← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 88/2022 van 30 juni 2022 Rolnummer 7551 In zake : de prejudiciële
vraag betreffende artikel 458bis van het Strafwetboek, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling
Luik. Het Grondwettelijk Hof, samenges wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de
prejudiciële vraag en rechtspleging"
| Uittreksel uit arrest nr. 88/2022 van 30 juni 2022 Rolnummer 7551 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 458bis van het Strafwetboek, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik. Het Grondwettelijk Hof, samenges wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | Uittreksel uit arrest nr. 88/2022 van 30 juni 2022 Rolnummer 7551 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 458bis van het Strafwetboek, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik. Het Grondwettelijk Hof, samenges wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 88/2022 van 30 juni 2022 | Uittreksel uit arrest nr. 88/2022 van 30 juni 2022 |
| Rolnummer 7551 | Rolnummer 7551 |
| In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 458bis van het | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 458bis van het |
| Strafwetboek, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik. | Strafwetboek, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de | samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de |
| rechters J.-P. Moerman, T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, | rechters J.-P. Moerman, T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, |
| T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia en W. Verrijdt, | T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia en W. Verrijdt, |
| bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van |
| voorzitter P. Nihoul, | voorzitter P. Nihoul, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Bij vonnis van 25 maart 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het | Bij vonnis van 25 maart 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het |
| Hof is ingekomen op 6 april 2021, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik, | Hof is ingekomen op 6 april 2021, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik, |
| afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : | afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Schendt artikel 458bis van het Strafwetboek de artikelen 10 en 11 | « Schendt artikel 458bis van het Strafwetboek de artikelen 10 en 11 |
| van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het | van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het |
| Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in die zin | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in die zin |
| geïnterpreteerd dat het de advocaat die in het kader van de juridische | geïnterpreteerd dat het de advocaat die in het kader van de juridische |
| tweedelijnsbijstand is aangesteld en die verzoekt om van zijn | tweedelijnsbijstand is aangesteld en die verzoekt om van zijn |
| aanstelling te worden ontheven met toepassing van artikel 508/18 van | aanstelling te worden ontheven met toepassing van artikel 508/18 van |
| het Gerechtelijk Wetboek wanneer hij vaststelt dat niet wordt voldaan | het Gerechtelijk Wetboek wanneer hij vaststelt dat niet wordt voldaan |
| aan de in artikel 508/13 van hetzelfde Wetboek bedoelde voorwaarden | aan de in artikel 508/13 van hetzelfde Wetboek bedoelde voorwaarden |
| inzake bestaansmiddelen, verbiedt om de elementen aan het licht te | inzake bestaansmiddelen, verbiedt om de elementen aan het licht te |
| brengen die hem tot die vaststelling hebben gebracht, zelfs indien hij | brengen die hem tot die vaststelling hebben gebracht, zelfs indien hij |
| daartoe wordt verzocht door de arbeidsrechtbank wanneer de begunstigde | daartoe wordt verzocht door de arbeidsrechtbank wanneer de begunstigde |
| het in artikel 508/16 van hetzelfde Wetboek bedoelde beroep instelt ? | het in artikel 508/16 van hetzelfde Wetboek bedoelde beroep instelt ? |
| ». | ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag | Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag |
| B.1. Het verwijzende rechtscollege wenst te vernemen of artikel 458bis | B.1. Het verwijzende rechtscollege wenst te vernemen of artikel 458bis |
| van het Strafwetboek bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de | van het Strafwetboek bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de |
| Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het | Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het |
| Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het |
| beroepsgeheim de advocaat die verzoekt een einde te stellen aan de | beroepsgeheim de advocaat die verzoekt een einde te stellen aan de |
| juridische tweedelijnsbijstand na vaststelling dat de begunstigde niet | juridische tweedelijnsbijstand na vaststelling dat de begunstigde niet |
| voldoet aan de voorwaarde van ontoereikende bestaansmiddelen, verbiedt | voldoet aan de voorwaarde van ontoereikende bestaansmiddelen, verbiedt |
| om de elementen bekend te maken op grond waarvan hij tot die | om de elementen bekend te maken op grond waarvan hij tot die |
| vaststelling is gekomen, zelfs indien de arbeidsrechtbank daartoe | vaststelling is gekomen, zelfs indien de arbeidsrechtbank daartoe |
| verzoekt in het kader van een beroep tegen een beslissing tot | verzoekt in het kader van een beroep tegen een beslissing tot |
| intrekking van de juridische tweedelijnsbijstand op grond van artikel | intrekking van de juridische tweedelijnsbijstand op grond van artikel |
