← Terug naar  "Uittreksel uit arrest nr. 78/2020 van 28 mei 2020 Rolnummer 7349 In zake: de prejudiciële 
vragen betreffende artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, a) en b), van de programmawet  van 27 
december 2006, gesteld door het Arbeidshof te Antwerp(...) Het Grondwettelijk 
Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters T. M(...)"
                    
                        
                        
                
              | Uittreksel uit arrest nr. 78/2020 van 28 mei 2020 Rolnummer 7349 In zake: de prejudiciële vragen betreffende artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, a) en b), van de programmawet van 27 december 2006, gesteld door het Arbeidshof te Antwerp(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters T. M(...) | Uittreksel uit arrest nr. 78/2020 van 28 mei 2020 Rolnummer 7349 In zake: de prejudiciële vragen betreffende artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, a) en b), van de programmawet van 27 december 2006, gesteld door het Arbeidshof te Antwerp(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters T. M(...) | 
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF | 
| Uittreksel uit arrest nr. 78/2020 van 28 mei 2020 | Uittreksel uit arrest nr. 78/2020 van 28 mei 2020 | 
| Rolnummer 7349 | Rolnummer 7349 | 
| In zake: de prejudiciële vragen betreffende artikel 120, § 2, eerste | In zake: de prejudiciële vragen betreffende artikel 120, § 2, eerste | 
| lid, 1°, a) en b), van de programmawet (I) van 27 december 2006, | lid, 1°, a) en b), van de programmawet (I) van 27 december 2006, | 
| gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen, afdeling Antwerpen. | gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen, afdeling Antwerpen. | 
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, | 
| samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters T. | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters T. | 
| Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman en M. Pâques, | Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman en M. Pâques, | 
| bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | 
| voorzitter A. Alen, | voorzitter A. Alen, | 
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : | 
| I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | 
| Bij arrest van 20 januari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van | Bij arrest van 20 januari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van | 
| het Hof is ingekomen op 27 januari 2020, heeft het Arbeidshof te | het Hof is ingekomen op 27 januari 2020, heeft het Arbeidshof te | 
| Antwerpen, afdeling Antwerpen, de volgende prejudiciële vragen gesteld | Antwerpen, afdeling Antwerpen, de volgende prejudiciële vragen gesteld | 
| : | : | 
| « Schendt artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, b), Programmawet (I) van | « Schendt artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, b), Programmawet (I) van | 
| 27 december 2006 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het | 27 december 2006 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het | 
| het voordeel van de schadeloosstelling toekent aan de langstlevende | het voordeel van de schadeloosstelling toekent aan de langstlevende | 
| echtgenoot die gehuwd was na het tijdstip waarop het slachtoffer | echtgenoot die gehuwd was na het tijdstip waarop het slachtoffer | 
| aanspraak is beginnen te maken op de bij deze wet georganiseerde | aanspraak is beginnen te maken op de bij deze wet georganiseerde | 
| schadeloosstelling en die ten minste 365 dagen gehuwd was vóór het | schadeloosstelling en die ten minste 365 dagen gehuwd was vóór het | 
| overlijden van het slachtoffer en de langstlevende echtgenoot in deze | overlijden van het slachtoffer en de langstlevende echtgenoot in deze | 
| hypothese (gehuwd na het tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is | hypothese (gehuwd na het tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is | 
| beginnen te maken op de bij deze wet georganiseerde | beginnen te maken op de bij deze wet georganiseerde | 
| schadeloosstelling) die minder dan 365 dagen was gehuwd vóór het | schadeloosstelling) die minder dan 365 dagen was gehuwd vóór het | 
