Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 10 oktober 2002
gepubliceerd op 27 november 2002

Besluit nr. 2001/102 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verloven van korte duur toegestaan aan de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2002031571
pub.
27/11/2002
prom.
10/10/2002
ELI
eli/besluit/2002/10/10/2002031571/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 OCTOBER 2002. - Besluit nr. 2001/102 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verloven van korte duur toegestaan aan de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie


Het College, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988;

Gelet op het Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 betreffende de loopbaan van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie gewijzigd bij de besluiten van 4 juli 1996, 11 december 1997, 4 maart 1999, 24 februari 2000, 18 januari 2001 en 10 mei 2001;

Gelet op het protocol nr. 2002/7 van 28 maart 2002 van het Comité van de Sector XV van de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 januari 2001;

Gelet op het akkoord van het Collegelid belast met de Begroting, gegeven op 7 februari 2002;

Gelet op het akkoord van het Collegelid belast met Ambtenarenzaken;

Gelet op het akkoord van de Federale Minister van Pensioenen van 21 maart 2002;

Gelet op de beslissing van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 15 maart 2001 over het verzoek aan de Raad van State om binnen een termijn van ten hoogste één maand van advies te dienen;

Gelet op het advies nr. 33.723/2/V van de Raad van State, gegeven op 20 augustus 2002, in toepassing van artikel 84, 1e lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende de noodzakelijke vastlegging van de voorwaarden voor het verkrijgen van verloven van korte duur toepasbaar op de personeelsleden van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;

Op voorstel van het Collegelid belast met Ambtenarenzaken;

Na beraad, Besluit : Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikelen 127 en 128 van de Grondwet.

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de vastbenoemde personeelsleden en op de stagiairs van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie. HOOFDSTUK 1. - Jaarlijks vakantieverlof

Art. 3.De ambtenaar heeft recht op een jaarlijks vakantieverlof van 35 werkdagen.

De ambtenaar geniet een bijkomend vakantieverlof : 1. van één werkdag na vijf dienstjaren;2. van twee dagen na 10 dienstjaren;

Art. 4.De ambtenaar geniet een bijkomend vakantieverlof waarvan de duur naargelang de leeftijd als volgt is bepaald : 1° op zestig jaar : één werkdag;2° op éénenzestig jaar : twee werkdagen;3° op tweeënzestig jaar : drie werkdagen;4° op drieënzestig jaar : vier werkdagen;5° op vierenzestig jaar : vijf werkdagen.

Art. 5.Het vakantieverlof wordt genomen naar keuze van de ambtenaar en met inachtneming van de behoeften van de dienst. De ambtenaar heeft recht op een vakantieverlof van minstens 10 opeenvolgende werkdagen.

Als verlofweek dient te worden beschouwd 5 werkdagen, hetzij 37 u. 30.

Als verlofdag dient te worden beschouwd 7 u. 30.

Als halve verlofdag dient te worden beschouwd 3 u. 45.

Art. 6.De ambtenaar heeft het recht om, binnen een periode van 35 werkdagen, vier werkdagen verlof te nemen om te zorgen voor een persoon die onder hetzelfde dak woont en die ziek is of die het slachtoffer is van een ongeval, zonder dat het belang van de dienst hiertegen kan worden ingeroepen.

Als persoon die onder hetzelfde dak woont dient te worden beschouwd : de echtgeno(o)t(e), de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een bloed- of aanverwant van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een persoon opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.

De ambtenaar moet een doktersattest voorleggen om het volgende te bewijzen : 1. de ziekte of het ongeval;2. de dringende noodzaak van de aanwezigheid van de ambtenaar;

Art. 7.Als de ambtenaar de vier werkdagen bedoeld in artikel 6, lid 1, of alle werkdagen bepaald in artikel 2, heeft opgenomen, heeft hij/zij recht op twee bijkomende werkdagen voor dezelfde redenen en onder dezelfde voorwaarden als in artikel 6.

Art. 8.Het jaarlijks verlof wordt opgenomen in het kalenderjaar, volgens de voorwaarden die door de leidende ambtenaar zijn vastgelegd.