| 508/18 van het Gerechtelijk Wetboek. | 508/18 van het Gerechtelijk Wetboek. |
| B.2.1. De Ministerraad doet gelden dat de prejudiciële vraag | B.2.1. De Ministerraad doet gelden dat de prejudiciële vraag |
| onontvankelijk is, aangezien de categorieën van personen die | onontvankelijk is, aangezien de categorieën van personen die |
| verschillend worden behandeld, daarin niet worden geïdentificeerd. | verschillend worden behandeld, daarin niet worden geïdentificeerd. |
| B.2.2. Wanneer het Hof wordt verzocht, in antwoord op een prejudiciële | B.2.2. Wanneer het Hof wordt verzocht, in antwoord op een prejudiciële |
| vraag, uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van een wetsbepaling | vraag, uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van een wetsbepaling |
| met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met | met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met |
| grondrechten gewaarborgd in internationaalrechtelijke bepalingen, | grondrechten gewaarborgd in internationaalrechtelijke bepalingen, |
| heeft de vraag betrekking op de grondwettigheid van een verschil in | heeft de vraag betrekking op de grondwettigheid van een verschil in |
| behandeling tussen, enerzijds, de personen die het slachtoffer zijn | behandeling tussen, enerzijds, de personen die het slachtoffer zijn |
| van de schending van die grondrechten en, anderzijds, de personen | van de schending van die grondrechten en, anderzijds, de personen |
| welke die rechten genieten. Bijgevolg moeten die twee categorieën van | welke die rechten genieten. Bijgevolg moeten die twee categorieën van |
| personen worden vergeleken. | personen worden vergeleken. |
| B.3.1. De Ministerraad, de « Ordre des barreaux francophones et | B.3.1. De Ministerraad, de « Ordre des barreaux francophones et |
| germanophone » en de eiser voor het verwijzende rechtscollege zijn van | germanophone » en de eiser voor het verwijzende rechtscollege zijn van |
| mening dat de vraag geen antwoord behoeft, aangezien artikel 458bis | mening dat de vraag geen antwoord behoeft, aangezien artikel 458bis |
| van het Strafwetboek de advocaat die in het kader van de juridische | van het Strafwetboek de advocaat die in het kader van de juridische |
| tweedelijnsbijstand is aangesteld, niet verbiedt om aan de rechter de | tweedelijnsbijstand is aangesteld, niet verbiedt om aan de rechter de |
| redenen bekend te maken die hem ertoe hebben gebracht vast te stellen | redenen bekend te maken die hem ertoe hebben gebracht vast te stellen |
| dat de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 508/13, eerste lid, | dat de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 508/13, eerste lid, |
| van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde voorwaarde inzake | van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde voorwaarde inzake |
| ontoereikendheid van de bestaansmiddelen, maar daarentegen een | ontoereikendheid van de bestaansmiddelen, maar daarentegen een |
| uitzondering vormt op het in artikel 458 van het Strafwetboek vervatte | uitzondering vormt op het in artikel 458 van het Strafwetboek vervatte |
| verbod om een beroepsgeheim bekend te maken. | verbod om een beroepsgeheim bekend te maken. |
| B.3.2. Artikel 458bis van het Strafwetboek bepaalt : | B.3.2. Artikel 458bis van het Strafwetboek bepaalt : |
| « Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van | « Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van |
| geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in | geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in |
| de artikelen 371/1 tot 377, 377quater, 379, 380, 383bis, § § 1 en 2, | de artikelen 371/1 tot 377, 377quater, 379, 380, 383bis, § § 1 en 2, |
| 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425, 426 en 433quinquies, | 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425, 426 en 433quinquies, |
| gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten | gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten |
| gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, partnergeweld, gebruiken van | gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, partnergeweld, gebruiken van |
| geweld, gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, | geweld, gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, |
| tradities, religie of de zogenaamde ' eer ', een ziekte dan wel een | tradities, religie of de zogenaamde ' eer ', een ziekte dan wel een |
| lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid kan, onverminderd | lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid kan, onverminderd |
| de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter | de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter |
| kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een | kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een |
| ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische | ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische |
| integriteit van de minderjarige of de bedoelde kwetsbare persoon en | integriteit van de minderjarige of de bedoelde kwetsbare persoon en |
| hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, | hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, |
| hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar | hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar |
| dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het | dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het |
| slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven | slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven |
| en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan | en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan |
| beschermen ». | beschermen ». |
| B.3.3. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de | B.3.3. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de |
| verwijzing naar artikel 458bis van het Strafwetboek kennelijk | verwijzing naar artikel 458bis van het Strafwetboek kennelijk |
| voortvloeit uit een materiële vergissing van het verwijzende | voortvloeit uit een materiële vergissing van het verwijzende |
| rechtscollege. De prejudiciële vraag moet in die zin worden begrepen | rechtscollege. De prejudiciële vraag moet in die zin worden begrepen |
| dat zij betrekking heeft op artikel 458 van het Strafwetboek. De | dat zij betrekking heeft op artikel 458 van het Strafwetboek. De |
| partijen hebben zich overigens niet daarin vergist, aangezien zij, in | partijen hebben zich overigens niet daarin vergist, aangezien zij, in |
| hun memories, in ondergeschikte orde aanvoeren dat de regel van het | hun memories, in ondergeschikte orde aanvoeren dat de regel van het |
| beroepsgeheim bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de | beroepsgeheim bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de |
| Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag | Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag |
| voor de rechten van de mens, en zij argumenten ter ondersteuning van | voor de rechten van de mens, en zij argumenten ter ondersteuning van |
| dat standpunt voorleggen. | dat standpunt voorleggen. |
| B.4. De excepties worden verworpen. | B.4. De excepties worden verworpen. |
| Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling en de context ervan | Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling en de context ervan |
| B.5.1. Het voor het verwijzende rechtscollege hangende geschil heeft | B.5.1. Het voor het verwijzende rechtscollege hangende geschil heeft |
| betrekking op een beslissing tot beëindiging van de juridische | betrekking op een beslissing tot beëindiging van de juridische |
| tweedelijnsbijstand die werd genomen nadat het bureau voor juridische | tweedelijnsbijstand die werd genomen nadat het bureau voor juridische |
| bijstand had vastgesteld dat de begunstigde niet voldeed aan de | bijstand had vastgesteld dat de begunstigde niet voldeed aan de |
| voorwaarde van ontoereikende bestaansmiddelen. | voorwaarde van ontoereikende bestaansmiddelen. |
| B.5.2. Een persoon kan gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische | B.5.2. Een persoon kan gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische |
| tweedelijnsbijstand genieten wanneer zijn bestaansmiddelen | tweedelijnsbijstand genieten wanneer zijn bestaansmiddelen |
| ontoereikend zijn. De juridische tweedelijnsbijstand wordt | ontoereikend zijn. De juridische tweedelijnsbijstand wordt |
| georganiseerd door het bureau voor juridische bijstand dat bij elke | georganiseerd door het bureau voor juridische bijstand dat bij elke |
| balie is ingesteld door de raad van de Orde van advocaten (artikel | balie is ingesteld door de raad van de Orde van advocaten (artikel |
| 508/7 van het Gerechtelijk Wetboek). De voorwaarde inzake | 508/7 van het Gerechtelijk Wetboek). De voorwaarde inzake |
| ontoereikendheid van de bestaansmiddelen wordt nagegaan door het | ontoereikendheid van de bestaansmiddelen wordt nagegaan door het |
| bureau voor juridische bijstand (artikel 508/13 van het Gerechtelijk | bureau voor juridische bijstand (artikel 508/13 van het Gerechtelijk |
| Wetboek). | Wetboek). |
| B.5.3. De regels met betrekking tot de omvang van de bestaansmiddelen | B.5.3. De regels met betrekking tot de omvang van de bestaansmiddelen |
| en de voor te leggen bewijsstukken, zoals ze van toepassing zijn in | en de voor te leggen bewijsstukken, zoals ze van toepassing zijn in |
| het bodemgeschil, worden bepaald bij het koninklijk besluit van 18 | het bodemgeschil, worden bepaald bij het koninklijk besluit van 18 |
| december 2003 « tot vaststelling van de voorwaarden van de volledige | december 2003 « tot vaststelling van de voorwaarden van de volledige |
| of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand | of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand |
| en de rechtsbijstand » (hierna : het koninklijk besluit van 18 | en de rechtsbijstand » (hierna : het koninklijk besluit van 18 |
| december 2003), dat inmiddels werd opgeheven bij de wet van 31 juli | december 2003), dat inmiddels werd opgeheven bij de wet van 31 juli |
| 2020 « tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de toegang | 2020 « tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de toegang |
| tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te | tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te |
| verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen ». | verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen ». |
| De aanvrager kan zijn situatie aantonen door middel van om het even | De aanvrager kan zijn situatie aantonen door middel van om het even |
| welk document dat door het bureau voor juridische bijstand moet worden | welk document dat door het bureau voor juridische bijstand moet worden |
| beoordeeld (artikel 1, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van het koninklijk | beoordeeld (artikel 1, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van het koninklijk |
| besluit van 18 december 2003). Het bureau voor juridische bijstand kan | besluit van 18 december 2003). Het bureau voor juridische bijstand kan |
| bij de rechtzoekende of bij derden, met inbegrip van | bij de rechtzoekende of bij derden, met inbegrip van |