| overlijden van het slachtoffer van het voordeel ervan uitsluit, hoewel | overlijden van het slachtoffer van het voordeel ervan uitsluit, hoewel | 
| de echtgenoten onmiddellijk voordien wettelijk samenwoonden na een | de echtgenoten onmiddellijk voordien wettelijk samenwoonden na een | 
| verklaring van samenwoning overeenkomstig artikel 1476 van het | verklaring van samenwoning overeenkomstig artikel 1476 van het | 
| Burgerlijk Wetboek en waarbij de gezamenlijke duur van het huwelijk en | Burgerlijk Wetboek en waarbij de gezamenlijke duur van het huwelijk en | 
| de wettelijke samenwoning minstens 365 dagen bedraagt ? »; | de wettelijke samenwoning minstens 365 dagen bedraagt ? »; | 
| « Schendt artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, a), Programmawet (I) van | « Schendt artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, a), Programmawet (I) van | 
| 27 december 2006 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het | 27 december 2006 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het | 
| het voordeel van de schadeloosstelling toekent aan de langstlevende | het voordeel van de schadeloosstelling toekent aan de langstlevende | 
| echtgenoot die gehuwd was vóór het tijdstip waarop het slachtoffer | echtgenoot die gehuwd was vóór het tijdstip waarop het slachtoffer | 
| aanspraak is beginnen te maken op de bij deze wet georganiseerde | aanspraak is beginnen te maken op de bij deze wet georganiseerde | 
| schadeloosstelling en het de langstlevende echtgenoot die op het | schadeloosstelling en het de langstlevende echtgenoot die op het | 
| tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is beginnen te maken op deze | tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is beginnen te maken op deze | 
| schadeloosstelling wettelijk samenwoonde (na een verklaring van | schadeloosstelling wettelijk samenwoonde (na een verklaring van | 
| samenwoning overeenkomstig artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek) | samenwoning overeenkomstig artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek) | 
| zonder een samenlevingsovereenkomst zoals bepaald door artikel 120, § | zonder een samenlevingsovereenkomst zoals bepaald door artikel 120, § | 
| 2 van de Programmawet, van het voordeel ervan uitsluit ? ». | 2 van de Programmawet, van het voordeel ervan uitsluit ? ». | 
| Op 12 februari 2020 hebben de rechters-verslaggevers T. Merckx-Van | Op 12 februari 2020 hebben de rechters-verslaggevers T. Merckx-Van | 
| Goey en P. Nihoul, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de | Goey en P. Nihoul, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de | 
| bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, het Hof | bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, het Hof | 
| ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht | ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht | 
| voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest | voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest | 
| gewezen op voorafgaande rechtspleging. | gewezen op voorafgaande rechtspleging. | 
| (...) | (...) | 
| III. In rechte | III. In rechte | 
| (...) | (...) | 
| B.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 120, § 2, | B.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 120, § 2, | 
| eerste lid, van de programmawet (I) van 27 december 2006, dat bepaalt | eerste lid, van de programmawet (I) van 27 december 2006, dat bepaalt | 
| : | : | 
| « Indien het slachtoffer overlijdt ingevolge de in artikel 118 | « Indien het slachtoffer overlijdt ingevolge de in artikel 118 | 
| bedoelde ziekte, komt het Asbestfonds tegemoet ten voordele van de | bedoelde ziekte, komt het Asbestfonds tegemoet ten voordele van de | 
| rechthebbenden van het slachtoffer die op het tijdstip van zijn | rechthebbenden van het slachtoffer die op het tijdstip van zijn | 
| overlijden te zijnen laste zijn. Onder rechthebbende ten laste van het | overlijden te zijnen laste zijn. Onder rechthebbende ten laste van het | 
| slachtoffer moet worden verstaan : | slachtoffer moet worden verstaan : | 
