Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 187/2008 van 18 december 2008 Rolnummers 4408 en 4409 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 21, § 2, 2°, 43, 3°, en 44 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 1991 inzake me Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 187/2008 van 18 december 2008 Rolnummers 4408 en 4409 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 21, § 2, 2°, 43, 3°, en 44 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 1991 inzake me Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...) Uittreksel uit arrest nr. 187/2008 van 18 december 2008 Rolnummers 4408 en 4409 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 21, § 2, 2°, 43, 3°, en 44 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 1991 inzake me Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 187/2008 van 18 december 2008 Uittreksel uit arrest nr. 187/2008 van 18 december 2008
Rolnummers 4408 en 4409 Rolnummers 4408 en 4409
In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 21, § 2, 2°, In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 21, § 2, 2°,
43, 3°, en 44 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 43, 3°, en 44 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart
1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, gesteld door de 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, gesteld door de
Correctionele Rechtbank te Dendermonde. Correctionele Rechtbank te Dendermonde.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de
rechters P. Martens, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T. rechters P. Martens, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T.
Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder
voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
Bij vonnissen van 30 november 2007 in zake respectievelijk het Bij vonnissen van 30 november 2007 in zake respectievelijk het
openbaar ministerie tegen Wim Coppens en het openbaar ministerie tegen openbaar ministerie tegen Wim Coppens en het openbaar ministerie tegen
Rik Van Isterdael, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn Rik Van Isterdael, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn
ingekomen op 8 januari 2008, heeft de Correctionele Rechtbank te ingekomen op 8 januari 2008, heeft de Correctionele Rechtbank te
Dendermonde de volgende prejudiciële vragen gesteld : Dendermonde de volgende prejudiciële vragen gesteld :
1. « Schenden artikel 44 van het decreet van 27 maart 1991 inzake 1. « Schenden artikel 44 van het decreet van 27 maart 1991 inzake
medische verantwoorde sportbeoefening, artikel 43, 3°, van het decreet medische verantwoorde sportbeoefening, artikel 43, 3°, van het decreet
van 27 maart 1991 inzake medische verantwoorde sportbeoefening en van 27 maart 1991 inzake medische verantwoorde sportbeoefening en
artikel 21, § 2, 2°, van het decreet van 27 maart 1991 inzake medische artikel 21, § 2, 2°, van het decreet van 27 maart 1991 inzake medische
verantwoorde sportbeoefening (zoals bestaande en van toepassing zijnde verantwoorde sportbeoefening (zoals bestaande en van toepassing zijnde
na de wijziging bij artikel 14 van het decreet van 19 maart 2004), in na de wijziging bij artikel 14 van het decreet van 19 maart 2004), in
hun onderlinge samenhang gelezen, de artikelen 12, alinea 2, en 14 van hun onderlinge samenhang gelezen, de artikelen 12, alinea 2, en 14 van
de gecoördineerde Grondwet, op zichzelf staand alsook in samenhang de gecoördineerde Grondwet, op zichzelf staand alsook in samenhang
gelezen met artikel 7 E.V.R.M. en artikel 15 I.V.B.P.R., gelezen met artikel 7 E.V.R.M. en artikel 15 I.V.B.P.R.,
doordat enerzijds, het artikel 21, § 2, 2°juncto 43, 3°, van voornoemd doordat enerzijds, het artikel 21, § 2, 2°juncto 43, 3°, van voornoemd
decreet het in bezit hebben zonder gewettigde reden van substanties en decreet het in bezit hebben zonder gewettigde reden van substanties en
middelen als bedoeld in artikel 2, 6°, strafbaar stelt ' onverminderd middelen als bedoeld in artikel 2, 6°, strafbaar stelt ' onverminderd
de bepalingen van de wet van 24 februari 1921 betreffende het de bepalingen van de wet van 24 februari 1921 betreffende het
verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen,
psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de
stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van
verdovende middelen en psychotrope stoffen ', verdovende middelen en psychotrope stoffen ',
terwijl anderzijds, daarentegen uit artikel 44 van voormeld decreet terwijl anderzijds, daarentegen uit artikel 44 van voormeld decreet
(in die zin geïnterpreteerd) zou voortvloeien dat wanneer de (in die zin geïnterpreteerd) zou voortvloeien dat wanneer de
dopingpraktijk van het in bezit hebben tijdens of bij de voorbereiding dopingpraktijk van het in bezit hebben tijdens of bij de voorbereiding
van een sportmanifestatie van substanties en middelen als bedoeld in van een sportmanifestatie van substanties en middelen als bedoeld in
artikel 2, 6°, van het decreet bepaald in artikel 21, § 2, 2°, artikel 2, 6°, van het decreet bepaald in artikel 21, § 2, 2°,
Dopingdecreet, gepleegd door een sportbeoefenaar ter gelegenheid van Dopingdecreet, gepleegd door een sportbeoefenaar ter gelegenheid van
zijn voorbereiding op of zijn deelname aan een sportmanifestatie, zijn voorbereiding op of zijn deelname aan een sportmanifestatie,
eveneens kan gekwalificeerd worden als bezit van verboden substanties eveneens kan gekwalificeerd worden als bezit van verboden substanties
als bedoeld in de Drugwet, zij het voorwerp uitmaakt van de als bedoeld in de Drugwet, zij het voorwerp uitmaakt van de
strafuitsluitende verschoningsgrond bepaald in artikel 44 strafuitsluitende verschoningsgrond bepaald in artikel 44
Dopingdecreet en niet meer strafrechtelijk kan vervolgd worden wegens Dopingdecreet en niet meer strafrechtelijk kan vervolgd worden wegens
