← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 34/2015 van 12 maart 2015 Rolnummer : 5885 In zake : de
prejudiciële vraag betreffende artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen
van de onderwijswetgeving en artikel 5 van het decreet Het
Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)"
Uittreksel uit arrest nr. 34/2015 van 12 maart 2015 Rolnummer : 5885 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en artikel 5 van het decreet Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...) | Uittreksel uit arrest nr. 34/2015 van 12 maart 2015 Rolnummer : 5885 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en artikel 5 van het decreet Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 34/2015 van 12 maart 2015 | Uittreksel uit arrest nr. 34/2015 van 12 maart 2015 |
Rolnummer : 5885 | Rolnummer : 5885 |
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 8 van de wet van | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 8 van de wet van |
29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de | 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de |
onderwijswetgeving en artikel 5 van het decreet van de Franse | onderwijswetgeving en artikel 5 van het decreet van de Franse |
Gemeenschap van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit | Gemeenschap van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit |
van het Gemeenschapsonderwijs, gesteld door de Raad van State. | van het Gemeenschapsonderwijs, gesteld door de Raad van State. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de | samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de |
rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. | rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. |
Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. | Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. |
Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, | voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij arrest nr. 226.627 van 6 maart 2014 in zake Carlo de Pascale en | Bij arrest nr. 226.627 van 6 maart 2014 in zake Carlo de Pascale en |
Véronique de Thier, handelend in de hoedanigheid van wettelijke | Véronique de Thier, handelend in de hoedanigheid van wettelijke |
vertegenwoordigers van hun minderjarige dochter Giulia de Pascale, | vertegenwoordigers van hun minderjarige dochter Giulia de Pascale, |
tegen de stad Brussel en de Franse Gemeenschap, waarvan de expeditie | tegen de stad Brussel en de Franse Gemeenschap, waarvan de expeditie |
ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 april 2014, heeft de Raad | ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 april 2014, heeft de Raad |
van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : | van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« Schenden artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van | « Schenden artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van |
sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, de zogeheten | sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, de zogeheten |
Schoolpactwet, en artikel 5 van het decreet van 31 maart 1994 houdende | Schoolpactwet, en artikel 5 van het decreet van 31 maart 1994 houdende |
bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs, in zoverre | bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs, in zoverre |
zij niet het recht voor iedere ouder zouden inhouden om op eenvoudig, | zij niet het recht voor iedere ouder zouden inhouden om op eenvoudig, |
niet anders gemotiveerd verzoek ervan te worden vrijgesteld het | niet anders gemotiveerd verzoek ervan te worden vrijgesteld het |
onderricht van een van de erkende godsdiensten of van | onderricht van een van de erkende godsdiensten of van |
niet-confessionele zedenleer te volgen, de artikelen 10, 11 en 24, § | niet-confessionele zedenleer te volgen, de artikelen 10, 11 en 24, § |
4, van de Grondwet, door een discriminatie in te voeren bij de | 4, van de Grondwet, door een discriminatie in te voeren bij de |
uitoefening van de rechten en vrijheden die zijn verankerd in de | uitoefening van de rechten en vrijheden die zijn verankerd in de |
artikelen 19 en 24 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met | artikelen 19 en 24 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met |
artikel 9 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens | artikel 9 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens |
en de fundamentele vrijheden, artikel 2 van het eerste aanvullend | en de fundamentele vrijheden, artikel 2 van het eerste aanvullend |
protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en | protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en |
de fundamentele vrijheden, en artikel 18, § 4, van het Internationaal | de fundamentele vrijheden, en artikel 18, § 4, van het Internationaal |
Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en schenden zij | Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en schenden zij |
bovendien rechtstreeks al die bepalingen ? ». | bovendien rechtstreeks al die bepalingen ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 8 van de wet | B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 8 van de wet |
van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de | van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de |
onderwijswetgeving (de zogeheten « Schoolpactwet ») en op artikel 5 | onderwijswetgeving (de zogeheten « Schoolpactwet ») en op artikel 5 |
