Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 166/2009 van 29 oktober 2009 Rolnummer 4535 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 191, eerste lid, 14° en 15° , van de wet betreffende de verplic(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en P. Martens, en de rechters(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 166/2009 van 29 oktober 2009 Rolnummer 4535 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 191, eerste lid, 14° en 15° , van de wet betreffende de verplic(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en P. Martens, en de rechters(...) Uittreksel uit arrest nr. 166/2009 van 29 oktober 2009 Rolnummer 4535 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 191, eerste lid, 14° en 15° , van de wet betreffende de verplic(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en P. Martens, en de rechters(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 166/2009 van 29 oktober 2009 Uittreksel uit arrest nr. 166/2009 van 29 oktober 2009
Rolnummer 4535 Rolnummer 4535
In zake : de prejudiciële vraag over artikel 191, eerste lid, 14° en In zake : de prejudiciële vraag over artikel 191, eerste lid, 14° en
15° (en in het bijzonder 15°quater tot 15°septies en 15°nonies ), van 15° (en in het bijzonder 15°quater tot 15°septies en 15°nonies ), van
de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gesteld door verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gesteld door
de Arbeidsrechtbank te Leuven. de Arbeidsrechtbank te Leuven.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en P. Martens, en de samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en P. Martens, en de
rechters M. Melchior, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke en T. rechters M. Melchior, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke en T.
Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder
voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 7 oktober 2008 in zake het Rijksinstituut voor Ziekte- Bij vonnis van 7 oktober 2008 in zake het Rijksinstituut voor Ziekte-
en Invaliditeitsverzekering tegen de nv « Aktuapharma », waarvan de en Invaliditeitsverzekering tegen de nv « Aktuapharma », waarvan de
expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 oktober 2008, expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 oktober 2008,
heeft de Arbeidsrechtbank te Leuven de volgende prejudiciële vraag heeft de Arbeidsrechtbank te Leuven de volgende prejudiciële vraag
gesteld : gesteld :
« Schenden de bepalingen van art. 86 en van art. 191, eerste lid, 14°, « Schenden de bepalingen van art. 86 en van art. 191, eerste lid, 14°,
191, eerste lid, 15°, 191, eerste lid, 15°quater, 191, eerste lid, 191, eerste lid, 15°, 191, eerste lid, 15°quater, 191, eerste lid,
15°quinquies, 191, eerste lid, 15°sexies, 191, eerste lid, 15°septies, 15°quinquies, 191, eerste lid, 15°sexies, 191, eerste lid, 15°septies,
en art. 191, eerste lid, 15°novies, van de G.V.U.-wet die heffingen en art. 191, eerste lid, 15°novies, van de G.V.U.-wet die heffingen
opleggen wegens het overschrijden van het globaal budget en die worden opleggen wegens het overschrijden van het globaal budget en die worden
vastgesteld in functie van de omzet van de farmaceutische bedrijven en vastgesteld in functie van de omzet van de farmaceutische bedrijven en
waartoe omzetcijfers moeten worden meegedeeld, de artikelen 10 en 11 waartoe omzetcijfers moeten worden meegedeeld, de artikelen 10 en 11
van de Grondwet doordat parallelimporteurs, anders dan de andere van de Grondwet doordat parallelimporteurs, anders dan de andere
distributeurs, aan de mededelingsplicht en de heffingen worden distributeurs, aan de mededelingsplicht en de heffingen worden
onderworpen en doordat parallelimporteurs, ook al bevinden zij zich in onderworpen en doordat parallelimporteurs, ook al bevinden zij zich in
een totaal andere situatie als de farmaceutische firma's die een totaal andere situatie als de farmaceutische firma's die
geneesmiddelen vervaardigen en op de markt brengen, aan dezelfde geneesmiddelen vervaardigen en op de markt brengen, aan dezelfde
mededelingsplicht en heffingen worden onderworpen ? ». mededelingsplicht en heffingen worden onderworpen ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
Wat de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag betreft Wat de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag betreft
B.1. De prejudiciële vraag betreft, enerzijds, artikel 191, eerste B.1. De prejudiciële vraag betreft, enerzijds, artikel 191, eerste
lid, 14°, en artikel 191, eerste lid, 15°quater tot 15°septies en lid, 14°, en artikel 191, eerste lid, 15°quater tot 15°septies en
15°nonies, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor 15°nonies, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
(hierna : de ZIV-Wet) en, anderzijds, een artikel 86 van een niet (hierna : de ZIV-Wet) en, anderzijds, een artikel 86 van een niet
nader gespecificeerde norm. Wellicht doelt de verwijzende rechter op nader gespecificeerde norm. Wellicht doelt de verwijzende rechter op
artikel 86 van het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot artikel 86 van het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot
vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de
tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische
specialiteiten, dat niet onder de bevoegdheid van het Hof valt. specialiteiten, dat niet onder de bevoegdheid van het Hof valt.