| 1° de echtgenoot die op het tijdstip van het overlijden noch uit de | 1° de echtgenoot die op het tijdstip van het overlijden noch uit de | 
| echt, noch van tafel en bed gescheiden is, dan wel de partner die op | echt, noch van tafel en bed gescheiden is, dan wel de partner die op | 
| het tijdstip van het overlijden van het slachtoffer wettelijk met hem | het tijdstip van het overlijden van het slachtoffer wettelijk met hem | 
| samenwoonde en, overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk | samenwoonde en, overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk | 
| Wetboek, met hem een overeenkomst had gesloten die beide partijen tot | Wetboek, met hem een overeenkomst had gesloten die beide partijen tot | 
| wederzijdse bijstand verplicht en die, zelfs na een eventuele breuk, | wederzijdse bijstand verplicht en die, zelfs na een eventuele breuk, | 
| financiële gevolgen kan hebben, alsook op voorwaarde dat : | financiële gevolgen kan hebben, alsook op voorwaarde dat : | 
| a) het huwelijk werd gesloten of de wettelijke samenwoning is | a) het huwelijk werd gesloten of de wettelijke samenwoning is | 
| aangevangen op een tijdstip dat het slachtoffer nog geen aanspraak | aangevangen op een tijdstip dat het slachtoffer nog geen aanspraak | 
| maakte op de bij deze wet georganiseerde schadeloosstelling, of | maakte op de bij deze wet georganiseerde schadeloosstelling, of | 
| b) het huwelijk werd gesloten of de wettelijke samenwoning aanving na | b) het huwelijk werd gesloten of de wettelijke samenwoning aanving na | 
| het tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is beginnen te maken op | het tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is beginnen te maken op | 
| de bij deze wet georganiseerde schadeloosstelling, voor zover dat | de bij deze wet georganiseerde schadeloosstelling, voor zover dat | 
| huwelijk is gesloten of die wettelijke samenwoning is aangevangen ten | huwelijk is gesloten of die wettelijke samenwoning is aangevangen ten | 
| minste 365 dagen vóór het overlijden van het slachtoffer, [...] | minste 365 dagen vóór het overlijden van het slachtoffer, [...] | 
| [...] ». | [...] ». | 
| Indien het asbestslachtoffer overlijdt, vloeit uit die bepaling voort | Indien het asbestslachtoffer overlijdt, vloeit uit die bepaling voort | 
| dat de langstlevende echtgenoot als gerechtigde in aanmerking komt | dat de langstlevende echtgenoot als gerechtigde in aanmerking komt | 
| voor de tegemoetkoming van het Asbestfonds mits het huwelijk is | voor de tegemoetkoming van het Asbestfonds mits het huwelijk is | 
| gesloten op een tijdstip waarop het slachtoffer nog geen aanspraak | gesloten op een tijdstip waarop het slachtoffer nog geen aanspraak | 
| maakte op de schadeloosstelling of mits het huwelijk is gesloten na | maakte op de schadeloosstelling of mits het huwelijk is gesloten na | 
| het tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is beginnen te maken op | het tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is beginnen te maken op | 
| de schadeloosstelling voor zover dat huwelijk is gesloten ten minste | de schadeloosstelling voor zover dat huwelijk is gesloten ten minste | 
| 365 dagen vóór het overlijden van het slachtoffer. | 365 dagen vóór het overlijden van het slachtoffer. | 
| B.2.1. Het Hof wordt gevraagd of artikel 120, § 2, eerste lid, b), van | B.2.1. Het Hof wordt gevraagd of artikel 120, § 2, eerste lid, b), van | 
| de programmawet (I) van 27 december 2006 bestaanbaar is met de | de programmawet (I) van 27 december 2006 bestaanbaar is met de | 
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het het voordeel van de | artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het het voordeel van de | 
| tegemoetkoming van het Asbestfonds toekent aan de langstlevende | tegemoetkoming van het Asbestfonds toekent aan de langstlevende | 
| echtgenoot die gehuwd was na het tijdstip waarop het slachtoffer | echtgenoot die gehuwd was na het tijdstip waarop het slachtoffer | 
| aanspraak is beginnen te maken op de schadeloosstelling en die ten | aanspraak is beginnen te maken op de schadeloosstelling en die ten | 
