens de duur van de zitting. | tijdens de duur van de zitting. |
Het verlof bedoeld in dit artikel wordt bezoldigd en gelijkgesteld met | Het verlof bedoeld in dit artikel wordt bezoldigd en gelijkgesteld met |
een periode van dienstactiviteit. | een periode van dienstactiviteit. |
HOOFDSTUK 4. - Verlof om familiale redenen | HOOFDSTUK 4. - Verlof om familiale redenen |
Afdeling 1. - Omstandigheidsverlof | Afdeling 1. - Omstandigheidsverlof |
Art. 14.Omstandigheidsverlof wordt toegekend binnen de perken zoals |
Art. 14.Omstandigheidsverlof wordt toegekend binnen de perken zoals |
hierna bepaald : | hierna bepaald : |
1. huwelijk van de ambtenaar of viering van het wettelijk samenwonen : | 1. huwelijk van de ambtenaar of viering van het wettelijk samenwonen : |
vier werkdagen; | vier werkdagen; |
2. bevalling van de echtgenote of van de persoon met wie de ambtenaar | 2. bevalling van de echtgenote of van de persoon met wie de ambtenaar |
op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft : vier werkdagen; | op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft : vier werkdagen; |
3. overlijden van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de | 3. overlijden van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de |
ambtenaar samenleefde : vier werkdagen; | ambtenaar samenleefde : vier werkdagen; |
4. overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de | 4. overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de |
ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de | ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de |
ambtenaar samenleeft : vier werkdagen; | ambtenaar samenleeft : vier werkdagen; |
5. huwelijk of viering van het wettelijk samenwonen van een kind van | 5. huwelijk of viering van het wettelijk samenwonen van een kind van |
de ambtenaar of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : twee | de ambtenaar of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : twee |
werkdagen; | werkdagen; |
6. overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad | 6. overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad |
van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de | van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de |
ambtenaar onder hetzelfde dak samenleeft : twee werkdagen; | ambtenaar onder hetzelfde dak samenleeft : twee werkdagen; |
7. overlijden van een familielid tot in de derde graad dat niet onder | 7. overlijden van een familielid tot in de derde graad dat niet onder |
hetzelfde dak woont als de ambtenaar : een werkdag. | hetzelfde dak woont als de ambtenaar : een werkdag. |
Als de gebeurtenis zich voordoet in de loop van een deeltijdse | Als de gebeurtenis zich voordoet in de loop van een deeltijdse |
werkperiode, wordt het verlof verminderd. | werkperiode, wordt het verlof verminderd. |
Het verlof bedoeld in dit artikel wordt gelijkgesteld met een periode | Het verlof bedoeld in dit artikel wordt gelijkgesteld met een periode |
van dienstactiviteit. | van dienstactiviteit. |
Afdeling 2. - Verlof om dwingende redenen van familiale aard | Afdeling 2. - Verlof om dwingende redenen van familiale aard |
Art. 15.Een ambtenaar heeft recht op maximaal 45 werkdagen verlof per |
Art. 15.Een ambtenaar heeft recht op maximaal 45 werkdagen verlof per |
kalenderjaar wegens : | kalenderjaar wegens : |
1. de ziekenhuisopname van een persoon die bij de ambtenaar inwoont, | 1. de ziekenhuisopname van een persoon die bij de ambtenaar inwoont, |
of van een familielid of aanverwant in de eerste graad die bij de | of van een familielid of aanverwant in de eerste graad die bij de |
ambtenaar niet inwoont; | ambtenaar niet inwoont; |
2. de kinderopvang voor kinderen jonger dan 15 jaar. | 2. de kinderopvang voor kinderen jonger dan 15 jaar. |
Als het verlof om dwingende redenen van familiale aard wordt opgenomen | Als het verlof om dwingende redenen van familiale aard wordt opgenomen |
