← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 10/2017 van 25 januari 2017 Rolnummer 6367 In zake : de
prejudiciële vraag betreffende artikel 95 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse
bepalingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Lu Het Grondwettelijk
Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 10/2017 van 25 januari 2017 Rolnummer 6367 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 95 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Lu Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...) | Uittreksel uit arrest nr. 10/2017 van 25 januari 2017 Rolnummer 6367 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 95 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Lu Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 10/2017 van 25 januari 2017 | Uittreksel uit arrest nr. 10/2017 van 25 januari 2017 |
Rolnummer 6367 | Rolnummer 6367 |
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 95 van de wet van | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 95 van de wet van |
30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, gesteld door | 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, gesteld door |
de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. | de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de | samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de |
rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. | rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. |
Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de | Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de |
griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. | griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. |
Spreutels, | Spreutels, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij vonnis van 11 februari 2016 in zake de bvba « ACREFI PM » tegen | Bij vonnis van 11 februari 2016 in zake de bvba « ACREFI PM » tegen |
het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, | het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, |
waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 | waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 |
februari 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling | februari 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling |
Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : | Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« Schendt artikel 95 van de wet van 30 december 1992, in de | « Schendt artikel 95 van de wet van 30 december 1992, in de |
interpretatie van het Grondwettelijk Hof volgens welke de bijdrage | interpretatie van het Grondwettelijk Hof volgens welke de bijdrage |
ingesteld bij de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse | ingesteld bij de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse |
bepalingen, in titel III ervan, met betrekking tot de invoering van | bepalingen, in titel III ervan, met betrekking tot de invoering van |
een jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen bestemd voor | een jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen bestemd voor |
het sociaal statuut der zelfstandigen, een belasting is (arrest nr. | het sociaal statuut der zelfstandigen, een belasting is (arrest nr. |
142/2010 van 16 december 2010) en indien de belastingrechter van de | 142/2010 van 16 december 2010) en indien de belastingrechter van de |
rechtbank van eerste aanleg op grond van artikel 569, 32°, van het | rechtbank van eerste aanleg op grond van artikel 569, 32°, van het |
Gerechtelijk Wetboek materieel bevoegd is om uitspraak te doen over de | Gerechtelijk Wetboek materieel bevoegd is om uitspraak te doen over de |
wettigheid van een dergelijke bijdrage, de artikelen 170 en 172 van de | wettigheid van een dergelijke bijdrage, de artikelen 170 en 172 van de |
Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 | Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 |
van de Grondwet en, in voorkomend geval, met artikel 6 van het | van de Grondwet en, in voorkomend geval, met artikel 6 van het |
Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dat het recht op een | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dat het recht op een |
eerlijk proces waarborgt, alsook met artikel 1 van het Eerste | eerlijk proces waarborgt, alsook met artikel 1 van het Eerste |
Aanvullend Protocol, dat het eigendomsrecht waarborgt, | Aanvullend Protocol, dat het eigendomsrecht waarborgt, |
- in zoverre het de invordering van de bijzondere bijdrage | - in zoverre het de invordering van de bijzondere bijdrage |
toevertrouwt aan de sociale verzekeringskassen, onder het toezicht van | toevertrouwt aan de sociale verzekeringskassen, onder het toezicht van |
de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn | de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn |
bevoegdheid heeft, kassen die noch onder de activiteit noch onder de | bevoegdheid heeft, kassen die noch onder de activiteit noch onder de |
bijzondere openbare opdrachten van de fiscale administraties vallen; | bijzondere openbare opdrachten van de fiscale administraties vallen; |
- in zoverre de regels met betrekking tot de invordering ervan (de | - in zoverre de regels met betrekking tot de invordering ervan (de |
verjaring, het dwangbevel als buitengerechtelijke uitvoerbare titel en | verjaring, het dwangbevel als buitengerechtelijke uitvoerbare titel en |
de zekerheden) zijn opgesteld naar het model van die welke van | de zekerheden) zijn opgesteld naar het model van die welke van |
toepassing zijn op de sociale bijdragen voor zelfstandigen, en; | toepassing zijn op de sociale bijdragen voor zelfstandigen, en; |
- in zoverre de handelsvennootschappen die zich ertegen verzetten, het | - in zoverre de handelsvennootschappen die zich ertegen verzetten, het |
recht wordt ontzegd dat hun zaak wordt beoordeeld door een | recht wordt ontzegd dat hun zaak wordt beoordeeld door een |
gespecialiseerde rechterlijke instantie die de arbeidsrechtbank is, | gespecialiseerde rechterlijke instantie die de arbeidsrechtbank is, |
die bevoegd is op grond van artikel 581, 8°, van het Gerechtelijk | die bevoegd is op grond van artikel 581, 8°, van het Gerechtelijk |
Wetboek, terwijl de andere rechtzoekenden die elkaars tegenpartij zijn | Wetboek, terwijl de andere rechtzoekenden die elkaars tegenpartij zijn |