van het decreet van 31 maart 1994 van de Franse Gemeenschap houdende | van het decreet van 31 maart 1994 van de Franse Gemeenschap houdende |
bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs (hierna : | bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs (hierna : |
het decreet van 31 maart 1994). | het decreet van 31 maart 1994). |
B.1.2. Artikel 8 van de voormelde wet van 29 mei 1959 bepaalt : | B.1.2. Artikel 8 van de voormelde wet van 29 mei 1959 bepaalt : |
« In de officiële inrichtingen alsmede in de pluralistische | « In de officiële inrichtingen alsmede in de pluralistische |
inrichtingen voor lager en secundair onderwijs met volledig leerplan, | inrichtingen voor lager en secundair onderwijs met volledig leerplan, |
omvat de lesrooster per week twee uren godsdienst en twee uren | omvat de lesrooster per week twee uren godsdienst en twee uren |
zedenleer. | zedenleer. |
In de gesubsidieerde vrije inrichtingen die zichzelf van het | In de gesubsidieerde vrije inrichtingen die zichzelf van het |
confessionele type noemen, omvat het wekelijks lesrooster twee uur | confessionele type noemen, omvat het wekelijks lesrooster twee uur |
godsdienst die met het type van de inrichting overeenstemt. | godsdienst die met het type van de inrichting overeenstemt. |
Onder godsdienstonderricht wordt verstaan het onderricht in de | Onder godsdienstonderricht wordt verstaan het onderricht in de |
katholieke, protestantse, israëlitische, islamitische of orthodoxe | katholieke, protestantse, israëlitische, islamitische of orthodoxe |
godsdienst en in de op die godsdienst berustende zedenleer. Onder | godsdienst en in de op die godsdienst berustende zedenleer. Onder |
onderricht in de zedenleer wordt verstaan het onderricht in de | onderricht in de zedenleer wordt verstaan het onderricht in de |
niet-confessionele zedenleer. | niet-confessionele zedenleer. |
Bij de eerste inschrijving van het kind is het gezinshoofd, de voogd | Bij de eerste inschrijving van het kind is het gezinshoofd, de voogd |
of degene aan wiens hoede het kind is toevertrouwd, gehouden bij | of degene aan wiens hoede het kind is toevertrouwd, gehouden bij |
ondertekende verklaring voor het kind de cursus in de godsdienst of de | ondertekende verklaring voor het kind de cursus in de godsdienst of de |
cursus in de zedenleer te kiezen. | cursus in de zedenleer te kiezen. |
Zo de keuze op de cursus in de godsdienst valt, wordt de gekozen | Zo de keuze op de cursus in de godsdienst valt, wordt de gekozen |
godsdienst uitdrukkelijk in die verklaring vermeld. | godsdienst uitdrukkelijk in die verklaring vermeld. |
Het model van de verklaring betreffende de keuze tussen godsdienst of | Het model van de verklaring betreffende de keuze tussen godsdienst of |
zedenleer wordt door de Koning vastgesteld. Deze verklaring vermeldt | zedenleer wordt door de Koning vastgesteld. Deze verklaring vermeldt |
uitdrukkelijk : | uitdrukkelijk : |
a) Dat het gezinshoofd door de wet geheel vrij wordt gelaten; | a) Dat het gezinshoofd door de wet geheel vrij wordt gelaten; |
b) Dat het streng verboden is in dit opzicht enige drukking op hem uit | b) Dat het streng verboden is in dit opzicht enige drukking op hem uit |
te oefenen en welke tuchtmaatregelen met dat verbod gepaard gaan; | te oefenen en welke tuchtmaatregelen met dat verbod gepaard gaan; |
c) Dat het gezinshoofd over een termijn van drie vrije dagen beschikt | c) Dat het gezinshoofd over een termijn van drie vrije dagen beschikt |
om de behoorlijk ondertekende verklaring terug te geven. | om de behoorlijk ondertekende verklaring terug te geven. |
Degene die de verklaring aflegt kan bij het begin van elk schooljaar | Degene die de verklaring aflegt kan bij het begin van elk schooljaar |
zijn keuze wijzigen ». | zijn keuze wijzigen ». |
B.1.3. Artikel 5 van het voormelde decreet van 31 maart 1994 bepaalt : | B.1.3. Artikel 5 van het voormelde decreet van 31 maart 1994 bepaalt : |
« De titularissen van de cursussen over erkende godsdiensten [...] en | « De titularissen van de cursussen over erkende godsdiensten [...] en |
de titularissen van de cursussen zedenleer geïnspireerd door het vrij | de titularissen van de cursussen zedenleer geïnspireerd door het vrij |
onderzoek vermijden, de in parallelle cursussen uiteengezette | onderzoek vermijden, de in parallelle cursussen uiteengezette |
standpunten te hekelen. | standpunten te hekelen. |
Waar de in vorig lid bedoelde cursussen wettelijk georganiseerd | Waar de in vorig lid bedoelde cursussen wettelijk georganiseerd |
worden, staan ze op een voet van gelijkheid. Ze worden de vrije keus | worden, staan ze op een voet van gelijkheid. Ze worden de vrije keus |
van de ouders of studenten aangeboden. Het bezoeken ervan is verplicht | van de ouders of studenten aangeboden. Het bezoeken ervan is verplicht |
». | ». |
Zoals de Raad van State in zijn verwijzingsarrest aangeeft, is die | Zoals de Raad van State in zijn verwijzingsarrest aangeeft, is die |
bepaling van toepassing op de stad Brussel als inrichtende macht van | bepaling van toepassing op de stad Brussel als inrichtende macht van |
het gesubsidieerd officieel onderwijs, aangezien zij is toegetreden | het gesubsidieerd officieel onderwijs, aangezien zij is toegetreden |
tot de beginselen van het decreet van 31 maart 1994 met toepassing van | tot de beginselen van het decreet van 31 maart 1994 met toepassing van |
artikel 7 ervan. | artikel 7 ervan. |
