← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 163/2011 van 20 oktober 2011 Rolnummer 5082 In zake : de
prejudiciële vraag betreffende artikel 2276ter van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van
Beroep te Bergen. Het Grondwettelijk Hof, samengest wijst na
beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging "
Uittreksel uit arrest nr. 163/2011 van 20 oktober 2011 Rolnummer 5082 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2276ter van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. Het Grondwettelijk Hof, samengest wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | Uittreksel uit arrest nr. 163/2011 van 20 oktober 2011 Rolnummer 5082 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2276ter van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. Het Grondwettelijk Hof, samengest wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 163/2011 van 20 oktober 2011 | Uittreksel uit arrest nr. 163/2011 van 20 oktober 2011 |
Rolnummer 5082 | Rolnummer 5082 |
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2276ter van het | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2276ter van het |
Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. | Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de | samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de |
rechters L. Lavrysen, A. Alen, E. Derycke, J. Spreutels en P. Nihoul, | rechters L. Lavrysen, A. Alen, E. Derycke, J. Spreutels en P. Nihoul, |
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
voorzitter R. Henneuse, | voorzitter R. Henneuse, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij arrest van 10 januari 2011 in zake de bvba « Bureau d'études M.A. | Bij arrest van 10 januari 2011 in zake de bvba « Bureau d'études M.A. |
Cantillon » tegen de bvba « Couscous Chez Vous », in aanwezigheid van | Cantillon » tegen de bvba « Couscous Chez Vous », in aanwezigheid van |
de nv « Ethias », vrijwillig tussenkomende partij, waarvan de | de nv « Ethias », vrijwillig tussenkomende partij, waarvan de |
expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 januari 2011, | expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 januari 2011, |
heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag | heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag |
gesteld : | gesteld : |
« Schendt artikel 2276ter van het Burgerlijk Wetboek niet de artikelen | « Schendt artikel 2276ter van het Burgerlijk Wetboek niet de artikelen |
10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het, in paragraaf 2 ervan, één | 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het, in paragraaf 2 ervan, één |
enkele verjaringstermijn van vijf jaar invoert voor de vordering tot | enkele verjaringstermijn van vijf jaar invoert voor de vordering tot |
betaling van de kosten en erelonen van de deskundigen, terwijl | betaling van de kosten en erelonen van de deskundigen, terwijl |
paragraaf 1 ervan een onderscheid maakt, waarbij de deskundigen aan | paragraaf 1 ervan een onderscheid maakt, waarbij de deskundigen aan |
wie krachtens de wet een taak is opgedragen, zijn ontlast van hun | wie krachtens de wet een taak is opgedragen, zijn ontlast van hun |
beroepsaansprakelijkheid en niet meer verantwoordelijk zijn voor de | beroepsaansprakelijkheid en niet meer verantwoordelijk zijn voor de |
bewaring van de stukken, vijf jaar na de indiening van hun verslag, | bewaring van de stukken, vijf jaar na de indiening van hun verslag, |
terwijl de andere deskundigen dat pas tien jaar na de beëindiging van | terwijl de andere deskundigen dat pas tien jaar na de beëindiging van |
hun taak zijn ? ». | hun taak zijn ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 2276ter van het | B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 2276ter van het |
Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt : | Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt : |
« § 1. Deskundigen zijn ontlast van hun beroepsaansprakelijkheid en | « § 1. Deskundigen zijn ontlast van hun beroepsaansprakelijkheid en |
zijn niet meer verantwoordelijk voor de bewaring van de stukken tien | zijn niet meer verantwoordelijk voor de bewaring van de stukken tien |
