← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 47/2023 van 16 maart 2023 Rolnummer 7896 In zake : de prejudiciële
vragen betreffende de artikelen I.1, eerste lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht,
gesteld door de Ondernemingsrechtbank Henegouwen Het Grondwettelijk Hof,
beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter P. Nihoul en de rechters-ver(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 47/2023 van 16 maart 2023 Rolnummer 7896 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen I.1, eerste lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de Ondernemingsrechtbank Henegouwen Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter P. Nihoul en de rechters-ver(...) | Uittreksel uit arrest nr. 47/2023 van 16 maart 2023 Rolnummer 7896 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen I.1, eerste lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de Ondernemingsrechtbank Henegouwen Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter P. Nihoul en de rechters-ver(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 47/2023 van 16 maart 2023 | Uittreksel uit arrest nr. 47/2023 van 16 maart 2023 |
| Rolnummer 7896 | Rolnummer 7896 |
| In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen I.1, eerste | In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen I.1, eerste |
| lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht, gesteld door | lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht, gesteld door |
| de Ondernemingsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi. | de Ondernemingsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi. |
| Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, | Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, |
| samengesteld uit voorzitter P. Nihoul en de rechters-verslaggevers K. | samengesteld uit voorzitter P. Nihoul en de rechters-verslaggevers K. |
| Jadin en D. Pieters, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, | Jadin en D. Pieters, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
| Bij vonnis van 28 november 2022, waarvan de expeditie ter griffie van | Bij vonnis van 28 november 2022, waarvan de expeditie ter griffie van |
| het Hof is ingekomen op 5 december 2022, heeft de | het Hof is ingekomen op 5 december 2022, heeft de |
| Ondernemingsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, de volgende | Ondernemingsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, de volgende |
| prejudiciële vragen gesteld : | prejudiciële vragen gesteld : |
| « Schenden de wettelijke regels inzake faillissementen, meer bepaald | « Schenden de wettelijke regels inzake faillissementen, meer bepaald |
| de artikelen I.1, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht, | de artikelen I.1, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht, |
| indien zij worden geïnterpreteerd in die zin dat onder ` onderneming ' | indien zij worden geïnterpreteerd in die zin dat onder ` onderneming ' |
| wordt verstaan iedere natuurlijke persoon met de hoedanigheid van | wordt verstaan iedere natuurlijke persoon met de hoedanigheid van |
| bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon, ongeacht de | bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon, ongeacht de |
| activiteit of de organisatie van die natuurlijke persoon, de artikelen | activiteit of de organisatie van die natuurlijke persoon, de artikelen |
| 10 en 11 van de Grondwet ? | 10 en 11 van de Grondwet ? |
| Schenden die regels de artikelen 10 en 11 van de Grondwet indien zij | Schenden die regels de artikelen 10 en 11 van de Grondwet indien zij |
| worden geïnterpreteerd in die zin dat de bestuurders en zaakvoerders | worden geïnterpreteerd in die zin dat de bestuurders en zaakvoerders |
| van rechtspersonen enkel als ondernemingen worden beschouwd wanneer | van rechtspersonen enkel als ondernemingen worden beschouwd wanneer |
| zij een eigen beroepsactiviteit ontplooien waarbij zij persoonlijk | zij een eigen beroepsactiviteit ontplooien waarbij zij persoonlijk |
| aansprakelijk kunnen worden gesteld met hun vermogen en die door | aansprakelijk kunnen worden gesteld met hun vermogen en die door |
| derden wordt waargenomen als een andere activiteit dan die van de | derden wordt waargenomen als een andere activiteit dan die van de |
| bestuurde rechtspersoon ? ». | bestuurde rechtspersoon ? ». |
| Op 20 december 2022 hebben de rechters-verslaggevers K. Jadin en D. | Op 20 december 2022 hebben de rechters-verslaggevers K. Jadin en D. |
| Pieters, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere | Pieters, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere |
| wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan | wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan |
| in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het | in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het |
| Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te | Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te |
| wijzen waarin wordt vastgesteld dat de prejudiciële vragen geen | wijzen waarin wordt vastgesteld dat de prejudiciële vragen geen |
| antwoord behoeven. | antwoord behoeven. |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| 1.1. Artikel I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch | 1.1. Artikel I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch |
| recht, zoals ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 7 november 2013 « | recht, zoals ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 7 november 2013 « |
| houdende invoeging van titel I ` Algemene definities ' in Boek I ` | houdende invoeging van titel I ` Algemene definities ' in Boek I ` |