inbreuk op de vermelde wet, en dat er, wat de vermelde dopingpraktijk inbreuk op de vermelde wet, en dat er, wat de vermelde dopingpraktijk
betreft, anders over oordelen artikel 44 Dopingdecreet iedere betreft, anders over oordelen artikel 44 Dopingdecreet iedere
draagwijdte zou ontnemen, draagwijdte zou ontnemen,
zodat deze strafbaarstelling in samenhang met de daarop ogenschijnlijk zodat deze strafbaarstelling in samenhang met de daarop ogenschijnlijk
toepasbare verschoningsgrond, de bijzondere eisen ter zake van toepasbare verschoningsgrond, de bijzondere eisen ter zake van
nauwkeurigheid, duidelijkheid en voorspelbaarheid waaraan de nauwkeurigheid, duidelijkheid en voorspelbaarheid waaraan de
strafwetten moeten voldoen, miskennen ? »; strafwetten moeten voldoen, miskennen ? »;
2. « Schendt artikel 44 van het decreet van 27 maart 1991 inzake 2. « Schendt artikel 44 van het decreet van 27 maart 1991 inzake
medische verantwoorde sportbeoefening, zoals bestaande en van medische verantwoorde sportbeoefening, zoals bestaande en van
toepassing zijnde na de wijziging van artikel 21, § 2, 2°, van toepassing zijnde na de wijziging van artikel 21, § 2, 2°, van
voormeld decreet (bij artikel 14 van het decreet van 19 maart 2004) en voormeld decreet (bij artikel 14 van het decreet van 19 maart 2004) en
geïnterpreteerd in die zin dat door dat artikel een strafuitsluitende geïnterpreteerd in die zin dat door dat artikel een strafuitsluitende
verschoningsgrond wordt gecreëerd die niet enkel geldt met betrekking verschoningsgrond wordt gecreëerd die niet enkel geldt met betrekking
tot feiten die alleen strafbaar zijn op grond van artikel 43 tot feiten die alleen strafbaar zijn op grond van artikel 43
Dopingdecreet, maar dat deze ook geldt voor wat betreft louter het Dopingdecreet, maar dat deze ook geldt voor wat betreft louter het
bezit van verboden substanties, strafbaar gesteld door de Drugwet, de bezit van verboden substanties, strafbaar gesteld door de Drugwet, de
regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het
bepalen van de onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de bepalen van de onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de
Gemeenschappen en de Gewesten, in zoverre de toepassing ervan de Gemeenschappen en de Gewesten, in zoverre de toepassing ervan de
residuaire bevoegdheid van de federale wetgever in het gedrang brengt residuaire bevoegdheid van de federale wetgever in het gedrang brengt
? ». ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4408 en 4409 van de rol van Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4408 en 4409 van de rol van
het Hof, werden samengevoegd. het Hof, werden samengevoegd.
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen
B.1.1. De prejudiciële vragen betreffen de artikelen 21, § 2, 2°, 43, B.1.1. De prejudiciële vragen betreffen de artikelen 21, § 2, 2°, 43,
3°, en 44 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 1991 3°, en 44 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 1991
inzake medisch verantwoorde sportbeoefening (hierna : Dopingdecreet inzake medisch verantwoorde sportbeoefening (hierna : Dopingdecreet
van 27 maart 1991), in de versie zoals gewijzigd bij decreet van 19 van 27 maart 1991), in de versie zoals gewijzigd bij decreet van 19
maart 2004 en vóór de opheffing en integrale vervanging bij decreet maart 2004 en vóór de opheffing en integrale vervanging bij decreet
van 13 juli 2007. van 13 juli 2007.
B.1.2. Volgens artikel 43, 3°, van het Dopingdecreet van 27 maart B.1.2. Volgens artikel 43, 3°, van het Dopingdecreet van 27 maart
1991, in de versie zoals gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2004, 1991, in de versie zoals gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2004,
wordt wie zich schuldig maakt aan een dopingpraktijk zoals omschreven wordt wie zich schuldig maakt aan een dopingpraktijk zoals omschreven
in artikel 2, 6°, a), b), c) of d), of aan een daarmee gelijkgestelde in artikel 2, 6°, a), b), c) of d), of aan een daarmee gelijkgestelde
praktijk zoals omschreven in artikel 21, § 2, 1°, 2° of 3°, gestraft praktijk zoals omschreven in artikel 21, § 2, 1°, 2° of 3°, gestraft
met een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met een met een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met een
geldboete van tweehonderd tot tweeduizend euro of met één van die geldboete van tweehonderd tot tweeduizend euro of met één van die
straffen alleen. Onder een dopingpraktijk moet volgens artikel 2, 6°, straffen alleen. Onder een dopingpraktijk moet volgens artikel 2, 6°,
van dat decreet worden verstaan : (a) het gebruik van substanties en van dat decreet worden verstaan : (a) het gebruik van substanties en
middelen die, overeenkomstig artikel 22, door de Regering zijn middelen die, overeenkomstig artikel 22, door de Regering zijn
verboden; (b) het gebruik van substanties of de aanwending van verboden; (b) het gebruik van substanties of de aanwending van
middelen om het prestatievermogen van de sportbeoefenaar kunstmatig op middelen om het prestatievermogen van de sportbeoefenaar kunstmatig op
te voeren, wanneer hierdoor schade kan worden veroorzaakt aan zijn te voeren, wanneer hierdoor schade kan worden veroorzaakt aan zijn
fysieke of psychische integriteit; (c) de manipulatie van de fysieke of psychische integriteit; (c) de manipulatie van de
genetische eigenschappen van de sportbeoefenaar om zijn genetische eigenschappen van de sportbeoefenaar om zijn
prestatievermogen kunstmatig op te voeren; (d) het gebruik van prestatievermogen kunstmatig op te voeren; (d) het gebruik van
substanties of het aanwenden van middelen die ertoe strekken substanties of het aanwenden van middelen die ertoe strekken
dopingpraktijken, zoals bedoeld onder (a), (b) en (c), te verdoezelen. dopingpraktijken, zoals bedoeld onder (a), (b) en (c), te verdoezelen.