B.2.1. De Ministerraad voert aan dat het Hof niet bevoegd is om de B.2.1. De Ministerraad voert aan dat het Hof niet bevoegd is om de
prejudiciële vraag te beantwoorden, aangezien zij in wezen erop is prejudiciële vraag te beantwoorden, aangezien zij in wezen erop is
gericht het begrip « aanvrager » in artikel 35bis van de ZIV-Wet te gericht het begrip « aanvrager » in artikel 35bis van de ZIV-Wet te
interpreteren, en dat begrip niet wordt gedefinieerd in een interpreteren, en dat begrip niet wordt gedefinieerd in een
wetsbepaling, maar in artikel 3 van het koninklijk besluit van 19 wetsbepaling, maar in artikel 3 van het koninklijk besluit van 19
april 2001 betreffende de parallelinvoer van geneesmiddelen voor april 2001 betreffende de parallelinvoer van geneesmiddelen voor
menselijk gebruik en de parallelle distributie van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de parallelle distributie van geneesmiddelen voor
menselijk en diergeneeskundig gebruik. menselijk en diergeneeskundig gebruik.
B.2.2. De prejudiciële vraag strekt ertoe te vernemen of de B.2.2. De prejudiciële vraag strekt ertoe te vernemen of de
onderworpenheid van alle « aanvragers » aan de in het geding zijnde onderworpenheid van alle « aanvragers » aan de in het geding zijnde
mededelingsplicht en aan de in het geding zijnde heffingen en mededelingsplicht en aan de in het geding zijnde heffingen en
vergoedingen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie vergoedingen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie
schendt, en beperkt zich bijgevolg niet louter tot de interpretatie schendt, en beperkt zich bijgevolg niet louter tot de interpretatie
van het begrip « aanvrager ». van het begrip « aanvrager ».
De exceptie wordt verworpen. De exceptie wordt verworpen.
Wat de ontvankelijkheid van de memorie van tussenkomst betreft Wat de ontvankelijkheid van de memorie van tussenkomst betreft
B.3.1. De verwerende partij in het bodemgeschil betwist het belang van B.3.1. De verwerende partij in het bodemgeschil betwist het belang van
de tussenkomende partijen. de tussenkomende partijen.
B.3.2. Artikel 87, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 B.3.2. Artikel 87, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989
bepaalt : bepaalt :
« Wanneer het Arbitragehof, bij wijze van prejudiciële beslissing, « Wanneer het Arbitragehof, bij wijze van prejudiciële beslissing,
uitspraak doet op vragen als bedoeld in artikel 26, kan ieder die van uitspraak doet op vragen als bedoeld in artikel 26, kan ieder die van
een belang doet blijken in de zaak voor de rechter die de verwijzing een belang doet blijken in de zaak voor de rechter die de verwijzing
gelast, een memorie aan het Hof richten binnen dertig dagen na de gelast, een memorie aan het Hof richten binnen dertig dagen na de
bekendmaking voorgeschreven in artikel 74. Hij wordt daardoor geacht bekendmaking voorgeschreven in artikel 74. Hij wordt daardoor geacht
partij in het geding te zijn ». partij in het geding te zijn ».
B.3.3. De personen die het afdoende bewijs leveren van het B.3.3. De personen die het afdoende bewijs leveren van het
rechtstreekse gevolg dat het antwoord dat het Hof zal geven, op hun rechtstreekse gevolg dat het antwoord dat het Hof zal geven, op hun
persoonlijke situatie kan hebben, doen blijken van een belang om voor persoonlijke situatie kan hebben, doen blijken van een belang om voor
het Hof tussen te komen. het Hof tussen te komen.