in het kader van een geschil met betrekking tot de sociale zekerheid | in het kader van een geschil met betrekking tot de sociale zekerheid |
der zelfstandigen dat recht niet wordt ontzegd ? ». | der zelfstandigen dat recht niet wordt ontzegd ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. Artikel 95 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en | B.1. Artikel 95 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en |
diverse bepalingen bepaalt : | diverse bepalingen bepaalt : |
« § 1. De sociale verzekeringskassen zijn belast met de invordering | « § 1. De sociale verzekeringskassen zijn belast met de invordering |
van de bijdrage, zo nodig langs gerechtelijke weg. | van de bijdrage, zo nodig langs gerechtelijke weg. |
§ 1bis. Onverminderd hun recht om voor de rechter te dagvaarden, | § 1bis. Onverminderd hun recht om voor de rechter te dagvaarden, |
kunnen de sociale verzekeringsfondsen als inninginstellingen van de | kunnen de sociale verzekeringsfondsen als inninginstellingen van de |
bijdragen de bedragen die hen verschuldigd zijn eveneens bij wijze van | bijdragen de bedragen die hen verschuldigd zijn eveneens bij wijze van |
dwangbevel invorderen. | dwangbevel invorderen. |
De Koning bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van vervolging door | De Koning bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van vervolging door |
middel van dwangbevel evenals de kosten die eruit voortvloeien en hun | middel van dwangbevel evenals de kosten die eruit voortvloeien en hun |
tenlastelegging. | tenlastelegging. |
§ 2. De invordering van de in dit hoofdstuk bepaalde bijdrage verjaart | § 2. De invordering van de in dit hoofdstuk bepaalde bijdrage verjaart |
na vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het | na vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het |
jaar waarvoor ze verschuldigd is. | jaar waarvoor ze verschuldigd is. |
De verjaring wordt gestuit : | De verjaring wordt gestuit : |
1° op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het | 1° op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het |
Burgerlijk Wetboek; | Burgerlijk Wetboek; |
2° met een ter post aangetekende brief of een deurwaardersaanmaning | 2° met een ter post aangetekende brief of een deurwaardersaanmaning |
waarbij de sociale verzekeringskas die belast is met de invordering, | waarbij de sociale verzekeringskas die belast is met de invordering, |
de verschuldigde bijdrage opeist. | de verschuldigde bijdrage opeist. |
§ 3. De vordering tot terugbetaling van de ten onrechte betaalde | § 3. De vordering tot terugbetaling van de ten onrechte betaalde |
bijdrage verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar | bijdrage verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar |
dat volgt op het jaar waarin de onverschuldigde bijdrage werd betaald. | dat volgt op het jaar waarin de onverschuldigde bijdrage werd betaald. |
De verjaring wordt gestuit : | De verjaring wordt gestuit : |
1° op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het | 1° op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het |
Burgerlijk Wetboek; | Burgerlijk Wetboek; |
2° met een ter post aangetekende brief door de vennootschap gericht | 2° met een ter post aangetekende brief door de vennootschap gericht |
aan de sociale verzekeringskas die de bijdrage heeft geïnd en waarbij | aan de sociale verzekeringskas die de bijdrage heeft geïnd en waarbij |
de terugbetaling van de ten onrechte betaalde bijdrage wordt opgeëist. | de terugbetaling van de ten onrechte betaalde bijdrage wordt opgeëist. |
§ 4. Wanneer, door nalatigheid van een sociaal verzekeringsfonds voor | § 4. Wanneer, door nalatigheid van een sociaal verzekeringsfonds voor |
zelfstandigen, in artikel 91 bedoelde bijdragen niet konden worden | zelfstandigen, in artikel 91 bedoelde bijdragen niet konden worden |
ingevorderd, wordt het fonds ervoor aansprakelijk verklaard bij | ingevorderd, wordt het fonds ervoor aansprakelijk verklaard bij |
beslissing van de minister van Middenstand en worden de sommen in | beslissing van de minister van Middenstand en worden de sommen in |
kwestie ten laste gelegd van de opbrengst van de bijdragen die bestemd | kwestie ten laste gelegd van de opbrengst van de bijdragen die bestemd |
zijn om de werkingskosten van het betrokken fonds te dekken. | zijn om de werkingskosten van het betrokken fonds te dekken. |
§ 5. De sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen mogen van de | § 5. De sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen mogen van de |
aangesloten vennootschappen de terugbetaling vorderen van de kosten | aangesloten vennootschappen de terugbetaling vorderen van de kosten |
die veroorzaakt zijn door de rappelbrieven die ze, eventueel langs | die veroorzaakt zijn door de rappelbrieven die ze, eventueel langs |
gerechtsdeurwaarder, aan de vennootschappen hebben moeten richten in | gerechtsdeurwaarder, aan de vennootschappen hebben moeten richten in |
geval van laattijdige bijdragebetaling. | geval van laattijdige bijdragebetaling. |
De minister van Middenstand kan forfaitaire bedragen bepalen welke de | De minister van Middenstand kan forfaitaire bedragen bepalen welke de |
fondsen uit dien hoofde mogen vragen. | fondsen uit dien hoofde mogen vragen. |
De bij deze paragraaf bedoelde kosten worden ingevorderd zoals de in | De bij deze paragraaf bedoelde kosten worden ingevorderd zoals de in |
artikel 91 bedoelde bijdragen ». | artikel 91 bedoelde bijdragen ». |
B.2. De verwijzende rechter stelt aan het Hof een vraag over de | B.2. De verwijzende rechter stelt aan het Hof een vraag over de |
bestaanbaarheid van die bepaling met de artikelen 170 en 172 van de | bestaanbaarheid van die bepaling met de artikelen 170 en 172 van de |
Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 | Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 |
van de Grondwet en, in voorkomend geval, met artikel 6 van het | van de Grondwet en, in voorkomend geval, met artikel 6 van het |
Europees Verdrag voor de rechten van de mens alsook met artikel 1 van | Europees Verdrag voor de rechten van de mens alsook met artikel 1 van |
het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, « in de interpretatie | het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, « in de interpretatie |
van het Grondwettelijk Hof volgens welke de bijdrage ingesteld bij de | van het Grondwettelijk Hof volgens welke de bijdrage ingesteld bij de |
