Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 4/2017 van 19 januari 2017 Rolnummer 6349 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1253ter/5 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen. Het Grondwet samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 4/2017 van 19 januari 2017 Rolnummer 6349 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1253ter/5 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen. Het Grondwet samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J(...) Uittreksel uit arrest nr. 4/2017 van 19 januari 2017 Rolnummer 6349 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1253ter/5 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen. Het Grondwet samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 4/2017 van 19 januari 2017 Uittreksel uit arrest nr. 4/2017 van 19 januari 2017
Rolnummer 6349 Rolnummer 6349
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1253ter/5 van het In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1253ter/5 van het
Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg
Namen, afdeling Namen. Namen, afdeling Namen.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de
rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E.
Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de
griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J.
Spreutels, Spreutels,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 13 januari 2016 in zake F.D. tegen M.V., waarvan de Bij vonnis van 13 januari 2016 in zake F.D. tegen M.V., waarvan de
expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 februari 2016, expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 februari 2016,
heeft de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de heeft de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de
volgende prejudiciële vraag gesteld : volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Schendt artikel 1253ter/5, in fine, van het Gerechtelijk Wetboek, « Schendt artikel 1253ter/5, in fine, van het Gerechtelijk Wetboek,
dat de feitelijk samenwonenden duidelijk van het toepassingsgebied dat de feitelijk samenwonenden duidelijk van het toepassingsgebied
ervan uitsluit, niet met name de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, ervan uitsluit, niet met name de artikelen 10 en 11 van de Grondwet,
al dan niet in samenhang gelezen met andere, supranationale al dan niet in samenhang gelezen met andere, supranationale
wetsbepalingen zoals het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, wetsbepalingen zoals het Europees Verdrag voor de rechten van de mens,
in zoverre het, in het geval dat een feitelijk samenwonende zich in zoverre het, in het geval dat een feitelijk samenwonende zich
tegenover de andere schuldig zou hebben gemaakt aan een feit als tegenover de andere schuldig zou hebben gemaakt aan een feit als
bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het
Strafwetboek, of heeft gepoogd een feit te plegen als bedoeld in de Strafwetboek, of heeft gepoogd een feit te plegen als bedoeld in de
artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek, of indien er artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek, of indien er
ernstige aanwijzingen voor dergelijke gedragingen bestaan, de andere ernstige aanwijzingen voor dergelijke gedragingen bestaan, de andere
feitelijk samenwonende uitsluit van het recht om, om die reden, het feitelijk samenwonende uitsluit van het recht om, om die reden, het
genot van de echtelijke of de gemeenschappelijke verblijfplaats te genot van de echtelijke of de gemeenschappelijke verblijfplaats te
vorderen, hetgeen klaarblijkelijk nadelig voor hem is en een vorderen, hetgeen klaarblijkelijk nadelig voor hem is en een
discriminatie tussen de gezinnen kan doen ontstaan naargelang zij discriminatie tussen de gezinnen kan doen ontstaan naargelang zij
bestaan uit gehuwde partners, wettelijk samenwonenden of feitelijk bestaan uit gehuwde partners, wettelijk samenwonenden of feitelijk
samenwonenden, in een periode waarin het feitelijk samenwonen een ruim samenwonenden, in een periode waarin het feitelijk samenwonen een ruim