in een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof ingekort. | in een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof ingekort. |
Art. 16.Dit verlof wordt niet bezoldigd. Voor het overige wordt het |
Art. 16.Dit verlof wordt niet bezoldigd. Voor het overige wordt het |
gelijkgesteld met een bijkomende periode van dienstactiviteit. | gelijkgesteld met een bijkomende periode van dienstactiviteit. |
Afdeling 3. - Ouderschapsverlof | Afdeling 3. - Ouderschapsverlof |
Art. 17.Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte |
Art. 17.Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte |
of de adoptie van een kind, maximaal drie maanden ouderschapsverlof | of de adoptie van een kind, maximaal drie maanden ouderschapsverlof |
toegestaan. Dit verlof moet worden genomen vóór het kind de leeftijd | toegestaan. Dit verlof moet worden genomen vóór het kind de leeftijd |
van 10 jaar heeft bereikt. Het verlof moet worden gesplitst in maanden | van 10 jaar heeft bereikt. Het verlof moet worden gesplitst in maanden |
en moet worden genomen met volledige dagen. | en moet worden genomen met volledige dagen. |
Art. 18.Dit ouderschapsverlof wordt niet bezoldigd. Het wordt voor |
Art. 18.Dit ouderschapsverlof wordt niet bezoldigd. Het wordt voor |
het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. | het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. |
Afdeling 4. - Opvangverlof met het oog op de adoptie of de | Afdeling 4. - Opvangverlof met het oog op de adoptie of de |
pleegvoogdij | pleegvoogdij |
Art. 19.Een opvangverlof wordt toegestaan aan de ambtenaar die een |
Art. 19.Een opvangverlof wordt toegestaan aan de ambtenaar die een |
kind beneden de tien jaar opneemt in zijn of haar familie met het oog | kind beneden de tien jaar opneemt in zijn of haar familie met het oog |
op de adoptie of de pleegvoogdij. | op de adoptie of de pleegvoogdij. |
De maximumduur van het opvangverlof bedraagt vier weken wanneer het | De maximumduur van het opvangverlof bedraagt vier weken wanneer het |
opgenomen kind de leeftijd van drie jaar heeft bereikt en zes weken | opgenomen kind de leeftijd van drie jaar heeft bereikt en zes weken |
wanneer het kind deze leeftijd nog niet heeft bereikt. | wanneer het kind deze leeftijd nog niet heeft bereikt. |
De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het | De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het |
opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om | opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om |
kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de | kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de |
gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag van de | gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag van de |
loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april | loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april |
1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de | 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de |
zelfstandigen. | zelfstandigen. |
Art. 20.Het opvangverlof met het oog op de adoptie of de pleegvoogdij |
Art. 20.Het opvangverlof met het oog op de adoptie of de pleegvoogdij |
wordt niet bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van | wordt niet bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van |
dienstactiviteit. | dienstactiviteit. |
HOOFDSTUK 5. - Bevallingsverlof en vaderschapsverlof | HOOFDSTUK 5. - Bevallingsverlof en vaderschapsverlof |
Art. 21.§ 1. Het bevallingsverlof bedoeld in artikel 39 van de |
Art. 21.§ 1. Het bevallingsverlof bedoeld in artikel 39 van de |
arbeidswet van 16 maart 1971 wordt gelijkgesteld met een periode van | arbeidswet van 16 maart 1971 wordt gelijkgesteld met een periode van |
dienstactiviteit. | dienstactiviteit. |
§ 2. De bezoldiging over de periode gedurende welke de vrouwelijke | § 2. De bezoldiging over de periode gedurende welke de vrouwelijke |
ambtenaar bevallingsverlof geniet, mag niet meer dan vijftien weken | ambtenaar bevallingsverlof geniet, mag niet meer dan vijftien weken |
