← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 112/2020 van 27 juli 2020 Rolnummer 7335 In zake : de prejudiciële
vragen over de artikelen 87 en 89 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 « betreffende
het jeugddelinquentierecht » en de ar Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters
A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 112/2020 van 27 juli 2020 Rolnummer 7335 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 87 en 89 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 « betreffende het jeugddelinquentierecht » en de ar Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...) | Uittreksel uit arrest nr. 112/2020 van 27 juli 2020 Rolnummer 7335 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 87 en 89 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 « betreffende het jeugddelinquentierecht » en de ar Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 112/2020 van 27 juli 2020 | Uittreksel uit arrest nr. 112/2020 van 27 juli 2020 |
| Rolnummer 7335 | Rolnummer 7335 |
| In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 87 en 89 van het | In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 87 en 89 van het |
| decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 « betreffende | decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 « betreffende |
| het jeugddelinquentierecht » en de artikelen 7, 10 en 11 van het | het jeugddelinquentierecht » en de artikelen 7, 10 en 11 van het |
| decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 24 september 2019 « houdende | decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 24 september 2019 « houdende |
| wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, | wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, |
| het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven | het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven |
| feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte | feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte |
| schade en het decreet van 15 februari 2019 betreffende het | schade en het decreet van 15 februari 2019 betreffende het |
| jeugddelinquentierecht, wat de overgangsbepalingen betreft », gesteld | jeugddelinquentierecht, wat de overgangsbepalingen betreft », gesteld |
| door de jeugdrechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, | door de jeugdrechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, |
| afdeling Antwerpen. | afdeling Antwerpen. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. |
| Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Giet, M. Pâques en Y. Kherbache, | Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Giet, M. Pâques en Y. Kherbache, |
| bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
| voorzitter A. Alen, | voorzitter A. Alen, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
| Bij vonnis van 28 november 2019, waarvan de expeditie ter griffie van | Bij vonnis van 28 november 2019, waarvan de expeditie ter griffie van |
| het Hof is ingekomen op 20 december 2019, heeft de jeugdrechtbank van | het Hof is ingekomen op 20 december 2019, heeft de jeugdrechtbank van |
| de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, de | de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, de |
| volgende prejudiciële vragen gesteld : | volgende prejudiciële vragen gesteld : |
| « 1. Schenden de artikelen 87 en 89 van het decreet van 15 februari | « 1. Schenden de artikelen 87 en 89 van het decreet van 15 februari |
| 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, de artikelen 12 en 14 van | 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, de artikelen 12 en 14 van |
| de Gecoördineerde Grondwet, al dan niet gelezen in samenhang met de | de Gecoördineerde Grondwet, al dan niet gelezen in samenhang met de |
| artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, | artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, |
| en artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en | en artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en |
| politieke rechten, doordat het decreet betreffende het | politieke rechten, doordat het decreet betreffende het |
| jeugddelinquentierecht van toepassing is op feiten gepleegd door | jeugddelinquentierecht van toepassing is op feiten gepleegd door |
| minderjarigen voorafgaand aan de afkondiging en inwerkingtreding van | minderjarigen voorafgaand aan de afkondiging en inwerkingtreding van |
| het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht ? | het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht ? |
| 2. Schenden de artikelen 7, 10 en 11 van het decreet van 24 september | 2. Schenden de artikelen 7, 10 en 11 van het decreet van 24 september |
| 2019 houdende wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de | 2019 houdende wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de |
| jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als | jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als |
| misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door | misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door |
| dit feit veroorzaakte schade en het decreet van 15 februari 2019 | dit feit veroorzaakte schade en het decreet van 15 februari 2019 |
| betreffende het jeugddelinquentierecht, wat de overgangsbepalingen | betreffende het jeugddelinquentierecht, wat de overgangsbepalingen |
| betreft, de artikelen 12 en 14 van de Gecoördineerde Grondwet, al dan | betreft, de artikelen 12 en 14 van de Gecoördineerde Grondwet, al dan |
| niet gelezen in samenhang met de artikelen 6 en 7 van het Europees | niet gelezen in samenhang met de artikelen 6 en 7 van het Europees |
| Verdrag voor de Rechten van de Mens, en artikel 15 van het | Verdrag voor de Rechten van de Mens, en artikel 15 van het |
| Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, | Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, |
| doordat voormelde bepalingen van het decreet van 24 september 2019 met | doordat voormelde bepalingen van het decreet van 24 september 2019 met |
| terugwerkende kracht vanaf 1 september 2019 een regeling invoeren op | terugwerkende kracht vanaf 1 september 2019 een regeling invoeren op |
| basis waarvan personen die verdacht worden als minderjarige een | basis waarvan personen die verdacht worden als minderjarige een |
| strafbaar feit te hebben gepleegd uit handen kunnen worden gegeven, | strafbaar feit te hebben gepleegd uit handen kunnen worden gegeven, |
| terwijl een uithandengeving onder de gelding van artikel 38 van het | terwijl een uithandengeving onder de gelding van artikel 38 van het |
| decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht | decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht |
| niet mogelijk was ? ». | niet mogelijk was ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1. De prejudiciële vragen gaan over een beslissing tot | B.1. De prejudiciële vragen gaan over een beslissing tot |
| uithandengeving door de jeugdrechtbank. | uithandengeving door de jeugdrechtbank. |
| De uithandengeving is onder bepaalde voorwaarden mogelijk indien de | De uithandengeving is onder bepaalde voorwaarden mogelijk indien de |
| persoon die wegens een als misdrijf omschreven feit voor de | persoon die wegens een als misdrijf omschreven feit voor de |
| jeugdrechtbank is gebracht op het tijdstip van dat feit zestien jaar | jeugdrechtbank is gebracht op het tijdstip van dat feit zestien jaar |
| of ouder was en de jeugdrechtbank een maatregel van bewaring, | of ouder was en de jeugdrechtbank een maatregel van bewaring, |
| behoeding of opvoeding niet geschikt acht. De jeugdrechtbank kan in | behoeding of opvoeding niet geschikt acht. De jeugdrechtbank kan in |
| dat geval de zaak bij een met redenen omklede beslissing uit handen | dat geval de zaak bij een met redenen omklede beslissing uit handen |
| geven en ze naar het openbaar ministerie verwijzen met het oog op | geven en ze naar het openbaar ministerie verwijzen met het oog op |
| vervolging voor het bevoegde gerecht (artikel 57bis van de wet van 8 | vervolging voor het bevoegde gerecht (artikel 57bis van de wet van 8 |
| april 1965 « betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van | april 1965 « betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van |
| minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en | minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en |
| het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade » (hierna : de | het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade » (hierna : de |
| Jeugdbeschermingswet), zoals van toepassing op het ogenblik van de | Jeugdbeschermingswet), zoals van toepassing op het ogenblik van de |
| strafbare feiten in het geding voor de verwijzende rechter). De | strafbare feiten in het geding voor de verwijzende rechter). De |
| beslissing tot uithandengeving is dus geen beslissing ten gronde. | beslissing tot uithandengeving is dus geen beslissing ten gronde. |
| B.2. De regeling van de uithandengeving werd voor het Nederlandse | B.2. De regeling van de uithandengeving werd voor het Nederlandse |
| taalgebied gewijzigd bij de in het geding zijnde bepalingen. De | taalgebied gewijzigd bij de in het geding zijnde bepalingen. De |
| prejudiciële vragen hebben meer bepaald betrekking op de werking in de | prejudiciële vragen hebben meer bepaald betrekking op de werking in de |
| tijd van de gewijzigde regeling. | tijd van de gewijzigde regeling. |
| B.3. Het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 « | B.3. Het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 « |
| betreffende het jeugddelinquentierecht » (hierna : het decreet van 15 | betreffende het jeugddelinquentierecht » (hierna : het decreet van 15 |
| februari 2019) voorziet nog steeds in de maatregel van | februari 2019) voorziet nog steeds in de maatregel van |
| uithandengeving, maar heeft de voorwaarden voor de toepassing van die | uithandengeving, maar heeft de voorwaarden voor de toepassing van die |
| maatregel verstrengd. | maatregel verstrengd. |
| De voorwaarde die voor de verwijzende rechter in het geding is, | De voorwaarde die voor de verwijzende rechter in het geding is, |
| betreft de maatregelen die in een vroeger stadium aan de minderjarige | betreft de maatregelen die in een vroeger stadium aan de minderjarige |
| werden opgelegd. | werden opgelegd. |
| B.4. Vóór 1 september 2019 kon de jeugdrechtbank tot uithandengeving | B.4. Vóór 1 september 2019 kon de jeugdrechtbank tot uithandengeving |
| beslissen indien de betrokkene reeds eerder « het voorwerp [was] | beslissen indien de betrokkene reeds eerder « het voorwerp [was] |
| geweest van een of meerdere van de in artikel 37, § 2, § 2bis of § | geweest van een of meerdere van de in artikel 37, § 2, § 2bis of § |
| 2ter bedoelde maatregelen of van een herstelrechtelijk aanbod als | 2ter bedoelde maatregelen of van een herstelrechtelijk aanbod als |
| bedoeld in de artikelen 37bis tot 37quinquies » (artikel 57bis, § 1, | bedoeld in de artikelen 37bis tot 37quinquies » (artikel 57bis, § 1, |
| van de Jeugdbeschermingswet). | van de Jeugdbeschermingswet). |
| De bedoelde maatregelen bestrijken een breed spectrum, van de | De bedoelde maatregelen bestrijken een breed spectrum, van de |
| berisping tot het toevertrouwen aan een gemeenschapsinstelling voor | berisping tot het toevertrouwen aan een gemeenschapsinstelling voor |
| jeugdbescherming. | jeugdbescherming. |
| B.5. Artikel 38 van het decreet van 15 februari 2019 bepaalt dat de | B.5. Artikel 38 van het decreet van 15 februari 2019 bepaalt dat de |