| Definities ' van het Wetboek van economisch recht », vervolgens | Definities ' van het Wetboek van economisch recht », vervolgens |
| gewijzigd bij artikel 35, a) en b), van de wet van 15 april 2018 « | gewijzigd bij artikel 35, a) en b), van de wet van 15 april 2018 « |
| houdende hervorming van het ondernemingsrecht » (hierna : de wet van | houdende hervorming van het ondernemingsrecht » (hierna : de wet van |
| 15 april 2018), bepaalt : | 15 april 2018), bepaalt : |
| « Behoudens andersluidende bepaling, wordt voor de toepassing van dit | « Behoudens andersluidende bepaling, wordt voor de toepassing van dit |
| Wetboek verstaan onder : | Wetboek verstaan onder : |
| 1° onderneming : elk van volgende organisaties : | 1° onderneming : elk van volgende organisaties : |
| (a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit | (a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit |
| uitoefent; | uitoefent; |
| (b) iedere rechtspersoon; | (b) iedere rechtspersoon; |
| (c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. | (c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. |
| Niettegenstaande het voorgaande zijn geen ondernemingen, behoudens | Niettegenstaande het voorgaande zijn geen ondernemingen, behoudens |
| voor zover anders bepaald in de hierna volgende boeken of andere | voor zover anders bepaald in de hierna volgende boeken of andere |
| wettelijke bepalingen die in dergelijke toepassing voorzien : | wettelijke bepalingen die in dergelijke toepassing voorzien : |
| (a) iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die geen | (a) iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die geen |
| uitkeringsoogmerk heeft en die ook in feite geen uitkeringen verricht | uitkeringsoogmerk heeft en die ook in feite geen uitkeringen verricht |
| aan haar leden of aan personen die een beslissende invloed uitoefenen | aan haar leden of aan personen die een beslissende invloed uitoefenen |
| op het beleid van de organisatie; | op het beleid van de organisatie; |
| (b) iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die geen goederen of | (b) iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die geen goederen of |
| diensten aanbiedt op een markt; | diensten aanbiedt op een markt; |
| (c) de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, | (c) de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, |
| de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse Agglomeratie, de | de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse Agglomeratie, de |
| gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale | gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale |
| organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse | organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse |
| Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en | Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en |
| de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; ». | de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; ». |
| 1.2. Artikel XX.99 van het Wetboek van economisch recht, zoals | 1.2. Artikel XX.99 van het Wetboek van economisch recht, zoals |
| ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 11 augustus 2017 « houdende | ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 11 augustus 2017 « houdende |
| invoeging van het Boek XX ` Insolventie van ondernemingen ', in het | invoeging van het Boek XX ` Insolventie van ondernemingen ', in het |
| Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities | Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities |
| eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek | eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek |
| XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht », vervolgens | XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht », vervolgens |
| gewijzigd bij artikel 229 van de wet van 15 april 2018, bepaalt : | gewijzigd bij artikel 229 van de wet van 15 april 2018, bepaalt : |
| « De schuldenaar die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en | « De schuldenaar die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en |
| van wie het krediet geschokt is, bevindt zich in staat van | van wie het krediet geschokt is, bevindt zich in staat van |
| faillissement. | faillissement. |
| Degene die als natuurlijke persoon geen economische activiteit meer | Degene die als natuurlijke persoon geen economische activiteit meer |
| uitoefent kan failliet worden verklaard indien hij heeft opgehouden te | uitoefent kan failliet worden verklaard indien hij heeft opgehouden te |
| betalen toen hij die activiteit nog uitoefende. | betalen toen hij die activiteit nog uitoefende. |
| De natuurlijke persoon die overleden is nadat hij op duurzame wijze | De natuurlijke persoon die overleden is nadat hij op duurzame wijze |
| had opgehouden te betalen en wiens krediet geschokt was kan failliet | had opgehouden te betalen en wiens krediet geschokt was kan failliet |
| verklaard worden tot zes maanden na zijn overlijden. | verklaard worden tot zes maanden na zijn overlijden. |
| De ontbonden rechtspersoon kan failliet worden verklaard tot zes | De ontbonden rechtspersoon kan failliet worden verklaard tot zes |
| maanden na het sluiten van de vereffening. | maanden na het sluiten van de vereffening. |
| In geval van faillissement van een onderneming bedoeld in artikel I.1, | In geval van faillissement van een onderneming bedoeld in artikel I.1, |
| eerste lid, 1°, c), of van een rechtspersoon waarvan de vennoten | eerste lid, 1°, c), of van een rechtspersoon waarvan de vennoten |