verspreide samenlevingsvorm is, die zelfs de meerderheid uitmaakt ? ». verspreide samenlevingsvorm is, die zelfs de meerderheid uitmaakt ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1.1. Artikel 1253ter/5 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : B.1.1. Artikel 1253ter/5 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt :
« Naast de maatregelen die werden genomen overeenkomstig de artikelen « Naast de maatregelen die werden genomen overeenkomstig de artikelen
19, tweede lid, en 735, § 2, kan de rechtbank de volgende voorlopige 19, tweede lid, en 735, § 2, kan de rechtbank de volgende voorlopige
maatregelen nemen : maatregelen nemen :
1° alle maatregelen betreffende de uitoefening van het ouderlijk 1° alle maatregelen betreffende de uitoefening van het ouderlijk
gezag, de organisatie van de verblijfsregeling en het recht op gezag, de organisatie van de verblijfsregeling en het recht op
persoonlijk contact bevelen of aanpassen; persoonlijk contact bevelen of aanpassen;
2° de uitkeringen tot levensonderhoud begroten, wijzigen of 2° de uitkeringen tot levensonderhoud begroten, wijzigen of
afschaffen; afschaffen;
3° de afzonderlijke verblijfplaats van de echtgenoten of de wettelijk 3° de afzonderlijke verblijfplaats van de echtgenoten of de wettelijk
samenwonenden vaststellen; samenwonenden vaststellen;
4° aan een der echtgenoten verbod opleggen om, voor de tijd die hij 4° aan een der echtgenoten verbod opleggen om, voor de tijd die hij
bepaalt, eigen of gemeenschappelijke roerende of onroerende goederen, bepaalt, eigen of gemeenschappelijke roerende of onroerende goederen,
zonder de instemming van de andere echtgenoot te vervreemden, te zonder de instemming van de andere echtgenoot te vervreemden, te
hypothekeren of te verpanden; hij kan de verplaatsing van de meubelen hypothekeren of te verpanden; hij kan de verplaatsing van de meubelen
verbieden of het persoonlijk gebruik ervan aan een van beide verbieden of het persoonlijk gebruik ervan aan een van beide
echtgenoten toewijzen; echtgenoten toewijzen;
5° de echtgenoot die de roerende goederen onder zich heeft, 5° de echtgenoot die de roerende goederen onder zich heeft,
verplichten zich borg te stellen of voldoende solvabiliteit aan te verplichten zich borg te stellen of voldoende solvabiliteit aan te
tonen; tonen;
6° gebruik maken van dezelfde bevoegdheden als hem bij artikel 221 van 6° gebruik maken van dezelfde bevoegdheden als hem bij artikel 221 van
het Burgerlijk Wetboek zijn toegekend; het Burgerlijk Wetboek zijn toegekend;
7° de echtelijke verblijfplaats van de echtgenoten vaststellen indien 7° de echtelijke verblijfplaats van de echtgenoten vaststellen indien
zij het daar niet over eens zijn. zij het daar niet over eens zijn.
Wanneer de vordering werd ingesteld bij verzoekschrift, dan dient de Wanneer de vordering werd ingesteld bij verzoekschrift, dan dient de
inleidingszitting plaats te vinden binnen vijftien dagen na de datum inleidingszitting plaats te vinden binnen vijftien dagen na de datum
waarop het verzoekschrift is neergelegd. waarop het verzoekschrift is neergelegd.
Wat betreft de in het eerste lid, 3°, bedoelde vaststelling van de Wat betreft de in het eerste lid, 3°, bedoelde vaststelling van de
afzonderlijke verblijfplaats, indien een echtgenoot of een wettelijk afzonderlijke verblijfplaats, indien een echtgenoot of een wettelijk
samenwonende zich tegenover de andere schuldig gemaakt heeft aan een samenwonende zich tegenover de andere schuldig gemaakt heeft aan een
feit als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van feit als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van
het Strafwetboek, of heeft gepoogd een feit te plegen als bedoeld in het Strafwetboek, of heeft gepoogd een feit te plegen als bedoeld in
de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek, of indien er de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek, of indien er
ernstige aanwijzingen voor dergelijke gedragingen bestaan, krijgt de ernstige aanwijzingen voor dergelijke gedragingen bestaan, krijgt de
andere echtgenoot of wettelijk samenwonende behalve bij uitzonderlijke andere echtgenoot of wettelijk samenwonende behalve bij uitzonderlijke
omstandigheden, het genot van de echtelijke of de gemeenschappelijke omstandigheden, het genot van de echtelijke of de gemeenschappelijke
verblijfplaats toegewezen, indien hij daarom verzoekt. verblijfplaats toegewezen, indien hij daarom verzoekt.