B.3.4. De tussenkomende partijen doen blijken van een belang in de B.3.4. De tussenkomende partijen doen blijken van een belang in de
zaak voor de verwijzende rechter, aangezien de eventuele vaststelling zaak voor de verwijzende rechter, aangezien de eventuele vaststelling
van een schending door het Hof als gevolg zou hebben dat de van een schending door het Hof als gevolg zou hebben dat de
producenten van geneesmiddelen elk een hoger bedrag inzake de in het producenten van geneesmiddelen elk een hoger bedrag inzake de in het
geding zijnde vergoedingen en heffingen zouden moeten betalen, geding zijnde vergoedingen en heffingen zouden moeten betalen,
teneinde het budget van de verplichte ziekteverzekering te dekken. teneinde het budget van de verplichte ziekteverzekering te dekken.
Artikel 191, eerste lid, 15°quater, § 1, bepaalt immers dat bij Artikel 191, eerste lid, 15°quater, § 1, bepaalt immers dat bij
overschrijding van het budget voor geneesmiddelen die worden overschrijding van het budget voor geneesmiddelen die worden
terugbetaald, de « aanvragers » 65 pct. van die overschrijding moeten terugbetaald, de « aanvragers » 65 pct. van die overschrijding moeten
dragen. dragen.
Ten gronde Ten gronde
Wat de in het geding zijnde bepalingen betreft Wat de in het geding zijnde bepalingen betreft
B.4. De verplichte ziekteverzekering dekt enkel de terugbetaling van B.4. De verplichte ziekteverzekering dekt enkel de terugbetaling van
geneesmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage bij het voormelde geneesmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage bij het voormelde
koninklijk besluit van 21 december 2001. koninklijk besluit van 21 december 2001.
Een geneesmiddel kan slechts in die zogenaamde « lijst van vergoedbare Een geneesmiddel kan slechts in die zogenaamde « lijst van vergoedbare
farmaceutische specialiteiten » worden opgenomen indien een « farmaceutische specialiteiten » worden opgenomen indien een «
aanvrager » daartoe een aanvraag indient bij het Rijksinstituut voor aanvrager » daartoe een aanvraag indient bij het Rijksinstituut voor
Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (hierna : RIZIV). Die aanvrager Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (hierna : RIZIV). Die aanvrager
dient aan te tonen dat het geneesmiddel een vergunning heeft om op de dient aan te tonen dat het geneesmiddel een vergunning heeft om op de
Belgische markt te komen, zoals bedoeld in artikel 12ter, eerste lid, Belgische markt te komen, zoals bedoeld in artikel 12ter, eerste lid,
van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen (hierna : van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen (hierna :
Geneesmiddelenwet). Geneesmiddelenwet).
B.5. De in B.4 bedoelde « aanvragers » worden door artikel 35bis, § 1, B.5. De in B.4 bedoelde « aanvragers » worden door artikel 35bis, § 1,
van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (hierna : verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (hierna :
ZIV-Wet), gedefinieerd als « de ondernemingen die de farmaceutische ZIV-Wet), gedefinieerd als « de ondernemingen die de farmaceutische
specialiteiten op de Belgische markt brengen ». Artikel 1, 10°, van specialiteiten op de Belgische markt brengen ». Artikel 1, 10°, van
het vermelde koninklijk besluit van 21 december 2001 preciseert dat het vermelde koninklijk besluit van 21 december 2001 preciseert dat
die onderneming de verbintenis bedoeld in bijlage III, a), 1), gevoegd die onderneming de verbintenis bedoeld in bijlage III, a), 1), gevoegd
bij dat koninklijk besluit moet hebben ondertekend. bij dat koninklijk besluit moet hebben ondertekend.