B.2.1. De Raad van State interpreteert de twee in het geding zijnde | B.2.1. De Raad van State interpreteert de twee in het geding zijnde |
bepalingen in die zin dat zij het de ouders niet mogelijk maken om op | bepalingen in die zin dat zij het de ouders niet mogelijk maken om op |
eenvoudig, niet anders gemotiveerd verzoek voor hun minderjarige | eenvoudig, niet anders gemotiveerd verzoek voor hun minderjarige |
kinderen een vrijstelling te verkrijgen om het onderricht in een van | kinderen een vrijstelling te verkrijgen om het onderricht in een van |
de erkende godsdiensten of in de niet-confessionele zedenleer te | de erkende godsdiensten of in de niet-confessionele zedenleer te |
volgen. | volgen. |
B.2.2. Het Hof wordt verzocht de bestaanbaarheid na te gaan van die | B.2.2. Het Hof wordt verzocht de bestaanbaarheid na te gaan van die |
bepalingen, aldus geïnterpreteerd, met de artikelen 10, 11 en 24, § 4, | bepalingen, aldus geïnterpreteerd, met de artikelen 10, 11 en 24, § 4, |
van de Grondwet, in zoverre zij een discriminatie zouden teweegbrengen | van de Grondwet, in zoverre zij een discriminatie zouden teweegbrengen |
in de uitoefening van de rechten en vrijheden die zijn gewaarborgd bij | in de uitoefening van de rechten en vrijheden die zijn gewaarborgd bij |
de artikelen 19 en 24 van de Grondwet, al dan niet in samenhang | de artikelen 19 en 24 van de Grondwet, al dan niet in samenhang |
gelezen met artikel 9 van het Europees Verdrag voor de rechten van de | gelezen met artikel 9 van het Europees Verdrag voor de rechten van de |
mens, met artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag | mens, met artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag |
en met artikel 18, lid 4, van het Internationaal Verdrag inzake | en met artikel 18, lid 4, van het Internationaal Verdrag inzake |
burgerrechten en politieke rechten. Het wordt eveneens verzocht de in | burgerrechten en politieke rechten. Het wordt eveneens verzocht de in |
het geding zijnde bepalingen rechtstreeks te toetsen aan de door de | het geding zijnde bepalingen rechtstreeks te toetsen aan de door de |
voormelde grondwets- en verdragsbepalingen gewaarborgde rechten en | voormelde grondwets- en verdragsbepalingen gewaarborgde rechten en |
vrijheden. | vrijheden. |
B.3.1. Artikel 19 van de Grondwet bepaalt : | B.3.1. Artikel 19 van de Grondwet bepaalt : |
« De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, | « De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, |
alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zijn | alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zijn |
gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter | gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter |
gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd ». | gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd ». |
B.3.2. Artikel 24 van de Grondwet bepaalt : | B.3.2. Artikel 24 van de Grondwet bepaalt : |
« § 1. Het onderwijs is vrij; elke preventieve maatregel is verboden; | « § 1. Het onderwijs is vrij; elke preventieve maatregel is verboden; |
de bestraffing van de misdrijven wordt alleen door de wet of het | de bestraffing van de misdrijven wordt alleen door de wet of het |
decreet geregeld. | decreet geregeld. |
De gemeenschap waarborgt de keuzevrijheid van de ouders. | De gemeenschap waarborgt de keuzevrijheid van de ouders. |
De gemeenschap richt neutraal onderwijs in. De neutraliteit houdt | De gemeenschap richt neutraal onderwijs in. De neutraliteit houdt |
onder meer in, de eerbied voor de filosofische, ideologische of | onder meer in, de eerbied voor de filosofische, ideologische of |
godsdienstige opvattingen van de ouders en de leerlingen. | godsdienstige opvattingen van de ouders en de leerlingen. |
De scholen ingericht door openbare besturen bieden, tot het einde van | De scholen ingericht door openbare besturen bieden, tot het einde van |
de leerplicht, de keuze aan tussen onderricht in een der erkende | de leerplicht, de keuze aan tussen onderricht in een der erkende |
godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer. | godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer. |
§ 2. Zo een gemeenschap als inrichtende macht bevoegdheden wil | § 2. Zo een gemeenschap als inrichtende macht bevoegdheden wil |
opdragen aan een of meer autonome organen, kan dit slechts bij | opdragen aan een of meer autonome organen, kan dit slechts bij |
decreet, aangenomen met een meerderheid van twee derden van de | decreet, aangenomen met een meerderheid van twee derden van de |
uitgebrachte stemmen. | uitgebrachte stemmen. |
§ 3. Ieder heeft recht op onderwijs, met eerbiediging van de | § 3. Ieder heeft recht op onderwijs, met eerbiediging van de |
fundamentele rechten en vrijheden. De toegang tot het onderwijs is | fundamentele rechten en vrijheden. De toegang tot het onderwijs is |
kosteloos tot het einde van de leerplicht. | kosteloos tot het einde van de leerplicht. |
Alle leerlingen die leerplichtig zijn, hebben ten laste van de | Alle leerlingen die leerplichtig zijn, hebben ten laste van de |
gemeenschap recht op een morele of religieuze opvoeding. | gemeenschap recht op een morele of religieuze opvoeding. |
§ 4. Alle leerlingen of studenten, ouders, personeelsleden en | § 4. Alle leerlingen of studenten, ouders, personeelsleden en |
onderwijsinstellingen zijn gelijk voor de wet of het decreet. De wet | onderwijsinstellingen zijn gelijk voor de wet of het decreet. De wet |