wet van 30 december 1992 [...], een belasting is [...] en indien de | wet van 30 december 1992 [...], een belasting is [...] en indien de |
belastingrechter van de rechtbank van eerste aanleg op grond van | belastingrechter van de rechtbank van eerste aanleg op grond van |
artikel 569, [eerste lid,] 32°, van het Gerechtelijk Wetboek materieel | artikel 569, [eerste lid,] 32°, van het Gerechtelijk Wetboek materieel |
bevoegd is om uitspraak te doen over de wettigheid van een dergelijke | bevoegd is om uitspraak te doen over de wettigheid van een dergelijke |
bijdrage », | bijdrage », |
- in zoverre zij de invordering van de bijzondere bijdrage | - in zoverre zij de invordering van de bijzondere bijdrage |
toevertrouwt aan de socialeverzekeringskassen, onder het toezicht van | toevertrouwt aan de socialeverzekeringskassen, onder het toezicht van |
de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn | de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn |
bevoegdheid heeft, kassen die noch onder de activiteit, noch onder de | bevoegdheid heeft, kassen die noch onder de activiteit, noch onder de |
bijzondere openbare opdrachten van de fiscale administraties vallen | bijzondere openbare opdrachten van de fiscale administraties vallen |
(eerste onderdeel); | (eerste onderdeel); |
- in zoverre de regels met betrekking tot de invordering ervan (de | - in zoverre de regels met betrekking tot de invordering ervan (de |
verjaring, het dwangbevel als buitengerechtelijke uitvoerbare titel en | verjaring, het dwangbevel als buitengerechtelijke uitvoerbare titel en |
de zekerheden) zijn opgesteld naar het model van die welke van | de zekerheden) zijn opgesteld naar het model van die welke van |
toepassing zijn op de sociale bijdragen voor zelfstandigen (tweede | toepassing zijn op de sociale bijdragen voor zelfstandigen (tweede |
onderdeel) en; | onderdeel) en; |
- in zoverre de handelsvennootschappen die zich ertegen verzetten, het | - in zoverre de handelsvennootschappen die zich ertegen verzetten, het |
recht wordt ontzegd dat hun zaak wordt beoordeeld door een | recht wordt ontzegd dat hun zaak wordt beoordeeld door een |
gespecialiseerde rechterlijke instantie die de arbeidsrechtbank is, | gespecialiseerde rechterlijke instantie die de arbeidsrechtbank is, |
die bevoegd is op grond van artikel 581, 8°, van het Gerechtelijk | die bevoegd is op grond van artikel 581, 8°, van het Gerechtelijk |
Wetboek, terwijl de andere rechtzoekenden die elkaars tegenpartij zijn | Wetboek, terwijl de andere rechtzoekenden die elkaars tegenpartij zijn |
in het kader van een geschil met betrekking tot de sociale zekerheid | in het kader van een geschil met betrekking tot de sociale zekerheid |
der zelfstandigen dat recht niet wordt ontzegd (derde onderdeel). | der zelfstandigen dat recht niet wordt ontzegd (derde onderdeel). |
B.3. Artikel 91 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en | B.3. Artikel 91 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en |
diverse bepalingen, zoals het werd gewijzigd bij artikel 279 van de | diverse bepalingen, zoals het werd gewijzigd bij artikel 279 van de |
programmawet van 22 december 2003 en bij artikel 23 van de wet van 29 | programmawet van 22 december 2003 en bij artikel 23 van de wet van 29 |
maart 2012 houdende diverse bepalingen (I), bepaalt : | maart 2012 houdende diverse bepalingen (I), bepaalt : |
« De vennootschappen zijn een jaarlijkse forfaitaire bijdrage | « De vennootschappen zijn een jaarlijkse forfaitaire bijdrage |
verschuldigd. | verschuldigd. |
De Koning stelt, opdat het van toepassing zal zijn vanaf 2004, bij een | De Koning stelt, opdat het van toepassing zal zijn vanaf 2004, bij een |
besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de door | besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de door |
vennootschappen verschuldigde bijdragen vast, maar zonder dat deze de | vennootschappen verschuldigde bijdragen vast, maar zonder dat deze de |
868 EUR kunnen overschrijden. Hierbij kan Hij een onderscheid maken op | 868 EUR kunnen overschrijden. Hierbij kan Hij een onderscheid maken op |
basis van criteria die rekening houden met de omvang van de | basis van criteria die rekening houden met de omvang van de |
vennootschap ». | vennootschap ». |
B.4.1. De in het geding zijnde bijdrage ten laste van de | B.4.1. De in het geding zijnde bijdrage ten laste van de |
vennootschappen ten gunste van het stelsel van de sociale zekerheid | vennootschappen ten gunste van het stelsel van de sociale zekerheid |
der zelfstandigen werd oorspronkelijk als een eenmalige forfaitaire | der zelfstandigen werd oorspronkelijk als een eenmalige forfaitaire |
bijdrage van 7 000 frank ingevoerd bij artikel 78 van de wet van 26 | bijdrage van 7 000 frank ingevoerd bij artikel 78 van de wet van 26 |
juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen. | juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen. |
Tegen die bepaling werd een beroep tot vernietiging ingesteld. In zijn | Tegen die bepaling werd een beroep tot vernietiging ingesteld. In zijn |
arrest nr. 77/93 van 3 november 1993, waarbij dat beroep werd | arrest nr. 77/93 van 3 november 1993, waarbij dat beroep werd |
verworpen, heeft het Hof geoordeeld : | verworpen, heeft het Hof geoordeeld : |
« B.3.2. De invoering, bij de bestreden bepalingen, van een | « B.3.2. De invoering, bij de bestreden bepalingen, van een |
forfaitaire bijdrage ten laste van de vennootschappen kan worden | forfaitaire bijdrage ten laste van de vennootschappen kan worden |
verantwoord op grond van de overweging dat, indien diegenen die de | verantwoord op grond van de overweging dat, indien diegenen die de |
activiteit die zij in vennootschapsvorm uitoefenen, als zelfstandige | activiteit die zij in vennootschapsvorm uitoefenen, als zelfstandige |
zouden uitoefenen, zij gehouden zouden zijn tot betaling van de | zouden uitoefenen, zij gehouden zouden zijn tot betaling van de |
sociale bijdragen die krachtens het sociaal statuut der zelfstandigen | sociale bijdragen die krachtens het sociaal statuut der zelfstandigen |
verschuldigd zijn; de wetgever heeft overigens rekening gehouden met | verschuldigd zijn; de wetgever heeft overigens rekening gehouden met |
de omstandigheid dat de verlaging van de grondslag van die bijdragen | de omstandigheid dat de verlaging van de grondslag van die bijdragen |