| jeugdrechtbank slechts tot uithandengeving kan beslissen indien de | jeugdrechtbank slechts tot uithandengeving kan beslissen indien de |
| betrokkene reeds eerder « het voorwerp [is] geweest van een of meer | betrokkene reeds eerder « het voorwerp [is] geweest van een of meer |
| sancties, vermeld in de artikelen 35, 36 en 37 ». | sancties, vermeld in de artikelen 35, 36 en 37 ». |
| De artikelen 35, 36 en 37 van het decreet van 15 februari 2019 hebben | De artikelen 35, 36 en 37 van het decreet van 15 februari 2019 hebben |
| betrekking op de gesloten oriëntatie (artikel 35) of de gesloten | betrekking op de gesloten oriëntatie (artikel 35) of de gesloten |
| begeleiding (artikelen 36 en 37) in een afdeling van een | begeleiding (artikelen 36 en 37) in een afdeling van een |
| gemeenschapsinstelling. Het gaat om maatregelen die ertoe strekken « | gemeenschapsinstelling. Het gaat om maatregelen die ertoe strekken « |
| om tijdens de rechtspleging - en in afwachting van een beslissing ten | om tijdens de rechtspleging - en in afwachting van een beslissing ten |
| gronde - een onderzoeksmaatregel of een maatregel van bewaring te | gronde - een onderzoeksmaatregel of een maatregel van bewaring te |
| treffen ten aanzien van een minderjarige verdachte » (Parl. St., | treffen ten aanzien van een minderjarige verdachte » (Parl. St., |
| Vlaams Parlement, 2017-2018, nr. 1670/1, p. 21). | Vlaams Parlement, 2017-2018, nr. 1670/1, p. 21). |
| B.6. Het decreet van 15 februari 2019 is grotendeels in werking | B.6. Het decreet van 15 februari 2019 is grotendeels in werking |
| getreden op 1 september 2019. Het in het geding zijnde artikel 89 van | getreden op 1 september 2019. Het in het geding zijnde artikel 89 van |
| dat decreet bepaalde : | dat decreet bepaalde : |
| « Onverminderd het tweede en derde lid, treedt dit decreet in werking | « Onverminderd het tweede en derde lid, treedt dit decreet in werking |
| op 1 september 2019. | op 1 september 2019. |
| Voor de artikelen 25, § 8, derde, vierde en vijfde lid, 32, derde lid, | Voor de artikelen 25, § 8, derde, vierde en vijfde lid, 32, derde lid, |
| 33, tweede lid en 34, § 1, derde lid, voor zover de vervangende | 33, tweede lid en 34, § 1, derde lid, voor zover de vervangende |
| reactie het toevertrouwen van de minderjarige delictpleger aan een | reactie het toevertrouwen van de minderjarige delictpleger aan een |
| afdeling binnen een gemeenschapsinstelling, ingericht voor | afdeling binnen een gemeenschapsinstelling, ingericht voor |
| minderjarigen die een reactie opgelegd krijgen met toepassing van dit | minderjarigen die een reactie opgelegd krijgen met toepassing van dit |
| decreet betreft, 26, 27, 35, 36, 37, met uitzondering van 37, § 8, 39, | decreet betreft, 26, 27, 35, 36, 37, met uitzondering van 37, § 8, 39, |
| 84, 85 en 86, bepaalt de Vlaamse Regering de datum van | 84, 85 en 86, bepaalt de Vlaamse Regering de datum van |
| inwerkingtreding nadat zij uitdrukkelijk heeft vastgesteld dat de | inwerkingtreding nadat zij uitdrukkelijk heeft vastgesteld dat de |
| nodige randvoorwaarden zijn gerealiseerd die toelaten dat deze | nodige randvoorwaarden zijn gerealiseerd die toelaten dat deze |
| artikelen kunnen uitgevoerd worden. Deze artikelen treden uiterlijk in | artikelen kunnen uitgevoerd worden. Deze artikelen treden uiterlijk in |
| werking op 1 september 2022. | werking op 1 september 2022. |
| Artikel 37, § 8, treedt in werking drie maanden na publicatie in het | Artikel 37, § 8, treedt in werking drie maanden na publicatie in het |
| Belgisch Staatsblad van de laatste van de instemmingsdaden van het | Belgisch Staatsblad van de laatste van de instemmingsdaden van het |
| samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Federale | samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Federale |
| Staat. | Staat. |
| Als de Vlaamse Regering, met het oog op de realisatie van deze | Als de Vlaamse Regering, met het oog op de realisatie van deze |
| randvoorwaarden investeringssteun geeft overeenkomstig de | randvoorwaarden investeringssteun geeft overeenkomstig de |
| toepasselijke regelgeving, kan zij ook diegene die de | toepasselijke regelgeving, kan zij ook diegene die de |
| investeringssteun bekomt, toezeggen dat de nodige erkenningen en | investeringssteun bekomt, toezeggen dat de nodige erkenningen en |
| werkingsmiddelen zullen toegekend worden op het ogenblik dat de | werkingsmiddelen zullen toegekend worden op het ogenblik dat de |
| infrastructuur waarvoor de investeringssteun wordt verleend, in | infrastructuur waarvoor de investeringssteun wordt verleend, in |
| gebruik wordt genomen ». | gebruik wordt genomen ». |
| Aldus zullen de maatregelen van gesloten oriëntatie en begeleiding | Aldus zullen de maatregelen van gesloten oriëntatie en begeleiding |
| slechts in werking treden « mits voldaan [is] aan de nodige | slechts in werking treden « mits voldaan [is] aan de nodige |
| randvoorwaarden en dit gelet op het belang van een zorgzame transitie | randvoorwaarden en dit gelet op het belang van een zorgzame transitie |
| » en uiterlijk op 1 september 2022 (Parl. St., Vlaams Parlement, | » en uiterlijk op 1 september 2022 (Parl. St., Vlaams Parlement, |
| 2017-2018, nr. 1670/1, p. 77). | 2017-2018, nr. 1670/1, p. 77). |
| Voormeld artikel 89 werd gewijzigd bij artikel 10 van het decreet van | Voormeld artikel 89 werd gewijzigd bij artikel 10 van het decreet van |
| de Vlaamse Gemeenschap van 24 september 2019 « houdende wijziging van | de Vlaamse Gemeenschap van 24 september 2019 « houdende wijziging van |
| de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste | de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste |
| nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben | nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben |
| gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade en | gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade en |
| het decreet van 15 februari 2019 betreffende het | het decreet van 15 februari 2019 betreffende het |
| jeugddelinquentierecht, wat de overgangsbepalingen betreft » (hierna : | jeugddelinquentierecht, wat de overgangsbepalingen betreft » (hierna : |
| het decreet van 24 september 2019). Dat artikel 10 heeft artikel 38 | het decreet van 24 september 2019). Dat artikel 10 heeft artikel 38 |
| toegevoegd aan de lijst van artikelen, vermeld in artikel 89, tweede | toegevoegd aan de lijst van artikelen, vermeld in artikel 89, tweede |
| lid, die op een later tijdstip in werking treden. | lid, die op een later tijdstip in werking treden. |
| B.7. Het eveneens in het geding zijnde artikel 87 van het decreet van | B.7. Het eveneens in het geding zijnde artikel 87 van het decreet van |
| 15 februari 2019 bepaalde : | 15 februari 2019 bepaalde : |
| « § 1. Een voorlopige maatregel of maatregel die werd uitgesproken | « § 1. Een voorlopige maatregel of maatregel die werd uitgesproken |
| door de jeugdrechter of jeugdrechtbank met toepassing van de wet van 8 | door de jeugdrechter of jeugdrechtbank met toepassing van de wet van 8 |
| april 1965, en die in uitvoering is op de datum van inwerkingtreding | april 1965, en die in uitvoering is op de datum van inwerkingtreding |
| van dit decreet, kan verder worden uitgevoerd. | van dit decreet, kan verder worden uitgevoerd. |
| Een bij de jeugdrechter of jeugdrechtbank aanhangig gemaakte zaak met | Een bij de jeugdrechter of jeugdrechtbank aanhangig gemaakte zaak met |
| toepassing van de wet van 8 april 1965, waarover op de datum van | toepassing van de wet van 8 april 1965, waarover op de datum van |
| inwerkingtreding van dit decreet een beslissing werd genomen maar die | inwerkingtreding van dit decreet een beslissing werd genomen maar die |
| nog niet in uitvoering is, wordt uitgevoerd overeenkomstig de genomen | nog niet in uitvoering is, wordt uitgevoerd overeenkomstig de genomen |
| beslissing. | beslissing. |
| De regels, vermeld in de wet van 8 april 1965, die op de uitvoering | De regels, vermeld in de wet van 8 april 1965, die op de uitvoering |
| van de in het eerste en tweede lid vermelde voorlopige maatregelen, | van de in het eerste en tweede lid vermelde voorlopige maatregelen, |
| maatregelen en beslissingen betrekking hebben, zijn van toepassing. | maatregelen en beslissingen betrekking hebben, zijn van toepassing. |
| § 2. Een bij de jeugdrechter of jeugdrechtbank aanhangig gemaakte zaak | § 2. Een bij de jeugdrechter of jeugdrechtbank aanhangig gemaakte zaak |
| met toepassing van de wet van 1 maart 2002, waarover op de datum van | met toepassing van de wet van 1 maart 2002, waarover op de datum van |
| inwerkingtreding van dit decreet een beslissing werd genomen maar die | inwerkingtreding van dit decreet een beslissing werd genomen maar die |
| nog niet in uitvoering is, wordt uitgevoerd overeenkomstig de genomen | nog niet in uitvoering is, wordt uitgevoerd overeenkomstig de genomen |
| beslissing ». | beslissing ». |
| Die bepaling werd gewijzigd bij artikel 9 van het decreet van 24 | Die bepaling werd gewijzigd bij artikel 9 van het decreet van 24 |
| september 2019. Dat artikel heeft aan paragraaf 1, derde lid, van | september 2019. Dat artikel heeft aan paragraaf 1, derde lid, van |
| artikel 87 van het decreet van 15 februari 2019 de zinsnede « , met | artikel 87 van het decreet van 15 februari 2019 de zinsnede « , met |
| inbegrip van de herzieningsmogelijkheid, vermeld in artikel 60 van | inbegrip van de herzieningsmogelijkheid, vermeld in artikel 60 van |
| voormelde wet » toegevoegd en heeft ook twee nieuwe paragrafen | voormelde wet » toegevoegd en heeft ook twee nieuwe paragrafen |
| toegevoegd. Op die wijze « wordt een operationele overgang naar de | toegevoegd. Op die wijze « wordt een operationele overgang naar de |
| nieuwe voorwaarden tot uithandengeving geëxpliciteerd » (Parl. St., | nieuwe voorwaarden tot uithandengeving geëxpliciteerd » (Parl. St., |
| Vlaams Parlement, 2019, nr. 103/1, p. 4). De nieuwe paragrafen bepalen | Vlaams Parlement, 2019, nr. 103/1, p. 4). De nieuwe paragrafen bepalen |
| : | : |
| « § 3. Voor een beslissing tot uithandengeving als vermeld in artikel | « § 3. Voor een beslissing tot uithandengeving als vermeld in artikel |
| 38, § 2, tweede lid, van dit decreet, wordt een plaatsing in een | 38, § 2, tweede lid, van dit decreet, wordt een plaatsing in een |
| openbare gemeenschapsinstelling als vermeld in artikel 37, § 2, 8°, | openbare gemeenschapsinstelling als vermeld in artikel 37, § 2, 8°, |
| van de wet van 8 april 1965, gelijkgesteld met de sancties, vermeld in | van de wet van 8 april 1965, gelijkgesteld met de sancties, vermeld in |
| artikel 35, 36 en 37 van dit decreet. | artikel 35, 36 en 37 van dit decreet. |
| § 4. Een plaatsing of een voorlopige plaatsing in een gesloten | § 4. Een plaatsing of een voorlopige plaatsing in een gesloten |
| opvoedingsafdeling van een openbare gemeenschapsinstelling, bedoeld | opvoedingsafdeling van een openbare gemeenschapsinstelling, bedoeld |
| respectievelijk in artikel 37, § 2quater, tweede lid, en artikel 52 | respectievelijk in artikel 37, § 2quater, tweede lid, en artikel 52 |
| van de wet van 8 april 1965, kan als vervangende reactie worden | van de wet van 8 april 1965, kan als vervangende reactie worden |
| opgelegd als vermeld in artikel 25, § 8, derde, vierde en vijfde lid, | opgelegd als vermeld in artikel 25, § 8, derde, vierde en vijfde lid, |