en het decreet houden rekening met objectieve verschillen, waaronder | en het decreet houden rekening met objectieve verschillen, waaronder |
de eigen karakteristieken van iedere inrichtende macht, die een | de eigen karakteristieken van iedere inrichtende macht, die een |
aangepaste behandeling verantwoorden. | aangepaste behandeling verantwoorden. |
§ 5. De inrichting, erkenning of subsidiëring van het onderwijs door | § 5. De inrichting, erkenning of subsidiëring van het onderwijs door |
de gemeenschap wordt geregeld door de wet of het decreet ». | de gemeenschap wordt geregeld door de wet of het decreet ». |
B.3.3. Artikel 9 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens | B.3.3. Artikel 9 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens |
bepaalt : | bepaalt : |
« 1. Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en | « 1. Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en |
godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of | godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of |
overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij | overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij |
met anderen, zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn | met anderen, zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn |
godsdienst of overtuiging te belijden door de eredienst, door het | godsdienst of overtuiging te belijden door de eredienst, door het |
onderwijzen ervan, door de practische toepassing ervan en het | onderwijzen ervan, door de practische toepassing ervan en het |
onderhouden van de geboden en voorschriften. | onderhouden van de geboden en voorschriften. |
2. De vrijheid van godsdienst of overtuiging te belijden kan aan geen | 2. De vrijheid van godsdienst of overtuiging te belijden kan aan geen |
andere beperkingen zijn onderworpen dan die welke bij de wet zijn | andere beperkingen zijn onderworpen dan die welke bij de wet zijn |
voorzien, en die in een democratische samenleving nodig zijn voor de | voorzien, en die in een democratische samenleving nodig zijn voor de |
openbare orde, gezondheid of zedelijkheid of de bescherming van de | openbare orde, gezondheid of zedelijkheid of de bescherming van de |
rechten en vrijheden van anderen ». | rechten en vrijheden van anderen ». |
B.3.4. Artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees | B.3.4. Artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees |
Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : | Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : |
« Niemand zal het recht op onderwijs worden ontzegd. Bij de | « Niemand zal het recht op onderwijs worden ontzegd. Bij de |
uitoefening van alle functies welke de Staat in verband met de | uitoefening van alle functies welke de Staat in verband met de |
opvoeding en het onderwijs op zich neemt zal de Staat het recht | opvoeding en het onderwijs op zich neemt zal de Staat het recht |
eerbiedigen van de ouders om voor hun kinderen zich van die opvoeding | eerbiedigen van de ouders om voor hun kinderen zich van die opvoeding |
en van dat onderwijs te verzekeren welke overeenstemmen met hun eigen | en van dat onderwijs te verzekeren welke overeenstemmen met hun eigen |
godsdienstige en filosofische overtuigingen ». | godsdienstige en filosofische overtuigingen ». |
B.3.5. Artikel 18, lid 4, van het Internationaal Verdrag inzake | B.3.5. Artikel 18, lid 4, van het Internationaal Verdrag inzake |
burgerrechten en politieke rechten bepaalt : | burgerrechten en politieke rechten bepaalt : |
« De Staten die partij zijn bij dit Verdrag verbinden zich de vrijheid | « De Staten die partij zijn bij dit Verdrag verbinden zich de vrijheid |
te eerbiedigen van ouders of wettige voogden, de godsdienstige en | te eerbiedigen van ouders of wettige voogden, de godsdienstige en |
morele opvoeding van hun kinderen of pupillen overeenkomstig hun eigen | morele opvoeding van hun kinderen of pupillen overeenkomstig hun eigen |
overtuiging te verzekeren ». | overtuiging te verzekeren ». |
B.4.1. Artikel 24, § 1, vierde lid, van de Grondwet heeft, door de | B.4.1. Artikel 24, § 1, vierde lid, van de Grondwet heeft, door de |
openbare overheden die scholen inrichten ertoe te verplichten de keuze | openbare overheden die scholen inrichten ertoe te verplichten de keuze |
te bieden tussen het onderricht in een van de erkende godsdiensten en | te bieden tussen het onderricht in een van de erkende godsdiensten en |
dat in de niet-confessionele zedenleer, een fundamenteel recht | dat in de niet-confessionele zedenleer, een fundamenteel recht |
vastgelegd. Met dat fundamenteel recht dat aan de ouders en de | vastgelegd. Met dat fundamenteel recht dat aan de ouders en de |
leerlingen is toegekend, stemt, voor de overheid die onderwijs | leerlingen is toegekend, stemt, voor de overheid die onderwijs |
inricht, de verplichting overeen om cursussen godsdienst en | inricht, de verplichting overeen om cursussen godsdienst en |
niet-confessionele zedenleer in te richten. | niet-confessionele zedenleer in te richten. |
B.4.2. Hoewel uit sommige verklaringen tijdens de parlementaire | B.4.2. Hoewel uit sommige verklaringen tijdens de parlementaire |
voorbereiding met betrekking tot de herziening van artikel 24 (toen | voorbereiding met betrekking tot de herziening van artikel 24 (toen |
artikel 17) van de Grondwet blijkt dat de ministers voor Nationale | artikel 17) van de Grondwet blijkt dat de ministers voor Nationale |
Opvoeding de intentie hadden om, voor de ouders en de leerlingen, het | Opvoeding de intentie hadden om, voor de ouders en de leerlingen, het |