B.6.1. De verwerende partij in het bodemgeschil is een B.6.1. De verwerende partij in het bodemgeschil is een
parallelinvoerder van geneesmiddelen. Het begrip « parallelinvoer » parallelinvoerder van geneesmiddelen. Het begrip « parallelinvoer »
wordt in artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 19 april 2001 wordt in artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 19 april 2001
betreffende de parallelinvoer van geneesmiddelen voor menselijk betreffende de parallelinvoer van geneesmiddelen voor menselijk
gebruik en de parallelle distributie van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de parallelle distributie van geneesmiddelen voor menselijk
en diergeneeskundig gebruik gedefinieerd als : en diergeneeskundig gebruik gedefinieerd als :
« de invoer in België met het oog op het in de handel brengen in « de invoer in België met het oog op het in de handel brengen in
België van een geneesmiddel waarvoor een vergunning voor het in de België van een geneesmiddel waarvoor een vergunning voor het in de
handel brengen is toegekend in een andere Lidstaat of in een Staat die handel brengen is toegekend in een andere Lidstaat of in een Staat die
partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte en waarvoor een referentiegeneesmiddel bestaat, zoals Ruimte en waarvoor een referentiegeneesmiddel bestaat, zoals
gedefinieerd onder punt 3° van dit artikel, door een distributeur gedefinieerd onder punt 3° van dit artikel, door een distributeur
onafhankelijk van de houder van de vergunning voor het op de markt onafhankelijk van de houder van de vergunning voor het op de markt
brengen van het referentiegeneesmiddel en die daartoe beschikt over brengen van het referentiegeneesmiddel en die daartoe beschikt over
een vergunning voor parallelinvoer ». een vergunning voor parallelinvoer ».
Dat referentiegeneesmiddel wordt krachtens artikel 1, 3° van hetzelfde Dat referentiegeneesmiddel wordt krachtens artikel 1, 3° van hetzelfde
koninklijk besluit gedefinieerd als : koninklijk besluit gedefinieerd als :
« een geneesmiddel waarvoor een vergunning voor het in de handel « een geneesmiddel waarvoor een vergunning voor het in de handel
brengen werd verleend conform artikel 1, § 1, 2) van het koninklijk brengen werd verleend conform artikel 1, § 1, 2) van het koninklijk
besluit van 3 juli 1969 betreffende de registratie van geneesmiddelen, besluit van 3 juli 1969 betreffende de registratie van geneesmiddelen,
waarmee het parallel in te voeren geneesmiddel vergeleken wordt waarmee het parallel in te voeren geneesmiddel vergeleken wordt
teneinde na te gaan of voldaan wordt aan de voorwaarden bepaald in dit teneinde na te gaan of voldaan wordt aan de voorwaarden bepaald in dit
besluit voor het bekomen van een vergunning voor parallelinvoer ». besluit voor het bekomen van een vergunning voor parallelinvoer ».
B.6.2. Krachtens artikel 3, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit is B.6.2. Krachtens artikel 3, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit is
ook voor de parallelinvoer van geneesmiddelen een vergunning vereist, ook voor de parallelinvoer van geneesmiddelen een vergunning vereist,
zij het dat de voorwaarden voor het verkrijgen van die vergunning zij het dat de voorwaarden voor het verkrijgen van die vergunning
soepeler zijn dan de voorwaarden voor het verkrijgen van een soepeler zijn dan de voorwaarden voor het verkrijgen van een
vergunning voor het in de handel brengen van een vergunning voor het in de handel brengen van een
referentiegeneesmiddel. referentiegeneesmiddel.
B.7. De in het geding zijnde vergoedingen en heffingen worden bepaald B.7. De in het geding zijnde vergoedingen en heffingen worden bepaald
door artikel 191, eerste lid, 14°, 15°quater tot 15°septies en door artikel 191, eerste lid, 14°, 15°quater tot 15°septies en
15°nonies, van de ZIV-Wet. Het gaat om een heffing per 15°nonies, van de ZIV-Wet. Het gaat om een heffing per
publieksverpakking of per stukverpakking van geneesmiddelen die in de publieksverpakking of per stukverpakking van geneesmiddelen die in de
lijst van vergoedbare farmaceutische specialiteiten zijn opgenomen lijst van vergoedbare farmaceutische specialiteiten zijn opgenomen
(artikel 191, eerste lid, 14°) en om een aantal vergoedingen en (artikel 191, eerste lid, 14°) en om een aantal vergoedingen en
heffingen op het omzetcijfer dat op de Belgische markt werd heffingen op het omzetcijfer dat op de Belgische markt werd
gerealiseerd op geneesmiddelen die in de lijst van vergoedbare gerealiseerd op geneesmiddelen die in de lijst van vergoedbare
specialiteiten zijn opgenomen (artikel 191, eerste lid, 15°quater tot specialiteiten zijn opgenomen (artikel 191, eerste lid, 15°quater tot
15°septies en 15°nonies ). 15°septies en 15°nonies ).