precies voortvloeide uit het feit dat talrijke zelfstandigen zich aan | precies voortvloeide uit het feit dat talrijke zelfstandigen zich aan |
de lasten die op natuurlijke personen wegen, hadden onttrokken door | de lasten die op natuurlijke personen wegen, hadden onttrokken door |
een beroep te doen op het procédé van de zogeheten ' | een beroep te doen op het procédé van de zogeheten ' |
eenpersoonsvennootschap ' of door een vennootschap op te richten | eenpersoonsvennootschap ' of door een vennootschap op te richten |
(verklaring van de Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen | (verklaring van de Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen |
en Landbouw in de Senaatscommissie, Gedr. St., Senaat, verslag, B.Z. | en Landbouw in de Senaatscommissie, Gedr. St., Senaat, verslag, B.Z. |
1991-1992, nr. 315/4, p. 11; in dezelfde zin, pp. 6 en 10; memorie van | 1991-1992, nr. 315/4, p. 11; in dezelfde zin, pp. 6 en 10; memorie van |
toelichting, nr. 315/1, p. 28; Kamer, verslag, B.Z. 1991-1992, nr. | toelichting, nr. 315/1, p. 28; Kamer, verslag, B.Z. 1991-1992, nr. |
480/7, pp. 9 en 12). | 480/7, pp. 9 en 12). |
B.3.3. Het staat aan de wetgever, geplaatst voor een belangrijk tekort | B.3.3. Het staat aan de wetgever, geplaatst voor een belangrijk tekort |
in het ' sociaal statuut ' der zelfstandigen (Senaat, nr. 315/4, | in het ' sociaal statuut ' der zelfstandigen (Senaat, nr. 315/4, |
voormeld, p. 4), te oordelen in hoeverre het opportuun is om, eerder | voormeld, p. 4), te oordelen in hoeverre het opportuun is om, eerder |
dan de sociale bijdragen van de zelfstandigen te verhogen (idem, p. | dan de sociale bijdragen van de zelfstandigen te verhogen (idem, p. |
14) of het fiscaal statuut van de vennootschappen te wijzigen (Kamer, | 14) of het fiscaal statuut van de vennootschappen te wijzigen (Kamer, |
nr. 480/7, voormeld, p. 9), aan de vennootschappen de verplichting op | nr. 480/7, voormeld, p. 9), aan de vennootschappen de verplichting op |
te leggen een bijdrage te leveren tot de financiering van het stelsel | te leggen een bijdrage te leveren tot de financiering van het stelsel |
van de sociale zekerheid der zelfstandigen wanneer het financiële | van de sociale zekerheid der zelfstandigen wanneer het financiële |
evenwicht ervan bedreigd wordt door de omzetting, die door een | evenwicht ervan bedreigd wordt door de omzetting, die door een |
onderscheiden wetgeving mogelijk is gemaakt, van beroepsactiviteiten | onderscheiden wetgeving mogelijk is gemaakt, van beroepsactiviteiten |
als zelfstandige in activiteiten als vennoot of als dusdanig | als zelfstandige in activiteiten als vennoot of als dusdanig |
beschouwde activiteiten. Daarbij vermag de wetgever evenwel niet de | beschouwde activiteiten. Daarbij vermag de wetgever evenwel niet de |
draagwijdte van de artikelen 6 en 6bis van de Grondwet te miskennen | draagwijdte van de artikelen 6 en 6bis van de Grondwet te miskennen |
door een beroep te doen op een middel dat onevenredig is ten aanzien | door een beroep te doen op een middel dat onevenredig is ten aanzien |
van het beoogde doel. | van het beoogde doel. |
B.3.4. Het begrip forfait, zoals het in de bestreden bepaling | B.3.4. Het begrip forfait, zoals het in de bestreden bepaling |
voorkomt, is de tegenpool van het begrip evenredigheid. Het kan | voorkomt, is de tegenpool van het begrip evenredigheid. Het kan |
evenwel worden aangenomen dat, met name in sociale aangelegenheden, | evenwel worden aangenomen dat, met name in sociale aangelegenheden, |
overwegingen van doeltreffendheid en kosten de wetgever verhinderen | overwegingen van doeltreffendheid en kosten de wetgever verhinderen |
rekening te houden met het feit dat de vennootschappen zich in de | rekening te houden met het feit dat de vennootschappen zich in de |
meest diverse toestanden bevinden, temeer daar het uitwerken of in | meest diverse toestanden bevinden, temeer daar het uitwerken of in |
werking stellen van afgelijnde maatregelen ertoe zou hebben geleid de | werking stellen van afgelijnde maatregelen ertoe zou hebben geleid de |
verwezenlijking van die doelstelling op de helling te zetten, of | verwezenlijking van die doelstelling op de helling te zetten, of |
althans te vertragen (Senaat, nr. 315/4, voormeld, p. 17). Rekening | althans te vertragen (Senaat, nr. 315/4, voormeld, p. 17). Rekening |
houdend met de kleine omvang of de moeilijke situatie van talrijke | houdend met de kleine omvang of de moeilijke situatie van talrijke |
vennootschappen, zou een zo radicale vereenvoudiging niet toelaatbaar | vennootschappen, zou een zo radicale vereenvoudiging niet toelaatbaar |
zijn geweest voor de invoering van een bijdrage waarvan het bedrag | zijn geweest voor de invoering van een bijdrage waarvan het bedrag |
aanzienlijk hoger ligt ». | aanzienlijk hoger ligt ». |
B.4.2. Bij de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse | B.4.2. Bij de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse |
bepalingen (Belgisch Staatsblad, 9 januari 1993) werd de eenmalige | bepalingen (Belgisch Staatsblad, 9 januari 1993) werd de eenmalige |
bijdrage vervangen door een jaarlijkse bijdrage. | bijdrage vervangen door een jaarlijkse bijdrage. |
In de parlementaire voorbereiding wordt uiteengezet : | In de parlementaire voorbereiding wordt uiteengezet : |
« Voor het jaar 1992 werd aan de vennootschappen een forfaitaire | « Voor het jaar 1992 werd aan de vennootschappen een forfaitaire |
bijdrage opgelegd bestemd voor het statuut der zelfstandigen. Deze | bijdrage opgelegd bestemd voor het statuut der zelfstandigen. Deze |
maatregel was ingegeven door het toenemend belang van het aantal | maatregel was ingegeven door het toenemend belang van het aantal |
vennootschappen en door de precaire financiële situatie waarin het | vennootschappen en door de precaire financiële situatie waarin het |
sociaal statuut der zelfstandigen verkeerde. | sociaal statuut der zelfstandigen verkeerde. |
Gelet op het feit dat bovenvermelde tendensen zich doorzetten, wordt, | Gelet op het feit dat bovenvermelde tendensen zich doorzetten, wordt, |
met het oog op een duurzaam financieel evenwicht van genoemd statuut, | met het oog op een duurzaam financieel evenwicht van genoemd statuut, |
deze bijdrage bestendigd » (Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 526-1, | deze bijdrage bestendigd » (Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 526-1, |
p. 27). | p. 27). |