verplichte karakter van de keuze tussen het onderricht in een van de | verplichte karakter van de keuze tussen het onderricht in een van de |
erkende godsdiensten of dat in de niet-confessionele zedenleer te | erkende godsdiensten of dat in de niet-confessionele zedenleer te |
behouden, blijkt uit diezelfde parlementaire voorbereiding eveneens | behouden, blijkt uit diezelfde parlementaire voorbereiding eveneens |
dat de Grondwetgever dat verplichte karakter niet heeft opgenomen in | dat de Grondwetgever dat verplichte karakter niet heeft opgenomen in |
de tekst zelf van artikel 24, zodat hij « de mogelijkheid [heeft | de tekst zelf van artikel 24, zodat hij « de mogelijkheid [heeft |
opengelaten] dat een Gemeenschap bij decreet zou bepalen of in het | opengelaten] dat een Gemeenschap bij decreet zou bepalen of in het |
door haar ingericht onderwijs deze keuze een verplichting is » (Parl. | door haar ingericht onderwijs deze keuze een verplichting is » (Parl. |
St., Senaat, B.Z. 1988, nr. 100-1/1°, p. 4; zie ook Parl. St., Senaat, | St., Senaat, B.Z. 1988, nr. 100-1/1°, p. 4; zie ook Parl. St., Senaat, |
B.Z. 1988, nr. 100-1/2°, p. 80, Parl. St., Kamer, B.Z. 1988, nr. 10/17 | B.Z. 1988, nr. 100-1/2°, p. 80, Parl. St., Kamer, B.Z. 1988, nr. 10/17 |
- 455/4, pp. 21 en 36). | - 455/4, pp. 21 en 36). |
B.4.3. In tegenstelling tot wat de Franse Gemeenschapsregering | B.4.3. In tegenstelling tot wat de Franse Gemeenschapsregering |
aanvoert, vloeien de verplichting om een keuze te maken tussen het | aanvoert, vloeien de verplichting om een keuze te maken tussen het |
onderricht in een van de erkende godsdiensten en dat in de | onderricht in een van de erkende godsdiensten en dat in de |
niet-confessionele zedenleer en de verplichting om een van die | niet-confessionele zedenleer en de verplichting om een van die |
cursussen te volgen, dus niet voort uit artikel 24 van de Grondwet, | cursussen te volgen, dus niet voort uit artikel 24 van de Grondwet, |
maar wel uit de wettelijke en decretale bepalingen waarover aan het | maar wel uit de wettelijke en decretale bepalingen waarover aan het |
Hof een vraag is gesteld. | Hof een vraag is gesteld. |
B.5.1. Krachtens artikel 24, § 3, van de Grondwet heeft ieder recht op | B.5.1. Krachtens artikel 24, § 3, van de Grondwet heeft ieder recht op |
onderwijs met inachtneming van de fundamentele rechten en vrijheden. | onderwijs met inachtneming van de fundamentele rechten en vrijheden. |
Tot die fundamentele rechten behoort het recht van de ouders, met name | Tot die fundamentele rechten behoort het recht van de ouders, met name |
gewaarborgd bij artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het | gewaarborgd bij artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het |
Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dat het door de overheid | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dat het door de overheid |
aan hun kinderen verstrekte onderwijs wordt verzekerd met naleving van | aan hun kinderen verstrekte onderwijs wordt verzekerd met naleving van |
hun godsdienstige en filosofische overtuigingen. | hun godsdienstige en filosofische overtuigingen. |
B.5.2. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens « maakt | B.5.2. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens « maakt |
artikel 2 van het Eerste Protocol het niet mogelijk een onderscheid te | artikel 2 van het Eerste Protocol het niet mogelijk een onderscheid te |
maken tussen het godsdienstige onderricht en de andere disciplines. | maken tussen het godsdienstige onderricht en de andere disciplines. |
Het is in het volledige programma van het openbaar onderwijs dat het | Het is in het volledige programma van het openbaar onderwijs dat het |
de Staat voorschrijft de zowel godsdienstige als filosofische | de Staat voorschrijft de zowel godsdienstige als filosofische |
overtuigingen van de ouders in acht te nemen » (EHRM, grote kamer, 29 | overtuigingen van de ouders in acht te nemen » (EHRM, grote kamer, 29 |
juni 2007, Folgero en anderen t. Noorwegen, § 84; 9 oktober 2007, | juni 2007, Folgero en anderen t. Noorwegen, § 84; 9 oktober 2007, |
Hasan en Eylem Zengin t. Turkije, § 48). | Hasan en Eylem Zengin t. Turkije, § 48). |
In verband met de programma's wijst dat Europees Hof erop : | In verband met de programma's wijst dat Europees Hof erop : |
« De definitie en de inrichting van het studieprogramma vallen in | « De definitie en de inrichting van het studieprogramma vallen in |
beginsel onder de bevoegdheid van de Verdragsluitende Staten. Het | beginsel onder de bevoegdheid van de Verdragsluitende Staten. Het |
betreft in grote mate een opportuniteitsprobleem waarover het Hof zich | betreft in grote mate een opportuniteitsprobleem waarover het Hof zich |
niet moet uitspreken en waarvan de oplossing op gewettigde wijze kan | niet moet uitspreken en waarvan de oplossing op gewettigde wijze kan |
variëren naar gelang van het land en het tijdperk. In het bijzonder | variëren naar gelang van het land en het tijdperk. In het bijzonder |
belet de tweede zin van artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol | belet de tweede zin van artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol |
de Staten niet om via het onderwijs of de opvoeding informatie of | de Staten niet om via het onderwijs of de opvoeding informatie of |
kennis met een al dan niet rechtstreeks godsdienstig of filosofisch | kennis met een al dan niet rechtstreeks godsdienstig of filosofisch |