| minste 365 dagen gehuwd was vóór het overlijden van het slachtoffer | minste 365 dagen gehuwd was vóór het overlijden van het slachtoffer | 
| terwijl het dat voordeel ontzegt aan de langstlevende echtgenoot die | terwijl het dat voordeel ontzegt aan de langstlevende echtgenoot die | 
| gehuwd was na het tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is | gehuwd was na het tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is | 
| beginnen te maken op schadeloosstelling en die minder dan 365 dagen | beginnen te maken op schadeloosstelling en die minder dan 365 dagen | 
| was gehuwd vóór het overlijden van het slachtoffer, doch waarbij de | was gehuwd vóór het overlijden van het slachtoffer, doch waarbij de | 
| gezamenlijke duur van de aan het huwelijk onmiddellijk voorafgaande | gezamenlijke duur van de aan het huwelijk onmiddellijk voorafgaande | 
| wettelijke samenwoning tussen de langstlevende echtgenoot en de | wettelijke samenwoning tussen de langstlevende echtgenoot en de | 
| overleden echtgenoot en het huwelijk minstens 365 dagen bedraagt | overleden echtgenoot en het huwelijk minstens 365 dagen bedraagt | 
| (eerste prejudiciële vraag). | (eerste prejudiciële vraag). | 
| B.2.2. Het Hof wordt eveneens gevraagd of artikel 120, § 2, eerste | B.2.2. Het Hof wordt eveneens gevraagd of artikel 120, § 2, eerste | 
| lid, a), van de programmawet (I) van 27 december 2006 bestaanbaar is | lid, a), van de programmawet (I) van 27 december 2006 bestaanbaar is | 
| met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat die bepaling het | met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat die bepaling het | 
| voordeel van de tegemoetkoming van het Asbestfonds toekent aan de | voordeel van de tegemoetkoming van het Asbestfonds toekent aan de | 
| langstlevende echtgenoot die gehuwd was vóór het tijdstip waarop het | langstlevende echtgenoot die gehuwd was vóór het tijdstip waarop het | 
| slachtoffer aanspraak is beginnen te maken op de schadeloosstelling | slachtoffer aanspraak is beginnen te maken op de schadeloosstelling | 
| terwijl zij dat voordeel ontzegt aan de langstlevende echtgenoot die | terwijl zij dat voordeel ontzegt aan de langstlevende echtgenoot die | 
| op het tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is beginnen te maken | op het tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is beginnen te maken | 
| op de schadeloosstelling wettelijk samenwoonde zonder een | op de schadeloosstelling wettelijk samenwoonde zonder een | 
| samenlevingscontract (tweede prejudiciële vraag). | samenlevingscontract (tweede prejudiciële vraag). | 
| B.3. Uit de motivering van de feitelijke context in het verwijzende | B.3. Uit de motivering van de feitelijke context in het verwijzende | 
| arrest en de formulering van de prejudiciële vragen blijkt dat de | arrest en de formulering van de prejudiciële vragen blijkt dat de | 
| vrouw die aanspraak maakt op de schadeloosstelling, op het ogenblik | vrouw die aanspraak maakt op de schadeloosstelling, op het ogenblik | 
| van het overlijden van het asbestslachtoffer gehuwd was (zijnde de | van het overlijden van het asbestslachtoffer gehuwd was (zijnde de | 
| langstlevende echtgenote) met het slachtoffer en zulks minder dan 365 | langstlevende echtgenote) met het slachtoffer en zulks minder dan 365 | 
| dagen vóór dat overlijden, dat dit huwelijk werd gesloten nadat het | dagen vóór dat overlijden, dat dit huwelijk werd gesloten nadat het | 
| asbestslachtoffer aanspraak maakte op de schadeloosstelling, en dat | asbestslachtoffer aanspraak maakte op de schadeloosstelling, en dat | 
| onmiddellijk aan dat huwelijk een wettelijke samenwoning voorafging | onmiddellijk aan dat huwelijk een wettelijke samenwoning voorafging | 
| die was aangevangen voordat het asbestslachtoffer aanspraak maakte op | die was aangevangen voordat het asbestslachtoffer aanspraak maakte op | 
| de schadeloosstelling. Eveneens blijkt dat de gezamenlijke duur van | de schadeloosstelling. Eveneens blijkt dat de gezamenlijke duur van | 
| het huwelijk en de daaraan voorafgaande wettelijke samenwoning meer | het huwelijk en de daaraan voorafgaande wettelijke samenwoning meer | 
| dan 365 dagen vóór het overlijden bedroeg. | dan 365 dagen vóór het overlijden bedroeg. | 