Art. 9.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijks verlof. Dit verlof wordt verminderd : 1. wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn/haar ambt neerlegt;2. wanneer de ambtenaar tijdens het jaar verloven heeft verkregen : - voor een stage of een proefperiode bij een andere overheidsdienst; - om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale wetgevende kamers, van de gewest- en gemeenschapsraden, van de provincieraden, de gemeenteraden of van de Europese vergaderingen; - om dringende redenen van familiaal belang; - wegens de halftijdse vervroegde uittreding; - voor de vrijwillige vierdagenweek; - voor onderbreking van de beroepsloopbaan; - voor een opdracht; - de afwezigheden waarbij de ambtenaar in de administratieve stand van non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst leiden eveneens tot een evenredige vermindering van het vakantieverlof.

Het op die manier berekend aantal dagen betreft altijd volledige dagen. Dit aantal wordt naar boven afgerond tot een volledig aantal dagen.

Art. 10.De vakantieverlofdagen die in dit besluit zijn vastgelegd worden opgeschort in het geval van ziekte voor zover de medische controle mogelijk is.

Art. 11.Het jaarlijks vakantieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Hetzelfde geldt voor de twee bijkomende dagen bepaald in artikel 5, lid 1. HOOFDSTUK 2. - Feestdagen

Art. 12.§ 1. De ambtenaar heeft verlof tijdens de wettelijke feestdagen, alsook op 27 september, 2 en 15 november en 26 december. § 2. De in § 1 bedoelde verlofdagen die samenvallen met een zaterdag of een zondag, worden gecompenseerd, waarbij de goede werking van de dienst niet wordt verstoord. § 3. De ambtenaar die krachtens de arbeidstijdregeling die op hem van toepassing is, of ten gevolge van de behoeften van de dienst, verplicht is te werken op één van de dagen bedoeld in § 1, verkrijgt vervangende verlofdagen die kunnen worden genomen onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof. § 4. De in dit artikel bedoelde verloven worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. HOOFDSTUK 3. - Uitzonderlijk verlof

Art. 13.Uitzonderlijk verlof wordt toegekend binnen de perken zoals hierna bepaald : 1. verandering van standplaats opgelegd in het belang van de dienst : 2 werkdagen;2. om deel uit te maken van de jury van het Hof van Assisen en dit tijdens de duur van de zitting. Het verlof bedoeld in dit artikel wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. HOOFDSTUK 4. - Verlof om familiale redenen Afdeling 1. - Omstandigheidsverlof

Art. 14.Omstandigheidsverlof wordt toegekend binnen de perken zoals hierna bepaald : 1. huwelijk van de ambtenaar of viering van het wettelijk samenwonen : vier werkdagen;2. bevalling van de echtgenote of van de persoon met wie de ambtenaar op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft : vier werkdagen;3. overlijden van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleefde : vier werkdagen;4. overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : vier werkdagen;5. huwelijk of viering van het wettelijk samenwonen van een kind van de ambtenaar of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : twee werkdagen;6. overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar onder hetzelfde dak samenleeft : twee werkdagen;7. overlijden van een familielid tot in de derde graad dat niet onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar : een werkdag. Als de gebeurtenis zich voordoet in de loop van een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof verminderd.

Het verlof bedoeld in dit artikel wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 2. - Verlof om dwingende redenen van familiale aard

Art. 15.Een ambtenaar heeft recht op maximaal 45 werkdagen verlof per kalenderjaar wegens : 1. de ziekenhuisopname van een persoon die bij de ambtenaar inwoont, of van een familielid of aanverwant in de eerste graad die bij de ambtenaar niet inwoont;2. de kinderopvang voor kinderen jonger dan 15 jaar. Als het verlof om dwingende redenen van familiale aard wordt opgenomen in een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof ingekort.

Art. 16.Dit verlof wordt niet bezoldigd. Voor het overige wordt het gelijkgesteld met een bijkomende periode van dienstactiviteit. Afdeling 3. - Ouderschapsverlof

Art. 17.Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van een kind, maximaal drie maanden ouderschapsverlof toegestaan. Dit verlof moet worden genomen vóór het kind de leeftijd van 10 jaar heeft bereikt. Het verlof moet worden gesplitst in maanden en moet worden genomen met volledige dagen.