De in het eerste lid, 4°, bedoelde daden van vervreemding zijn alle De in het eerste lid, 4°, bedoelde daden van vervreemding zijn alle
daden bedoeld in artikel 1 van de wet van 16 december 1851 van de wet daden bedoeld in artikel 1 van de wet van 16 december 1851 van de wet
tot herziening van het hypothecair stelsel en in artikel 8 van de wet tot herziening van het hypothecair stelsel en in artikel 8 van de wet
van 10 februari 1908 betreffende de zee- en binnenvaart. van 10 februari 1908 betreffende de zee- en binnenvaart.
In het in het eerste lid, 6°, bedoelde geval kan het vonnis van de In het in het eerste lid, 6°, bedoelde geval kan het vonnis van de
familierechtbank worden ingeroepen tegen alle tegenwoordige of familierechtbank worden ingeroepen tegen alle tegenwoordige of
toekomstige derdenschuldenaars, nadat het hun, op verzoek van een van toekomstige derdenschuldenaars, nadat het hun, op verzoek van een van
de partijen, door de griffier zal zijn betekend. Wanneer het vonnis de partijen, door de griffier zal zijn betekend. Wanneer het vonnis
ophoudt gevolgen te hebben, krijgen de derden-schuldenaars op dezelfde ophoudt gevolgen te hebben, krijgen de derden-schuldenaars op dezelfde
wijze daarvan bericht ten verzoeke van de meest gerede partij ». wijze daarvan bericht ten verzoeke van de meest gerede partij ».
B.1.2. De voormelde bepaling biedt de familierechtbank de mogelijkheid B.1.2. De voormelde bepaling biedt de familierechtbank de mogelijkheid
voorlopige maatregelen te nemen indien de verstandhouding tussen voorlopige maatregelen te nemen indien de verstandhouding tussen
echtgenoten of wettelijk samenwonenden ernstig verstoord is. echtgenoten of wettelijk samenwonenden ernstig verstoord is.
B.1.3. Meer in het bijzonder vloeit uit artikel 1253ter/5, eerste lid, B.1.3. Meer in het bijzonder vloeit uit artikel 1253ter/5, eerste lid,
3°, van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met het derde 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met het derde
lid ervan, voort dat, wat betreft de vaststelling van de afzonderlijke lid ervan, voort dat, wat betreft de vaststelling van de afzonderlijke
verblijfplaats, indien de echtgenoot of de wettelijk samenwonende zich verblijfplaats, indien de echtgenoot of de wettelijk samenwonende zich
schuldig heeft gemaakt aan een van de feiten van geweld opgesomd in schuldig heeft gemaakt aan een van de feiten van geweld opgesomd in
artikel 1253ter/5, derde lid, de andere echtgenoot of de andere artikel 1253ter/5, derde lid, de andere echtgenoot of de andere
wettelijk samenwonende de familierechtbank erom kan verzoeken de wettelijk samenwonende de familierechtbank erom kan verzoeken de
echtelijke of de gemeenschappelijke verblijfplaats toegewezen te echtelijke of de gemeenschappelijke verblijfplaats toegewezen te
krijgen. krijgen.