jaar na het beëindigen van hun taak of, als deze hun krachtens de wet | jaar na het beëindigen van hun taak of, als deze hun krachtens de wet |
werd opgedragen, vijf jaar na de indiening van hun verslag. | werd opgedragen, vijf jaar na de indiening van hun verslag. |
Deze verjaring is niet van toepassing wanneer een deskundige | Deze verjaring is niet van toepassing wanneer een deskundige |
uitdrukkelijk met het bewaren van bepaalde stukken is belast. | uitdrukkelijk met het bewaren van bepaalde stukken is belast. |
§ 2. De vordering van deskundigen tot betaling van kosten en ereloon | § 2. De vordering van deskundigen tot betaling van kosten en ereloon |
verjaart na verloop van vijf jaar ». | verjaart na verloop van vijf jaar ». |
B.2.1. Aan het Hof wordt gevraagd of de gelijkheid van behandeling die | B.2.1. Aan het Hof wordt gevraagd of de gelijkheid van behandeling die |
artikel 2276ter, § 2, invoert tussen de deskundigen aan wie krachtens | artikel 2276ter, § 2, invoert tussen de deskundigen aan wie krachtens |
de wet een taak is opgedragen en de andere deskundigen, bestaanbaar is | de wet een taak is opgedragen en de andere deskundigen, bestaanbaar is |
met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de | met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de |
verjaringstermijn van de vordering tot betaling van de kosten en | verjaringstermijn van de vordering tot betaling van de kosten en |
erelonen voor beiden is vastgesteld op vijf jaar, terwijl de termijn | erelonen voor beiden is vastgesteld op vijf jaar, terwijl de termijn |
waarbinnen hun beroepsaansprakelijkheid in het geding kan worden | waarbinnen hun beroepsaansprakelijkheid in het geding kan worden |
gebracht en zij ertoe verplicht zijn de stukken te bewaren, is | gebracht en zij ertoe verplicht zijn de stukken te bewaren, is |
vastgesteld op vijf jaar voor de eerstgenoemden en op tien jaar voor | vastgesteld op vijf jaar voor de eerstgenoemden en op tien jaar voor |
de laatstgenoemden, te rekenen vanaf, naar gelang van het geval, de | de laatstgenoemden, te rekenen vanaf, naar gelang van het geval, de |
indiening van hun verslag of de beëindiging van hun taak (artikel | indiening van hun verslag of de beëindiging van hun taak (artikel |
2276ter, § 1). | 2276ter, § 1). |
B.2.2. Uit de feiten van de zaak, waarin de toepassing van artikel | B.2.2. Uit de feiten van de zaak, waarin de toepassing van artikel |
2276ter, § 2, in het geding is, blijkt dat de prejudiciële vraag | 2276ter, § 2, in het geding is, blijkt dat de prejudiciële vraag |
betrekking heeft op de identieke termijn die geldt voor de verjaring | betrekking heeft op de identieke termijn die geldt voor de verjaring |
van de vorderingen tot betaling van de kosten en erelonen en niet op | van de vorderingen tot betaling van de kosten en erelonen en niet op |
de verschillende termijn die geldt voor de vordering waarbij de | de verschillende termijn die geldt voor de vordering waarbij de |
deskundigen aansprakelijk worden gesteld of voor de verplichting die | deskundigen aansprakelijk worden gesteld of voor de verplichting die |
hun is opgelegd om de stukken te bewaren. Dat gegeven is niet van dien | hun is opgelegd om de stukken te bewaren. Dat gegeven is niet van dien |
aard dat het de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag in het | aard dat het de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag in het |
geding kan brengen, in tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, | geding kan brengen, in tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, |
vermits niet alleen de verwijzende rechter maar ook de parlementaire | vermits niet alleen de verwijzende rechter maar ook de parlementaire |
voorbereiding van de in het geding zijnde bepaling een verband tussen | voorbereiding van de in het geding zijnde bepaling een verband tussen |
die verschillende termijnen legt (Parl. St., Kamer, B.Z. 1988, nr. | die verschillende termijnen legt (Parl. St., Kamer, B.Z. 1988, nr. |
367/1, pp. 1 en 2; nr. 367/2, p. 2). | 367/1, pp. 1 en 2; nr. 367/2, p. 2). |
B.2.3. Ofschoon zij zich in objectief verschillende situaties | B.2.3. Ofschoon zij zich in objectief verschillende situaties |
bevinden, bevinden de deskundigen aan wie een taak krachtens de wet is | bevinden, bevinden de deskundigen aan wie een taak krachtens de wet is |