| onbeperkt aansprakelijk zijn krachtens de wet, kan enkel de curator de | onbeperkt aansprakelijk zijn krachtens de wet, kan enkel de curator de |
| vennoot persoonlijk aansprakelijk stellen voor de passiva van deze | vennoot persoonlijk aansprakelijk stellen voor de passiva van deze |
| onderneming ». | onderneming ». |
| 1.3. De « schuldenaar » in de zin van artikel XX.99 van het Wetboek | 1.3. De « schuldenaar » in de zin van artikel XX.99 van het Wetboek |
| van economisch recht is een « onderneming met uitzondering van iedere | van economisch recht is een « onderneming met uitzondering van iedere |
| publiekrechtelijke rechtspersoon » (tweede artikel I.22, 8°, van dat | publiekrechtelijke rechtspersoon » (tweede artikel I.22, 8°, van dat |
| Wetboek, zoals vervangen bij artikel 48, b), van de wet van 15 april | Wetboek, zoals vervangen bij artikel 48, b), van de wet van 15 april |
| 2018). Voor de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch | 2018). Voor de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch |
| recht dient onder « onderneming » « een onderneming in de zin van | recht dient onder « onderneming » « een onderneming in de zin van |
| artikel I.1, eerste lid, 1° » van dat Wetboek te worden verstaan | artikel I.1, eerste lid, 1° » van dat Wetboek te worden verstaan |
| (tweede artikel I.22, 7° /1, van dat Wetboek, zoals ingevoegd bij | (tweede artikel I.22, 7° /1, van dat Wetboek, zoals ingevoegd bij |
| artikel 48, a), van de wet van 15 april 2018). | artikel 48, a), van de wet van 15 april 2018). |
| 2.1. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing en uit de | 2.1. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing en uit de |
| bewoordingen van de eerste prejudiciële vraag blijkt dat het Hof wordt | bewoordingen van de eerste prejudiciële vraag blijkt dat het Hof wordt |
| verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van de artikelen | verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van de artikelen |
| I.1, eerste lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht, in | I.1, eerste lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van economisch recht, in |
| die zin geïnterpreteerd dat zij iedere natuurlijke persoon die als | die zin geïnterpreteerd dat zij iedere natuurlijke persoon die als |
| bestuurder of zaakvoerder van een vennootschap is aangewezen, | bestuurder of zaakvoerder van een vennootschap is aangewezen, |
| aanmerken als « onderneming ». | aanmerken als « onderneming ». |
| 2.2. Artikel XX.99 van het Wetboek van economisch recht strekt niet | 2.2. Artikel XX.99 van het Wetboek van economisch recht strekt niet |
| ertoe de « onderneming » te definiëren in de zin van dat Wetboek. | ertoe de « onderneming » te definiëren in de zin van dat Wetboek. |
| De in artikel I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch | De in artikel I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch |
| recht vervatte definitie van « onderneming » bevat geen enkele | recht vervatte definitie van « onderneming » bevat geen enkele |
| rechtstreekse verwijzing naar de functies van bestuurder of | rechtstreekse verwijzing naar de functies van bestuurder of |
| zaakvoerder van een vennootschap. | zaakvoerder van een vennootschap. |
| 2.3. Het Hof van Cassatie, dat ertoe werd gebracht die laatste | 2.3. Het Hof van Cassatie, dat ertoe werd gebracht die laatste |
| wetsbepaling te interpreteren, heeft bij een arrest van 18 maart 2022 | wetsbepaling te interpreteren, heeft bij een arrest van 18 maart 2022 |
| (C.21.0006.F, ECLI:BE:CASS:2022:ARR.20220318.1F.9) geoordeeld dat « | (C.21.0006.F, ECLI:BE:CASS:2022:ARR.20220318.1F.9) geoordeeld dat « |
| een natuurlijke persoon enkel een onderneming in de zin van [artikel | een natuurlijke persoon enkel een onderneming in de zin van [artikel |
| I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht], is wanneer | I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht], is wanneer |
| hij een organisatie vormt die bestaat uit een indeling van materiële, | hij een organisatie vormt die bestaat uit een indeling van materiële, |
| financiële of menselijke middelen met het oog op de uitoefening van | financiële of menselijke middelen met het oog op de uitoefening van |
| een zelfstandige beroepsactiviteit », zodat « de zaakvoerder of de | een zelfstandige beroepsactiviteit », zodat « de zaakvoerder of de |
| bestuurder van een vennootschap die zijn mandaat buiten elke eigen | bestuurder van een vennootschap die zijn mandaat buiten elke eigen |
| organisatie uitoefent, geen onderneming is ». | organisatie uitoefent, geen onderneming is ». |
| Uit dat arrest van het Hof van Cassatie blijkt duidelijk dat niet | Uit dat arrest van het Hof van Cassatie blijkt duidelijk dat niet |
| iedere natuurlijke persoon die als bestuurder of zaakvoerder van een | iedere natuurlijke persoon die als bestuurder of zaakvoerder van een |
| vennootschap is aangewezen, als « onderneming » in de zin van artikel | vennootschap is aangewezen, als « onderneming » in de zin van artikel |
| I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht kan worden | I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht kan worden |
| aangemerkt. | aangemerkt. |
| Noch de eerste prejudiciële vraag, noch de motieven van de | Noch de eerste prejudiciële vraag, noch de motieven van de |
| verwijzingsbeslissing geven aan in welk opzicht die interpretatie van | verwijzingsbeslissing geven aan in welk opzicht die interpretatie van |
| die wetsbepaling door het Hof van Cassatie verkeerd zou zijn. | die wetsbepaling door het Hof van Cassatie verkeerd zou zijn. |