B.2.1. Uit de feitelijke elementen en de motivering van de B.2.1. Uit de feitelijke elementen en de motivering van de
verwijzingsbeslissing volgt dat bij de Familierechtbank een vordering verwijzingsbeslissing volgt dat bij de Familierechtbank een vordering
is ingesteld om uit de onverdeeldheid te treden van een onroerend goed is ingesteld om uit de onverdeeldheid te treden van een onroerend goed
waarvan twee feitelijk samenwonenden mede-eigenaar waren. Die waarvan twee feitelijk samenwonenden mede-eigenaar waren. Die
vordering moet, overeenkomstig artikel 577-2, § 8, van het Burgerlijk vordering moet, overeenkomstig artikel 577-2, § 8, van het Burgerlijk
Wetboek en artikel 572bis, 10°, van het Gerechtelijk Wetboek, voor de Wetboek en artikel 572bis, 10°, van het Gerechtelijk Wetboek, voor de
familierechtbank worden gebracht. Vooraleer de procedure om uit de familierechtbank worden gebracht. Vooraleer de procedure om uit de
onverdeeldheid te treden beëindigd was, is door elk van de beide onverdeeldheid te treden beëindigd was, is door elk van de beide
samenwonenden bij dezelfde Familierechtbank een vordering ingesteld samenwonenden bij dezelfde Familierechtbank een vordering ingesteld
tot vaststelling van de afzonderlijke verblijfplaats, waarbij de tot vaststelling van de afzonderlijke verblijfplaats, waarbij de
eerste samenwonende de spoedeisendheid aanvoert en zijn vordering eerste samenwonende de spoedeisendheid aanvoert en zijn vordering
verantwoordt door te verwijzen naar artikel 1253ter/4, § 2, van het verantwoordt door te verwijzen naar artikel 1253ter/4, § 2, van het
Gerechtelijk Wetboek en de tweede samenwonende naar het in het geding Gerechtelijk Wetboek en de tweede samenwonende naar het in het geding
zijnde artikel 1253ter/5 verwijst. zijnde artikel 1253ter/5 verwijst.
B.2.2. Na te hebben vastgesteld dat geen van die beide bepalingen in B.2.2. Na te hebben vastgesteld dat geen van die beide bepalingen in
het thans voorliggende geval als wettelijke basis kan dienen voor die het thans voorliggende geval als wettelijke basis kan dienen voor die
beide vorderingen, aangezien de familierechtbank niet bevoegd is om te beide vorderingen, aangezien de familierechtbank niet bevoegd is om te
oordelen over conflicten die te maken hebben met de slechte oordelen over conflicten die te maken hebben met de slechte
verstandhouding tussen feitelijk samenwonenden, stelt de verwijzende verstandhouding tussen feitelijk samenwonenden, stelt de verwijzende
rechter aan het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van artikel rechter aan het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van artikel
1253ter/5, derde lid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. 1253ter/5, derde lid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Uit die bepaling vloeit immers voort dat de echtgenoot of de wettelijk Uit die bepaling vloeit immers voort dat de echtgenoot of de wettelijk
samenwonende de familierechtbank, in het geval dat de andere samenwonende de familierechtbank, in het geval dat de andere
echtgenoot of de andere wettelijk samenwonende zich schuldig heeft echtgenoot of de andere wettelijk samenwonende zich schuldig heeft
gemaakt aan een van de feiten van geweld zoals bedoeld in die gemaakt aan een van de feiten van geweld zoals bedoeld in die
bepaling, erom kan verzoeken de echtelijke of de gemeenschappelijke bepaling, erom kan verzoeken de echtelijke of de gemeenschappelijke
verblijfplaats toegewezen te krijgen, wat de feitelijk samenwonende verblijfplaats toegewezen te krijgen, wat de feitelijk samenwonende
die het slachtoffer is van eenzelfde feit op grond van die bepaling die het slachtoffer is van eenzelfde feit op grond van die bepaling
niet kan vragen. niet kan vragen.
Het Hof beperkt het onderzoek van de prejudiciële vraag tot de Het Hof beperkt het onderzoek van de prejudiciële vraag tot de
vergelijking die, wat betreft de toepasbaarheid van de in het geding vergelijking die, wat betreft de toepasbaarheid van de in het geding
zijnde bepaling, door de verwijzende rechter aan het Hof is voorgelegd zijnde bepaling, door de verwijzende rechter aan het Hof is voorgelegd
tussen wettelijk samenwonenden, enerzijds, en feitelijk samenwonenden tussen wettelijk samenwonenden, enerzijds, en feitelijk samenwonenden
die geen gemeenschappelijke kinderen hebben, anderzijds. die geen gemeenschappelijke kinderen hebben, anderzijds.
B.3.1. De wetgever heeft ervoor gekozen de geschillen tussen feitelijk B.3.1. De wetgever heeft ervoor gekozen de geschillen tussen feitelijk
samenwonenden die geen gemeenschappelijke kinderen hebben, van de samenwonenden die geen gemeenschappelijke kinderen hebben, van de
bevoegdheid van de familierechtbank uit te sluiten. bevoegdheid van de familierechtbank uit te sluiten.
