← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 11/2016 van 21 januari 2016 Rolnummer : 6128 In zake : de
prejudiciële vraag betreffende de artikelen 198, § 1, 10°, en 307, § 1, derde lid, van
het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen
en J. Spreutels, en de rechters (...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 11/2016 van 21 januari 2016 Rolnummer : 6128 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 198, § 1, 10°, en 307, § 1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...) | Uittreksel uit arrest nr. 11/2016 van 21 januari 2016 Rolnummer : 6128 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 198, § 1, 10°, en 307, § 1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 11/2016 van 21 januari 2016 | Uittreksel uit arrest nr. 11/2016 van 21 januari 2016 |
| Rolnummer : 6128 | Rolnummer : 6128 |
| In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 198, § 1, | In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 198, § 1, |
| 10°, en 307, § 1, derde lid, van het Wetboek van de | 10°, en 307, § 1, derde lid, van het Wetboek van de |
| inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg | inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg |
| Antwerpen, afdeling Antwerpen. | Antwerpen, afdeling Antwerpen. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de |
| rechters E. De Groot, L. Lavrysen, T. MerckxVan Goey, P. Nihoul en T. | rechters E. De Groot, L. Lavrysen, T. MerckxVan Goey, P. Nihoul en T. |
| Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
| voorzitterschap van voorzitter A. Alen, | voorzitterschap van voorzitter A. Alen, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Bij vonnis van 8 december 2014 in zake de bvba « Untill » tegen de | Bij vonnis van 8 december 2014 in zake de bvba « Untill » tegen de |
| Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is | Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is |
| ingekomen op 23 december 2014, heeft de Rechtbank van eerste aanleg | ingekomen op 23 december 2014, heeft de Rechtbank van eerste aanleg |
| Antwerpen, afdeling Antwerpen, de volgende prejudiciële vraag gesteld | Antwerpen, afdeling Antwerpen, de volgende prejudiciële vraag gesteld |
| : | : |
| « Schendt artikel 198, § 1, 10° WIB 92 in samenlezing met artikel 307, | « Schendt artikel 198, § 1, 10° WIB 92 in samenlezing met artikel 307, |
| § 1, lid 3 WIB 92 de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet en het | § 1, lid 3 WIB 92 de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet en het |
| daarin voorgeschreven gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod | daarin voorgeschreven gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod |
| doordat deze bepaling niet als beroepskosten aanmerkt, de betalingen | doordat deze bepaling niet als beroepskosten aanmerkt, de betalingen |
| die rechtstreeks of onrechtstreeks zijn verricht naar Staten die in | die rechtstreeks of onrechtstreeks zijn verricht naar Staten die in |
| artikel 307, § 1, lid 3 zijn bedoeld en die niet zijn aangegeven | artikel 307, § 1, lid 3 zijn bedoeld en die niet zijn aangegeven |
| overeenkomstig genoemd artikel 307, § 1, lid 3 | overeenkomstig genoemd artikel 307, § 1, lid 3 |
| - zonder dat deze bepaling het onderscheid maakt of de betalingen al | - zonder dat deze bepaling het onderscheid maakt of de betalingen al |
| dan niet staan voor werkelijke en oprechte verrichtingen die | dan niet staan voor werkelijke en oprechte verrichtingen die |
| overeenkomstig alle andere bepalingen van het wetboek van de | overeenkomstig alle andere bepalingen van het wetboek van de |
| inkomstenbelastingen aftrekbare beroepsuitgaven vormen en/of | inkomstenbelastingen aftrekbare beroepsuitgaven vormen en/of |
| - zonder dat deze bepaling op enige wijze het tegenbewijs van de | - zonder dat deze bepaling op enige wijze het tegenbewijs van de |