Gemeenschappelijk aan die vergoedingen en heffingen is dat zij ten Gemeenschappelijk aan die vergoedingen en heffingen is dat zij ten
laste zijn van de « aanvragers » die deze omzet hebben gerealiseerd in laste zijn van de « aanvragers » die deze omzet hebben gerealiseerd in
de loop van het aan de heffing voorafgaande kalenderjaar. de loop van het aan de heffing voorafgaande kalenderjaar.
B.8.1. Uit artikel 3 van het voormelde koninklijk besluit van 19 april B.8.1. Uit artikel 3 van het voormelde koninklijk besluit van 19 april
2001 blijkt dat parallelinvoerders farmaceutische specialiteiten 2001 blijkt dat parallelinvoerders farmaceutische specialiteiten
waarvoor in een andere lidstaat van de Europese Unie een vergunning waarvoor in een andere lidstaat van de Europese Unie een vergunning
voor het in de handel brengen is uitgereikt, vanuit die lidstaat naar voor het in de handel brengen is uitgereikt, vanuit die lidstaat naar
België invoeren « met het oog op het in de handel brengen » ervan. België invoeren « met het oog op het in de handel brengen » ervan.
Zodoende zijn zij « ondernemingen die de farmaceutische specialiteiten Zodoende zijn zij « ondernemingen die de farmaceutische specialiteiten
op de Belgische markt brengen » in de zin van artikel 35bis, § 1, van op de Belgische markt brengen » in de zin van artikel 35bis, § 1, van
de ZIV-Wet. de ZIV-Wet.
B.8.2. Indien die parallelinvoerders de opname van de door hen B.8.2. Indien die parallelinvoerders de opname van de door hen
ingevoerde farmaceutische specialiteiten op de lijst van vergoedbare ingevoerde farmaceutische specialiteiten op de lijst van vergoedbare
farmaceutische specialiteiten willen verkrijgen, dienen zij, zoals de farmaceutische specialiteiten willen verkrijgen, dienen zij, zoals de
verwerende partij in het bodemgeschil heeft gedaan, de verbintenis verwerende partij in het bodemgeschil heeft gedaan, de verbintenis
bedoeld in bijlage III, a), 1), gevoegd bij het voormelde koninklijk bedoeld in bijlage III, a), 1), gevoegd bij het voormelde koninklijk
besluit van 21 december 2001 te ondertekenen. Zodoende worden zij « besluit van 21 december 2001 te ondertekenen. Zodoende worden zij «
aanvragers » in de zin van artikel 1, 10°, van dat koninklijk besluit. aanvragers » in de zin van artikel 1, 10°, van dat koninklijk besluit.
B.8.3. Aangezien de in het geding zijnde vergoedingen en heffingen ten B.8.3. Aangezien de in het geding zijnde vergoedingen en heffingen ten
laste zijn van de « aanvragers » in de zin van de ZIV-Wet, zijn laste zijn van de « aanvragers » in de zin van de ZIV-Wet, zijn
bijgevolg ook de parallelinvoerders van geneesmiddelen hieraan bijgevolg ook de parallelinvoerders van geneesmiddelen hieraan
onderworpen (zie ook RvSt, 23 januari 2008, nr. 178.850). onderworpen (zie ook RvSt, 23 januari 2008, nr. 178.850).
Wat de vergelijking tussen parallelinvoerders en producenten van Wat de vergelijking tussen parallelinvoerders en producenten van
geneesmiddelen betreft geneesmiddelen betreft
B.9. Het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag heeft betrekking B.9. Het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag heeft betrekking
op een gelijke behandeling tussen producenten en parallelinvoerders op een gelijke behandeling tussen producenten en parallelinvoerders
van geneesmiddelen, aangezien zij beiden aan de in het geding zijnde van geneesmiddelen, aangezien zij beiden aan de in het geding zijnde
mededelingsplicht en aan de in het geding zijnde vergoedingen en mededelingsplicht en aan de in het geding zijnde vergoedingen en
heffingen zijn onderworpen. De verwerende partij in het bodemgeschil heffingen zijn onderworpen. De verwerende partij in het bodemgeschil
voert aan dat die gelijke behandeling het beginsel van gelijkheid en voert aan dat die gelijke behandeling het beginsel van gelijkheid en
niet-discriminatie schendt, aangezien parallelinvoerders zich in een niet-discriminatie schendt, aangezien parallelinvoerders zich in een
andere situatie zouden bevinden dan producenten van geneesmiddelen. andere situatie zouden bevinden dan producenten van geneesmiddelen.