opgedragen en de andere deskundigen zich, wanneer zij een vordering | opgedragen en de andere deskundigen zich, wanneer zij een vordering |
tot betaling van kosten en erelonen instellen, in situaties die, in | tot betaling van kosten en erelonen instellen, in situaties die, in |
tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, niet in die mate van | tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, niet in die mate van |
elkaar verschillen dat zij niet met elkaar zouden kunnen worden | elkaar verschillen dat zij niet met elkaar zouden kunnen worden |
vergeleken. | vergeleken. |
B.3. Artikel 2276ter van het Burgerlijk Wetboek is in dat Wetboek | B.3. Artikel 2276ter van het Burgerlijk Wetboek is in dat Wetboek |
ingevoegd bij de wet van 19 februari 1990. Nadat is herinnerd aan | ingevoegd bij de wet van 19 februari 1990. Nadat is herinnerd aan |
verschillende bepalingen die de beroepsaansprakelijkheid van bepaalde | verschillende bepalingen die de beroepsaansprakelijkheid van bepaalde |
vrije en intellectuele beroepen in de tijd beperken, wordt in de | vrije en intellectuele beroepen in de tijd beperken, wordt in de |
toelichting bij het wetsvoorstel aangegeven dat tegenover die | toelichting bij het wetsvoorstel aangegeven dat tegenover die |
beperking « vaak als compensatie een korte of zeer korte verjaring | beperking « vaak als compensatie een korte of zeer korte verjaring |
[staat] voor vorderingen in verband met de vergoeding van de | [staat] voor vorderingen in verband met de vergoeding van de |
handelingen die door beoefenaars van die beroepen gesteld worden » | handelingen die door beoefenaars van die beroepen gesteld worden » |
(Parl. St., Kamer, B.Z. 1988, nr. 367/1, pp. 1 en 2; nr. 367/2, p. 2). | (Parl. St., Kamer, B.Z. 1988, nr. 367/1, pp. 1 en 2; nr. 367/2, p. 2). |
Zoals de geïntimeerde partij voor de verwijzende rechter en de | Zoals de geïntimeerde partij voor de verwijzende rechter en de |
Ministerraad aangeven, bestaat tussen die twee beperkingen weliswaar | Ministerraad aangeven, bestaat tussen die twee beperkingen weliswaar |
geen noodzakelijk verband; het is echter niet kennelijk onredelijk | geen noodzakelijk verband; het is echter niet kennelijk onredelijk |
rekening te houden met het bestaan van de ene om de andere in te | rekening te houden met het bestaan van de ene om de andere in te |
voeren, in het bijzonder wanneer dat reeds het geval is voor andere | voeren, in het bijzonder wanneer dat reeds het geval is voor andere |
beroepen. | beroepen. |
De wetgever heeft de beperking in de tijd van de | De wetgever heeft de beperking in de tijd van de |
beroepsaansprakelijkheid en de verplichting om de stukken te bewaren, | beroepsaansprakelijkheid en de verplichting om de stukken te bewaren, |
verantwoord door een zorg om rechtsonzekerheid te voorkomen, de | verantwoord door een zorg om rechtsonzekerheid te voorkomen, de |
deskundigen niet ertoe te verplichten hun bedrijfslokalen te overladen | deskundigen niet ertoe te verplichten hun bedrijfslokalen te overladen |
met dossiers en hun erfgenamen te beschermen, alsook door de | met dossiers en hun erfgenamen te beschermen, alsook door de |
overweging dat de rechtsvorderingen vandaag sneller worden ingesteld | overweging dat de rechtsvorderingen vandaag sneller worden ingesteld |
dan in het verleden (ibid., nr. 367/1, pp. 2 en 3; nr. 367/2, p. 2). | dan in het verleden (ibid., nr. 367/1, pp. 2 en 3; nr. 367/2, p. 2). |
Hij heeft evenwel niet aangegeven waarom die beperking in de tijd | Hij heeft evenwel niet aangegeven waarom die beperking in de tijd |
verschilt naargelang de deskundige zijn taak al dan niet krachtens de | verschilt naargelang de deskundige zijn taak al dan niet krachtens de |
wet volbrengt. | wet volbrengt. |
B.4. In verband met de verjaringstermijn van de vordering tot betaling | B.4. In verband met de verjaringstermijn van de vordering tot betaling |
van de kosten en erelonen luidt de toelichting bij het voorstel dat de | van de kosten en erelonen luidt de toelichting bij het voorstel dat de |
voormelde wet is geworden : | voormelde wet is geworden : |