bestrijken of zeventien weken in geval van de geboorte van een | bestrijken of zeventien weken in geval van de geboorte van een |
meerling. | meerling. |
§ 3. De periodes van afwezigheid wegens ziekte die te wijten zijn aan | § 3. De periodes van afwezigheid wegens ziekte die te wijten zijn aan |
de zwangerschap gedurende de zes weken die vallen vóór de zevende dag | de zwangerschap gedurende de zes weken die vallen vóór de zevende dag |
welke de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat worden voor het bepalen | welke de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat worden voor het bepalen |
van de administratieve stand van de vrouwelijke ambtenaar veranderd in | van de administratieve stand van de vrouwelijke ambtenaar veranderd in |
bevallingsverlof. | bevallingsverlof. |
Deze paragraaf is eveneens van toepassing op de periodes van | Deze paragraaf is eveneens van toepassing op de periodes van |
afwezigheden wegens ziekte die te wijten zijn aan de zwangerschap | afwezigheden wegens ziekte die te wijten zijn aan de zwangerschap |
gedurende de acht weken die, in geval van de geboorte van een | gedurende de acht weken die, in geval van de geboorte van een |
meerling, vallen vóór de zevende dag welke de werkelijke | meerling, vallen vóór de zevende dag welke de werkelijke |
bevallingsdatum voorafgaat. | bevallingsdatum voorafgaat. |
Art. 22.Wanneer de vrouwelijke ambtenaar het prenataal verlof heeft |
Art. 22.Wanneer de vrouwelijke ambtenaar het prenataal verlof heeft |
opgebruikt en de bevalling na de voorziene datum gebeurt wordt het | opgebruikt en de bevalling na de voorziene datum gebeurt wordt het |
prenataal verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling. | prenataal verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling. |
Tijdens deze periode bevindt de vrouwelijke ambtenaar zich in | Tijdens deze periode bevindt de vrouwelijke ambtenaar zich in |
bevallingsverlof. | bevallingsverlof. |
In afwijking van artikel 21 is de bezoldiging verschuldigd. | In afwijking van artikel 21 is de bezoldiging verschuldigd. |
Art. 23.Worden gelijkgesteld met werkdagen die tot na het postnataal |
Art. 23.Worden gelijkgesteld met werkdagen die tot na het postnataal |
verlof verschoven kunnen worden, de volgende afwezigheden gedurende de | verlof verschoven kunnen worden, de volgende afwezigheden gedurende de |
zes weken die vallen vóór de zevende dag welke aan de werkelijke | zes weken die vallen vóór de zevende dag welke aan de werkelijke |
bevallingsdatum voorafgaat : | bevallingsdatum voorafgaat : |
1° het jaarlijks vakantieverlof; | 1° het jaarlijks vakantieverlof; |
2° de in artikel 12 bedoelde feestdagen; | 2° de in artikel 12 bedoelde feestdagen; |
3° de in de artikelen 6, 7 en 34 bedoelde verloven; | 3° de in de artikelen 6, 7 en 34 bedoelde verloven; |
4° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang; | 4° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang; |
5° de afwezigheden wegens ziekte met uitsluiting van de afwezigheden | 5° de afwezigheden wegens ziekte met uitsluiting van de afwezigheden |
bedoeld in artikel 21, § 3. | bedoeld in artikel 21, § 3. |
Art. 24.Zwangere of de borstgevende ambtenaren mogen geen overuren |
Art. 24.Zwangere of de borstgevende ambtenaren mogen geen overuren |
verrichten. Als overuren dienen, voor de toepassing van dit artikel, | verrichten. Als overuren dienen, voor de toepassing van dit artikel, |
te worden beschouwd, alle werk bovenop 37u30 per week. | te worden beschouwd, alle werk bovenop 37u30 per week. |
Art. 25.De ambtenaar die, in toepassing van de artikelen 42 en 43 van |
Art. 25.De ambtenaar die, in toepassing van de artikelen 42 en 43 van |
de arbeidswet van 16 maart 1971 is vrijgesteld van arbeid, wordt | de arbeidswet van 16 maart 1971 is vrijgesteld van arbeid, wordt |
ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode. Dit verlof wordt | ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode. Dit verlof wordt |
gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. | gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. |
Art. 26.Artikel 21 is niet van toepassing in geval van miskraam vóór |
Art. 26.Artikel 21 is niet van toepassing in geval van miskraam vóór |
de 181e dag van de zwangerschap. | de 181e dag van de zwangerschap. |
Art. 27.§ 1. Als, op de datum van de bevalling, de moeder van het |
Art. 27.§ 1. Als, op de datum van de bevalling, de moeder van het |
kind overlijdt of in het ziekenhuis wordt opgenomen, verkrijgt de | kind overlijdt of in het ziekenhuis wordt opgenomen, verkrijgt de |
vader van het kind op eigen verzoek een vaderschapsverlof om in de | vader van het kind op eigen verzoek een vaderschapsverlof om in de |
opvang van het kind te voorzien. | opvang van het kind te voorzien. |
§ 2. In geval van overlijden van de moeder is de duur van het | § 2. In geval van overlijden van de moeder is de duur van het |
vaderschapsverlof ten hoogste gelijk aan de duur van het | vaderschapsverlof ten hoogste gelijk aan de duur van het |
bevallingsverlof dat de moeder nog niet had opgebruikt. | bevallingsverlof dat de moeder nog niet had opgebruikt. |
De ambtenaar die de vader van het kind is en die het vaderschapsverlof | De ambtenaar die de vader van het kind is en die het vaderschapsverlof |
wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de overheidsinstantie | wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de overheidsinstantie |
waaronder hij ressorteert van op de hoogte binnen zeven dagen vanaf | waaronder hij ressorteert van op de hoogte binnen zeven dagen vanaf |
het overlijden van de moeder. De brief waarin hij dat doet, vermeldt | het overlijden van de moeder. De brief waarin hij dat doet, vermeldt |
de begindatum en de vermoedelijke duur van het vaderschapsverlof. Hij | de begindatum en de vermoedelijke duur van het vaderschapsverlof. Hij |
legt zo spoedig mogelijk een uittreksel uit de overlijdensakte van de | legt zo spoedig mogelijk een uittreksel uit de overlijdensakte van de |
moeder voor. | moeder voor. |
§ 3. In geval van hospitalisatie van de moeder, kan de ambtenaar die | § 3. In geval van hospitalisatie van de moeder, kan de ambtenaar die |
de vader van het kind is vaderschapsverlof krijgen onder de volgende | de vader van het kind is vaderschapsverlof krijgen onder de volgende |
voorwaarden : | voorwaarden : |
1° de pasgeborene moet het ziekenhuis hebben verlaten; | 1° de pasgeborene moet het ziekenhuis hebben verlaten; |
2° de hospitalisatie van de moeder moet langer dan zeven dagen duren. | 2° de hospitalisatie van de moeder moet langer dan zeven dagen duren. |
Het vaderschapsverlof kan niet aanvangen vóór de zevende dag volgend | Het vaderschapsverlof kan niet aanvangen vóór de zevende dag volgend |
op de dag van de geboorte van het kind en wordt beëindigd op het | op de dag van de geboorte van het kind en wordt beëindigd op het |
ogenblik dat de hospitalisatie van de moeder ten einde loopt en | ogenblik dat de hospitalisatie van de moeder ten einde loopt en |
uiterlijk op het einde van het gedeelte van het bevallingsverlof dat | uiterlijk op het einde van het gedeelte van het bevallingsverlof dat |
door de moeder nog niet was opgebruikt | door de moeder nog niet was opgebruikt |
De ambtenaar die de vader van het kind is en die het vaderschapsverlof | De ambtenaar die de vader van het kind is en die het vaderschapsverlof |
wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de overheid waaronder hij | wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de overheid waaronder hij |
ressorteert van op de hoogte. De brief waarin hij dat doet vermeldt de | ressorteert van op de hoogte. De brief waarin hij dat doet vermeldt de |
begindatum en de vermoedelijke duur van het verlof. De verlofaanvraag | begindatum en de vermoedelijke duur van het verlof. De verlofaanvraag |