B.4.3. Artikel 91 van de voormelde wet van 30 december 1992 werd | B.4.3. Artikel 91 van de voormelde wet van 30 december 1992 werd |
vervangen bij artikel 279 van de programmawet van 22 december 2003. | vervangen bij artikel 279 van de programmawet van 22 december 2003. |
De nieuwe redactie van artikel 91 is het gevolg van het aannemen van | De nieuwe redactie van artikel 91 is het gevolg van het aannemen van |
een amendement dat als volgt was verantwoord : | een amendement dat als volgt was verantwoord : |
« Bij wet van 30 december 1992 werd, in opvolging van een eenmalige | « Bij wet van 30 december 1992 werd, in opvolging van een eenmalige |
bijdrage, een jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen, | bijdrage, een jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen, |
bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoerd. | bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoerd. |
Deze jaarlijkse bijdrage werd aanvankelijk vastgesteld op 7.000 BEF om | Deze jaarlijkse bijdrage werd aanvankelijk vastgesteld op 7.000 BEF om |
vervolgens, bij koninklijk besluit van 18 november 1996, te worden | vervolgens, bij koninklijk besluit van 18 november 1996, te worden |
opgetrokken naar 12.500 BEF (omgezet naar 310 EUR overeenkomstig het | opgetrokken naar 12.500 BEF (omgezet naar 310 EUR overeenkomstig het |
koninklijk besluit van 20 juli 2000). Ingevolge de indexering bedraagt | koninklijk besluit van 20 juli 2000). Ingevolge de indexering bedraagt |
de bijdrage voor het jaar 2003, 335 EUR. | de bijdrage voor het jaar 2003, 335 EUR. |
Bij onderhavig amendement wordt de bevoegdheid de jaarlijkse bijdrage | Bij onderhavig amendement wordt de bevoegdheid de jaarlijkse bijdrage |
ten laste van de vennootschappen, bestemd voor het sociaal statuut der | ten laste van de vennootschappen, bestemd voor het sociaal statuut der |
zelfstandigen, vast te stellen, overgedragen aan de Koning. Bij een | zelfstandigen, vast te stellen, overgedragen aan de Koning. Bij een |
besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad kunnen voortaan | besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad kunnen voortaan |
verschillende jaarlijkse bijdragen worden vastgesteld in functie van | verschillende jaarlijkse bijdragen worden vastgesteld in functie van |
inzonderheid de omvang van de vennootschap. De Koning kan aldus | inzonderheid de omvang van de vennootschap. De Koning kan aldus |
criteria vastleggen die een onderscheid maken tussen diverse types van | criteria vastleggen die een onderscheid maken tussen diverse types van |
vennootschappen, gerelateerd met hun omvang. Naargelang het type van | vennootschappen, gerelateerd met hun omvang. Naargelang het type van |
vennootschap waartoe men behoort, zal de ene of de andere bijdrage | vennootschap waartoe men behoort, zal de ene of de andere bijdrage |
verschuldigd zijn » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0473/018, p. | verschuldigd zijn » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0473/018, p. |
11). | 11). |
Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de bevoegde minister met | Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de bevoegde minister met |
het amendement akkoord ging. Op een vraag van een parlementslid | het amendement akkoord ging. Op een vraag van een parlementslid |
antwoordde de minister : | antwoordde de minister : |
« [...] het forfait zal worden vastgesteld in functie van de grootte | « [...] het forfait zal worden vastgesteld in functie van de grootte |
van het bedrijf. De concrete criteria zijn nog niet vastgelegd. Bij de | van het bedrijf. De concrete criteria zijn nog niet vastgelegd. Bij de |
aanvang van de Ronde Tafel Conferentie waren er problemen. Daarom | aanvang van de Ronde Tafel Conferentie waren er problemen. Daarom |
heeft er voorafgaandelijk overleg plaatsgevonden. Op de eerste | heeft er voorafgaandelijk overleg plaatsgevonden. Op de eerste |
vergadering bleek dat één van de problemen voor de sector van de | vergadering bleek dat één van de problemen voor de sector van de |
middenstand de bijdragen betroffen. Daarom werd voorgesteld deze | middenstand de bijdragen betroffen. Daarom werd voorgesteld deze |
bijdragen te moduleren. De beslissingen van het regeringsconclaaf | bijdragen te moduleren. De beslissingen van het regeringsconclaaf |
zullen worden uitgevoerd. De kleine vennootschappen zullen lagere | zullen worden uitgevoerd. De kleine vennootschappen zullen lagere |
bijdragen betalen » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0473/031, pp. | bijdragen betalen » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0473/031, pp. |
15-16). | 15-16). |
B.4.4. Naar aanleiding van de vraag of die bepaling bestaanbaar is met | B.4.4. Naar aanleiding van de vraag of die bepaling bestaanbaar is met |
de artikelen 10, 11, 170, 172 en 173 van de Grondwet, heeft het Hof de | de artikelen 10, 11, 170, 172 en 173 van de Grondwet, heeft het Hof de |
aard van die bijdrage onderzocht in zijn arresten nrs. 142/2010 en | aard van die bijdrage onderzocht in zijn arresten nrs. 142/2010 en |
103/2011. Bij zijn arrest nr. 103/2011 heeft het aldus geoordeeld : | 103/2011. Bij zijn arrest nr. 103/2011 heeft het aldus geoordeeld : |
« B.4.1. Het Hof dient eerst te onderzoeken of de in het geding zijnde | « B.4.1. Het Hof dient eerst te onderzoeken of de in het geding zijnde |
bijdrage als een belasting dan wel als een socialezekerheidsbijdrage | bijdrage als een belasting dan wel als een socialezekerheidsbijdrage |
dient te worden beschouwd. Enkel in het eerste geval kan immers een | dient te worden beschouwd. Enkel in het eerste geval kan immers een |
schending van de artikelen 170, 172 en 173 van de Grondwet worden | schending van de artikelen 170, 172 en 173 van de Grondwet worden |
aangevoerd. | aangevoerd. |
B.4.2. De artikelen 170, 172 en 173 van de Grondwet bevatten het | B.4.2. De artikelen 170, 172 en 173 van de Grondwet bevatten het |
wettigheidsbeginsel inzake belastingen en retributies. Zij zijn niet | wettigheidsbeginsel inzake belastingen en retributies. Zij zijn niet |
van toepassing op socialezekerheidsbijdragen. Hoewel belastingen en | van toepassing op socialezekerheidsbijdragen. Hoewel belastingen en |
socialezekerheidsbijdragen door hun verplichtend karakter | socialezekerheidsbijdragen door hun verplichtend karakter |
gemeenschappelijke kenmerken kunnen hebben, zijn zij fundamenteel | gemeenschappelijke kenmerken kunnen hebben, zijn zij fundamenteel |