« Om het evenwicht te waarborgen lijkt het tevens opportuun en billijk | « Om het evenwicht te waarborgen lijkt het tevens opportuun en billijk |
om de termijn tijdens welke de deskundigen de betaling van hun kosten | om de termijn tijdens welke de deskundigen de betaling van hun kosten |
en erelonen in rechte kunnen vorderen, tot vijf jaar te beperken » | en erelonen in rechte kunnen vorderen, tot vijf jaar te beperken » |
(ibid., nr. 367/1, p. 4; in dezelfde zin, nr. 367/2, p. 2). | (ibid., nr. 367/1, p. 4; in dezelfde zin, nr. 367/2, p. 2). |
B.5. Inzake verjaring is er een zodanige verscheidenheid aan situaties | B.5. Inzake verjaring is er een zodanige verscheidenheid aan situaties |
dat uniforme regels in het algemeen niet haalbaar zouden zijn en dat | dat uniforme regels in het algemeen niet haalbaar zouden zijn en dat |
de wetgever moet kunnen beschikken over een ruime | de wetgever moet kunnen beschikken over een ruime |
beoordelingsbevoegdheid wanneer hij die aangelegenheid regelt. Het | beoordelingsbevoegdheid wanneer hij die aangelegenheid regelt. Het |
verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen dat | verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen dat |
voortvloeit uit de toepassing van verschillende verjaringstermijnen in | voortvloeit uit de toepassing van verschillende verjaringstermijnen in |
verschillende omstandigheden, houdt op zich geen discriminatie in. Van | verschillende omstandigheden, houdt op zich geen discriminatie in. Van |
discriminatie zou slechts sprake zijn indien het verschil in | discriminatie zou slechts sprake zijn indien het verschil in |
behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die | behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die |
verjaringstermijnen, een onevenredige beperking van de rechten van de | verjaringstermijnen, een onevenredige beperking van de rechten van de |
daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. | daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. |
B.6. Te dezen vermocht de wetgever ervan uit te gaan dat de zorg om | B.6. Te dezen vermocht de wetgever ervan uit te gaan dat de zorg om |
een evenwicht tot stand te brengen waarnaar in B.4 wordt verwezen, | een evenwicht tot stand te brengen waarnaar in B.4 wordt verwezen, |
niet dermate dwingend was dat de verjaringstermijn die geldt voor de | niet dermate dwingend was dat de verjaringstermijn die geldt voor de |
vordering tot betaling van de kosten en erelonen de exacte | vordering tot betaling van de kosten en erelonen de exacte |
weerspiegeling zou moeten zijn van die welke geldt inzake de | weerspiegeling zou moeten zijn van die welke geldt inzake de |
beroepsaansprakelijkheid en de bewaring van stukken, ongeacht de | beroepsaansprakelijkheid en de bewaring van stukken, ongeacht de |
betrokken categorie van personen. De reden van de verplichtingen | betrokken categorie van personen. De reden van de verplichtingen |
waarop die verjaringen en termijnen betrekking hebben, is immers | waarop die verjaringen en termijnen betrekking hebben, is immers |
verschillend, zodat de wet, naar gelang van de categorieën van | verschillend, zodat de wet, naar gelang van de categorieën van |
personen die betrokken zijn, kan voorzien in identieke of | personen die betrokken zijn, kan voorzien in identieke of |
verschillende termijnen. | verschillende termijnen. |
Er kan, enerzijds, worden aanvaard dat het ingewikkelde karakter van | Er kan, enerzijds, worden aanvaard dat het ingewikkelde karakter van |
de materies die het voorwerp uitmaken van een expertise, kan | de materies die het voorwerp uitmaken van een expertise, kan |
verantwoorden dat de toepassing van de aansprakelijkheid van diegenen | verantwoorden dat de toepassing van de aansprakelijkheid van diegenen |
die ze hebben uitgevoerd - met als gevolg, voor hen, de verplichting | die ze hebben uitgevoerd - met als gevolg, voor hen, de verplichting |
om de stukken te bewaren - een langere termijn verantwoordt dan die | om de stukken te bewaren - een langere termijn verantwoordt dan die |
welke redelijkerwijze voor hen noodzakelijk kan worden geacht om de | welke redelijkerwijze voor hen noodzakelijk kan worden geacht om de |
aan hen verschuldigde bedragen te vorderen; men kan, anderzijds, | aan hen verschuldigde bedragen te vorderen; men kan, anderzijds, |