B.1.3. Volgens artikel 21, § 2, van dat decreet worden met B.1.3. Volgens artikel 21, § 2, van dat decreet worden met
dopingpraktijken gelijkgesteld : dopingpraktijken gelijkgesteld :
1° het vergemakkelijken of mogelijk maken van de dopingpraktijk op 1° het vergemakkelijken of mogelijk maken van de dopingpraktijk op
welke wijze ook; welke wijze ook;
2° het zonder gewettigde reden in bezit hebben van substanties en 2° het zonder gewettigde reden in bezit hebben van substanties en
middelen als bedoeld in artikel 2, 6°, « onverminderd de bepalingen middelen als bedoeld in artikel 2, 6°, « onverminderd de bepalingen
van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van
giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope
stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die
kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende
middelen en psychotrope stoffen »; middelen en psychotrope stoffen »;
3° het niet toestemmen in, het misleiden van, het zich verzetten tegen 3° het niet toestemmen in, het misleiden van, het zich verzetten tegen
of het verhinderen van dopingcontroles als bedoeld in artikel 2, 7°. of het verhinderen van dopingcontroles als bedoeld in artikel 2, 7°.
Vóór de wijziging ervan bij het decreet van 19 maart 2004 voorzag het Vóór de wijziging ervan bij het decreet van 19 maart 2004 voorzag het
Dopingdecreet van 27 maart 1991 in soortgelijke bepalingen. Bij Dopingdecreet van 27 maart 1991 in soortgelijke bepalingen. Bij
artikel 14 van het decreet van 19 maart 2004 werd inzonderheid de artikel 14 van het decreet van 19 maart 2004 werd inzonderheid de
hiervoor geciteerde zinsnede opgenomen in artikel 21, § 2, 2°. Met die hiervoor geciteerde zinsnede opgenomen in artikel 21, § 2, 2°. Met die
toevoeging heeft de decreetgever in 2004 willen benadrukken dat het toevoeging heeft de decreetgever in 2004 willen benadrukken dat het
Dopingdecreet van 27 maart 1991 geen afbreuk doet aan de toepassing Dopingdecreet van 27 maart 1991 geen afbreuk doet aan de toepassing
van de federale Drugwet (Parl. St., Vlaams Parlement, 2003-2004, nrs. van de federale Drugwet (Parl. St., Vlaams Parlement, 2003-2004, nrs.
1854-6, pp. 10-11, 1854-3, pp. 10-12, en 1854-5, p. 2). 1854-6, pp. 10-11, 1854-3, pp. 10-12, en 1854-5, p. 2).
B.1.4. Artikel 44 van het Dopingdecreet van 27 maart 1991 bepaalt : B.1.4. Artikel 44 van het Dopingdecreet van 27 maart 1991 bepaalt :
« Wanneer de in artikel 43 strafbaar gestelde feiten gepleegd worden « Wanneer de in artikel 43 strafbaar gestelde feiten gepleegd worden
door sportbeoefenaars ter gelegenheid van hun voorbereiding op of hun door sportbeoefenaars ter gelegenheid van hun voorbereiding op of hun
deelname aan een sportmanifestatie geven ze alleen aanleiding tot deelname aan een sportmanifestatie geven ze alleen aanleiding tot
disciplinaire maatregelen. disciplinaire maatregelen.
Ieder ander persoon die aan deze feiten deelneemt wordt gestraft alsof Ieder ander persoon die aan deze feiten deelneemt wordt gestraft alsof
de bepaling in het vorige lid niet bestond ». de bepaling in het vorige lid niet bestond ».
B.2. Het Hof wordt te dezen zowel ondervraagd over de overeenstemming B.2. Het Hof wordt te dezen zowel ondervraagd over de overeenstemming
van de artikelen 21, § 2, 2°, 43, 3°, en 44 van het Dopingdecreet van van de artikelen 21, § 2, 2°, 43, 3°, en 44 van het Dopingdecreet van
27 maart 1991 met het wettigheidsbeginsel in strafzaken (identieke 27 maart 1991 met het wettigheidsbeginsel in strafzaken (identieke
eerste prejudiciële vraag in de samengevoegde zaken nrs. 4408 en 4409) eerste prejudiciële vraag in de samengevoegde zaken nrs. 4408 en 4409)
als over de overeenstemming van artikel 44 van dat decreet met de als over de overeenstemming van artikel 44 van dat decreet met de
bevoegdheidverdelende regels (identieke tweede prejudiciële vraag in bevoegdheidverdelende regels (identieke tweede prejudiciële vraag in
de samengevoegde zaken nrs. 4408 en 4409). de samengevoegde zaken nrs. 4408 en 4409).