verschillend : de belastingen dienen om de algemene uitgaven van | verschillend : de belastingen dienen om de algemene uitgaven van |
openbaar nut te dekken, terwijl de socialezekerheidsbijdragen bij | openbaar nut te dekken, terwijl de socialezekerheidsbijdragen bij |
uitsluiting bestemd zijn voor de financiering van stelsels van | uitsluiting bestemd zijn voor de financiering van stelsels van |
tegemoetkomingen ter vervanging of aanvulling van het inkomen uit | tegemoetkomingen ter vervanging of aanvulling van het inkomen uit |
arbeid. | arbeid. |
Het betalen van de in het geding zijnde bijdrage doet geen bijkomende | Het betalen van de in het geding zijnde bijdrage doet geen bijkomende |
rechten op het vlak van de sociale zekerheid ontstaan, zodat een band | rechten op het vlak van de sociale zekerheid ontstaan, zodat een band |
met de sociale zekerheid van de bijdrageplichtige personen ontbreekt. | met de sociale zekerheid van de bijdrageplichtige personen ontbreekt. |
Daaruit volgt dat de in het geding zijnde bijdrage geen | Daaruit volgt dat de in het geding zijnde bijdrage geen |
socialezekerheidsbijdrage is, maar een belasting in de zin van de | socialezekerheidsbijdrage is, maar een belasting in de zin van de |
artikelen 170 en 172 van de Grondwet. | artikelen 170 en 172 van de Grondwet. |
In tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, wordt aan die | In tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, wordt aan die |
vaststelling geen afbreuk gedaan door het gegeven dat de opbrengst van | vaststelling geen afbreuk gedaan door het gegeven dat de opbrengst van |
die bijdrage voor de financiering van het stelsel van de sociale | die bijdrage voor de financiering van het stelsel van de sociale |
zekerheid der zelfstandigen is bestemd, noch door de fiscale | zekerheid der zelfstandigen is bestemd, noch door de fiscale |
aftrekbaarheid van die bijdrage ». | aftrekbaarheid van die bijdrage ». |
B.4.5. Bij die arresten heeft het Hof derhalve voor recht gezegd dat | B.4.5. Bij die arresten heeft het Hof derhalve voor recht gezegd dat |
artikel 91 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse | artikel 91 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse |
bepalingen, zoals gewijzigd bij artikel 279 van de programmawet van 22 | bepalingen, zoals gewijzigd bij artikel 279 van de programmawet van 22 |
december 2003, artikel 170 van de Grondwet schendt, doch enkel in | december 2003, artikel 170 van de Grondwet schendt, doch enkel in |
zoverre het het woord « inzonderheid » bevat. Die bepaling machtigde | zoverre het het woord « inzonderheid » bevat. Die bepaling machtigde |
de Koning immers ertoe rekening te houden met andere criteria dan de | de Koning immers ertoe rekening te houden met andere criteria dan de |
omvang van de vennootschap. | omvang van de vennootschap. |
B.4.6. Het woord « inzonderheid » is vervolgens opgeheven bij artikel | B.4.6. Het woord « inzonderheid » is vervolgens opgeheven bij artikel |
23 van de voormelde wet van 29 maart 2012. | 23 van de voormelde wet van 29 maart 2012. |
Ten aanzien van het derde onderdeel van de prejudiciële vraag | Ten aanzien van het derde onderdeel van de prejudiciële vraag |
B.5. Het derde onderdeel van de prejudiciële vraag handelt over de | B.5. Het derde onderdeel van de prejudiciële vraag handelt over de |
rechterlijke instantie die bevoegd is om kennis te nemen van de | rechterlijke instantie die bevoegd is om kennis te nemen van de |
geschillen met betrekking tot de verplichting voor de vennootschappen | geschillen met betrekking tot de verplichting voor de vennootschappen |
om een bijdrage te betalen bestemd voor het sociaal statuut van de | om een bijdrage te betalen bestemd voor het sociaal statuut van de |
zelfstandigen, ingesteld bij artikel 91 van de voormelde wet van 30 | zelfstandigen, ingesteld bij artikel 91 van de voormelde wet van 30 |
december 1992. | december 1992. |
B.6. Zoals de Ministerraad en de verwerende partij voor de verwijzende | B.6. Zoals de Ministerraad en de verwerende partij voor de verwijzende |
rechter doen opmerken, is het niet de in het geding zijnde bepaling | rechter doen opmerken, is het niet de in het geding zijnde bepaling |
die de rechterlijke instantie bepaalt die bevoegd is om kennis te | die de rechterlijke instantie bepaalt die bevoegd is om kennis te |
nemen van de geschillen met betrekking tot de verplichting voor de | nemen van de geschillen met betrekking tot de verplichting voor de |
vennootschappen om krachtens hoofdstuk III van titel III van de wet | vennootschappen om krachtens hoofdstuk III van titel III van de wet |
van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, en krachtens | van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, en krachtens |
hoofdstuk II van titel III van de wet van 30 december 1992 houdende | hoofdstuk II van titel III van de wet van 30 december 1992 houdende |
sociale en diverse bepalingen, een bijdrage te betalen bestemd voor | sociale en diverse bepalingen, een bijdrage te betalen bestemd voor |
het sociaal statuut van de zelfstandigen, maar artikel 581, 8°, van | het sociaal statuut van de zelfstandigen, maar artikel 581, 8°, van |
het Gerechtelijk Wetboek. De prejudiciële vraag beoogt, als te toetsen | het Gerechtelijk Wetboek. De prejudiciële vraag beoogt, als te toetsen |
norm, noch die bepaling, noch artikel 569, eerste lid, 32°, van het | norm, noch die bepaling, noch artikel 569, eerste lid, 32°, van het |
Gerechtelijk Wetboek, dat aan de rechtbank van eerste aanleg de | Gerechtelijk Wetboek, dat aan de rechtbank van eerste aanleg de |
bevoegdheid toewijst om kennis te nemen van de geschillen met | bevoegdheid toewijst om kennis te nemen van de geschillen met |
betrekking tot de toepassing van een belastingwet. | betrekking tot de toepassing van een belastingwet. |
Volgens artikel 27, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op | Volgens artikel 27, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op |
het Grondwettelijk Hof dient de verwijzingsbeslissing te preciseren | het Grondwettelijk Hof dient de verwijzingsbeslissing te preciseren |
welke wetskrachtige bepalingen het onderwerp uitmaken van de vraag. | welke wetskrachtige bepalingen het onderwerp uitmaken van de vraag. |
Het Hof kan een prejudiciële vraag niet uitbreiden tot bepalingen die | Het Hof kan een prejudiciële vraag niet uitbreiden tot bepalingen die |