| aangenomen niet-aftrekbaarheid van de betalingen door de | aangenomen niet-aftrekbaarheid van de betalingen door de |
| belastingplichtige toelaat en/of | belastingplichtige toelaat en/of |
| - zonder dat aan de aangenomen niet-aftrekbaarheid van de betalingen | - zonder dat aan de aangenomen niet-aftrekbaarheid van de betalingen |
| afbreuk wordt gedaan wanneer de administratie ingevolge een gevoerd | afbreuk wordt gedaan wanneer de administratie ingevolge een gevoerd |
| onderzoek zelf heeft vastgesteld dat de betalingen kaderen in | onderzoek zelf heeft vastgesteld dat de betalingen kaderen in |
| werkelijke en oprechte verrichtingen die overeenkomstig alle andere | werkelijke en oprechte verrichtingen die overeenkomstig alle andere |
| bepalingen van het wetboek van de inkomstenbelastingen aftrekbare | bepalingen van het wetboek van de inkomstenbelastingen aftrekbare |
| beroepsuitgaven vormen en/of | beroepsuitgaven vormen en/of |
| - zonder een onderscheid te maken naargelang de betalingen in België | - zonder een onderscheid te maken naargelang de betalingen in België |
| al dan niet belastingontwijking kunnen inhouden doordat de betalingen | al dan niet belastingontwijking kunnen inhouden doordat de betalingen |
| in hoofde van de werkelijke genieter al dan niet in België, doch in | in hoofde van de werkelijke genieter al dan niet in België, doch in |
| een andere Staat belastbaar zijn ? ». | een andere Staat belastbaar zijn ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 198, § 1, 10°, | B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 198, § 1, 10°, |
| van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992 (hierna : WIB 1992), in | van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992 (hierna : WIB 1992), in |
| samenhang gelezen met artikel 307, § 1, derde lid, van hetzelfde | samenhang gelezen met artikel 307, § 1, derde lid, van hetzelfde |
| Wetboek, zoals van toepassing voor het aanslagjaar 2011. | Wetboek, zoals van toepassing voor het aanslagjaar 2011. |
| B.2. Artikel 307, § 1, derde tot zesde lid, van het WIB 1992, zoals | B.2. Artikel 307, § 1, derde tot zesde lid, van het WIB 1992, zoals |
| ingevoegd bij artikel 134 van de programmawet van 23 december 2009 en | ingevoegd bij artikel 134 van de programmawet van 23 december 2009 en |
| zoals van toepassing voor het aanslagjaar 2011, voorziet in een | zoals van toepassing voor het aanslagjaar 2011, voorziet in een |
| verplichting voor de vennootschappen tot aangifte van de betalingen | verplichting voor de vennootschappen tot aangifte van de betalingen |
| die ze rechtstreeks of onrechtstreeks hebben gedaan aan personen | die ze rechtstreeks of onrechtstreeks hebben gedaan aan personen |
| gevestigd in Staten die worden beschouwd als zogenaamde « | gevestigd in Staten die worden beschouwd als zogenaamde « |
| belastingparadijzen », en bepaalt : | belastingparadijzen », en bepaalt : |
| « De belastingplichtigen onderworpen aan de vennootschapsbelasting of, | « De belastingplichtigen onderworpen aan de vennootschapsbelasting of, |
| overeenkomstig artikel 227, 2°, aan de belasting van niet-inwoners, | overeenkomstig artikel 227, 2°, aan de belasting van niet-inwoners, |
| zijn gehouden aangifte te doen van alle betalingen die zij | zijn gehouden aangifte te doen van alle betalingen die zij |
| rechtstreeks of onrechtstreeks hebben gedaan aan personen gevestigd in | rechtstreeks of onrechtstreeks hebben gedaan aan personen gevestigd in |
| een Staat die : | een Staat die : |
| a) ofwel gedurende het volledige belastbaar tijdperk waarin de | a) ofwel gedurende het volledige belastbaar tijdperk waarin de |
| betaling heeft plaatsgevonden, door het Mondiaal Forum van de OESO | betaling heeft plaatsgevonden, door het Mondiaal Forum van de OESO |
| inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen, na een grondige | inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen, na een grondige |
| beoordeling van de mate waarin de OESO-standaard op het gebied van | beoordeling van de mate waarin de OESO-standaard op het gebied van |
| uitwisseling van inlichtingen in deze Staat is toegepast, werd | uitwisseling van inlichtingen in deze Staat is toegepast, werd |
| aangemerkt als een Staat die niet effectief of substantieel deze | aangemerkt als een Staat die niet effectief of substantieel deze |
| standaard toepast; | standaard toepast; |
| b) ofwel voorkomt op de lijst van Staten zonder of met een lage | b) ofwel voorkomt op de lijst van Staten zonder of met een lage |
| belasting. | belasting. |
| Voor de toepassing van het derde lid wordt onder Staat zonder of met | Voor de toepassing van het derde lid wordt onder Staat zonder of met |
| een lage belasting verstaan een Staat waarvan het nominaal tarief van | een lage belasting verstaan een Staat waarvan het nominaal tarief van |
| de vennootschapsbelasting lager is dan 10 pct. | de vennootschapsbelasting lager is dan 10 pct. |
| De lijst van Staten zonder of met een lage belasting wordt bepaald bij | De lijst van Staten zonder of met een lage belasting wordt bepaald bij |
| een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Deze | een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Deze |
| lijst wordt herzien bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in | lijst wordt herzien bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in |
| de Ministerraad. | de Ministerraad. |
| De in het derde lid bedoelde aangifte moet slechts worden gedaan voor | De in het derde lid bedoelde aangifte moet slechts worden gedaan voor |
| zover het totaal van de betalingen die tijdens het belastbaar tijdperk | zover het totaal van de betalingen die tijdens het belastbaar tijdperk |
| werden gedaan, een minimum bedrag van 100.000 euro bereikt. De | werden gedaan, een minimum bedrag van 100.000 euro bereikt. De |
| aangifte wordt gedaan op een formulier waarvan het model door de | aangifte wordt gedaan op een formulier waarvan het model door de |
| Koning wordt vastgesteld en gevoegd bij de in artikel 305, eerste lid, | Koning wordt vastgesteld en gevoegd bij de in artikel 305, eerste lid, |
| bedoelde aangifte ». | bedoelde aangifte ». |
| Het in het geding zijnde artikel 198, § 1, 10°, van het WIB 1992, | Het in het geding zijnde artikel 198, § 1, 10°, van het WIB 1992, |
| zoals ingevoegd bij artikel 128 van de programmawet van 23 december | zoals ingevoegd bij artikel 128 van de programmawet van 23 december |
| 2009, bepaalt in welke gevallen de betalingen aan de zogenaamde | 2009, bepaalt in welke gevallen de betalingen aan de zogenaamde |
| belastingparadijzen die aan de voormelde aangifteverplichting zijn | belastingparadijzen die aan de voormelde aangifteverplichting zijn |
| onderworpen, als beroepskosten worden verworpen : | onderworpen, als beroepskosten worden verworpen : |
| « Als beroepskosten worden niet aangemerkt : | « Als beroepskosten worden niet aangemerkt : |
| [...] | [...] |
| 10° onverminderd de toepassing van artikel 219, de betalingen die | 10° onverminderd de toepassing van artikel 219, de betalingen die |
| rechtstreeks of onrechtstreeks zijn verricht naar Staten die in | rechtstreeks of onrechtstreeks zijn verricht naar Staten die in |
| artikel 307, § 1, derde lid, zijn bedoeld, en die niet zijn aangegeven | artikel 307, § 1, derde lid, zijn bedoeld, en die niet zijn aangegeven |
| overeenkomstig genoemd artikel 307, § 1, derde lid, of, als ze toch | overeenkomstig genoemd artikel 307, § 1, derde lid, of, als ze toch |
| aangegeven zijn, waarvoor de belastingplichtige niet door alle | aangegeven zijn, waarvoor de belastingplichtige niet door alle |