karakter te verspreiden. Zij staat zelfs de ouders niet toe zich te | karakter te verspreiden. Zij staat zelfs de ouders niet toe zich te |
verzetten tegen de opname van een dergelijk onderwijs of een | verzetten tegen de opname van een dergelijk onderwijs of een |
dergelijke opvoeding in het schoolprogramma, zo niet zou elk | dergelijke opvoeding in het schoolprogramma, zo niet zou elk |
geïnstitutionaliseerd onderwijs mogelijk onwerkzaam blijken. | geïnstitutionaliseerd onderwijs mogelijk onwerkzaam blijken. |
De tweede zin van artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol | De tweede zin van artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol |
impliceert daarentegen dat de Staat, door zijn functies op het gebied | impliceert daarentegen dat de Staat, door zijn functies op het gebied |
van opvoeding en onderwijs uit te voeren, erover waakt dat de | van opvoeding en onderwijs uit te voeren, erover waakt dat de |
informatie of kennis die in het programma zijn opgenomen, op | informatie of kennis die in het programma zijn opgenomen, op |
objectieve, kritische en pluralistische wijze worden verstrekt. Hij | objectieve, kritische en pluralistische wijze worden verstrekt. Hij |
verbiedt de Staat een doel van indoctrinatie na te streven dat kan | verbiedt de Staat een doel van indoctrinatie na te streven dat kan |
worden geacht de godsdienstige en filosofische overtuigingen van de | worden geacht de godsdienstige en filosofische overtuigingen van de |
ouders niet in acht te nemen. Dat is de grens die niet mag worden | ouders niet in acht te nemen. Dat is de grens die niet mag worden |
overschreden » (EHRM, grote kamer, 29 juni 2007, Folgero en anderen t. | overschreden » (EHRM, grote kamer, 29 juni 2007, Folgero en anderen t. |
Noorwegen, § 84; 9 oktober 2007, Hasan en Eylem Zengin t. Turkije, § § | Noorwegen, § 84; 9 oktober 2007, Hasan en Eylem Zengin t. Turkije, § § |
51-52). | 51-52). |
B.5.3. Het Europees Hof preciseert voorts dat de tweede zin van | B.5.3. Het Europees Hof preciseert voorts dat de tweede zin van |
artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol de ouders « het recht | artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol de ouders « het recht |
verleent om van de Staat te eisen dat het onderricht in de godsdienst | verleent om van de Staat te eisen dat het onderricht in de godsdienst |
hun godsdienstige en filosofische overtuigingen in acht neemt » en | hun godsdienstige en filosofische overtuigingen in acht neemt » en |
besluit dat « wanneer een Verdragsluitende Staat het onderricht in de | besluit dat « wanneer een Verdragsluitende Staat het onderricht in de |
godsdienst opneemt in de materies van de studieprogramma's, dan zoveel | godsdienst opneemt in de materies van de studieprogramma's, dan zoveel |
mogelijk dient te worden vermeden dat de leerlingen worden | mogelijk dient te worden vermeden dat de leerlingen worden |
geconfronteerd met conflicten tussen de godsdienstige opvoeding die | geconfronteerd met conflicten tussen de godsdienstige opvoeding die |
door de school wordt verstrekt en de godsdienstige of filosofische | door de school wordt verstrekt en de godsdienstige of filosofische |
overtuigingen van hun ouders » (EHRM, 9 oktober 2007, Hasan en Eylem | overtuigingen van hun ouders » (EHRM, 9 oktober 2007, Hasan en Eylem |
Zengin t. Turkije, § 71; 16 september 2014, Mansur Yalçin en anderen | Zengin t. Turkije, § 71; 16 september 2014, Mansur Yalçin en anderen |
t. Turkije, § 72). | t. Turkije, § 72). |
B.6.1. Zonder dat het nodig is de inhoud van de cursus | B.6.1. Zonder dat het nodig is de inhoud van de cursus |
niet-confessionele zedenleer zoals die wordt verstrekt in de | niet-confessionele zedenleer zoals die wordt verstrekt in de |
onderwijsinstelling waar de dochter van de verzoekende partijen voor | onderwijsinstelling waar de dochter van de verzoekende partijen voor |
de verwijzende rechter naar school gaat, concreet te onderzoeken, | de verwijzende rechter naar school gaat, concreet te onderzoeken, |
hetgeen, zoals de Franse Gemeenschapsregering aanvoert, niet onder de | hetgeen, zoals de Franse Gemeenschapsregering aanvoert, niet onder de |
bevoegdheid van het Hof zou vallen, dient te worden opgemerkt dat de | bevoegdheid van het Hof zou vallen, dient te worden opgemerkt dat de |
ontwikkeling van de cursus niet-confessionele zedenleer bovendien moet | ontwikkeling van de cursus niet-confessionele zedenleer bovendien moet |
worden geplaatst in de context van de herziening, op 5 mei 1993, van | worden geplaatst in de context van de herziening, op 5 mei 1993, van |
artikel 117 (thans artikel 181) van de Grondwet, waarin de | artikel 117 (thans artikel 181) van de Grondwet, waarin de |
grondwettelijke erkenning van de « door de wet erkende organisaties | grondwettelijke erkenning van de « door de wet erkende organisaties |
die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele | die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele |
levensbeschouwing » is verankerd en dat « de afgevaardigden van de | levensbeschouwing » is verankerd en dat « de afgevaardigden van de |
niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschap en van de diverse | niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschap en van de diverse |
gelovige gemeenschappen op voet van gelijkheid » plaatst (Parl. St., | gelovige gemeenschappen op voet van gelijkheid » plaatst (Parl. St., |