wordt gestaafd met een getuigschrift dat de duur van de hospitalisatie | wordt gestaafd met een getuigschrift dat de duur van de hospitalisatie |
van de moeder vermeldt bovenop de zeven dagen volgend op de datum van | van de moeder vermeldt bovenop de zeven dagen volgend op de datum van |
de bevalling en de datum waarop de pasgeborene het ziekenhuis heeft | de bevalling en de datum waarop de pasgeborene het ziekenhuis heeft |
verlaten. | verlaten. |
§ 4. Het vaderschapsverlof wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een | § 4. Het vaderschapsverlof wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een |
periode van dienstactiviteit. | periode van dienstactiviteit. |
Art. 28.De mannelijke ambtenaar heeft recht op vaderschapsverlof van |
Art. 28.De mannelijke ambtenaar heeft recht op vaderschapsverlof van |
tien dagen in de drie maanden volgend op de geboorte van het kind. | tien dagen in de drie maanden volgend op de geboorte van het kind. |
Het verlof wordt genomen per dag of per halve dag. Het wordt bezoldigd | Het verlof wordt genomen per dag of per halve dag. Het wordt bezoldigd |
en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. | en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. |
HOOFDSTUK 6. - Verlof wegens ziekte of humanitaire reden | HOOFDSTUK 6. - Verlof wegens ziekte of humanitaire reden |
Art. 29.Een ambtenaar kan een aanvraag doen tot dienstvrijstelling |
Art. 29.Een ambtenaar kan een aanvraag doen tot dienstvrijstelling |
voor het ondergaan van geneeskundige onderzoeken die niet buiten de | voor het ondergaan van geneeskundige onderzoeken die niet buiten de |
diensturen kunnen gebeuren. | diensturen kunnen gebeuren. |
De aanvraag moet met een doktersattest worden gestaafd. | De aanvraag moet met een doktersattest worden gestaafd. |
Art. 30.De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van het geven van |
Art. 30.De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van het geven van |
: | : |
1. bloed : één dag; | 1. bloed : één dag; |
2. bloedplasma : een halve dag; | 2. bloedplasma : een halve dag; |
3. bloedplaatjes : één dag. | 3. bloedplaatjes : één dag. |
Dit verlof kan op de dag zelf of de dag nadien worden genomen. Per | Dit verlof kan op de dag zelf of de dag nadien worden genomen. Per |
jaar kunnen maximaal vier werkdagen worden opgespaard. | jaar kunnen maximaal vier werkdagen worden opgespaard. |
De ambtenaar moet een bewijs kunnen voorleggen van het geven van | De ambtenaar moet een bewijs kunnen voorleggen van het geven van |
bloed, plasma, of bloedplaatjes. | bloed, plasma, of bloedplaatjes. |
Art. 31.De ambtenaar verkrijgt een verlof voor het afstaan van |
Art. 31.De ambtenaar verkrijgt een verlof voor het afstaan van |
beenmerg, organen of weefsels. Dit verlof wordt toegestaan voor een | beenmerg, organen of weefsels. Dit verlof wordt toegestaan voor een |
periode die met de duur van de hospitalisatie en van de herstelperiode | periode die met de duur van de hospitalisatie en van de herstelperiode |
overeenkomt. Met de duur van de voorafgaande geneeskundige onderzoeken | overeenkomt. Met de duur van de voorafgaande geneeskundige onderzoeken |
kan eveneens rekening worden gehouden. | kan eveneens rekening worden gehouden. |
De aanvraag moet met een doktersattest worden gestaafd. | De aanvraag moet met een doktersattest worden gestaafd. |
Art. 32.Wanneer de echtgeno(o)t(e) of de persoon met wie de ambtenaar |
Art. 32.Wanneer de echtgeno(o)t(e) of de persoon met wie de ambtenaar |
samenleeft of een lid van het gezin, dat onder hetzelfde dak woont als | samenleeft of een lid van het gezin, dat onder hetzelfde dak woont als |
de ambtenaar, wordt getroffen door een ziekte waarvan de ernst en de | de ambtenaar, wordt getroffen door een ziekte waarvan de ernst en de |
besmettelijkheid door de arts zijn vastgesteld, moet deze arts met de | besmettelijkheid door de arts zijn vastgesteld, moet deze arts met de |