De parlementaire voorbereiding vermeldt : De parlementaire voorbereiding vermeldt :
« Het door de Senaat geamendeerde wetsontwerp brengt dit knelpunt « Het door de Senaat geamendeerde wetsontwerp brengt dit knelpunt
opnieuw naar boven. Het doet de vraag rijzen of rechtsgevolgen moeten opnieuw naar boven. Het doet de vraag rijzen of rechtsgevolgen moeten
worden verbonden aan een concrete situatie waaraan de betrokkenen de worden verbonden aan een concrete situatie waaraan de betrokkenen de
hier bedoelde gevolgen niet hebben willen geven. Het gaat dus niet op hier bedoelde gevolgen niet hebben willen geven. Het gaat dus niet op
dat de wetgever de niet wettelijk gestructureerde ' paren ', de dat de wetgever de niet wettelijk gestructureerde ' paren ', de
gehuwden en de wettelijk samenwonenden zomaar met elkaar gelijkstelt. gehuwden en de wettelijk samenwonenden zomaar met elkaar gelijkstelt.
De vaagheid van het begrip ' paar ' leidt tot onzekerheid. Dat moet De vaagheid van het begrip ' paar ' leidt tot onzekerheid. Dat moet
worden voorkomen. worden voorkomen.
[...] [...]
[...] Aangezien het ontbreekt aan een criterium op grond waarvan [...] Aangezien het ontbreekt aan een criterium op grond waarvan
duidelijk wordt vanaf wanneer de wet twee mensen als een ' paar ' duidelijk wordt vanaf wanneer de wet twee mensen als een ' paar '
beschouwt, moet de wetgever zich ervan onthouden die situatie te beschouwt, moet de wetgever zich ervan onthouden die situatie te
willen regelen. De keuze om niet te huwen noch wettelijk te gaan willen regelen. De keuze om niet te huwen noch wettelijk te gaan
samenwonen, is volledig vrij. De wetgever moet die individuele samenwonen, is volledig vrij. De wetgever moet die individuele
keuzevrijheid eerbiedigen » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC keuzevrijheid eerbiedigen » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC
53-0682/021, p. 16). 53-0682/021, p. 16).
B.3.2. De wetgever kon redelijkerwijs ervan uitgaan dat de feitelijk B.3.2. De wetgever kon redelijkerwijs ervan uitgaan dat de feitelijk
samenwonenden bewust ervoor gekozen hebben niet te opteren voor een samenwonenden bewust ervoor gekozen hebben niet te opteren voor een
van de twee wettelijk geregelde vormen van samenwoning, het huwelijk van de twee wettelijk geregelde vormen van samenwoning, het huwelijk
en de wettelijke samenwoning. De door feitelijk samenwonenden gevormde en de wettelijke samenwoning. De door feitelijk samenwonenden gevormde
gemeenschap staat immers niet met dezelfde zekerheid vast als die gemeenschap staat immers niet met dezelfde zekerheid vast als die
welke ontstaat uit het huwelijk of uit de wettelijke samenwoning en welke ontstaat uit het huwelijk of uit de wettelijke samenwoning en
daaruit vloeien niet dezelfde rechten en plichten voort. Terwijl de daaruit vloeien niet dezelfde rechten en plichten voort. Terwijl de
echtgenoten en wettelijk samenwonenden hun relatie hebben echtgenoten en wettelijk samenwonenden hun relatie hebben
geformaliseerd en hun wederzijdse rechten en plichten hebben bepaald, geformaliseerd en hun wederzijdse rechten en plichten hebben bepaald,
zijn de feitelijk samenwonenden niet dezelfde juridische zijn de feitelijk samenwonenden niet dezelfde juridische
verbintenissen jegens elkaar aangegaan, waarbij de feitelijke verbintenissen jegens elkaar aangegaan, waarbij de feitelijke
samenwoning geen geïnstitutionaliseerde vorm van samenleven uitmaakt. samenwoning geen geïnstitutionaliseerde vorm van samenleven uitmaakt.