Senaat, B.Z. 1991-1992, 100-3/1°, p. 3). | Senaat, B.Z. 1991-1992, 100-3/1°, p. 3). |
B.6.2. De titularissen van de cursussen godsdienst en de titularissen | B.6.2. De titularissen van de cursussen godsdienst en de titularissen |
van de cursus zedenleer zijn bovendien, wat betreft hun verplichtingen | van de cursus zedenleer zijn bovendien, wat betreft hun verplichtingen |
inzake de neutraliteit van het gemeenschapsonderwijs of van het | inzake de neutraliteit van het gemeenschapsonderwijs of van het |
gesubsidieerd officieel onderwijs, onderworpen aan dezelfde decretale | gesubsidieerd officieel onderwijs, onderworpen aan dezelfde decretale |
bepalingen, bepalingen die daarentegen afwijken van de verplichtingen | bepalingen, bepalingen die daarentegen afwijken van de verplichtingen |
die in dat opzicht zijn opgelegd aan de leerkrachten-titularissen van | die in dat opzicht zijn opgelegd aan de leerkrachten-titularissen van |
alle andere disciplines. | alle andere disciplines. |
Immers, terwijl die laatstgenoemden met name « de kwesties [moeten | Immers, terwijl die laatstgenoemden met name « de kwesties [moeten |
behandelen] in verband met het innerlijk leven, het geloof, de | behandelen] in verband met het innerlijk leven, het geloof, de |
politieke of wijsgerige overtuigingenen de godsdienstige opties van de | politieke of wijsgerige overtuigingenen de godsdienstige opties van de |
mens, in bewoordingen die de gedachten en gevoelens van geen enkele | mens, in bewoordingen die de gedachten en gevoelens van geen enkele |
leerling kunnen kwetsen » en moeten weigeren « te getuigen voor een | leerling kunnen kwetsen » en moeten weigeren « te getuigen voor een |
wijsgerig of politiek stelsel » (artikel 4 van het decreet van 31 | wijsgerig of politiek stelsel » (artikel 4 van het decreet van 31 |
maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het | maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het |
Gemeenschapsonderwijs en artikel 5 van het decreet van 17 december | Gemeenschapsonderwijs en artikel 5 van het decreet van 17 december |
2003 houdende organisatie van de neutraliteit eigen aan het | 2003 houdende organisatie van de neutraliteit eigen aan het |
gesubsidieerd officieel onderwijs en houdende diverse maatregelen | gesubsidieerd officieel onderwijs en houdende diverse maatregelen |
inzake onderwijs), bestaat de enige verplichting die geldt voor de | inzake onderwijs), bestaat de enige verplichting die geldt voor de |
titularissen van de cursussen godsdienst en zedenleer erin te | titularissen van de cursussen godsdienst en zedenleer erin te |
vermijden « de in parallelle cursussen uiteengezette standpunten te | vermijden « de in parallelle cursussen uiteengezette standpunten te |
hekelen » (artikel 5 van het decreet van 31 maart 1994 en artikel 6 | hekelen » (artikel 5 van het decreet van 31 maart 1994 en artikel 6 |
van het decreet van 17 december 2003). | van het decreet van 17 december 2003). |
B.6.3. In het in het geding zijnde artikel 5 van het decreet van 31 | B.6.3. In het in het geding zijnde artikel 5 van het decreet van 31 |
maart 1994 wordt de cursus zedenleer overigens niet « cursus | maart 1994 wordt de cursus zedenleer overigens niet « cursus |
niet-confessionele zedenleer » genoemd, maar wel « cursus zedenleer | niet-confessionele zedenleer » genoemd, maar wel « cursus zedenleer |
geïnspireerd door het vrij onderzoek ». | geïnspireerd door het vrij onderzoek ». |
In de parlementaire voorbereiding van het voorstel van een decreet, | In de parlementaire voorbereiding van het voorstel van een decreet, |
dat aan de oorsprong ligt van het decreet van 31 maart 1994, wordt | dat aan de oorsprong ligt van het decreet van 31 maart 1994, wordt |
erop gewezen : | erop gewezen : |
« In de wet van 29 mei 1959 nemen wij de noodzakelijke zedelijke | « In de wet van 29 mei 1959 nemen wij de noodzakelijke zedelijke |
voortzetting van de cursus godsdienst over. Overeenkomstig de | voortzetting van de cursus godsdienst over. Overeenkomstig de |
ontwikkeling van de cursus niet-confessionele zedenleer en naar de | ontwikkeling van de cursus niet-confessionele zedenleer en naar de |
wens van de voorstanders ervan wordt duidelijk aangegeven dat die | wens van de voorstanders ervan wordt duidelijk aangegeven dat die |
cursus is geïnspireerd door het vrij onderzoek. Volgens de auteurs | cursus is geïnspireerd door het vrij onderzoek. Volgens de auteurs |
vormt de uitdrukking 'niet-confessionele zedenleer' een holle | vormt de uitdrukking 'niet-confessionele zedenleer' een holle |
definitie; zij komt erop neer de cursus te definiëren ten opzichte van | definitie; zij komt erop neer de cursus te definiëren ten opzichte van |
wat hij niet is. De uitdrukking 'zedenleer geïnspireerd door het vrij | wat hij niet is. De uitdrukking 'zedenleer geïnspireerd door het vrij |
onderzoek' impliceert een positieve visie » (Parl. St., Raad van de | onderzoek' impliceert een positieve visie » (Parl. St., Raad van de |
Franse Gemeenschap, 1993-1994, nr. 143/1, p. 7). | Franse Gemeenschap, 1993-1994, nr. 143/1, p. 7). |
B.6.4. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat de decreetgever het | B.6.4. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat de decreetgever het |
mogelijk maakt dat de cursus niet-confessionele zedenleer, die de | mogelijk maakt dat de cursus niet-confessionele zedenleer, die de |
overheid die onderwijs inricht krachtens artikel 24 van de Grondwet | overheid die onderwijs inricht krachtens artikel 24 van de Grondwet |