door de verwijzende rechter niet aan het Hof zijn voorgelegd. | door de verwijzende rechter niet aan het Hof zijn voorgelegd. |
B.7. Het derde onderdeel van de prejudiciële vraag is onontvankelijk. | B.7. Het derde onderdeel van de prejudiciële vraag is onontvankelijk. |
Ten aanzien van het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag | Ten aanzien van het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag |
B.8. Met het eerste onderdeel stelt de verwijzende rechter aan het Hof | B.8. Met het eerste onderdeel stelt de verwijzende rechter aan het Hof |
een vraag over de bestaanbaarheid van artikel 95 van de wet van 30 | een vraag over de bestaanbaarheid van artikel 95 van de wet van 30 |
december 1992 met de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, al dan niet | december 1992 met de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, al dan niet |
in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en, in | in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en, in |
voorkomend geval, met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de | voorkomend geval, met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de |
rechten van de mens alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend | rechten van de mens alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend |
Protocol bij dat Verdrag, in zoverre het de invordering van de | Protocol bij dat Verdrag, in zoverre het de invordering van de |
bijzondere bijdrage toevertrouwt aan de socialeverzekeringskassen, | bijzondere bijdrage toevertrouwt aan de socialeverzekeringskassen, |
onder het toezicht van de Minister die het sociaal statuut der | onder het toezicht van de Minister die het sociaal statuut der |
zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, kassen die noch onder de | zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, kassen die noch onder de |
activiteit, noch onder de bijzondere openbare opdrachten van de | activiteit, noch onder de bijzondere openbare opdrachten van de |
fiscale administraties vallen. | fiscale administraties vallen. |
B.9. Uit de bewoordingen van het eerste onderdeel van de prejudiciële | B.9. Uit de bewoordingen van het eerste onderdeel van de prejudiciële |
vraag blijkt dat daarin enkel paragraaf 1 en paragraaf 1bis van | vraag blijkt dat daarin enkel paragraaf 1 en paragraaf 1bis van |
artikel 95 van de wet van 30 december 1992 worden beoogd, die bepalen | artikel 95 van de wet van 30 december 1992 worden beoogd, die bepalen |
: | : |
« § 1. De sociale verzekeringskassen zijn belast met de invordering | « § 1. De sociale verzekeringskassen zijn belast met de invordering |
van de bijdrage, zo nodig langs gerechtelijke weg. | van de bijdrage, zo nodig langs gerechtelijke weg. |
§ 1bis. Onverminderd hun recht om voor de rechter te dagvaarden, | § 1bis. Onverminderd hun recht om voor de rechter te dagvaarden, |
kunnen de sociale verzekeringsfondsen als inninginstellingen van de | kunnen de sociale verzekeringsfondsen als inninginstellingen van de |
bijdragen de bedragen die hen verschuldigd zijn eveneens bij wijze van | bijdragen de bedragen die hen verschuldigd zijn eveneens bij wijze van |
dwangbevel invorderen. | dwangbevel invorderen. |
De Koning bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van vervolging door | De Koning bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van vervolging door |
middel van dwangbevel evenals de kosten die eruit voortvloeien en hun | middel van dwangbevel evenals de kosten die eruit voortvloeien en hun |
tenlastelegging ». | tenlastelegging ». |
Volgens artikel 88 van dezelfde wet moet worden verstaan onder « b) ' | Volgens artikel 88 van dezelfde wet moet worden verstaan onder « b) ' |
Sociale verzekeringskas ' : de vrije sociale verzekeringskassen voor | Sociale verzekeringskas ' : de vrije sociale verzekeringskassen voor |
zelfstandigen en de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen | zelfstandigen en de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen |
der zelfstandigen, opgericht in uitvoering van artikel 20 van het | der zelfstandigen, opgericht in uitvoering van artikel 20 van het |
koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het | koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het |
sociaal statuut der zelfstandigen ». | sociaal statuut der zelfstandigen ». |
B.10. Bij artikel 170, § 1, van de Grondwet wordt de beslissing tot | B.10. Bij artikel 170, § 1, van de Grondwet wordt de beslissing tot |
invoering van een belasting en de vaststelling van de essentiële | invoering van een belasting en de vaststelling van de essentiële |
elementen ervan voorbehouden aan de democratisch verkozen | elementen ervan voorbehouden aan de democratisch verkozen |
beraadslagende vergaderingen. | beraadslagende vergaderingen. |
Dat artikel verbiedt de wetgever niet de socialeverzekeringskassen die | Dat artikel verbiedt de wetgever niet de socialeverzekeringskassen die |
door artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 « | door artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 « |
houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen » belast | houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen » belast |
zijn met opdrachten van openbare dienst, te machtigen om de in het | zijn met opdrachten van openbare dienst, te machtigen om de in het |
geding zijnde bijdrage in te vorderen, zelfs indien die bijdrage als | geding zijnde bijdrage in te vorderen, zelfs indien die bijdrage als |
belasting is gekwalificeerd. Hoewel zij van fiscale aard is, in de zin | belasting is gekwalificeerd. Hoewel zij van fiscale aard is, in de zin |
van de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, blijft de in het geding | van de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, blijft de in het geding |
zijnde bijdrage, door de bestaansreden ervan, verwant aan een sociale | zijnde bijdrage, door de bestaansreden ervan, verwant aan een sociale |
bijdrage met als gevolg dat zij is opgenomen in het systeem van het | bijdrage met als gevolg dat zij is opgenomen in het systeem van het |
sociaal statuut der zelfstandigen. In hun hoedanigheid van | sociaal statuut der zelfstandigen. In hun hoedanigheid van |
schuldeisers van bijdragen die zijn bedoeld voor de financiering van | schuldeisers van bijdragen die zijn bedoeld voor de financiering van |