Het Hof onderzoekt eerst de inachtneming van de bevoegdheidverdelende Het Hof onderzoekt eerst de inachtneming van de bevoegdheidverdelende
regels (tweede prejudiciële vraag) en vervolgens de inachtneming van regels (tweede prejudiciële vraag) en vervolgens de inachtneming van
het wettigheidsbeginsel (eerste prejudiciële vraag) en gaat niet in op het wettigheidsbeginsel (eerste prejudiciële vraag) en gaat niet in op
andere vragen waartoe de toepassing van het in het geding zijnde andere vragen waartoe de toepassing van het in het geding zijnde
decreet en van de voormelde wet van 24 februari 1921 aanleiding zou decreet en van de voormelde wet van 24 februari 1921 aanleiding zou
kunnen geven. kunnen geven.
Ten aanzien van de bevoegdheidverdelende regels Ten aanzien van de bevoegdheidverdelende regels
B.3.1. Het Hof bepaalt de omvang van de prejudiciële vraag rekening B.3.1. Het Hof bepaalt de omvang van de prejudiciële vraag rekening
houdend met het onderwerp van de voor de verwijzende rechter hangende houdend met het onderwerp van de voor de verwijzende rechter hangende
geschillen en met de motivering van de verwijzingsbeslissingen. geschillen en met de motivering van de verwijzingsbeslissingen.
B.3.2. Uit de feiten van de voor de verwijzende rechter hangende B.3.2. Uit de feiten van de voor de verwijzende rechter hangende
geschillen en uit de motivering van de verwijzingsbeslissingen blijkt geschillen en uit de motivering van de verwijzingsbeslissingen blijkt
dat de geschillen betrekking hebben op de strafrechtelijke vervolging dat de geschillen betrekking hebben op de strafrechtelijke vervolging
van personen wegens het plegen van feiten die niet alleen zouden van personen wegens het plegen van feiten die niet alleen zouden
kunnen worden gekwalificeerd als een bij het Dopingdecreet van 27 kunnen worden gekwalificeerd als een bij het Dopingdecreet van 27
maart 1991 verboden « dopingpraktijk of daarmee gelijkgestelde maart 1991 verboden « dopingpraktijk of daarmee gelijkgestelde
praktijk », maar ook als « bezit van verboden substanties », in de zin praktijk », maar ook als « bezit van verboden substanties », in de zin
van de Drugwet. van de Drugwet.
Het Hof beperkt zijn onderzoek van de prejudiciële vraag tot de Het Hof beperkt zijn onderzoek van de prejudiciële vraag tot de
situatie waarin het in het geding zijnde artikel 44 van het situatie waarin het in het geding zijnde artikel 44 van het
Dopingdecreet van 27 maart 1991 voorziet in een strafuitsluitende Dopingdecreet van 27 maart 1991 voorziet in een strafuitsluitende
verschoningsgrond voor feiten die kunnen worden gekwalificeerd als een verschoningsgrond voor feiten die kunnen worden gekwalificeerd als een
« dopingpraktijk » in de zin van dat decreet en die eveneens kunnen « dopingpraktijk » in de zin van dat decreet en die eveneens kunnen
worden gekwalificeerd als een « bezit van verboden substanties » in de worden gekwalificeerd als een « bezit van verboden substanties » in de
zin van de Drugwet. zin van de Drugwet.
B.4. Uit de in het geding zijnde bepaling, in samenhang gelezen met B.4. Uit de in het geding zijnde bepaling, in samenhang gelezen met
artikel 43, 3°, van het Dopingdecreet van 27 maart 1991, volgt dat een artikel 43, 3°, van het Dopingdecreet van 27 maart 1991, volgt dat een
sportbeoefenaar die zich ter gelegenheid van zijn voorbereiding op of sportbeoefenaar die zich ter gelegenheid van zijn voorbereiding op of
zijn deelname aan een sportmanifestatie schuldig heeft gemaakt aan zijn deelname aan een sportmanifestatie schuldig heeft gemaakt aan
dopingpraktijken of daarmee gelijkgestelde praktijken, voor die feiten dopingpraktijken of daarmee gelijkgestelde praktijken, voor die feiten
niet strafrechtelijk kan worden vervolgd, maar enkel disciplinair kan niet strafrechtelijk kan worden vervolgd, maar enkel disciplinair kan
worden gestraft. worden gestraft.
De in het geding zijnde bepaling bevat aldus een strafuitsluitende De in het geding zijnde bepaling bevat aldus een strafuitsluitende
verschoningsgrond. verschoningsgrond.