| B.4. Rekening houdend met hetgeen in B.3 is vermeld, hebben de | B.4. Rekening houdend met hetgeen in B.3 is vermeld, hebben de | 
| voorgelegde vragen alleen betrekking op het geval waarbij op het | voorgelegde vragen alleen betrekking op het geval waarbij op het | 
| ogenblik van het overlijden van het asbestslachtoffer dat slachtoffer | ogenblik van het overlijden van het asbestslachtoffer dat slachtoffer | 
| was gehuwd waardoor een langstlevende echtgenoot als potentieel | was gehuwd waardoor een langstlevende echtgenoot als potentieel | 
| gerechtigde achterblijft. De prejudiciële vragen zijn in dat opzicht | gerechtigde achterblijft. De prejudiciële vragen zijn in dat opzicht | 
| te begrijpen als vragen naar de gevolgen, voor de ontvankelijkheid van | te begrijpen als vragen naar de gevolgen, voor de ontvankelijkheid van | 
| de aanvraag tot schadeloosstelling, van verschillende opeenvolgende | de aanvraag tot schadeloosstelling, van verschillende opeenvolgende | 
| samenlevingsvormen in hoofde van de langstlevende echtgenoot. Het Hof | samenlevingsvormen in hoofde van de langstlevende echtgenoot. Het Hof | 
| beperkt zijn onderzoek daartoe. | beperkt zijn onderzoek daartoe. | 
| Uit het voorgaande volgt dat het Hof in wezen wordt gevraagd of | Uit het voorgaande volgt dat het Hof in wezen wordt gevraagd of | 
| artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, a) en b), van de programmawet (I) | artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, a) en b), van de programmawet (I) | 
| van 27 december 2006 bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de | van 27 december 2006 bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de | 
| Grondwet, in zoverre het de langstlevende echtgenoot die minder dan | Grondwet, in zoverre het de langstlevende echtgenoot die minder dan | 
| 365 dagen met het slachtoffer was gehuwd, met wie hij eerder een | 365 dagen met het slachtoffer was gehuwd, met wie hij eerder een | 
| verklaring van wettelijke samenwoning had afgelegd, of de | verklaring van wettelijke samenwoning had afgelegd, of de | 
| langstlevende echtgenoot die, voordat het asbestslachtoffer aanspraak | langstlevende echtgenoot die, voordat het asbestslachtoffer aanspraak | 
| is beginnen te maken op een tegemoetkoming, met hem een verklaring van | is beginnen te maken op een tegemoetkoming, met hem een verklaring van | 
| wettelijk samenwonen had afgelegd en vervolgens met hem is gehuwd | wettelijk samenwonen had afgelegd en vervolgens met hem is gehuwd | 
| gedurende minder dan 365 dagen vóór zijn overlijden, waarbij, in beide | gedurende minder dan 365 dagen vóór zijn overlijden, waarbij, in beide | 
| gevallen, de gezamenlijke duur van het huwelijk en het daaraan | gevallen, de gezamenlijke duur van het huwelijk en het daaraan | 
| voorafgaande wettelijk samenwonen minstens 365 dagen bedraagt, het | voorafgaande wettelijk samenwonen minstens 365 dagen bedraagt, het | 
| voordeel van de tegemoetkoming van het Asbestfonds ontzegt. | voordeel van de tegemoetkoming van het Asbestfonds ontzegt. | 
| B.5. De bekommernis om misbruiken tegen te gaan, vermocht de wetgever | B.5. De bekommernis om misbruiken tegen te gaan, vermocht de wetgever | 
| redelijkerwijs ertoe te brengen voorwaarden op te leggen om als | redelijkerwijs ertoe te brengen voorwaarden op te leggen om als | 
| gerechtigde van een tegemoetkoming van het Asbestfonds in aanmerking | gerechtigde van een tegemoetkoming van het Asbestfonds in aanmerking | 
| te kunnen komen, onder meer wat betreft de samenlevingsvorm, de nadere | te kunnen komen, onder meer wat betreft de samenlevingsvorm, de nadere | 
| regels ervan, het ogenblik van het aangaan en de duur ervan, en het | regels ervan, het ogenblik van het aangaan en de duur ervan, en het | 
| tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is beginnen te maken op die | tijdstip waarop het slachtoffer aanspraak is beginnen te maken op die | 
| tegemoetkoming. Die voorwaarden zijn, wat de langstlevende echtgenoot | tegemoetkoming. Die voorwaarden zijn, wat de langstlevende echtgenoot | 
| betreft, louter gebaseerd op de hypothese van een huwelijk dat aan het | betreft, louter gebaseerd op de hypothese van een huwelijk dat aan het | 