| overheidsinstanties, alle informatie opvragen die nuttig wordt geacht, | overheidsinstanties, alle informatie opvragen die nuttig wordt geacht, |
| waaronder het laatste aanslagbiljet, om zich ervan te vergewissen dat | waaronder het laatste aanslagbiljet, om zich ervan te vergewissen dat |
| de voorwaarden van toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand zijn | de voorwaarden van toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand zijn |
| vervuld (artikelen 1, § 3, en 2, zevende lid, van hetzelfde koninklijk | vervuld (artikelen 1, § 3, en 2, zevende lid, van hetzelfde koninklijk |
| besluit). | besluit). |
| Bovendien wordt de kosteloze juridische tweedelijnsbijstand geweigerd | Bovendien wordt de kosteloze juridische tweedelijnsbijstand geweigerd |
| indien blijkt dat de rechtzoekende beschikt over kapitalen of over | indien blijkt dat de rechtzoekende beschikt over kapitalen of over |
| voordelen en indien uit andere tekenen en aanwijzingen een hogere | voordelen en indien uit andere tekenen en aanwijzingen een hogere |
| graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven bestaansmiddelen, | graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven bestaansmiddelen, |
| waaruit kan worden besloten dat hij in de mogelijkheid verkeert zelf | waaruit kan worden besloten dat hij in de mogelijkheid verkeert zelf |
| zijn advocaat te betalen (artikel 2ter van hetzelfde koninklijk | zijn advocaat te betalen (artikel 2ter van hetzelfde koninklijk |
| besluit). De aanvrager van de juridische tweedelijnsbijstand kan bij | besluit). De aanvrager van de juridische tweedelijnsbijstand kan bij |
| de arbeidsrechtbank een beroep instellen dat is gericht tegen die | de arbeidsrechtbank een beroep instellen dat is gericht tegen die |
| beslissing (artikel 508/16 van het Gerechtelijk Wetboek). | beslissing (artikel 508/16 van het Gerechtelijk Wetboek). |
| B.5.4. Het bureau voor juridische bijstand kan tevens, ambtshalve of | B.5.4. Het bureau voor juridische bijstand kan tevens, ambtshalve of |
| op een met redenen omkleed verzoek van de advocaat, een einde maken | op een met redenen omkleed verzoek van de advocaat, een einde maken |
| aan de juridische tweedelijnsbijstand, met name indien het vaststelt | aan de juridische tweedelijnsbijstand, met name indien het vaststelt |
| dat de begunstigde niet voldeed of niet langer voldoet aan de | dat de begunstigde niet voldeed of niet langer voldoet aan de |
| voorwaarden bepaald bij artikel 508/13. | voorwaarden bepaald bij artikel 508/13. |
| Het is ertoe gehouden de begunstigde daarvan bij aangetekende zending | Het is ertoe gehouden de begunstigde daarvan bij aangetekende zending |
| in kennis te stellen en hem te verzoeken zijn opmerkingen te | in kennis te stellen en hem te verzoeken zijn opmerkingen te |
| formuleren binnen een termijn van twintig dagen. De beslissing tot | formuleren binnen een termijn van twintig dagen. De beslissing tot |
| beëindiging van de toegekende bijstand wordt met redenen omkleed. | beëindiging van de toegekende bijstand wordt met redenen omkleed. |
| Tegen die beslissing kan een beroep worden ingesteld bij de | Tegen die beslissing kan een beroep worden ingesteld bij de |
| arbeidsrechtbank binnen een maand na de kennisgeving ervan. Die | arbeidsrechtbank binnen een maand na de kennisgeving ervan. Die |
| kennisgeving moet nuttige informatie bevatten om het beroep in te | kennisgeving moet nuttige informatie bevatten om het beroep in te |
| stellen (artikelen 508/15, 508/16 en 508/18 van het Gerechtelijk | stellen (artikelen 508/15, 508/16 en 508/18 van het Gerechtelijk |
| Wetboek). | Wetboek). |
| B.6.1. Zoals het Hof heeft geoordeeld bij zijn arrest nr. 77/2018 van | B.6.1. Zoals het Hof heeft geoordeeld bij zijn arrest nr. 77/2018 van |
| 21 juni 2018, zijn alle gegevens met betrekking tot de | 21 juni 2018, zijn alle gegevens met betrekking tot de |
| bestaansmiddelen van de aanvrager of van de begunstigde van de | bestaansmiddelen van de aanvrager of van de begunstigde van de |
| juridische tweedelijnsbijstand die worden toevertrouwd aan de advocaat | juridische tweedelijnsbijstand die worden toevertrouwd aan de advocaat |
| die door het bureau voor juridische bijstand is aangesteld, gedekt | die door het bureau voor juridische bijstand is aangesteld, gedekt |
| door het beroepsgeheim dat de advocaat, alsook de leden van het bureau | door het beroepsgeheim dat de advocaat, alsook de leden van het bureau |
| voor juridische bijstand die de dossiers moeten behandelen, met | voor juridische bijstand die de dossiers moeten behandelen, met |
| toepassing van artikel 458 van het Strafwetboek, bindt. | toepassing van artikel 458 van het Strafwetboek, bindt. |
| B.6.2. Een houder van het beroepsgeheim moet immers, in principe, elke | B.6.2. Een houder van het beroepsgeheim moet immers, in principe, elke |
| vertrouwelijke mededeling die is verkregen in de omstandigheden | vertrouwelijke mededeling die is verkregen in de omstandigheden |
| vermeld in artikel 458 van het Strafwetboek, geheimhouden. Dat artikel | vermeld in artikel 458 van het Strafwetboek, geheimhouden. Dat artikel |
| bepaalt : | bepaalt : |
| « Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, | « Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, |
| vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of | vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of |
| beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze | beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze |
| bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte of | bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte of |
| voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en | voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en |
| buiten het geval dat de wet, het decreet of de ordonnantie hen | buiten het geval dat de wet, het decreet of de ordonnantie hen |
| verplicht of toelaat die geheimen bekend te maken, worden gestraft met | verplicht of toelaat die geheimen bekend te maken, worden gestraft met |
| gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en een geldboete van | gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en een geldboete van |
| honderd euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen ». | honderd euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen ». |
| B.7.1. De Ministerraad is van mening dat het beroepsgeheim van de | B.7.1. De Ministerraad is van mening dat het beroepsgeheim van de |
| advocaat niet absoluut is. Hij doet gelden dat de advocaat die door | advocaat niet absoluut is. Hij doet gelden dat de advocaat die door |
| het bureau voor juridische bijstand is aangesteld, krachtens de | het bureau voor juridische bijstand is aangesteld, krachtens de |
| voormelde bepaling het recht heeft om die gegevens bekend te maken, | voormelde bepaling het recht heeft om die gegevens bekend te maken, |
| met name wanneer hij getuigenis aflegt in rechte of wanneer hij zich | met name wanneer hij getuigenis aflegt in rechte of wanneer hij zich |
| op de noodtoestand kan beroepen. | op de noodtoestand kan beroepen. |
| B.7.2. Het staat in de regel aan het verwijzende rechtscollege om de | B.7.2. Het staat in de regel aan het verwijzende rechtscollege om de |
| bepaling die het van toepassing acht te interpreteren, onder | bepaling die het van toepassing acht te interpreteren, onder |
| voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing. Uit het | voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing. Uit het |
| verwijzingsvonnis blijkt dat het verwijzende rechtscollege van oordeel | verwijzingsvonnis blijkt dat het verwijzende rechtscollege van oordeel |
| is dat het beroepsgeheim de advocaat verbiedt om, in het kader van een | is dat het beroepsgeheim de advocaat verbiedt om, in het kader van een |
| getuigenis, voor dat rechtscollege de vertrouwelijke informatie met | getuigenis, voor dat rechtscollege de vertrouwelijke informatie met |
| betrekking tot de bestaansmiddelen van de begunstigde van de | betrekking tot de bestaansmiddelen van de begunstigde van de |
| juridische tweedelijnsbijstand te onthullen. Het Hof beantwoordt de | juridische tweedelijnsbijstand te onthullen. Het Hof beantwoordt de |
| prejudiciële vraag in die interpretatie, die niet kennelijk verkeerd | prejudiciële vraag in die interpretatie, die niet kennelijk verkeerd |
| is. | is. |
| Ten gronde | Ten gronde |
| B.8. Uit de motivering van het verwijzingsvonnis blijkt dat het | B.8. Uit de motivering van het verwijzingsvonnis blijkt dat het |
| verwijzende rechtscollege van oordeel is dat de regel van het | verwijzende rechtscollege van oordeel is dat de regel van het |
| beroepsgeheim de verdediging van de Orde van advocaten bemoeilijkt, in | beroepsgeheim de verdediging van de Orde van advocaten bemoeilijkt, in |
| zoverre die de feitelijke elementen die haar beslissing verantwoorden, | zoverre die de feitelijke elementen die haar beslissing verantwoorden, |
| niet kan uitleggen. Ook zou de in het geding zijnde bepaling tot | niet kan uitleggen. Ook zou de in het geding zijnde bepaling tot |
| gevolg hebben aan de eiser voor het verwijzende rechtscollege een | gevolg hebben aan de eiser voor het verwijzende rechtscollege een |
| bewijs voor te leggen dat moeilijk, zo niet onmogelijk te leveren is, | bewijs voor te leggen dat moeilijk, zo niet onmogelijk te leveren is, |
| namelijk het bewijs dat er geen verborgen bestaansmiddelen zijn. Het | namelijk het bewijs dat er geen verborgen bestaansmiddelen zijn. Het |
| verwijzende rechtscollege vraagt meer bepaald of de inachtneming van | verwijzende rechtscollege vraagt meer bepaald of de inachtneming van |
| het beginsel van het beroepsgeheim op discriminerende wijze afbreuk | het beginsel van het beroepsgeheim op discriminerende wijze afbreuk |
| doet aan het recht op een eerlijk proces voor zowel de Orde van | doet aan het recht op een eerlijk proces voor zowel de Orde van |
| advocaten als de eiser voor het verwijzende rechtscollege. | advocaten als de eiser voor het verwijzende rechtscollege. |
| B.9.1. Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens | B.9.1. Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens |
| beschermt het recht op een eerlijk proces. Artikel 13 van dat Verdrag | beschermt het recht op een eerlijk proces. Artikel 13 van dat Verdrag |
| waarborgt eenieder wiens rechten en vrijheden die in dat Verdrag | waarborgt eenieder wiens rechten en vrijheden die in dat Verdrag |
| worden erkend, zijn geschonden, het recht op een daadwerkelijk | worden erkend, zijn geschonden, het recht op een daadwerkelijk |
| rechtsmiddel voor een nationale instantie. In die context voegt die | rechtsmiddel voor een nationale instantie. In die context voegt die |
| bepaling niets toe aan artikel 6. | bepaling niets toe aan artikel 6. |
| B.9.2. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld | B.9.2. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld |
| dat « het beginsel van de tegenspraak en dat van de wapengelijkheid, | dat « het beginsel van de tegenspraak en dat van de wapengelijkheid, |
| die onderling nauw met elkaar zijn verbonden, fundamentele elementen | die onderling nauw met elkaar zijn verbonden, fundamentele elementen |