B.5. De federale Drugwet regelt in het belang van de openbare B.5. De federale Drugwet regelt in het belang van de openbare
gezondheid, enerzijds, het vervoer, de invoer, de uitvoer, het bezit, gezondheid, enerzijds, het vervoer, de invoer, de uitvoer, het bezit,
de verkoop, het te koop stellen, het afleveren en het aanschaffen van de verkoop, het te koop stellen, het afleveren en het aanschaffen van
giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende stoffen, ontsmettingsmiddelen giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende stoffen, ontsmettingsmiddelen
en antiseptica, en, anderzijds, de uitoefening van de geneeskunde met en antiseptica, en, anderzijds, de uitoefening van de geneeskunde met
betrekking tot die stoffen. betrekking tot die stoffen.
De wet stelt het bezit van verboden substanties strafbaar. De wet stelt het bezit van verboden substanties strafbaar.
B.6. Volgens de verwijzende rechter dient de in het geding zijnde B.6. Volgens de verwijzende rechter dient de in het geding zijnde
bepaling te worden geïnterpreteerd in die zin dat ze een bepaling te worden geïnterpreteerd in die zin dat ze een
strafuitsluitende verschoningsgrond creëert die niet enkel geldt voor strafuitsluitende verschoningsgrond creëert die niet enkel geldt voor
de door het Dopingdecreet van 27 maart 1991 strafbaar gestelde « de door het Dopingdecreet van 27 maart 1991 strafbaar gestelde «
dopingpraktijken of daarmee gelijkgestelde praktijken », maar ook voor dopingpraktijken of daarmee gelijkgestelde praktijken », maar ook voor
het door de Drugwet strafbaar gestelde « bezit van verboden het door de Drugwet strafbaar gestelde « bezit van verboden
substanties », indien de gepleegde feiten onder de beide kwalificaties substanties », indien de gepleegde feiten onder de beide kwalificaties
vallen. vallen.
B.7.1. Artikel 11 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot B.7.1. Artikel 11 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot
hervorming der instellingen bepaalt sinds de wijziging ervan bij de hervorming der instellingen bepaalt sinds de wijziging ervan bij de
bijzondere wet van 16 juli 1993 : bijzondere wet van 16 juli 1993 :
« Binnen de grenzen van de bevoegdheden van de Gemeenschappen en de « Binnen de grenzen van de bevoegdheden van de Gemeenschappen en de
Gewesten kunnen de decreten de niet-naleving van hun bepalingen Gewesten kunnen de decreten de niet-naleving van hun bepalingen
strafbaar stellen en de straffen wegens die niet-naleving bepalen; de strafbaar stellen en de straffen wegens die niet-naleving bepalen; de
bepalingen van Boek I van het Strafwetboek zijn hierop van toepassing, bepalingen van Boek I van het Strafwetboek zijn hierop van toepassing,
behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere inbreuken door een behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere inbreuken door een
decreet kunnen worden gesteld. decreet kunnen worden gesteld.
Het eensluidend advies van de Ministerraad is vereist voor iedere Het eensluidend advies van de Ministerraad is vereist voor iedere
beraadslaging in de Gemeenschaps- of Gewestregering over een beraadslaging in de Gemeenschaps- of Gewestregering over een
voorontwerp van decreet waarin een straf of een strafbaarstelling is voorontwerp van decreet waarin een straf of een strafbaarstelling is
opgenomen waarin Boek I van het Strafwetboek niet voorziet. opgenomen waarin Boek I van het Strafwetboek niet voorziet.
[...] ». [...] ».
B.7.2. De bij artikel 11 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 aan B.7.2. De bij artikel 11 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 aan
de decreetgever toegewezen bevoegdheid omvat niet alleen de de decreetgever toegewezen bevoegdheid omvat niet alleen de
bevoegdheid om de inbreuken op de door hem uitgevaardigde bepalingen bevoegdheid om de inbreuken op de door hem uitgevaardigde bepalingen
strafbaar te stellen, maar ook de bevoegdheid om met betrekking tot strafbaar te stellen, maar ook de bevoegdheid om met betrekking tot
die strafbaarstellingen strafuitsluitende verschoningsgronden te die strafbaarstellingen strafuitsluitende verschoningsgronden te
bepalen. bepalen.
B.8. De decreetgever kan de niet-naleving van de door hem B.8. De decreetgever kan de niet-naleving van de door hem
uitgevaardigde bepalingen evenwel slechts strafbaar stellen « binnen uitgevaardigde bepalingen evenwel slechts strafbaar stellen « binnen
de grenzen van de bevoegdheden van de Gemeenschappen en de Gewesten ». de grenzen van de bevoegdheden van de Gemeenschappen en de Gewesten ».
Dit brengt met zich mee dat hij slechts een strafuitsluitende Dit brengt met zich mee dat hij slechts een strafuitsluitende
verschoningsgrond kan invoeren, in zoverre die betrekking heeft op de verschoningsgrond kan invoeren, in zoverre die betrekking heeft op de
door hem, in overeenstemming met artikel 11 van de bijzondere wet van door hem, in overeenstemming met artikel 11 van de bijzondere wet van
8 augustus 1980, ingevoerde strafbaarstellingen. 8 augustus 1980, ingevoerde strafbaarstellingen.
B.9. Naar luid van artikel 128, § 1, van de Grondwet regelen de B.9. Naar luid van artikel 128, § 1, van de Grondwet regelen de
Parlementen van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, elk voor zich, Parlementen van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, elk voor zich,
bij decreet de persoonsgebonden aangelegenheden. bij decreet de persoonsgebonden aangelegenheden.