| artikel 32, derde lid, artikel 33, derde lid, en artikel 34, § 1, | artikel 32, derde lid, artikel 33, derde lid, en artikel 34, § 1, |
| derde lid, van dit decreet ». | derde lid, van dit decreet ». |
| B.8. Uit de artikelen 87 en 89 van het decreet van 15 februari 2019, | B.8. Uit de artikelen 87 en 89 van het decreet van 15 februari 2019, |
| vóór de wijziging ervan bij het decreet van 24 september 2019, vloeit | vóór de wijziging ervan bij het decreet van 24 september 2019, vloeit |
| voort dat de gewijzigde regeling van uithandengeving in werking is | voort dat de gewijzigde regeling van uithandengeving in werking is |
| getreden op 1 september 2019 en dat de minderjarige die voor de | getreden op 1 september 2019 en dat de minderjarige die voor de |
| verwijzende rechter is gedaagd als gevolg van die inwerkingtreding | verwijzende rechter is gedaagd als gevolg van die inwerkingtreding |
| niet meer in aanmerking kwam voor uithandengeving. Vanaf de vermelde | niet meer in aanmerking kwam voor uithandengeving. Vanaf de vermelde |
| datum was die maatregel in de regel enkel mogelijk nadat de betrokken | datum was die maatregel in de regel enkel mogelijk nadat de betrokken |
| minderjarige reeds eerder het voorwerp was geweest van een gesloten | minderjarige reeds eerder het voorwerp was geweest van een gesloten |
| oriëntatie of begeleiding, maar die maatregelen zijn, zoals in B.6 is | oriëntatie of begeleiding, maar die maatregelen zijn, zoals in B.6 is |
| vermeld, nog niet in werking getreden. | vermeld, nog niet in werking getreden. |
| B.9. Met zijn eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter | B.9. Met zijn eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter |
| van het Hof te vernemen of de artikelen 87 en 89 van het decreet van | van het Hof te vernemen of de artikelen 87 en 89 van het decreet van |
| 15 februari 2019 de artikelen 12 en 14 van de Grondwet schenden, al | 15 februari 2019 de artikelen 12 en 14 van de Grondwet schenden, al |
| dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het Europees | dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het Europees |
| Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15 van het | Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15 van het |
| Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, | Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, |
| doordat het decreet van toepassing is op feiten gepleegd door | doordat het decreet van toepassing is op feiten gepleegd door |
| minderjarigen voorafgaand aan de afkondiging en inwerkingtreding | minderjarigen voorafgaand aan de afkondiging en inwerkingtreding |
| ervan. | ervan. |
| Rekening houdend met de vordering die aan de prejudiciële vraag ten | Rekening houdend met de vordering die aan de prejudiciële vraag ten |
| grondslag ligt, dient zij aldus te worden begrepen dat zij betrekking | grondslag ligt, dient zij aldus te worden begrepen dat zij betrekking |
| heeft op de onmiddellijke werking van de nieuwe regeling van | heeft op de onmiddellijke werking van de nieuwe regeling van |
| uithandengeving. | uithandengeving. |
| B.10. De artikelen 12 en 14 van de Grondwet waarborgen het | B.10. De artikelen 12 en 14 van de Grondwet waarborgen het |
| strafrechtelijk wettigheidsbeginsel. Krachtens die bepalingen kan | strafrechtelijk wettigheidsbeginsel. Krachtens die bepalingen kan |
| niemand worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de | niemand worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de |
| vorm die zij voorschrijft (artikel 12, tweede lid, van de Grondwet) en | vorm die zij voorschrijft (artikel 12, tweede lid, van de Grondwet) en |
| kan geen straf worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet | kan geen straf worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet |
| (artikel 14 van de Grondwet). | (artikel 14 van de Grondwet). |
| Uit die bepalingen vloeit voort dat de strafwet moet worden | Uit die bepalingen vloeit voort dat de strafwet moet worden |
| geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder, op het | geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder, op het |
| ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al | ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al |
| dan niet strafbaar is en de mogelijkerwijs op te lopen straf kan | dan niet strafbaar is en de mogelijkerwijs op te lopen straf kan |
| kennen. De beginselen van wettigheid en voorzienbaarheid zijn van | kennen. De beginselen van wettigheid en voorzienbaarheid zijn van |
| toepassing op de hele strafrechtspleging. | toepassing op de hele strafrechtspleging. |
| In zoverre zij vereisen dat elk misdrijf bij de wet moet worden | In zoverre zij vereisen dat elk misdrijf bij de wet moet worden |
| bepaald, hebben artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de | bepaald, hebben artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de |
| rechten van de mens en artikel 15, lid 1, van het Internationaal | rechten van de mens en artikel 15, lid 1, van het Internationaal |
| Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten een draagwijdte die | Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten een draagwijdte die |
| analoog is aan die van artikel 12, tweede lid, van de Grondwet. De | analoog is aan die van artikel 12, tweede lid, van de Grondwet. De |
| door die bepalingen verstrekte waarborgen vormen in die mate dan ook | door die bepalingen verstrekte waarborgen vormen in die mate dan ook |
| een onlosmakelijk geheel. | een onlosmakelijk geheel. |
| B.11. De beslissing tot uithandengeving houdt op zich geen | B.11. De beslissing tot uithandengeving houdt op zich geen |
| strafbaarstelling of straf in, maar bepaalt het recht dat op het als | strafbaarstelling of straf in, maar bepaalt het recht dat op het als |