| van het begrip ' eerlijk proces ' in de zin van artikel 6, lid 1, van | van het begrip ' eerlijk proces ' in de zin van artikel 6, lid 1, van |
| het Verdrag zijn. Zij vereisen een ' billijk evenwicht ' tussen de | het Verdrag zijn. Zij vereisen een ' billijk evenwicht ' tussen de |
| partijen : zij moeten elk een redelijke mogelijkheid krijgen om hun | partijen : zij moeten elk een redelijke mogelijkheid krijgen om hun |
| zaak voor te leggen onder voorwaarden die hen niet in een duidelijk | zaak voor te leggen onder voorwaarden die hen niet in een duidelijk |
| nadelige positie ten opzichte van de tegenpartij of tegenpartijen | nadelige positie ten opzichte van de tegenpartij of tegenpartijen |
| brengen » (EHRM, grote kamer, 19 september 2017, Regner t. Tsjechische | brengen » (EHRM, grote kamer, 19 september 2017, Regner t. Tsjechische |
| Republiek, § 146). Hoewel het beginsel van de tegenspraak, in de | Republiek, § 146). Hoewel het beginsel van de tegenspraak, in de |
| regel, niet vereist dat elke partij aan haar tegenstander stukken | regel, niet vereist dat elke partij aan haar tegenstander stukken |
| verstrekt die evenmin aan de rechter zijn voorgelegd (EHRM, 24 april | verstrekt die evenmin aan de rechter zijn voorgelegd (EHRM, 24 april |
| 2003, Yvon t. Frankrijk, § 38), houdt het evenwel « het recht [in] | 2003, Yvon t. Frankrijk, § 38), houdt het evenwel « het recht [in] |
| voor de partijen om de elementen te doen kennen die noodzakelijk zijn | voor de partijen om de elementen te doen kennen die noodzakelijk zijn |
| voor het welslagen van hun aanspraken » (EHRM, 13 oktober 2005, | voor het welslagen van hun aanspraken » (EHRM, 13 oktober 2005, |
| Clinique des Acacias en anderen t. Frankrijk, § 37). | Clinique des Acacias en anderen t. Frankrijk, § 37). |
| B.10. Ofschoon het juist is dat het aan de begunstigde van de | B.10. Ofschoon het juist is dat het aan de begunstigde van de |
| juridische tweedelijnsbijstand staat te bewijzen dat hij voldoet aan | juridische tweedelijnsbijstand staat te bewijzen dat hij voldoet aan |
| de voorwaarde inzake ontoereikendheid van de bestaansmiddelen, rust de | de voorwaarde inzake ontoereikendheid van de bestaansmiddelen, rust de |
| bewijslast op de Orde van advocaten wanneer die laatste aanvoert dat | bewijslast op de Orde van advocaten wanneer die laatste aanvoert dat |
| de begunstigde van de juridische tweedelijnsbijstand andere inkomsten | de begunstigde van de juridische tweedelijnsbijstand andere inkomsten |
| zou ontvangen dan die welke hij heeft aangegeven bij het bureau voor | zou ontvangen dan die welke hij heeft aangegeven bij het bureau voor |
| juridische bijstand en die met name blijken uit zijn | juridische bijstand en die met name blijken uit zijn |
| rekeningafschriften, uit het saldo van zijn bankrekeningen en uit | rekeningafschriften, uit het saldo van zijn bankrekeningen en uit |
| andere documenten die hij heeft neergelegd. De begunstigde van de | andere documenten die hij heeft neergelegd. De begunstigde van de |
| juridische tweedelijnsbijstand is dus niet ertoe gehouden daarenboven | juridische tweedelijnsbijstand is dus niet ertoe gehouden daarenboven |
| het bewijs te leveren dat er geen verborgen inkomsten zijn. De in het | het bewijs te leveren dat er geen verborgen inkomsten zijn. De in het |
| geding zijnde bepaling belemmert het vermogen van de begunstigde van | geding zijnde bepaling belemmert het vermogen van de begunstigde van |
| de juridische tweedelijnsbijstand om zijn standpunt voor de | de juridische tweedelijnsbijstand om zijn standpunt voor de |
| arbeidsrechtbank te verdedigen bijgevolg niet op onevenredige wijze. | arbeidsrechtbank te verdedigen bijgevolg niet op onevenredige wijze. |
| Daaruit volgt dat zij geen afbreuk doet aan het recht op een eerlijk | Daaruit volgt dat zij geen afbreuk doet aan het recht op een eerlijk |
| proces van die laatste. | proces van die laatste. |
| B.11.1. De inachtneming van het beginsel van het beroepsgeheim heeft | B.11.1. De inachtneming van het beginsel van het beroepsgeheim heeft |
| daarentegen tot gevolg dat de Orde van advocaten niet in staat is om | daarentegen tot gevolg dat de Orde van advocaten niet in staat is om |
| de feitelijke elementen uiteen te zetten die de advocaat die een | de feitelijke elementen uiteen te zetten die de advocaat die een |
| verzoek op grond van artikel 508/18 van het Gerechtelijk Wetboek heeft | verzoek op grond van artikel 508/18 van het Gerechtelijk Wetboek heeft |
| ingediend, ertoe hebben gebracht te oordelen dat de rechtzoekende niet | ingediend, ertoe hebben gebracht te oordelen dat de rechtzoekende niet |
| voldeed aan de voorwaarde inzake ontoereikendheid van de | voldeed aan de voorwaarde inzake ontoereikendheid van de |
| bestaansmiddelen. De Orde van advocaten kon dus de elementen die | bestaansmiddelen. De Orde van advocaten kon dus de elementen die |
| noodzakelijk zijn voor het welslagen van haar aanspraken, niet doen | noodzakelijk zijn voor het welslagen van haar aanspraken, niet doen |
| kennen, hetgeen een inmenging vormt in het recht op een eerlijk | kennen, hetgeen een inmenging vormt in het recht op een eerlijk |
| proces. | proces. |
| B.11.2. Het beginsel van de tegenspraak en dat van de wapengelijkheid | B.11.2. Het beginsel van de tegenspraak en dat van de wapengelijkheid |
| zijn niet absoluut. Evenmin geldt er een absoluut recht op de | zijn niet absoluut. Evenmin geldt er een absoluut recht op de |
| bekendmaking van de bewijsmiddelen (EHRM, grote kamer, 19 september | bekendmaking van de bewijsmiddelen (EHRM, grote kamer, 19 september |