| overlijden voorafgaat. | overlijden voorafgaat. | 
| De opgelegde voorwaarden gaan uit van de idee dat zij het risico op | De opgelegde voorwaarden gaan uit van de idee dat zij het risico op | 
| misbruiken beperken, daar wordt opgelegd dat op bepaalde ogenblikken, | misbruiken beperken, daar wordt opgelegd dat op bepaalde ogenblikken, | 
| of tijdens een bepaalde duur voorafgaand aan het overlijden een | of tijdens een bepaalde duur voorafgaand aan het overlijden een | 
| duurzame, nauwe en intieme band tussen de gerechtigde en het | duurzame, nauwe en intieme band tussen de gerechtigde en het | 
| slachtoffer bestond. Tegelijkertijd stelt het Hof vast dat die | slachtoffer bestond. Tegelijkertijd stelt het Hof vast dat die | 
| voorwaarden geen rekening houden met situaties waarbij onderscheiden | voorwaarden geen rekening houden met situaties waarbij onderscheiden | 
| samenlevingsvormen elkaar onmiddellijk opvolgen. | samenlevingsvormen elkaar onmiddellijk opvolgen. | 
| B.6. Door voor het toekennen van een tegemoetkoming van het | B.6. Door voor het toekennen van een tegemoetkoming van het | 
| Asbestfonds aan de langstlevende echtgenoot of langstlevende partner | Asbestfonds aan de langstlevende echtgenoot of langstlevende partner | 
| de voorwaarde op te leggen van een minimumduur van 365 dagen huwelijk | de voorwaarde op te leggen van een minimumduur van 365 dagen huwelijk | 
| of wettelijk samenwonen met een authentiek samenlevingscontract waarin | of wettelijk samenwonen met een authentiek samenlevingscontract waarin | 
| wederzijdse bijstandsplichten zijn opgenomen, heeft de wetgever | wederzijdse bijstandsplichten zijn opgenomen, heeft de wetgever | 
| bepaalde misbruiken willen ontmoedigen, zoals het huwelijk of het | bepaalde misbruiken willen ontmoedigen, zoals het huwelijk of het | 
| wettelijk samenwonen in extremis, waarvan de enige bedoeling is het de | wettelijk samenwonen in extremis, waarvan de enige bedoeling is het de | 
| langstlevende echtgenoot of partner mogelijk te maken de | langstlevende echtgenoot of partner mogelijk te maken de | 
| tegemoetkoming te genieten. De wetgever heeft evenwel | tegemoetkoming te genieten. De wetgever heeft evenwel | 
| aanspraakmogelijkheden aanvaard die uitgaan van de idee dat in | aanspraakmogelijkheden aanvaard die uitgaan van de idee dat in | 
| bepaalde situaties de omstandigheden aantonen dat, hoewel het | bepaalde situaties de omstandigheden aantonen dat, hoewel het | 
| overlijden minder dan één jaar na het huwelijk heeft plaatsgehad, dat | overlijden minder dan één jaar na het huwelijk heeft plaatsgehad, dat | 
| huwelijk niet enkel is voltrokken om het voordeel te verkrijgen. | huwelijk niet enkel is voltrokken om het voordeel te verkrijgen. | 
| B.7. Het Hof heeft bij zijn arrest nr. 60/2009 van 25 maart 2009 in | B.7. Het Hof heeft bij zijn arrest nr. 60/2009 van 25 maart 2009 in | 
| dat verband geoordeeld dat, hoewel de wetgever bij het tegengaan van | dat verband geoordeeld dat, hoewel de wetgever bij het tegengaan van | 
| risico's op misbruiken inzake uitkeringen over een ruime | risico's op misbruiken inzake uitkeringen over een ruime | 
| beoordelingsbevoegdheid beschikt om de voorwaarden voor het verkrijgen | beoordelingsbevoegdheid beschikt om de voorwaarden voor het verkrijgen | 
| van een tegemoetkoming of uitkering te bepalen, de voorwaarden | van een tegemoetkoming of uitkering te bepalen, de voorwaarden | 
| rekening dienen te houden met bepaalde gevallen van opeenvolgende | rekening dienen te houden met bepaalde gevallen van opeenvolgende | 
| samenlevingsvormen waarvoor ook dient te worden aangenomen dat het | samenlevingsvormen waarvoor ook dient te worden aangenomen dat het | 
| risico op misbruik beperkt is. | risico op misbruik beperkt is. | 
| Dit geldt a fortiori voor de gevallen waarbij de opvolgende | Dit geldt a fortiori voor de gevallen waarbij de opvolgende | 
| samenlevingsvormen zwaardere verplichtingen voor de betrokkenen met | samenlevingsvormen zwaardere verplichtingen voor de betrokkenen met | 
| zich meebrengen. | zich meebrengen. | 