B.10.1. Het doel van de in het geding zijnde vergoedingen en B.10.1. Het doel van de in het geding zijnde vergoedingen en
heffingen, alsmede van de mededelingsplicht die de inning van die heffingen, alsmede van de mededelingsplicht die de inning van die
vergoedingen en heffingen mogelijk maakt, bestaat erin de begroting vergoedingen en heffingen mogelijk maakt, bestaat erin de begroting
van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering in evenwicht te van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering in evenwicht te
houden, met name door de economische actoren die een omzet realiseren houden, met name door de economische actoren die een omzet realiseren
op grond van die verplichte verzekering, mee te laten instaan voor de op grond van die verplichte verzekering, mee te laten instaan voor de
financiering ervan (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1437/001, p. financiering ervan (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1437/001, p.
47). 47).
B.10.2. Het komt de wetgever toe, wanneer hij een alternatieve B.10.2. Het komt de wetgever toe, wanneer hij een alternatieve
financiering van de sociale zekerheid beoogt, te oordelen welke financiering van de sociale zekerheid beoogt, te oordelen welke
categorieën van personen de last van bijdragen dienen te dragen die categorieën van personen de last van bijdragen dienen te dragen die
zijn bestemd voor de financiering van de sector geneeskundige zijn bestemd voor de financiering van de sector geneeskundige
verzorging van de ziekte- en invaliditeitsverzekering. verzorging van de ziekte- en invaliditeitsverzekering.
B.10.3. Bij zijn arrest nr. 9/99 van 28 januari 1999 heeft het Hof B.10.3. Bij zijn arrest nr. 9/99 van 28 januari 1999 heeft het Hof
geoordeeld dat het niet discriminerend is de farmaceutische bedrijven geoordeeld dat het niet discriminerend is de farmaceutische bedrijven
te belasten met een bijdrage die een percentage vertegenwoordigt van te belasten met een bijdrage die een percentage vertegenwoordigt van
de omzet die zij verwezenlijken met de verkoop van geneesmiddelen die de omzet die zij verwezenlijken met de verkoop van geneesmiddelen die
het voorwerp uitmaken van een tegemoetkoming van de verplichte ziekte- het voorwerp uitmaken van een tegemoetkoming van de verplichte ziekte-
en invaliditeitsverzekering. en invaliditeitsverzekering.
B.11.1. Het gelijkheidsbeginsel wordt geenszins geschonden door de « B.11.1. Het gelijkheidsbeginsel wordt geenszins geschonden door de «
aanvrager » in de zin van artikel 35bis, § 1, van de ZIV-Wet als aanvrager » in de zin van artikel 35bis, § 1, van de ZIV-Wet als
criterium van onderscheid aan te wenden. Het zijn immers precies die criterium van onderscheid aan te wenden. Het zijn immers precies die
aanvragers die de in B.10.1 bedoelde omzet realiseren. aanvragers die de in B.10.1 bedoelde omzet realiseren.
B.11.2. Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen bevinden B.11.2. Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen bevinden
parallelinvoerders, in zoverre zij « aanvragers » zijn, zich in parallelinvoerders, in zoverre zij « aanvragers » zijn, zich in
dezelfde situatie als de producenten van geneesmiddelen, zodat het dezelfde situatie als de producenten van geneesmiddelen, zodat het
gerechtvaardigd is hen aan dezelfde vergoedingen en heffingen te gerechtvaardigd is hen aan dezelfde vergoedingen en heffingen te
onderwerpen. onderwerpen.