B.4. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van B.4. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van
personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende
procedureregels in verschillende omstandigheden houdt op zich geen procedureregels in verschillende omstandigheden houdt op zich geen
discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake kunnen zijn, discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake kunnen zijn,
indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing
van die procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van van die procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van
de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen.
B.5. Te dezen is het recht op toegang tot de rechter, dat een B.5. Te dezen is het recht op toegang tot de rechter, dat een
onderdeel is van het recht op een eerlijk proces, in het geding. onderdeel is van het recht op een eerlijk proces, in het geding.
Inzonderheid moet worden onderzocht of de personen die feitelijk Inzonderheid moet worden onderzocht of de personen die feitelijk
hebben samengewoond toegang hebben tot een rechter bij wie ze om hebben samengewoond toegang hebben tot een rechter bij wie ze om
voorlopige maatregelen met betrekking tot de toewijzing van de voorlopige maatregelen met betrekking tot de toewijzing van de
verblijfplaats zouden kunnen verzoeken die ingevolge het plegen van verblijfplaats zouden kunnen verzoeken die ingevolge het plegen van
feiten van geweld als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, feiten van geweld als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402,
403 of 405 van het Strafwetboek of ingevolge de poging feiten te 403 of 405 van het Strafwetboek of ingevolge de poging feiten te
plegen als bedoeld in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde plegen als bedoeld in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde
Wetboek, of indien er ernstige aanwijzingen voor dergelijke Wetboek, of indien er ernstige aanwijzingen voor dergelijke
gedragingen bestaan, gerechtvaardigd zouden zijn. gedragingen bestaan, gerechtvaardigd zouden zijn.
B.6. Op grond van artikel 584, eerste lid, van het Gerechtelijk B.6. Op grond van artikel 584, eerste lid, van het Gerechtelijk
Wetboek kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Wetboek kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in
spoedeisende gevallen bij voorraad uitspraak doen in alle zaken, spoedeisende gevallen bij voorraad uitspraak doen in alle zaken,
behalve die welke de wet aan de rechterlijke macht onttrekt. behalve die welke de wet aan de rechterlijke macht onttrekt.
Nu de zaken die een gevolg zijn van de beëindiging van een feitelijke Nu de zaken die een gevolg zijn van de beëindiging van een feitelijke
samenwoning niet onttrokken zijn aan de rechterlijke macht, kan de samenwoning niet onttrokken zijn aan de rechterlijke macht, kan de
voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in gevallen die hij voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in gevallen die hij
spoedeisend acht, in die zaken bij voorraad uitspraak doen en spoedeisend acht, in die zaken bij voorraad uitspraak doen en
dringende maatregelen bevelen. dringende maatregelen bevelen.
B.7. Het recht op toegang tot de rechter staat er niet aan in de weg B.7. Het recht op toegang tot de rechter staat er niet aan in de weg
dat een rechter zich onbevoegd moet verklaren ten voordele van een dat een rechter zich onbevoegd moet verklaren ten voordele van een
andere wanneer beiden beantwoorden aan de door artikel 6.1 van het andere wanneer beiden beantwoorden aan de door artikel 6.1 van het
Europees Verdrag voor de rechten van de mens gestelde eisen. Europees Verdrag voor de rechten van de mens gestelde eisen.
B.8. De in het geding zijnde bepaling heeft derhalve niet tot gevolg B.8. De in het geding zijnde bepaling heeft derhalve niet tot gevolg
dat het recht op toegang tot de rechter van de betrokken personen op dat het recht op toegang tot de rechter van de betrokken personen op
onevenredige wijze zou worden beperkt. onevenredige wijze zou worden beperkt.
B.9. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. B.9. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
Artikel 1253ter/5, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek schendt de Artikel 1253ter/5, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek schendt de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof,
op 19 januari 2017. op 19 januari 2017.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux P.-Y. Dutilleux
De voorzitter, De voorzitter,
J. Spreutels J. Spreutels
^