rekening houdend met de vijfjarige verjaringen waarin artikel 2262bis, | rekening houdend met de vijfjarige verjaringen waarin artikel 2262bis, |
§ 1, van het Burgerlijk Wetboek inzake buitencontractuele | § 1, van het Burgerlijk Wetboek inzake buitencontractuele |
aansprakelijkheid voorziet en waarin de artikelen 2276, 2276bis en | aansprakelijkheid voorziet en waarin de artikelen 2276, 2276bis en |
2276quater van het Burgerlijk Wetboek voorzien met betrekking tot het | 2276quater van het Burgerlijk Wetboek voorzien met betrekking tot het |
ontlasten van de rechters, advocaten en schuldbemiddelaars, aanvaarden | ontlasten van de rechters, advocaten en schuldbemiddelaars, aanvaarden |
dat de wetgever ervan is uitgegaan dat een dergelijke verjaring, om | dat de wetgever ervan is uitgegaan dat een dergelijke verjaring, om |
redenen van samenhang, alleen nodig was voor de deskundigen die taken | redenen van samenhang, alleen nodig was voor de deskundigen die taken |
krachtens de wet volbrengen, waarbij de andere deskundigen - die | krachtens de wet volbrengen, waarbij de andere deskundigen - die |
handelen op een contractuele basis en buiten het gerechtelijk kader - | handelen op een contractuele basis en buiten het gerechtelijk kader - |
onderworpen zijn aan een tienjarige verjaring die vandaag overeenstemt | onderworpen zijn aan een tienjarige verjaring die vandaag overeenstemt |
met de gemeenrechtelijke verjaring voor de persoonlijke | met de gemeenrechtelijke verjaring voor de persoonlijke |
rechtsvorderingen (artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek). | rechtsvorderingen (artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek). |
De nv « Ethias » voert weliswaar aan dat de in het geding zijnde | De nv « Ethias » voert weliswaar aan dat de in het geding zijnde |
bepalingen, voor de deskundigen aan wie geen taak krachtens de wet is | bepalingen, voor de deskundigen aan wie geen taak krachtens de wet is |
opgedragen, ertoe kunnen leiden dat hun aansprakelijkheid in het | opgedragen, ertoe kunnen leiden dat hun aansprakelijkheid in het |
geding wordt gebracht op een ogenblik dat zij geen vordering meer | geding wordt gebracht op een ogenblik dat zij geen vordering meer |
kunnen instellen tot betaling van de aan hen verschuldigde bedragen. | kunnen instellen tot betaling van de aan hen verschuldigde bedragen. |
De artikelen 10 en 11 van de Grondwet verplichten de wetgever echter | De artikelen 10 en 11 van de Grondwet verplichten de wetgever echter |
niet ertoe dat hij het de deskundige mogelijk maakt die bedragen te | niet ertoe dat hij het de deskundige mogelijk maakt die bedragen te |
vorderen zolang die laatste aansprakelijk kan worden gesteld, daar er | vorderen zolang die laatste aansprakelijk kan worden gesteld, daar er |
geen noodzakelijk verband bestaat tussen de twee vorderingen en | geen noodzakelijk verband bestaat tussen de twee vorderingen en |
elementen die de aansprakelijkheid van de deskundige in het geding | elementen die de aansprakelijkheid van de deskundige in het geding |
brengen, mogelijk veel later verschijnen dan het ogenblik waarop | brengen, mogelijk veel later verschijnen dan het ogenblik waarop |
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat hij in staat is de aan hem | redelijkerwijs moet worden aangenomen dat hij in staat is de aan hem |
verschuldigde bedragen te vorderen. | verschuldigde bedragen te vorderen. |
Gelet op die elementen, houdt de in het geding zijnde bepaling geen | Gelet op die elementen, houdt de in het geding zijnde bepaling geen |
onevenredige aantasting van de rechten van de betrokkenen in. | onevenredige aantasting van de rechten van de betrokkenen in. |
B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 2276ter van het Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen 10 en | Artikel 2276ter van het Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen 10 en |
11 van de Grondwet niet. | 11 van de Grondwet niet. |
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2011. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2011. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
De voorzitter, | De voorzitter, |
R. Henneuse. | R. Henneuse. |