| misdrijf omschreven feit, gepleegd door een minderjarige, van | misdrijf omschreven feit, gepleegd door een minderjarige, van |
| toepassing is, namelijk het strafrecht in plaats van het | toepassing is, namelijk het strafrecht in plaats van het |
| jeugddelinquentierecht. Aangezien de beslissing tot uithandengeving | jeugddelinquentierecht. Aangezien de beslissing tot uithandengeving |
| tot gevolg heeft dat de vervolging plaatsvindt volgens het gemeen | tot gevolg heeft dat de vervolging plaatsvindt volgens het gemeen |
| strafrecht en de gemeenrechtelijke strafprocedure, houdt de maatregel | strafrecht en de gemeenrechtelijke strafprocedure, houdt de maatregel |
| verband met de strafrechtspleging. | verband met de strafrechtspleging. |
| De in artikel 12, tweede lid, van de Grondwet vervatte vereiste van | De in artikel 12, tweede lid, van de Grondwet vervatte vereiste van |
| voorspelbaarheid van de strafrechtspleging verzet zich evenwel niet | voorspelbaarheid van de strafrechtspleging verzet zich evenwel niet |
| tegen de onmiddellijke toepassing van de wetten betreffende de | tegen de onmiddellijke toepassing van de wetten betreffende de |
| bevoegdheid en de rechtspleging in strafzaken (artikel 3 van het | bevoegdheid en de rechtspleging in strafzaken (artikel 3 van het |
| Gerechtelijk Wetboek). Bovendien houdt de maatregel van | Gerechtelijk Wetboek). Bovendien houdt de maatregel van |
| uithandengeving geen verband met de regels betreffende de | uithandengeving geen verband met de regels betreffende de |
| bewijsvoering van de schuld van een persoon, die in beginsel niet in | bewijsvoering van de schuld van een persoon, die in beginsel niet in |
| het nadeel van die persoon kunnen worden gewijzigd met terugwerkende | het nadeel van die persoon kunnen worden gewijzigd met terugwerkende |
| kracht (zie het arrest van het Hof nr. 153/2018 van 8 november 2018, | kracht (zie het arrest van het Hof nr. 153/2018 van 8 november 2018, |
| B.24.2). | B.24.2). |
| B.12. De artikelen 87 en 89 van het decreet van 15 februari 2019 zijn | B.12. De artikelen 87 en 89 van het decreet van 15 februari 2019 zijn |
| verenigbaar met de artikelen 12 en 14 van de Grondwet, al dan niet in | verenigbaar met de artikelen 12 en 14 van de Grondwet, al dan niet in |
| samenhang gelezen met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de | samenhang gelezen met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de |
| rechten van de mens en met artikel 15 van het Internationaal Verdrag | rechten van de mens en met artikel 15 van het Internationaal Verdrag |
| inzake burgerrechten en politieke rechten, in zoverre de gewijzigde | inzake burgerrechten en politieke rechten, in zoverre de gewijzigde |
| regeling van de uithandengeving van toepassing is op feiten gepleegd | regeling van de uithandengeving van toepassing is op feiten gepleegd |
| door minderjarigen voorafgaand aan de afkondiging en inwerkingtreding | door minderjarigen voorafgaand aan de afkondiging en inwerkingtreding |
| ervan. Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens | ervan. Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens |
| biedt ter zake geen ruimere waarborg dan de voormelde toetsingsnormen. | biedt ter zake geen ruimere waarborg dan de voormelde toetsingsnormen. |
| De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| B.13. Zoals reeds is vermeld in B.6 en B.7, heeft het eveneens in het | B.13. Zoals reeds is vermeld in B.6 en B.7, heeft het eveneens in het |
| geding zijnde decreet van 24 september 2019 de regeling van de | geding zijnde decreet van 24 september 2019 de regeling van de |
| uithandengeving opnieuw gewijzigd, meer bepaald om de verdere | uithandengeving opnieuw gewijzigd, meer bepaald om de verdere |
| toepassing van die maatregel mogelijk te maken na 1 september 2019, in | toepassing van die maatregel mogelijk te maken na 1 september 2019, in |
| afwachting van de volledige inwerkingtreding van het decreet van 15 | afwachting van de volledige inwerkingtreding van het decreet van 15 |
| februari 2019. | februari 2019. |
| Het decreet van 24 september 2019 werd gestemd op de eerste plenaire | Het decreet van 24 september 2019 werd gestemd op de eerste plenaire |
| vergadering van het Vlaams Parlement na de verkiezingen van 26 mei | vergadering van het Vlaams Parlement na de verkiezingen van 26 mei |
| 2019 (Hand., Vlaams Parlement, 2019-2020, 23 september 2019, plenaire | 2019 (Hand., Vlaams Parlement, 2019-2020, 23 september 2019, plenaire |
| vergadering, nr. 1, pp. 26-27) en werd een dag later bekrachtigd en | vergadering, nr. 1, pp. 26-27) en werd een dag later bekrachtigd en |
| afgekondigd door de Vlaamse Regering. | afgekondigd door de Vlaamse Regering. |
| B.14. Artikel 7, 1°, van het decreet van 24 september 2019 heeft | B.14. Artikel 7, 1°, van het decreet van 24 september 2019 heeft |
| artikel 57bis, § 1, van de Jeugdbeschermingswet, dat was opgeheven bij | artikel 57bis, § 1, van de Jeugdbeschermingswet, dat was opgeheven bij |
| het decreet van 15 februari 2019, opnieuw opgenomen in de volgende | het decreet van 15 februari 2019, opnieuw opgenomen in de volgende |
| lezing : | lezing : |
| « § 1. Als de minderjarige verdachte op het tijdstip van het plegen | « § 1. Als de minderjarige verdachte op het tijdstip van het plegen |
| van het jeugddelict zestien jaar of ouder was en de jeugdrechtbank een | van het jeugddelict zestien jaar of ouder was en de jeugdrechtbank een |
| van de sancties, vermeld in artikel 29, § 2, van het decreet van 15 | van de sancties, vermeld in artikel 29, § 2, van het decreet van 15 |
| februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht of een plaatsing | februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht of een plaatsing |