Volgens artikel 5, § 1, I, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus Volgens artikel 5, § 1, I, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus
1980 tot hervorming der instellingen omvatten de in artikel 128, § 1, 1980 tot hervorming der instellingen omvatten de in artikel 128, § 1,
van de Grondwet bedoelde persoonsgebonden aangelegenheden onder meer, van de Grondwet bedoelde persoonsgebonden aangelegenheden onder meer,
wat het gezondheidsbeleid betreft, « de gezondheidsopvoeding alsook de wat het gezondheidsbeleid betreft, « de gezondheidsopvoeding alsook de
activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve
gezondheidszorg, met uitzondering van nationale maatregelen inzake gezondheidszorg, met uitzondering van nationale maatregelen inzake
profylaxies ». profylaxies ».
Uit de parlementaire voorbereiding van dat artikel 5, § 1, I, 2°, Uit de parlementaire voorbereiding van dat artikel 5, § 1, I, 2°,
blijkt dat inzake activiteiten en diensten op het vlak van de blijkt dat inzake activiteiten en diensten op het vlak van de
preventieve gezondheidszorg, de gemeenschappen onder meer bevoegd zijn preventieve gezondheidszorg, de gemeenschappen onder meer bevoegd zijn
voor « de medische sportcontrole, die verplicht wordt gesteld door de voor « de medische sportcontrole, die verplicht wordt gesteld door de
reglementering betreffende de uitoefening van bepaalde sporttakken reglementering betreffende de uitoefening van bepaalde sporttakken
(boksen, wielrennen), en de facultatieve controle » (Parl. St., (boksen, wielrennen), en de facultatieve controle » (Parl. St.,
Senaat, 1979-1980, nr. 434/2, pp. 124-125). Senaat, 1979-1980, nr. 434/2, pp. 124-125).
B.10. Voor zover zij er niet anders over hebben beschikt, hebben de B.10. Voor zover zij er niet anders over hebben beschikt, hebben de
Grondwetgever en de bijzondere wetgever aan de gemeenschappen en de Grondwetgever en de bijzondere wetgever aan de gemeenschappen en de
gewesten de volledige bevoegdheid toegekend tot het uitvaardigen van gewesten de volledige bevoegdheid toegekend tot het uitvaardigen van
de regels die eigen zijn aan de hun toegewezen aangelegenheden. de regels die eigen zijn aan de hun toegewezen aangelegenheden.
Behoudens andersluidende bepalingen heeft de bijzondere wetgever het Behoudens andersluidende bepalingen heeft de bijzondere wetgever het
gehele beleid inzake de door hem toegewezen aangelegenheden aan de gehele beleid inzake de door hem toegewezen aangelegenheden aan de
gemeenschappen en gewesten overgedragen. gemeenschappen en gewesten overgedragen.
B.11. Uit het voorgaande volgt dat artikel 128, § 1, van de Grondwet, B.11. Uit het voorgaande volgt dat artikel 128, § 1, van de Grondwet,
in samenhang gelezen met artikel 5, § 1, I, 2°, van de bijzondere wet in samenhang gelezen met artikel 5, § 1, I, 2°, van de bijzondere wet
van 8 augustus 1980, onder voorbehoud van de hierin vermelde van 8 augustus 1980, onder voorbehoud van de hierin vermelde
uitzondering, het geheel van de gezondheidsopvoeding alsook van de uitzondering, het geheel van de gezondheidsopvoeding alsook van de
activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve
gezondheidszorg aan de gemeenschappen heeft overgedragen. gezondheidszorg aan de gemeenschappen heeft overgedragen.
B.12.1. De in het Dopingdecreet van 27 maart 1991 vervatte bepalingen B.12.1. De in het Dopingdecreet van 27 maart 1991 vervatte bepalingen
betreffende de dopingpraktijken moeten worden beschouwd als regels betreffende de dopingpraktijken moeten worden beschouwd als regels
betreffende de medisch verantwoorde sportbeoefening, die tot de betreffende de medisch verantwoorde sportbeoefening, die tot de
preventieve gezondheidszorg behoren. preventieve gezondheidszorg behoren.
De decreetgever heeft door die bepalingen aan te nemen aldus een De decreetgever heeft door die bepalingen aan te nemen aldus een
aspect van de preventieve gezondheidszorg geregeld dat specifiek is aspect van de preventieve gezondheidszorg geregeld dat specifiek is
voor de medische bescherming van sportbeoefenaars. voor de medische bescherming van sportbeoefenaars.
B.12.2. Vermits de aangelegenheid van de medisch verantwoorde B.12.2. Vermits de aangelegenheid van de medisch verantwoorde
sportbeoefening binnen de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap valt, sportbeoefening binnen de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap valt,
moet de Vlaamse decreetgever eveneens bevoegd worden geacht om de moet de Vlaamse decreetgever eveneens bevoegd worden geacht om de
niet-naleving van de door hem op dat vlak uitgevaardigde regels niet-naleving van de door hem op dat vlak uitgevaardigde regels
strafbaar te stellen en ter zake te voorzien in strafuitsluitende strafbaar te stellen en ter zake te voorzien in strafuitsluitende
verschoningsgronden. verschoningsgronden.