Art. 18.Dit ouderschapsverlof wordt niet bezoldigd. Het wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 4. - Opvangverlof met het oog op de adoptie of de

pleegvoogdij

Art. 19.Een opvangverlof wordt toegestaan aan de ambtenaar die een kind beneden de tien jaar opneemt in zijn of haar familie met het oog op de adoptie of de pleegvoogdij.

De maximumduur van het opvangverlof bedraagt vier weken wanneer het opgenomen kind de leeftijd van drie jaar heeft bereikt en zes weken wanneer het kind deze leeftijd nog niet heeft bereikt.

De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag van de loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.

Art. 20.Het opvangverlof met het oog op de adoptie of de pleegvoogdij wordt niet bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. HOOFDSTUK 5. - Bevallingsverlof en vaderschapsverlof

Art. 21.§ 1. Het bevallingsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. § 2. De bezoldiging over de periode gedurende welke de vrouwelijke ambtenaar bevallingsverlof geniet, mag niet meer dan vijftien weken bestrijken of zeventien weken in geval van de geboorte van een meerling. § 3. De periodes van afwezigheid wegens ziekte die te wijten zijn aan de zwangerschap gedurende de zes weken die vallen vóór de zevende dag welke de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat worden voor het bepalen van de administratieve stand van de vrouwelijke ambtenaar veranderd in bevallingsverlof.

Deze paragraaf is eveneens van toepassing op de periodes van afwezigheden wegens ziekte die te wijten zijn aan de zwangerschap gedurende de acht weken die, in geval van de geboorte van een meerling, vallen vóór de zevende dag welke de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat.

Art. 22.Wanneer de vrouwelijke ambtenaar het prenataal verlof heeft opgebruikt en de bevalling na de voorziene datum gebeurt wordt het prenataal verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling.

Tijdens deze periode bevindt de vrouwelijke ambtenaar zich in bevallingsverlof.

In afwijking van artikel 21 is de bezoldiging verschuldigd.

Art. 23.Worden gelijkgesteld met werkdagen die tot na het postnataal verlof verschoven kunnen worden, de volgende afwezigheden gedurende de zes weken die vallen vóór de zevende dag welke aan de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat : 1° het jaarlijks vakantieverlof;2° de in artikel 12 bedoelde feestdagen;3° de in de artikelen 6, 7 en 34 bedoelde verloven;4° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang;5° de afwezigheden wegens ziekte met uitsluiting van de afwezigheden bedoeld in artikel 21, § 3.

Art. 24.Zwangere of de borstgevende ambtenaren mogen geen overuren verrichten. Als overuren dienen, voor de toepassing van dit artikel, te worden beschouwd, alle werk bovenop 37u30 per week.

Art. 25.De ambtenaar die, in toepassing van de artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971 is vrijgesteld van arbeid, wordt ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 26.Artikel 21 is niet van toepassing in geval van miskraam vóór de 181e dag van de zwangerschap.

Art. 27.§ 1. Als, op de datum van de bevalling, de moeder van het kind overlijdt of in het ziekenhuis wordt opgenomen, verkrijgt de vader van het kind op eigen verzoek een vaderschapsverlof om in de opvang van het kind te voorzien. § 2. In geval van overlijden van de moeder is de duur van het vaderschapsverlof ten hoogste gelijk aan de duur van het bevallingsverlof dat de moeder nog niet had opgebruikt.