| rechtsmiddelen bewijst dat zij in het kader van werkelijke en oprechte | rechtsmiddelen bewijst dat zij in het kader van werkelijke en oprechte |
| verrichtingen en die met personen andere dan artificiële constructies | verrichtingen en die met personen andere dan artificiële constructies |
| zijn verricht ». | zijn verricht ». |
| Krachtens de artikelen 133 en 136 van de programmawet van 23 december | Krachtens de artikelen 133 en 136 van de programmawet van 23 december |
| 2009 zijn de in het geding zijnde bepalingen in werking getreden vanaf | 2009 zijn de in het geding zijnde bepalingen in werking getreden vanaf |
| het aanslagjaar 2010 voor de betalingen die vanaf 1 januari 2010 zijn | het aanslagjaar 2010 voor de betalingen die vanaf 1 januari 2010 zijn |
| gedaan. | gedaan. |
| B.3. Uit de prejudiciële vraag kan worden afgeleid dat de verwijzende | B.3. Uit de prejudiciële vraag kan worden afgeleid dat de verwijzende |
| rechter het Hof ondervraagt over de bestaanbaarheid van de in het | rechter het Hof ondervraagt over de bestaanbaarheid van de in het |
| geding zijnde bepaling met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, | geding zijnde bepaling met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, |
| doordat alle betalingen die rechtstreeks of onrechtstreeks zijn | doordat alle betalingen die rechtstreeks of onrechtstreeks zijn |
| verricht naar Staten zoals bedoeld in artikel 307, § 1, derde lid, van | verricht naar Staten zoals bedoeld in artikel 307, § 1, derde lid, van |
| het WIB 1992 en die niet zijn aangegeven overeenkomstig die bepaling, | het WIB 1992 en die niet zijn aangegeven overeenkomstig die bepaling, |
| als beroepskosten worden verworpen, zonder een onderscheid te maken | als beroepskosten worden verworpen, zonder een onderscheid te maken |
| naargelang de betalingen al dan niet voor werkelijke en oprechte | naargelang de betalingen al dan niet voor werkelijke en oprechte |
| verrichtingen werden uitgevoerd of naargelang zij al dan niet een | verrichtingen werden uitgevoerd of naargelang zij al dan niet een |
| belastingontduiking in België kunnen inhouden. | belastingontduiking in België kunnen inhouden. |
| B.4.1. Door het opleggen van een strikte aangifteverplichting heeft de | B.4.1. Door het opleggen van een strikte aangifteverplichting heeft de |
| wetgever zich willen verzekeren van de effectieve medewerking van de | wetgever zich willen verzekeren van de effectieve medewerking van de |
| belastingplichtigen. De belastingplichtige loopt een sanctie op - de | belastingplichtigen. De belastingplichtige loopt een sanctie op - de |
| weigering van de aftrek als beroepskosten - indien hij de bijzondere | weigering van de aftrek als beroepskosten - indien hij de bijzondere |
| aangifteverplichting niet naleeft en aldus de fiscus verhindert na te | aangifteverplichting niet naleeft en aldus de fiscus verhindert na te |
| gaan of de betrokken betalingen passen in het kader van « werkelijke | gaan of de betrokken betalingen passen in het kader van « werkelijke |
| en oprechte verrichtingen » met personen die geen « artificiële | en oprechte verrichtingen » met personen die geen « artificiële |
| constructies » zijn. | constructies » zijn. |
| De aangifteverplichting past in het kader van de strijd tegen fiscale | De aangifteverplichting past in het kader van de strijd tegen fiscale |
| fraude, in het bijzonder tegen de toevlucht door belastingplichtigen | fraude, in het bijzonder tegen de toevlucht door belastingplichtigen |
| tot zogenaamde belastingparadijzen om in België belasting te | tot zogenaamde belastingparadijzen om in België belasting te |
| ontduiken, en heeft tot doel de belastingcontroles naar de | ontduiken, en heeft tot doel de belastingcontroles naar de |