B.13.1. De bevoegdheid van de gemeenschappen op het vlak van de B.13.1. De bevoegdheid van de gemeenschappen op het vlak van de
preventieve gezondheidszorg houdt echter niet de bevoegdheid in om op preventieve gezondheidszorg houdt echter niet de bevoegdheid in om op
een veralgemeende wijze reglementering aan te nemen betreffende de een veralgemeende wijze reglementering aan te nemen betreffende de
geneesmiddelen en de levensmiddelen. geneesmiddelen en de levensmiddelen.
Uit de parlementaire voorbereiding van de bijzondere wet van 8 Uit de parlementaire voorbereiding van de bijzondere wet van 8
augustus 1980 (Parl. St., Senaat, 1979-1980, nr. 434/1, p. 7; Senaat, augustus 1980 (Parl. St., Senaat, 1979-1980, nr. 434/1, p. 7; Senaat,
1979-1980, nr. 434/2, pp. 124-125; Kamer, 1979-1980, nr. 627-10, p. 1979-1980, nr. 434/2, pp. 124-125; Kamer, 1979-1980, nr. 627-10, p.
52) volgt immers dat de bijzondere wetgever de levensmiddelen- en 52) volgt immers dat de bijzondere wetgever de levensmiddelen- en
geneesmiddelenreglementering heeft uitgesloten van de aan de geneesmiddelenreglementering heeft uitgesloten van de aan de
gemeenschappen overgedragen bevoegdheid betreffende de preventieve gemeenschappen overgedragen bevoegdheid betreffende de preventieve
gezondheidszorg. Die aangelegenheden behoren bijgevolg tot de gezondheidszorg. Die aangelegenheden behoren bijgevolg tot de
residuaire bevoegdheid van de federale Staat. residuaire bevoegdheid van de federale Staat.
B.13.2. Doordat zij voorziet in een reglementering van het vervoer, de B.13.2. Doordat zij voorziet in een reglementering van het vervoer, de
invoer, de uitvoer, het bezit, de verkoop, het te koop stellen, het invoer, de uitvoer, het bezit, de verkoop, het te koop stellen, het
afleveren en het aanschaffen van giftstoffen, slaapmiddelen, afleveren en het aanschaffen van giftstoffen, slaapmiddelen,
verdovende stoffen, ontsmettingsmiddelen en antiseptica, moet de verdovende stoffen, ontsmettingsmiddelen en antiseptica, moet de
federale Drugwet, in het kader van de bevoegdheidverdelende regels, federale Drugwet, in het kader van de bevoegdheidverdelende regels,
worden beschouwd als een reglementering van geneesmiddelen en worden beschouwd als een reglementering van geneesmiddelen en
levensmiddelen, die behoort tot de bevoegdheid van de federale Staat. levensmiddelen, die behoort tot de bevoegdheid van de federale Staat.
Daaruit volgt ook dat het enkel toekomt aan de federale wetgever om de Daaruit volgt ook dat het enkel toekomt aan de federale wetgever om de
niet-naleving van die bepalingen strafbaar te stellen en, indien hij niet-naleving van die bepalingen strafbaar te stellen en, indien hij
dit aangewezen acht, ter zake te voorzien in strafuitsluitende dit aangewezen acht, ter zake te voorzien in strafuitsluitende
verschoningsgronden. verschoningsgronden.
B.14. In zoverre de in het geding zijnde bepaling wordt B.14. In zoverre de in het geding zijnde bepaling wordt
geïnterpreteerd in die zin dat de erin geregelde strafuitsluitende geïnterpreteerd in die zin dat de erin geregelde strafuitsluitende
verschoningsgrond niet enkel geldt voor feiten die alleen strafbaar verschoningsgrond niet enkel geldt voor feiten die alleen strafbaar
zijn op grond van artikel 43 van het Dopingdecreet van 27 maart 1991, zijn op grond van artikel 43 van het Dopingdecreet van 27 maart 1991,
maar ook voor het louter bezit van verboden substanties, strafbaar maar ook voor het louter bezit van verboden substanties, strafbaar
gesteld door de federale Drugwet, is de in het geding zijnde bepaling gesteld door de federale Drugwet, is de in het geding zijnde bepaling
strijdig met artikel 11 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot strijdig met artikel 11 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot
hervorming der instellingen. hervorming der instellingen.
B.15. In die interpretatie van de in het geding zijnde bepaling, dient B.15. In die interpretatie van de in het geding zijnde bepaling, dient
de prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord. de prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord.
B.16. Het Hof stelt echter vast dat zowel de Vlaamse Regering als de B.16. Het Hof stelt echter vast dat zowel de Vlaamse Regering als de
Ministerraad doen gelden dat de in het geding zijnde bepaling ook Ministerraad doen gelden dat de in het geding zijnde bepaling ook
anders kan worden geïnterpreteerd. De Vlaamse Regering verzoekt het anders kan worden geïnterpreteerd. De Vlaamse Regering verzoekt het
Hof in het dictum van zijn arrest de door haar gesuggereerde Hof in het dictum van zijn arrest de door haar gesuggereerde
interpretatie te vermelden, die volgens haar aan de vaststelling van interpretatie te vermelden, die volgens haar aan de vaststelling van
ongrondwettigheid weerstaat. ongrondwettigheid weerstaat.