aan de keuze van de ouders en de leerlingen moet aanbieden, een | aan de keuze van de ouders en de leerlingen moet aanbieden, een |
geëngageerde cursus is en dat hij de titularis van die cursus toestaat | geëngageerde cursus is en dat hij de titularis van die cursus toestaat |
te getuigen voor een bepaald filosofisch stelsel. | te getuigen voor een bepaald filosofisch stelsel. |
B.6.5. Hieruit vloeit voort dat het decretale kader zoals het thans in | B.6.5. Hieruit vloeit voort dat het decretale kader zoals het thans in |
de Franse Gemeenschap bestaat, niet waarborgt dat de cursussen | de Franse Gemeenschap bestaat, niet waarborgt dat de cursussen |
godsdienst of de cursus niet-confessionele zedenleer die ter keuze aan | godsdienst of de cursus niet-confessionele zedenleer die ter keuze aan |
de ouders worden aangeboden, zoals zij bij de relevante bepalingen | de ouders worden aangeboden, zoals zij bij de relevante bepalingen |
zijn geregeld, informatie of kennis verspreiden op tegelijk « | zijn geregeld, informatie of kennis verspreiden op tegelijk « |
objectieve, kritische en pluralistische » wijze overeenkomstig de | objectieve, kritische en pluralistische » wijze overeenkomstig de |
voormelde rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de | voormelde rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de |
Mens. | Mens. |
B.7.1. In die situatie vloeit uit de voormelde rechtspraak van het | B.7.1. In die situatie vloeit uit de voormelde rechtspraak van het |
Europees Hof voor de Rechten van de Mens voort dat, opdat het recht | Europees Hof voor de Rechten van de Mens voort dat, opdat het recht |
van de ouders zou worden verzekerd dat hun kinderen niet worden | van de ouders zou worden verzekerd dat hun kinderen niet worden |
geconfronteerd met conflicten tussen de door de school verstrekte | geconfronteerd met conflicten tussen de door de school verstrekte |
godsdienstige of zedelijke opvoeding en de godsdienstige of | godsdienstige of zedelijke opvoeding en de godsdienstige of |
filosofische overtuigingen van de ouders, de leerlingen ervan moeten | filosofische overtuigingen van de ouders, de leerlingen ervan moeten |
kunnen worden vrijgesteld de cursus godsdienst of zedenleer te volgen. | kunnen worden vrijgesteld de cursus godsdienst of zedenleer te volgen. |
B.7.2. Bovendien, teneinde hun recht te beschermen om hun | B.7.2. Bovendien, teneinde hun recht te beschermen om hun |
godsdienstige of filosofische overtuiging niet kenbaar te maken, | godsdienstige of filosofische overtuiging niet kenbaar te maken, |
overtuiging die voor alles valt onder het meest innerlijke van | overtuiging die voor alles valt onder het meest innerlijke van |
eenieder (EHRM, 9 oktober 2007, Hasan en Eylem Zengin t. Turkije, § | eenieder (EHRM, 9 oktober 2007, Hasan en Eylem Zengin t. Turkije, § |
73), zouden de stappen die moeten worden gezet om die vrijstelling te | 73), zouden de stappen die moeten worden gezet om die vrijstelling te |
verkrijgen, de ouders niet ertoe mogen verplichten hun verzoek om | verkrijgen, de ouders niet ertoe mogen verplichten hun verzoek om |
vrijstelling te motiveren en aldus hun godsdienstige of filosofische | vrijstelling te motiveren en aldus hun godsdienstige of filosofische |
overtuigingen kenbaar te maken (EHRM, 9 oktober 2007, Hasan en Eylem | overtuigingen kenbaar te maken (EHRM, 9 oktober 2007, Hasan en Eylem |
Zengin t. Turkije, § 76; 16 september 2014, Mansur Yalçin en anderen | Zengin t. Turkije, § 76; 16 september 2014, Mansur Yalçin en anderen |
t. Turkije, § § 76-77). | t. Turkije, § § 76-77). |
B.8. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. | B.8. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
In die zin geïnterpreteerd dat zij voor een ouder niet het recht | In die zin geïnterpreteerd dat zij voor een ouder niet het recht |
inhouden om op eenvoudig, niet anders gemotiveerd verzoek voor zijn | inhouden om op eenvoudig, niet anders gemotiveerd verzoek voor zijn |
kind een vrijstelling te verkrijgen om het onderricht in een van de | kind een vrijstelling te verkrijgen om het onderricht in een van de |
erkende godsdiensten of dat in de niet-confessionele zedenleer te | erkende godsdiensten of dat in de niet-confessionele zedenleer te |
volgen, schenden artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging | volgen, schenden artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging |
van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en artikel 5 van het | van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en artikel 5 van het |
decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 1994 houdende bepaling | decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 1994 houdende bepaling |
van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs, artikel 24 van de | van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs, artikel 24 van de |
Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 19 van de Grondwet en met | Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 19 van de Grondwet en met |
artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag | artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag |
voor de rechten van de mens. | voor de rechten van de mens. |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
op 12 maart 2015. | op 12 maart 2015. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
De voorzitter, | De voorzitter, |
J. Spreutels | J. Spreutels |