hoofdarts van het geneeskundig controlecentrum van de administratieve | hoofdarts van het geneeskundig controlecentrum van de administratieve |
gezondheidsdienst, waaronder de ambtenaar ressorteert, contact | gezondheidsdienst, waaronder de ambtenaar ressorteert, contact |
opnemen, teneinde in onderlinge overeenstemming de meest geschikte | opnemen, teneinde in onderlinge overeenstemming de meest geschikte |
preventieve maatregelen te bepalen met inbegrip van chimioprophylaxie | preventieve maatregelen te bepalen met inbegrip van chimioprophylaxie |
en eventueel verlof. | en eventueel verlof. |
Art. 33.De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van : |
Art. 33.De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van : |
1. het volgen van lessen aan de school bij het korps van de Civiele | 1. het volgen van lessen aan de school bij het korps van de Civiele |
Bescherming; | Bescherming; |
2. het verrichten van prestaties als vrijwillige dienstnemer bij dit | 2. het verrichten van prestaties als vrijwillige dienstnemer bij dit |
korps in vredestijd. | korps in vredestijd. |
Art. 34.Voorzover het niet onverenigbaar is met het belang van de |
Art. 34.Voorzover het niet onverenigbaar is met het belang van de |
dienst, kan de ambtenaar verlof krijgen van maximaal vijf werkdagen | dienst, kan de ambtenaar verlof krijgen van maximaal vijf werkdagen |
per jaar om mindervaliden en zieken te vergezellen of om andere | per jaar om mindervaliden en zieken te vergezellen of om andere |
humanitaire diensten te verrichten tijdens vakantiereizen en | humanitaire diensten te verrichten tijdens vakantiereizen en |
-verblijven in België of in het buitenland. Deze reizen of verblijven | -verblijven in België of in het buitenland. Deze reizen of verblijven |
worden georganiseerd door een openbare instelling of een vereniging | worden georganiseerd door een openbare instelling of een vereniging |
waarvan de opdracht erin bestaat de zorg voor mindervaliden, zieken en | waarvan de opdracht erin bestaat de zorg voor mindervaliden, zieken en |
humanitaire acties op zich te nemen. | humanitaire acties op zich te nemen. |
De verlofaanvraag moet worden gestaafd met een attest waarbij de | De verlofaanvraag moet worden gestaafd met een attest waarbij de |
vereniging of instelling verklaart dat de reis of het verblijf onder | vereniging of instelling verklaart dat de reis of het verblijf onder |
haar verantwoordelijkheid valt. | haar verantwoordelijkheid valt. |
Art. 35.Het verlof wegens ziekte of humanitaire reden wordt bezoldigd |
Art. 35.Het verlof wegens ziekte of humanitaire reden wordt bezoldigd |
en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. | en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. |
HOOFDSTUK 7. - Overgangs- en slotbepalingen | HOOFDSTUK 7. - Overgangs- en slotbepalingen |
Art. 36.De aan de gang zijnde verloven op de datum van de |
Art. 36.De aan de gang zijnde verloven op de datum van de |
inwerkingtreding van dit besluit blijven onderworpen aan de oude | inwerkingtreding van dit besluit blijven onderworpen aan de oude |
wetgeving, tot de aan de gang zijnde periode van afwezigheid is | wetgeving, tot de aan de gang zijnde periode van afwezigheid is |
afgelopen. | afgelopen. |
Art. 37.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002. |
Art. 37.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002. |
Art. 38.Het Collegelid bevoegd voor Ambtenarenzaken wordt belast met |
Art. 38.Het Collegelid bevoegd voor Ambtenarenzaken wordt belast met |
de uitvoering van onderhavig besluit. | de uitvoering van onderhavig besluit. |
Brussel, op 10 oktober 2002. | Brussel, op 10 oktober 2002. |
Voor het College : | Voor het College : |
F.-X. de DONNEA, | F.-X. de DONNEA, |
Collegelid belast met Ambtenarenzaken | Collegelid belast met Ambtenarenzaken |
E. TOMAS, | E. TOMAS, |
Voorzitter van het College | Voorzitter van het College |
A. HUTCHINSON, | A. HUTCHINSON, |
Collegelid belast met de Begroting | Collegelid belast met de Begroting |