een socialezekerheidsregeling die overigens door de overheid wordt | een socialezekerheidsregeling die overigens door de overheid wordt |
gefinancierd, moeten de socialeverzekeringskassen daartoe door haar | gefinancierd, moeten de socialeverzekeringskassen daartoe door haar |
worden erkend (artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit nr. 38) en | worden erkend (artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit nr. 38) en |
oefenen zij in die zin een opdracht van openbare dienst uit. | oefenen zij in die zin een opdracht van openbare dienst uit. |
Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 27 december 2005 | Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 27 december 2005 |
houdende diverse bepalingen, waarvan artikel 63 paragraaf 1bis in de | houdende diverse bepalingen, waarvan artikel 63 paragraaf 1bis in de |
in het geding zijnde bepaling heeft ingevoegd, blijkt trouwens dat de | in het geding zijnde bepaling heeft ingevoegd, blijkt trouwens dat de |
mogelijkheid om de bijdragen bij wijze van dwangbevel in te vorderen | mogelijkheid om de bijdragen bij wijze van dwangbevel in te vorderen |
in het verlengde ligt van de programmawet van 20 juli 2005, die het | in het verlengde ligt van de programmawet van 20 juli 2005, die het |
voor de inningsinstellingen van sociale bijdragen voor zelfstandigen | voor de inningsinstellingen van sociale bijdragen voor zelfstandigen |
mogelijk heeft gemaakt een betere invordering te verzekeren van de | mogelijk heeft gemaakt een betere invordering te verzekeren van de |
sociale bijdragen die hen verschuldigd zijn (Parl. St., Kamer, | sociale bijdragen die hen verschuldigd zijn (Parl. St., Kamer, |
2005-2006, DOC 51-2098/001, p. 53). | 2005-2006, DOC 51-2098/001, p. 53). |
B.11. Het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag dient ontkennend | B.11. Het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag dient ontkennend |
te worden beantwoord. | te worden beantwoord. |
Ten aanzien van het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag | Ten aanzien van het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag |
B.12. Met het tweede onderdeel stelt de verwijzende rechter aan het | B.12. Met het tweede onderdeel stelt de verwijzende rechter aan het |
Hof een vraag over de bestaanbaarheid van artikel 95 van de wet van 30 | Hof een vraag over de bestaanbaarheid van artikel 95 van de wet van 30 |
december 1992 met de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, al dan niet | december 1992 met de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, al dan niet |
in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en, in | in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en, in |
voorkomend geval, met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de | voorkomend geval, met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de |
rechten van de mens alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend | rechten van de mens alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend |
Protocol bij dat Verdrag, in zoverre de regels met betrekking tot de | Protocol bij dat Verdrag, in zoverre de regels met betrekking tot de |
invordering van de bijzondere bijdrage (de verjaring, het dwangbevel | invordering van de bijzondere bijdrage (de verjaring, het dwangbevel |
als buitengerechtelijke uitvoerbare titel en de zekerheden) zijn | als buitengerechtelijke uitvoerbare titel en de zekerheden) zijn |
opgesteld naar het model van die welke van toepassing zijn op de | opgesteld naar het model van die welke van toepassing zijn op de |
sociale bijdragen voor zelfstandigen. | sociale bijdragen voor zelfstandigen. |
B.13. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van | B.13. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van |
personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende | personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende |
procedureregels in verschillende omstandigheden, houdt op zich geen | procedureregels in verschillende omstandigheden, houdt op zich geen |
discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake kunnen zijn, | discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake kunnen zijn, |
indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing | indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing |
van die procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van | van die procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van |
de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. | de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. |
B.14. Noch uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag, noch uit de | B.14. Noch uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag, noch uit de |
motivering van de verwijzingsbeslissing, noch uit de voor het Hof | motivering van de verwijzingsbeslissing, noch uit de voor het Hof |
uitgewisselde argumenten blijkt dat de in het geding zijnde bepaling | uitgewisselde argumenten blijkt dat de in het geding zijnde bepaling |
op onevenredige wijze afbreuk zou doen aan de rechten van de betrokken | op onevenredige wijze afbreuk zou doen aan de rechten van de betrokken |
personen. | personen. |
B.15. Het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag dient ontkennend | B.15. Het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag dient ontkennend |
te worden beantwoord. | te worden beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 95 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse | Artikel 95 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse |
bepalingen schendt niet de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, al | bepalingen schendt niet de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, al |
dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de | dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de |
Grondwet en met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van | Grondwet en met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van |
de mens alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij | de mens alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij |
dat Verdrag. | dat Verdrag. |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
op 25 januari 2017. | op 25 januari 2017. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
De voorzitter, | De voorzitter, |
J. Spreutels | J. Spreutels |