De ambtenaar die de vader van het kind is en die het vaderschapsverlof wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de overheidsinstantie waaronder hij ressorteert van op de hoogte binnen zeven dagen vanaf het overlijden van de moeder. De brief waarin hij dat doet, vermeldt de begindatum en de vermoedelijke duur van het vaderschapsverlof. Hij legt zo spoedig mogelijk een uittreksel uit de overlijdensakte van de moeder voor. § 3. In geval van hospitalisatie van de moeder, kan de ambtenaar die de vader van het kind is vaderschapsverlof krijgen onder de volgende voorwaarden : 1° de pasgeborene moet het ziekenhuis hebben verlaten;2° de hospitalisatie van de moeder moet langer dan zeven dagen duren. Het vaderschapsverlof kan niet aanvangen vóór de zevende dag volgend op de dag van de geboorte van het kind en wordt beëindigd op het ogenblik dat de hospitalisatie van de moeder ten einde loopt en uiterlijk op het einde van het gedeelte van het bevallingsverlof dat door de moeder nog niet was opgebruikt De ambtenaar die de vader van het kind is en die het vaderschapsverlof wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de overheid waaronder hij ressorteert van op de hoogte. De brief waarin hij dat doet vermeldt de begindatum en de vermoedelijke duur van het verlof. De verlofaanvraag wordt gestaafd met een getuigschrift dat de duur van de hospitalisatie van de moeder vermeldt bovenop de zeven dagen volgend op de datum van de bevalling en de datum waarop de pasgeborene het ziekenhuis heeft verlaten. § 4. Het vaderschapsverlof wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 28.De mannelijke ambtenaar heeft recht op vaderschapsverlof van tien dagen in de drie maanden volgend op de geboorte van het kind.

Het verlof wordt genomen per dag of per halve dag. Het wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. HOOFDSTUK 6. - Verlof wegens ziekte of humanitaire reden

Art. 29.Een ambtenaar kan een aanvraag doen tot dienstvrijstelling voor het ondergaan van geneeskundige onderzoeken die niet buiten de diensturen kunnen gebeuren.

De aanvraag moet met een doktersattest worden gestaafd.

Art. 30.De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van het geven van : 1. bloed : één dag;2. bloedplasma : een halve dag;3. bloedplaatjes : één dag. Dit verlof kan op de dag zelf of de dag nadien worden genomen. Per jaar kunnen maximaal vier werkdagen worden opgespaard.

De ambtenaar moet een bewijs kunnen voorleggen van het geven van bloed, plasma, of bloedplaatjes.

Art. 31.De ambtenaar verkrijgt een verlof voor het afstaan van beenmerg, organen of weefsels. Dit verlof wordt toegestaan voor een periode die met de duur van de hospitalisatie en van de herstelperiode overeenkomt. Met de duur van de voorafgaande geneeskundige onderzoeken kan eveneens rekening worden gehouden.

De aanvraag moet met een doktersattest worden gestaafd.

Art. 32.Wanneer de echtgeno(o)t(e) of de persoon met wie de ambtenaar samenleeft of een lid van het gezin, dat onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar, wordt getroffen door een ziekte waarvan de ernst en de besmettelijkheid door de arts zijn vastgesteld, moet deze arts met de hoofdarts van het geneeskundig controlecentrum van de administratieve gezondheidsdienst, waaronder de ambtenaar ressorteert, contact opnemen, teneinde in onderlinge overeenstemming de meest geschikte preventieve maatregelen te bepalen met inbegrip van chimioprophylaxie en eventueel verlof.

Art. 33.De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van : 1. het volgen van lessen aan de school bij het korps van de Civiele Bescherming;2. het verrichten van prestaties als vrijwillige dienstnemer bij dit korps in vredestijd.

Art. 34.Voorzover het niet onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan de ambtenaar verlof krijgen van maximaal vijf werkdagen per jaar om mindervaliden en zieken te vergezellen of om andere humanitaire diensten te verrichten tijdens vakantiereizen en -verblijven in België of in het buitenland. Deze reizen of verblijven worden georganiseerd door een openbare instelling of een vereniging waarvan de opdracht erin bestaat de zorg voor mindervaliden, zieken en humanitaire acties op zich te nemen.

De verlofaanvraag moet worden gestaafd met een attest waarbij de vereniging of instelling verklaart dat de reis of het verblijf onder haar verantwoordelijkheid valt.

Art. 35.Het verlof wegens ziekte of humanitaire reden wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. HOOFDSTUK 7. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 36.De aan de gang zijnde verloven op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit blijven onderworpen aan de oude wetgeving, tot de aan de gang zijnde periode van afwezigheid is afgelopen.

Art. 37.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Art. 38.Het Collegelid bevoegd voor Ambtenarenzaken wordt belast met de uitvoering van onderhavig besluit.

Brussel, op 10 oktober 2002.

Voor het College : F.-X. de DONNEA, Collegelid belast met Ambtenarenzaken E. TOMAS, Voorzitter van het College A. HUTCHINSON, Collegelid belast met de Begroting

^