| ten gronde in een open of gesloten opvoedingsafdeling van een openbare | ten gronde in een open of gesloten opvoedingsafdeling van een openbare |
| gemeenschapsinstelling, bedoeld in artikel 37, § 2, 8°, niet geschikt | gemeenschapsinstelling, bedoeld in artikel 37, § 2, 8°, niet geschikt |
| acht, kan ze de zaak bij een met redenen omklede beslissing uit handen | acht, kan ze de zaak bij een met redenen omklede beslissing uit handen |
| geven en de zaak naar het openbaar ministerie verwijzen, met het oog | geven en de zaak naar het openbaar ministerie verwijzen, met het oog |
| op vervolging voor ofwel, indien de betrokkene ervan wordt verdacht | op vervolging voor ofwel, indien de betrokkene ervan wordt verdacht |
| een wanbedrijf of correctionaliseerbare misdaad te hebben gepleegd, | een wanbedrijf of correctionaliseerbare misdaad te hebben gepleegd, |
| een bijzondere kamer binnen de jeugdrechtbank die het gemeen | een bijzondere kamer binnen de jeugdrechtbank die het gemeen |
| strafrecht en de gemeenrechtelijke strafprocedure toepast, als daartoe | strafrecht en de gemeenrechtelijke strafprocedure toepast, als daartoe |
| grond bestaat, ofwel, indien de betrokkene ervan wordt verdacht een | grond bestaat, ofwel, indien de betrokkene ervan wordt verdacht een |
| niet-correctionaliseerbare misdaad te hebben gepleegd, een hof van | niet-correctionaliseerbare misdaad te hebben gepleegd, een hof van |
| assisen dat samengesteld is overeenkomstig de bepalingen van artikel | assisen dat samengesteld is overeenkomstig de bepalingen van artikel |
| 119, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, als daartoe grond | 119, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, als daartoe grond |
| bestaat. | bestaat. |
| De jeugdrechtbank kan evenwel slechts beslissen tot uithandengeving | De jeugdrechtbank kan evenwel slechts beslissen tot uithandengeving |
| indien bovendien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan : | indien bovendien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan : |
| 1° de betrokkene is reeds eerder het voorwerp geweest van een of | 1° de betrokkene is reeds eerder het voorwerp geweest van een of |
| meerdere van de in artikel 37, § 2, § 2bis of § 2ter, bedoelde | meerdere van de in artikel 37, § 2, § 2bis of § 2ter, bedoelde |
| maatregelen, van een herstelrechtelijk aanbod als bedoeld in de | maatregelen, van een herstelrechtelijk aanbod als bedoeld in de |
| artikelen 37bis tot en met 37quinquies of van een sanctie op grond van | artikelen 37bis tot en met 37quinquies of van een sanctie op grond van |
| artikel 29, § 2, van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het | artikel 29, § 2, van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het |
| jeugddelinquentierecht; | jeugddelinquentierecht; |
| 2° het gepleegde jeugddelict betreft een feit zoals bedoeld in de | 2° het gepleegde jeugddelict betreft een feit zoals bedoeld in de |
| artikelen 373, 375, 393 tot en met 397, 400, 401, 417ter, 417quater, | artikelen 373, 375, 393 tot en met 397, 400, 401, 417ter, 417quater, |
| 468, 469, 470 en 471 tot en met 475 van het Strafwetboek of een poging | 468, 469, 470 en 471 tot en met 475 van het Strafwetboek of een poging |
| tot het plegen van een feit zoals bedoeld in de artikelen 393 tot en | tot het plegen van een feit zoals bedoeld in de artikelen 393 tot en |
| met 397 van het Strafwetboek. De jeugdrechtbank kan ook beslissen tot | met 397 van het Strafwetboek. De jeugdrechtbank kan ook beslissen tot |
| uithandengeving wanneer de minderjarige verdachte een feit heeft | uithandengeving wanneer de minderjarige verdachte een feit heeft |
| gepleegd als vermeld in de artikelen 136bis, 136ter, 136quater, | gepleegd als vermeld in de artikelen 136bis, 136ter, 136quater, |
| 136sexies, 137, 140 en 141 van het Strafwetboek, die, als ze door een | 136sexies, 137, 140 en 141 van het Strafwetboek, die, als ze door een |
| meerderjarige gepleegd zouden zijn, strafbaar worden gesteld met een | meerderjarige gepleegd zouden zijn, strafbaar worden gesteld met een |
| gevangenisstraf van vijf tot tien jaar of een zwaardere straf. | gevangenisstraf van vijf tot tien jaar of een zwaardere straf. |
| De motivering gebeurt in functie van de persoonlijkheid van de | De motivering gebeurt in functie van de persoonlijkheid van de |
| betrokkene en van zijn omgeving en de maturiteitsgraad van de | betrokkene en van zijn omgeving en de maturiteitsgraad van de |
| betrokkene. | betrokkene. |
| Deze bepaling kan worden toegepast zelfs indien de betrokkene op het | Deze bepaling kan worden toegepast zelfs indien de betrokkene op het |
| tijdstip van het vonnis de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. | tijdstip van het vonnis de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. |
| In dit geval wordt hij gelijkgesteld met een minderjarige voor de | In dit geval wordt hij gelijkgesteld met een minderjarige voor de |
| toepassing van dit hoofdstuk ». | toepassing van dit hoofdstuk ». |
| B.15. Artikel 10 van het decreet van 24 september 2019 heeft artikel | B.15. Artikel 10 van het decreet van 24 september 2019 heeft artikel |
| 38 van het decreet van 15 februari 2019 toegevoegd aan de lijst van | 38 van het decreet van 15 februari 2019 toegevoegd aan de lijst van |
| artikelen, vermeld in het in B.6 aangehaalde artikel 89, tweede lid, | artikelen, vermeld in het in B.6 aangehaalde artikel 89, tweede lid, |
| die op een later tijdstip in werking treden. Krachtens artikel 11 van | die op een later tijdstip in werking treden. Krachtens artikel 11 van |
| het decreet van 24 september 2019 heeft dat decreet uitwerking met | het decreet van 24 september 2019 heeft dat decreet uitwerking met |