| 2017, Regner t. Tsjechische Republiek, § 147). Zoals het Europees Hof | 2017, Regner t. Tsjechische Republiek, § 147). Zoals het Europees Hof |
| voor de Rechten van de Mens in verschillende arresten heeft | voor de Rechten van de Mens in verschillende arresten heeft |
| vastgesteld, kunnen andere legitieme doelstellingen worden aangevoerd | vastgesteld, kunnen andere legitieme doelstellingen worden aangevoerd |
| om beperkingen aan deze beginselen te verantwoorden (EHRM, 26 juli | om beperkingen aan deze beginselen te verantwoorden (EHRM, 26 juli |
| 2016, Miryana Patrova t. Bulgarije, § § 39-40; 29 april 2014, | 2016, Miryana Patrova t. Bulgarije, § § 39-40; 29 april 2014, |
| Ternovskis t. Letland, § § 65-68). Om te beoordelen of in het licht | Ternovskis t. Letland, § § 65-68). Om te beoordelen of in het licht |
| van deze doelstellingen, beperkingen aan deze beginselen aanvaardbaar | van deze doelstellingen, beperkingen aan deze beginselen aanvaardbaar |
| zijn, moet rekening worden gehouden met de procedure in haar geheel. | zijn, moet rekening worden gehouden met de procedure in haar geheel. |
| In het bijzonder moet worden nagegaan of de beperkingen voldoende | In het bijzonder moet worden nagegaan of de beperkingen voldoende |
| worden gecompenseerd door andere procedurele waarborgen (EHRM, grote | worden gecompenseerd door andere procedurele waarborgen (EHRM, grote |
| kamer, 19 september 2017, Regner t. Tsjechische Republiek, § § | kamer, 19 september 2017, Regner t. Tsjechische Republiek, § § |
| 151-161). Daarbij moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid, | 151-161). Daarbij moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid, |
| voor de rechter, om de feitelijke grondslag van de bestreden | voor de rechter, om de feitelijke grondslag van de bestreden |
| beslissing en de motieven die deze ondersteunen, te beoordelen (EHRM, | beslissing en de motieven die deze ondersteunen, te beoordelen (EHRM, |
| 26 juli 2016, Miryana Patrova t. Bulgarije, § § 41-44). | 26 juli 2016, Miryana Patrova t. Bulgarije, § § 41-44). |
| B.11.3. Te dezen dienen de beginselen van de tegenspraak en van de | B.11.3. Te dezen dienen de beginselen van de tegenspraak en van de |
| wapengelijkheid te worden afgewogen tegen de rechten van de | wapengelijkheid te worden afgewogen tegen de rechten van de |
| verdediging van de begunstigde van de juridische tweedelijnsbijstand. | verdediging van de begunstigde van de juridische tweedelijnsbijstand. |
| Er dient eveneens rekening te worden gehouden met de legitieme zorg | Er dient eveneens rekening te worden gehouden met de legitieme zorg |
| van de wetgever om misbruiken inzake de juridische tweedelijnsbijstand | van de wetgever om misbruiken inzake de juridische tweedelijnsbijstand |
| te voorkomen, teneinde de per definitie beperkte middelen welke eraan | te voorkomen, teneinde de per definitie beperkte middelen welke eraan |
| worden besteed, voor te behouden voor personen welke die bijstand echt | worden besteed, voor te behouden voor personen welke die bijstand echt |
| nodig hebben. | nodig hebben. |
| B.12. Het rechtscollege in de procedure zoals deze in het | B.12. Het rechtscollege in de procedure zoals deze in het |
| bodemgeschil, wijst zijn beslissing aan de hand van informatie uit de | bodemgeschil, wijst zijn beslissing aan de hand van informatie uit de |
| naspeuringen van de arbeidsauditeur (artikelen 138bis, § 1, en 138ter | naspeuringen van de arbeidsauditeur (artikelen 138bis, § 1, en 138ter |
| van het Gerechtelijk Wetboek), hetgeen bijdraagt tot het goede verloop | van het Gerechtelijk Wetboek), hetgeen bijdraagt tot het goede verloop |
| van het proces. In het kader van de uitoefening van die bevoegdheden | van het proces. In het kader van de uitoefening van die bevoegdheden |
| kan het arbeidsauditoraat de Orde van advocaten of de door het bureau | kan het arbeidsauditoraat de Orde van advocaten of de door het bureau |
| voor juridische bijstand aangestelde advocaat, echter, evenmin als de | voor juridische bijstand aangestelde advocaat, echter, evenmin als de |
| rechter, niet gelasten om de door het beroepsgeheim gedekte informatie | rechter, niet gelasten om de door het beroepsgeheim gedekte informatie |
| openbaar te maken. De mogelijkheid om de documenten die de begunstigde | openbaar te maken. De mogelijkheid om de documenten die de begunstigde |
| heeft ingediend ter ondersteuning van zijn oorspronkelijke aanvraag | heeft ingediend ter ondersteuning van zijn oorspronkelijke aanvraag |
| voor juridische tweedelijnsbijstand in te kijken, kan evenmin | voor juridische tweedelijnsbijstand in te kijken, kan evenmin |
| garanderen dat het rechtscollege kan beoordelen of de betrokkene nog | garanderen dat het rechtscollege kan beoordelen of de betrokkene nog |
| andere bronnen van inkomsten heeft. De betwiste intrekking van de | andere bronnen van inkomsten heeft. De betwiste intrekking van de |
| juridische tweedelijnsbijstand komt immers per definitie na de | juridische tweedelijnsbijstand komt immers per definitie na de |
| oorspronkelijke toekenning van die bijstand, waardoor de kans zeer | oorspronkelijke toekenning van die bijstand, waardoor de kans zeer |
| groot is dat die intrekking gebaseerd is op elementen die niet gekend | groot is dat die intrekking gebaseerd is op elementen die niet gekend |
| waren op het moment van de oorspronkelijke aanvraag. | waren op het moment van de oorspronkelijke aanvraag. |
| B.13. Daaruit volgt dat de rechter geen kennis kan nemen van de | B.13. Daaruit volgt dat de rechter geen kennis kan nemen van de |