| B.8. Het is derhalve niet redelijk verantwoord om de langstlevende | B.8. Het is derhalve niet redelijk verantwoord om de langstlevende | 
| echtgenoot, die minder dan 365 dagen met het overleden slachtoffer was | echtgenoot, die minder dan 365 dagen met het overleden slachtoffer was | 
| gehuwd, met wie hij, voordat het slachtoffer aanspraak is beginnen te | gehuwd, met wie hij, voordat het slachtoffer aanspraak is beginnen te | 
| maken op de tegemoetkoming, een verklaring van wettelijk samenwonen | maken op de tegemoetkoming, een verklaring van wettelijk samenwonen | 
| had afgelegd, of de langstlevende echtgenoot die, voordat het | had afgelegd, of de langstlevende echtgenoot die, voordat het | 
| asbestslachtoffer aanspraak is beginnen te maken op de tegemoetkoming, | asbestslachtoffer aanspraak is beginnen te maken op de tegemoetkoming, | 
| met hem een verklaring van wettelijk samenwonen had afgelegd, waarna | met hem een verklaring van wettelijk samenwonen had afgelegd, waarna | 
| zij minder dan 365 dagen gehuwd waren, en waarbij de gezamenlijke en | zij minder dan 365 dagen gehuwd waren, en waarbij de gezamenlijke en | 
| onafgebroken duur van het huwelijk en het daaraan voorafgaande | onafgebroken duur van het huwelijk en het daaraan voorafgaande | 
| wettelijk samenwonen minstens 365 dagen bedraagt, het voordeel van de | wettelijk samenwonen minstens 365 dagen bedraagt, het voordeel van de | 
| tegemoetkoming van het Asbestfonds te ontzeggen. | tegemoetkoming van het Asbestfonds te ontzeggen. | 
| B.9. In die mate is artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, a) en b), van de | B.9. In die mate is artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, a) en b), van de | 
| programmawet (I) van 27 december 2006 niet bestaanbaar met de | programmawet (I) van 27 december 2006 niet bestaanbaar met de | 
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet, en dienen de prejudiciële vragen | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, en dienen de prejudiciële vragen | 
| bevestigend te worden beantwoord. | bevestigend te worden beantwoord. | 
| Om die redenen, | Om die redenen, | 
| het Hof | het Hof | 
| zegt voor recht : | zegt voor recht : | 
| Artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, a) en b), van de programmawet (I) | Artikel 120, § 2, eerste lid, 1°, a) en b), van de programmawet (I) | 
| van 27 december 2006 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in | van 27 december 2006 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in | 
| zoverre het de langstlevende echtgenoot, die minder dan 365 dagen met | zoverre het de langstlevende echtgenoot, die minder dan 365 dagen met | 
| het overleden slachtoffer was gehuwd, met wie hij, voordat het | het overleden slachtoffer was gehuwd, met wie hij, voordat het | 
| slachtoffer aanspraak is beginnen te maken op de tegemoetkoming, een | slachtoffer aanspraak is beginnen te maken op de tegemoetkoming, een | 
| verklaring van wettelijk samenwonen had afgelegd, of die, voordat het | verklaring van wettelijk samenwonen had afgelegd, of die, voordat het | 
| asbestslachtoffer aanspraak is beginnen te maken op de tegemoetkoming, | asbestslachtoffer aanspraak is beginnen te maken op de tegemoetkoming, | 
| met hem een verklaring van wettelijk samenwonen had afgelegd, waarna | met hem een verklaring van wettelijk samenwonen had afgelegd, waarna | 
| zij minder dan 365 dagen gehuwd waren, en waarbij de gezamenlijke en | zij minder dan 365 dagen gehuwd waren, en waarbij de gezamenlijke en | 
| onafgebroken duur van het huwelijk en het daaraan voorafgaande | onafgebroken duur van het huwelijk en het daaraan voorafgaande | 
| wettelijk samenwonen minstens 365 dagen bedraagt, het voordeel van de | wettelijk samenwonen minstens 365 dagen bedraagt, het voordeel van de | 
| tegemoetkoming van het Asbestfonds ontzegt. | tegemoetkoming van het Asbestfonds ontzegt. | 
| Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel | 
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 
| op 28 mei 2020. | op 28 mei 2020. | 
| De griffier, | De griffier, | 
| P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux | 
| De voorzitter, | De voorzitter, | 
| A. Alen | A. Alen |