| ingang van 1 september 2019. Daardoor is de gewijzigde regeling van | ingang van 1 september 2019. Daardoor is de gewijzigde regeling van |
| uithandengeving toch nog niet in werking getreden op 1 september 2019. | uithandengeving toch nog niet in werking getreden op 1 september 2019. |
| B.16. Uit de artikelen 7, 10 en 11 van het decreet van 24 september | B.16. Uit de artikelen 7, 10 en 11 van het decreet van 24 september |
| 2019 vloeit voort dat de inwerkingtreding van de gewijzigde regeling | 2019 vloeit voort dat de inwerkingtreding van de gewijzigde regeling |
| van uithandengeving op 1 september 2019 met terugwerkende kracht is | van uithandengeving op 1 september 2019 met terugwerkende kracht is |
| tenietgedaan en dat de minderjarige die voor de verwijzende rechter is | tenietgedaan en dat de minderjarige die voor de verwijzende rechter is |
| gedaagd bijgevolg opnieuw in aanmerking komt voor uithandengeving. | gedaagd bijgevolg opnieuw in aanmerking komt voor uithandengeving. |
| B.17. Met zijn tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter | B.17. Met zijn tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter |
| van het Hof te vernemen of de artikelen 7, 10 en 11 van het decreet | van het Hof te vernemen of de artikelen 7, 10 en 11 van het decreet |
| van 24 september 2019 de artikelen 12 en 14 van de Grondwet schenden, | van 24 september 2019 de artikelen 12 en 14 van de Grondwet schenden, |
| al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het | al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het |
| Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15 van het | Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15 van het |
| Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, | Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, |
| doordat zij met terugwerkende kracht een regeling invoeren op basis | doordat zij met terugwerkende kracht een regeling invoeren op basis |
| waarvan personen die ervan worden verdacht als minderjarige een | waarvan personen die ervan worden verdacht als minderjarige een |
| strafbaar feit te hebben gepleegd uit handen kunnen worden gegeven, | strafbaar feit te hebben gepleegd uit handen kunnen worden gegeven, |
| terwijl een uithandengeving onder de gelding van artikel 38 van het | terwijl een uithandengeving onder de gelding van artikel 38 van het |
| decreet van 15 februari 2019 niet mogelijk was. | decreet van 15 februari 2019 niet mogelijk was. |
| B.18. Zoals in B.11 is vermeld, houdt de beslissing tot | B.18. Zoals in B.11 is vermeld, houdt de beslissing tot |
| uithandengeving op zich geen straf in, maar bepaalt zij het recht dat | uithandengeving op zich geen straf in, maar bepaalt zij het recht dat |
| op het als misdrijf omschreven feit, gepleegd door een minderjarige, | op het als misdrijf omschreven feit, gepleegd door een minderjarige, |
| van toepassing is, namelijk het strafrecht in plaats van het | van toepassing is, namelijk het strafrecht in plaats van het |
| jeugddelinquentierecht. | jeugddelinquentierecht. |
| B.19. De artikelen 7, 10 en 11 van het decreet van 24 september 2019 | B.19. De artikelen 7, 10 en 11 van het decreet van 24 september 2019 |
| zijn verenigbaar met de artikelen 12 en 14 van Grondwet, al dan niet | zijn verenigbaar met de artikelen 12 en 14 van Grondwet, al dan niet |
| in samenhang gelezen met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de | in samenhang gelezen met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de |
| rechten van de mens en met artikel 15 van het Internationaal Verdrag | rechten van de mens en met artikel 15 van het Internationaal Verdrag |
| inzake burgerrechten en politieke rechten, aangezien zij niet onder | inzake burgerrechten en politieke rechten, aangezien zij niet onder |
| het toepassingsgebied van die bepalingen vallen. | het toepassingsgebied van die bepalingen vallen. |
| De tweede prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | De tweede prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| De artikelen 87 en 89 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van | De artikelen 87 en 89 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van |
| 15 februari 2019 « betreffende het jeugddelinquentierecht » en de | 15 februari 2019 « betreffende het jeugddelinquentierecht » en de |
| artikelen 7, 10 en 11 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van | artikelen 7, 10 en 11 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van |
| 24 september 2019 « houdende wijziging van de wet van 8 april 1965 | 24 september 2019 « houdende wijziging van de wet van 8 april 1965 |
| betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen | betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen |
| die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel | die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel |
| van de door dit feit veroorzaakte schade en het decreet van 15 | van de door dit feit veroorzaakte schade en het decreet van 15 |
| februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, wat de | februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, wat de |
| overgangsbepalingen betreft » schenden niet de artikelen 12 en 14 van | overgangsbepalingen betreft » schenden niet de artikelen 12 en 14 van |
| Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van | Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van |
| het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15 van | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15 van |
| het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. | het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. |
| Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| op 27 juli 2020. | op 27 juli 2020. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| A. Alen | A. Alen |