| elementen die aan de basis liggen van de beslissing tot intrekking van | elementen die aan de basis liggen van de beslissing tot intrekking van |
| de juridische tweedelijnsbijstand, wat nochtans net het voorwerp is | de juridische tweedelijnsbijstand, wat nochtans net het voorwerp is |
| van de beroepsprocedure tegen die beslissing. | van de beroepsprocedure tegen die beslissing. |
| Dat gevolg vindt evenwel niet zijn oorsprong in de in het geding | Dat gevolg vindt evenwel niet zijn oorsprong in de in het geding |
| zijnde bepaling. | zijnde bepaling. |
| Zonder dat het Hof, gelet op de draagwijdte van de thans onderzochte | Zonder dat het Hof, gelet op de draagwijdte van de thans onderzochte |
| prejudiciële vraag, zich kan uitspreken over de grondwettigheid ervan, | prejudiciële vraag, zich kan uitspreken over de grondwettigheid ervan, |
| moet worden vastgesteld dat dat gevolg zijn oorsprong vindt in de | moet worden vastgesteld dat dat gevolg zijn oorsprong vindt in de |
| bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek waarbij aan het bureau voor | bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek waarbij aan het bureau voor |
| juridische bijstand de bevoegdheid wordt toevertrouwd om te beslissen | juridische bijstand de bevoegdheid wordt toevertrouwd om te beslissen |
| over de toekenning en de intrekking van de juridische | over de toekenning en de intrekking van de juridische |
| tweedelijnsbijstand, in voorkomend geval op verzoek van de advocaat | tweedelijnsbijstand, in voorkomend geval op verzoek van de advocaat |
| die werd aangesteld, en waarbij aan de arbeidsrechtbank de bevoegdheid | die werd aangesteld, en waarbij aan de arbeidsrechtbank de bevoegdheid |
| wordt toevertrouwd om kennis te nemen van de beroepen die zijn gericht | wordt toevertrouwd om kennis te nemen van de beroepen die zijn gericht |
| tegen de door het bureau voor juridische bijstand genomen beslissingen | tegen de door het bureau voor juridische bijstand genomen beslissingen |
| tot weigering of tot intrekking. Die bepalingen hebben tot gevolg dat, | tot weigering of tot intrekking. Die bepalingen hebben tot gevolg dat, |
| indien de door het bureau voor juridische bijstand aangestelde | indien de door het bureau voor juridische bijstand aangestelde |
| advocaat, in het kader van zijn opdrachten van verdediging of | advocaat, in het kader van zijn opdrachten van verdediging of |
| vertegenwoordiging in rechte van zijn cliënt of van verlening van | vertegenwoordiging in rechte van zijn cliënt of van verlening van |
| juridisch advies aan die cliënt, kennisneemt van informatie volgens | juridisch advies aan die cliënt, kennisneemt van informatie volgens |
| welke zijn cliënt niet voldoet aan de voorwaarde inzake | welke zijn cliënt niet voldoet aan de voorwaarde inzake |
| ontoereikendheid van de bestaansmiddelen, de advocaat, door het | ontoereikendheid van de bestaansmiddelen, de advocaat, door het |
| verzoek dat hij indient bij het bureau voor juridische bijstand met | verzoek dat hij indient bij het bureau voor juridische bijstand met |
| toepassing van artikel 508/18 van het Gerechtelijk Wetboek, het | toepassing van artikel 508/18 van het Gerechtelijk Wetboek, het |
| initiatief neemt voor een procedure tot intrekking van de juridische | initiatief neemt voor een procedure tot intrekking van de juridische |
| tweedelijnsbijstand die kan uitmonden in een beroep dat wordt | tweedelijnsbijstand die kan uitmonden in een beroep dat wordt |
| onderzocht door de arbeidsrechtbank en in aanwezigheid van het | onderzocht door de arbeidsrechtbank en in aanwezigheid van het |
| arbeidsauditoraat. De betrokken bepalingen van het Gerechtelijk | arbeidsauditoraat. De betrokken bepalingen van het Gerechtelijk |
| Wetboek belasten de advocaat van de begunstigde van de juridische | Wetboek belasten de advocaat van de begunstigde van de juridische |
| tweedelijnsbijstand aldus ermee erop toe te zien dat zijn cliënt | tweedelijnsbijstand aldus ermee erop toe te zien dat zijn cliënt |
| voldoet aan de voorwaarden om die bijstand te genieten, en zulks onder | voldoet aan de voorwaarden om die bijstand te genieten, en zulks onder |
| het uiteindelijke toezicht van de gewone rechtscolleges. | het uiteindelijke toezicht van de gewone rechtscolleges. |
| B.14. Aangezien de in B.13 vermelde gevolgen niet hun oorsprong vinden | B.14. Aangezien de in B.13 vermelde gevolgen niet hun oorsprong vinden |
| in de in het geding zijnde bepaling, dient te worden geantwoord dat | in de in het geding zijnde bepaling, dient te worden geantwoord dat |
| artikel 458 van het Strafwetboek bestaanbaar is met de artikelen 10 en | artikel 458 van het Strafwetboek bestaanbaar is met de artikelen 10 en |
| 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het | 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het |
| Europees Verdrag voor de rechten van de mens. | Europees Verdrag voor de rechten van de mens. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Rekening houdend met hetgeen in B.13 en in B.14 is vermeld, schendt | Rekening houdend met hetgeen in B.13 en in B.14 is vermeld, schendt |
| artikel 458 van het Strafwetboek niet de artikelen 10 en 11 van de | artikel 458 van het Strafwetboek niet de artikelen 10 en 11 van de |
| Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag | Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag |
| voor de rechten van de mens. | voor de rechten van de mens. |
| Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| op 30 juni 2022. | op 30 juni 2022. |
| De griffier, De voorzitter, | De griffier, De voorzitter, |
| F. Meersschaut P. Nihoul | F. Meersschaut P. Nihoul |