| 2.4. Uit het voorgaande blijkt dat de eerste prejudiciële vraag op een | 2.4. Uit het voorgaande blijkt dat de eerste prejudiciële vraag op een |
| kennelijk verkeerde interpretatie van de in het geding zijnde | kennelijk verkeerde interpretatie van de in het geding zijnde |
| wetsbepalingen berust. | wetsbepalingen berust. |
| 3.1. Uit de bewoordingen van de tweede prejudiciële vraag blijkt dat | 3.1. Uit de bewoordingen van de tweede prejudiciële vraag blijkt dat |
| het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van | het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van |
| de artikelen I.1, eerste lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van | de artikelen I.1, eerste lid, 1°, en XX.99 van het Wetboek van |
| economisch recht met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. | economisch recht met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. |
| 3.2. In samenhang gelezen, leggen die beide grondwettelijke bepalingen | 3.2. In samenhang gelezen, leggen die beide grondwettelijke bepalingen |
| het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie vast. | het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie vast. |
| Dat beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat | Dat beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat |
| een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt | een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt |
| ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust | ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust |
| en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens | en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens |
| tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de | tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de |
| betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op | betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op |
| identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke | identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke |
| verantwoording bestaat. | verantwoording bestaat. |
| 3.3. Het onderzoek van de bestaanbaarheid van een wetsbepaling met het | 3.3. Het onderzoek van de bestaanbaarheid van een wetsbepaling met het |
| beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie veronderstelt bijgevolg | beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie veronderstelt bijgevolg |
| met name de nauwkeurige identificatie van twee categorieën van | met name de nauwkeurige identificatie van twee categorieën van |
| personen die het voorwerp uitmaken van een verschillende of een | personen die het voorwerp uitmaken van een verschillende of een |
| gelijke behandeling. | gelijke behandeling. |
| De bewoordingen van de prejudiciële vraag waarin het Hof wordt | De bewoordingen van de prejudiciële vraag waarin het Hof wordt |
| verzocht een dergelijk onderzoek te verrichten, moeten dus de | verzocht een dergelijk onderzoek te verrichten, moeten dus de |
| elementen bevatten die voor die identificatie nodig zijn. Het staat | elementen bevatten die voor die identificatie nodig zijn. Het staat |
| niet aan het Hof de grondwettigheid te onderzoeken van een verschil in | niet aan het Hof de grondwettigheid te onderzoeken van een verschil in |
| behandeling of van een gelijke behandeling van twee categorieën van | behandeling of van een gelijke behandeling van twee categorieën van |
| personen waarvan het zelf de contouren zou moeten bepalen, aangezien | personen waarvan het zelf de contouren zou moeten bepalen, aangezien |
| die bepaling in de prejudiciële vraag niet voldoende wordt gedaan. | die bepaling in de prejudiciële vraag niet voldoende wordt gedaan. |
| 3.4. Te dezen wordt in de tweede prejudiciële vraag niet aangegeven of | 3.4. Te dezen wordt in de tweede prejudiciële vraag niet aangegeven of |
| het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van | het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van |
| een verschil in behandeling of van een gelijke behandeling. | een verschil in behandeling of van een gelijke behandeling. |
| In de prejudiciële vraag worden evenmin categorieën van personen | In de prejudiciële vraag worden evenmin categorieën van personen |
| geïdentificeerd wier situaties vergelijkbaar of wezenlijk verschillend | geïdentificeerd wier situaties vergelijkbaar of wezenlijk verschillend |
| zouden kunnen worden geacht in het kader van het onderzoek van de | zouden kunnen worden geacht in het kader van het onderzoek van de |
| bestaanbaarheid van de in het geding zijnde wetsbepalingen met het | bestaanbaarheid van de in het geding zijnde wetsbepalingen met het |
| beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. | beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. |
| 3.5. De tweede prejudiciële vraag bevat dus niet de elementen die voor | 3.5. De tweede prejudiciële vraag bevat dus niet de elementen die voor |
| het Hof noodzakelijk zijn om zich uit te spreken over de inachtneming | het Hof noodzakelijk zijn om zich uit te spreken over de inachtneming |
| van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. | van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof, beperkte kamer, | het Hof, beperkte kamer, |
| met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, | met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| De prejudiciële vragen behoeven geen antwoord. | De prejudiciële vragen behoeven geen antwoord. |
| Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| op 16 maart 2023. | op 16 maart 2023. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| P. Nihoul | P. Nihoul |