B.11.3. Het loutere feit dat de parallelinvoerders aan een B.11.3. Het loutere feit dat de parallelinvoerders aan een
onderscheiden vergunningenstelsel zijn onderworpen, doet aan die onderscheiden vergunningenstelsel zijn onderworpen, doet aan die
conclusie geen afbreuk. Die soepeler vergunningenregeling wordt immers conclusie geen afbreuk. Die soepeler vergunningenregeling wordt immers
verklaard door het bestaan van een vergunning voor het in de handel verklaard door het bestaan van een vergunning voor het in de handel
brengen van het door de parallelinvoerder ingevoerde geneesmiddel, brengen van het door de parallelinvoerder ingevoerde geneesmiddel,
uitgereikt door een andere lidstaat van de Europese Unie, en van een uitgereikt door een andere lidstaat van de Europese Unie, en van een
door België uitgereikte vergunning voor het in de handel brengen van door België uitgereikte vergunning voor het in de handel brengen van
het referentiegeneesmiddel. het referentiegeneesmiddel.
B.12. Wat de vergelijking tussen parallelinvoerders en producenten van B.12. Wat de vergelijking tussen parallelinvoerders en producenten van
geneesmiddelen betreft, dient de prejudiciële vraag ontkennend te geneesmiddelen betreft, dient de prejudiciële vraag ontkennend te
worden beantwoord. worden beantwoord.
Wat de vergelijking tussen parallelinvoerders en Wat de vergelijking tussen parallelinvoerders en
groothandelaars-verdelers van geneesmiddelen betreft groothandelaars-verdelers van geneesmiddelen betreft
B.13. Het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag betreft een B.13. Het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag betreft een
vergelijking tussen de parallelinvoerders en de vergelijking tussen de parallelinvoerders en de
groothandelaars-verdelers van geneesmiddelen. De verwerende partij in groothandelaars-verdelers van geneesmiddelen. De verwerende partij in
het bodemgeschil voert aan dat op de distributeurs van geneesmiddelen het bodemgeschil voert aan dat op de distributeurs van geneesmiddelen
niet de verplichting rust hun omzetcijfers aan het RIZIV mee te delen, niet de verplichting rust hun omzetcijfers aan het RIZIV mee te delen,
zodat zij niet aan de in het geding zijnde vergoedingen en heffingen zodat zij niet aan de in het geding zijnde vergoedingen en heffingen
zijn onderworpen. zijn onderworpen.
B.14. De Belgische groothandelaars-verdelers hebben niet de B.14. De Belgische groothandelaars-verdelers hebben niet de
hoedanigheid van « aanvrager » in de zin van artikel 35bis, § 1, van hoedanigheid van « aanvrager » in de zin van artikel 35bis, § 1, van
de ZIV-Wet, zodat de in het geding zijnde heffingen en vergoedingen, de ZIV-Wet, zodat de in het geding zijnde heffingen en vergoedingen,
alsook de verplichting om het omzetcijfer mee te delen, op hen niet alsook de verplichting om het omzetcijfer mee te delen, op hen niet
van toepassing zijn. van toepassing zijn.
B.15. De groothandelaars-verdelers van geneesmiddelen verschillen van B.15. De groothandelaars-verdelers van geneesmiddelen verschillen van
de parallelinvoerders, doordat zij geen geneesmiddelen op de Belgische de parallelinvoerders, doordat zij geen geneesmiddelen op de Belgische
markt brengen. Zij staan slechts in voor een latere schakel in het markt brengen. Zij staan slechts in voor een latere schakel in het
commerciële proces. Bijgevolg kunnen zij ook niet het aanbod aan commerciële proces. Bijgevolg kunnen zij ook niet het aanbod aan
geneesmiddelen beïnvloeden op dezelfde manier als de producenten of de geneesmiddelen beïnvloeden op dezelfde manier als de producenten of de
parallelinvoerders van geneesmiddelen dat kunnen. parallelinvoerders van geneesmiddelen dat kunnen.
B.16. Wat de vergelijking tussen parallelinvoerders en B.16. Wat de vergelijking tussen parallelinvoerders en
groothandelaars-verdelers van geneesmiddelen betreft, dient de groothandelaars-verdelers van geneesmiddelen betreft, dient de
prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord. prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
Artikel 191, eerste lid, 14°, 15°quater tot 15°septies en 15°nonies, Artikel 191, eerste lid, 14°, 15°quater tot 15°septies en 15°nonies,
van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, schendt de verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, schendt de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare
terechtzitting van 29 oktober 2009. terechtzitting van 29 oktober 2009.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Bossuyt. M. Bossuyt.
^