| werkelijkheid en de legitimiteit van de bedoelde betalingen | werkelijkheid en de legitimiteit van de bedoelde betalingen |
| efficiënter te maken. | efficiënter te maken. |
| B.4.2. Het niet aangeven van de betalingen naar de zogenaamde | B.4.2. Het niet aangeven van de betalingen naar de zogenaamde |
| belastingparadijzen overeenkomstig artikel 307, § 1, derde lid, van | belastingparadijzen overeenkomstig artikel 307, § 1, derde lid, van |
| het WIB 1992 is in beginsel een voldoende aanleiding om de aftrek als | het WIB 1992 is in beginsel een voldoende aanleiding om de aftrek als |
| beroepskosten te verwerpen. De wet legt, in geval van niet-aangifte, | beroepskosten te verwerpen. De wet legt, in geval van niet-aangifte, |
| geen verband tussen de aftrek als beroepskosten en de werkelijkheid | geen verband tussen de aftrek als beroepskosten en de werkelijkheid |
| van de betalingen. Bovendien is een frauduleuze intentie niet vereist. | van de betalingen. Bovendien is een frauduleuze intentie niet vereist. |
| Het is slechts indien de belastingplichtige de bedoelde betalingen | Het is slechts indien de belastingplichtige de bedoelde betalingen |
| naar de zogenaamde belastingparadijzen heeft aangegeven overeenkomstig | naar de zogenaamde belastingparadijzen heeft aangegeven overeenkomstig |
| artikel 307, § 1, derde lid, van het WIB 1992, dat een dergelijk | artikel 307, § 1, derde lid, van het WIB 1992, dat een dergelijk |
| verband wordt gelegd tussen de aftrek als beroepskosten en de | verband wordt gelegd tussen de aftrek als beroepskosten en de |
| werkelijkheid van de betalingen : krachtens artikel 198, § 1, 10°, van | werkelijkheid van de betalingen : krachtens artikel 198, § 1, 10°, van |
| het WIB 1992 wordt de aftrek als beroepskosten enkel aanvaard indien | het WIB 1992 wordt de aftrek als beroepskosten enkel aanvaard indien |
| de belastingplichtige door alle rechtsmiddelen bewijst dat de | de belastingplichtige door alle rechtsmiddelen bewijst dat de |
| aangegeven betalingen passen in het kader van « werkelijke en oprechte | aangegeven betalingen passen in het kader van « werkelijke en oprechte |
| verrichtingen » met personen andere dan « artificiële constructies ». | verrichtingen » met personen andere dan « artificiële constructies ». |
| B.4.3. Het Hof moet onderzoeken of de maatregel redelijk is | B.4.3. Het Hof moet onderzoeken of de maatregel redelijk is |
| verantwoord doordat hij, in geval van niet-aangifte, geldt op een | verantwoord doordat hij, in geval van niet-aangifte, geldt op een |
| dermate algemene en absolute wijze. De eisende partij voor de | dermate algemene en absolute wijze. De eisende partij voor de |
| verwijzende rechter, op wier verzoek de prejudiciële vraag is gesteld, | verwijzende rechter, op wier verzoek de prejudiciële vraag is gesteld, |
| beweert in dat verband dat de aftrek als beroepskosten, in het geval | beweert in dat verband dat de aftrek als beroepskosten, in het geval |
| dat de bedoelde betalingen aan belastingparadijzen niet worden | dat de bedoelde betalingen aan belastingparadijzen niet worden |
| aangegeven overeenkomstig artikel 307, § 1, derde lid, van het WIB | aangegeven overeenkomstig artikel 307, § 1, derde lid, van het WIB |
| 1992, zou moeten worden toegestaan indien blijkt dat zij passen in het | 1992, zou moeten worden toegestaan indien blijkt dat zij passen in het |
| kader van werkelijke en oprechte verrichtingen of indien die | kader van werkelijke en oprechte verrichtingen of indien die |
| betalingen niet kunnen leiden tot Belgische belastingontduiking. | betalingen niet kunnen leiden tot Belgische belastingontduiking. |
| B.5.1. Het is gewettigd dat de wetgever ernaar streeft de fiscale | B.5.1. Het is gewettigd dat de wetgever ernaar streeft de fiscale |
| fraude te voorkomen en de belangen van de Schatkist te vrijwaren, | fraude te voorkomen en de belangen van de Schatkist te vrijwaren, |
| vanuit de zorg voor gerechtigheid en om de taken van algemeen belang | vanuit de zorg voor gerechtigheid en om de taken van algemeen belang |
| waarmee hij is belast, zo goed mogelijk te vervullen. | waarmee hij is belast, zo goed mogelijk te vervullen. |
| De verplichting voor de vennootschappen om de betalingen naar de | De verplichting voor de vennootschappen om de betalingen naar de |
| zogenaamde belastingparadijzen aan te geven, strekt ertoe de | zogenaamde belastingparadijzen aan te geven, strekt ertoe de |
| belastingcontroles in verband met die betalingen efficiënter te maken | belastingcontroles in verband met die betalingen efficiënter te maken |
| : door die aangifteplicht zullen de controlediensten zich meer kunnen | : door die aangifteplicht zullen de controlediensten zich meer kunnen |
| concentreren op het onderzoek van die betalingen dan op het opsporen | concentreren op het onderzoek van die betalingen dan op het opsporen |
| ervan (Parl. St., Kamer, 2009-2010, DOC 52-2278/001, p. 71). De | ervan (Parl. St., Kamer, 2009-2010, DOC 52-2278/001, p. 71). De |
| maatregel is pertinent ten aanzien van de doelstelling van de wetgever | maatregel is pertinent ten aanzien van de doelstelling van de wetgever |
| aangezien hij het mogelijk maakt de fiscale fraude te bestrijden. | aangezien hij het mogelijk maakt de fiscale fraude te bestrijden. |
| B.5.2. Aannemen dat de bedoelde betalingen niet als beroepskosten | B.5.2. Aannemen dat de bedoelde betalingen niet als beroepskosten |
| zouden mogen worden verworpen wanneer de belastingplichtige de | zouden mogen worden verworpen wanneer de belastingplichtige de |
| aangifteverplichting niet heeft nageleefd maar toch blijkt dat die | aangifteverplichting niet heeft nageleefd maar toch blijkt dat die |
| betalingen passen in het kader van werkelijke en oprechte | betalingen passen in het kader van werkelijke en oprechte |
| verrichtingen of geen Belgische belastingontduiking inhouden, zou de | verrichtingen of geen Belgische belastingontduiking inhouden, zou de |
| sanctie van de verwerping van de aftrek als beroepskosten haar | sanctie van de verwerping van de aftrek als beroepskosten haar |
| slagkracht ontnemen en zou het ontradende effect wegnemen dat de | slagkracht ontnemen en zou het ontradende effect wegnemen dat de |
| wetgever heeft beoogd. De belastingplichtige zal immers, in die | wetgever heeft beoogd. De belastingplichtige zal immers, in die |
| omstandigheden, niet ertoe worden aangezet zijn medewerking aan de | omstandigheden, niet ertoe worden aangezet zijn medewerking aan de |
| fiscus te verlenen. Bovendien is het bijzonder moeilijk, zo niet | fiscus te verlenen. Bovendien is het bijzonder moeilijk, zo niet |
| nagenoeg onmogelijk, na te gaan of de nalatige belastingplichtige te | nagenoeg onmogelijk, na te gaan of de nalatige belastingplichtige te |
| goeder trouw heeft gehandeld. | goeder trouw heeft gehandeld. |
| B.6. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.6. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel 198, § 1, 10°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen | Artikel 198, § 1, 10°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen |
| 1992, in samenhang gelezen met artikel 307, § 1, derde lid, van | 1992, in samenhang gelezen met artikel 307, § 1, derde lid, van |
| hetzelfde Wetboek, zoals van toepassing voor het aanslagjaar 2011, | hetzelfde Wetboek, zoals van toepassing voor het aanslagjaar 2011, |
| schendt de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet niet. | schendt de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet niet. |
| Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| op 21 januari 2016. | op 21 januari 2016. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| A. Alen | A. Alen |