Rekening houdend met het feit dat die bepaling verwijst naar « de in Rekening houdend met het feit dat die bepaling verwijst naar « de in
artikel 43 [van het Dopingdecreet van 27 maart 1991] strafbaar artikel 43 [van het Dopingdecreet van 27 maart 1991] strafbaar
gestelde feiten », kan ze ook worden geïnterpreteerd in die zin dat de gestelde feiten », kan ze ook worden geïnterpreteerd in die zin dat de
erin bedoelde strafuitsluitende verschoningsgrond enkel geldt voor de erin bedoelde strafuitsluitende verschoningsgrond enkel geldt voor de
in dat artikel 43 van het Dopingdecreet van 27 maart 1991 omschreven in dat artikel 43 van het Dopingdecreet van 27 maart 1991 omschreven
misdrijven, en niet voor misdrijven die in andere wettelijke normen misdrijven, en niet voor misdrijven die in andere wettelijke normen
zijn omschreven. zijn omschreven.
In die interpretatie komt de in het geding zijnde bepaling weliswaar In die interpretatie komt de in het geding zijnde bepaling weliswaar
niet volledig tegemoet aan het door de decreetgever nagestreefde doel niet volledig tegemoet aan het door de decreetgever nagestreefde doel
inzake « depenalisering van de dopingbestrijding voor sportbeoefenaars inzake « depenalisering van de dopingbestrijding voor sportbeoefenaars
» (Parl. St., Vlaams Parlement, 1990-1991, nr. 448/1, pp. 17 en » (Parl. St., Vlaams Parlement, 1990-1991, nr. 448/1, pp. 17 en
volgende) maar is zij niet strijdig met de bevoegdheidverdelende volgende) maar is zij niet strijdig met de bevoegdheidverdelende
regels. regels.
B.17. In die interpretatie van de in het geding zijnde bepaling, dient B.17. In die interpretatie van de in het geding zijnde bepaling, dient
de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord. de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.
Ten aanzien van het wettigheidsbeginsel in strafzaken Ten aanzien van het wettigheidsbeginsel in strafzaken
B.18. Het Hof wordt ook ondervraagd over de overeenstemming van de B.18. Het Hof wordt ook ondervraagd over de overeenstemming van de
artikelen 21, § 2, 2°, 43, 3°, en 44 van het Dopingdecreet van 27 artikelen 21, § 2, 2°, 43, 3°, en 44 van het Dopingdecreet van 27
maart 1991 met de artikelen 12 en 14 van de Grondwet, al dan niet maart 1991 met de artikelen 12 en 14 van de Grondwet, al dan niet
gelezen in samenhang met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de gelezen in samenhang met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de
rechten van de mens en met artikel 15 van het Internationaal Verdrag rechten van de mens en met artikel 15 van het Internationaal Verdrag
inzake burgerrechten en politieke rechten. inzake burgerrechten en politieke rechten.
B.19. De prejudiciële vraag stelt niet ter discussie of de in het B.19. De prejudiciële vraag stelt niet ter discussie of de in het
geding zijnde bepalingen van het Dopingdecreet van 27 maart 1991 zelf geding zijnde bepalingen van het Dopingdecreet van 27 maart 1991 zelf
de essentiële bepalingen voor de strafbaarstelling en vervolging de essentiële bepalingen voor de strafbaarstelling en vervolging
bevatten en voldoende nauwkeurig zijn geformuleerd opdat eenieder kan bevatten en voldoende nauwkeurig zijn geformuleerd opdat eenieder kan
uitmaken of zijn gedrag al dan niet strafbaar is en zo ja, wat de uitmaken of zijn gedrag al dan niet strafbaar is en zo ja, wat de
strafmaat is. strafmaat is.
De vraag is of het wettigheidsbeginsel in strafzaken niet miskend De vraag is of het wettigheidsbeginsel in strafzaken niet miskend
wordt wanneer, enerzijds, het Dopingdecreet van 27 maart 1991 het wordt wanneer, enerzijds, het Dopingdecreet van 27 maart 1991 het
bezit en gebruik van dopingproducten strafbaar stelt « onverminderd » bezit en gebruik van dopingproducten strafbaar stelt « onverminderd »
de federale Drugwet van 24 februari 1921 (artikel 21, § 2, 2°, van dat de federale Drugwet van 24 februari 1921 (artikel 21, § 2, 2°, van dat
Dopingdecreet in de versie gewijzigd bij decreet van 19 maart 2004) en Dopingdecreet in de versie gewijzigd bij decreet van 19 maart 2004) en
wanneer, anderzijds, artikel 44 van dat decreet zo wordt wanneer, anderzijds, artikel 44 van dat decreet zo wordt
geïnterpreteerd dat daaruit een strafuitsluitende verschoningsgrond geïnterpreteerd dat daaruit een strafuitsluitende verschoningsgrond
voortvloeit, zowel ten aanzien van de strafbaarstelling in dat decreet voortvloeit, zowel ten aanzien van de strafbaarstelling in dat decreet
als die in de Drugwet, wanneer de dopingpraktijk een sportbeoefenaar als die in de Drugwet, wanneer de dopingpraktijk een sportbeoefenaar
betreft die zich voorbereidt op of deelneemt aan een betreft die zich voorbereidt op of deelneemt aan een
sportmanifestatie. sportmanifestatie.
B.20. In antwoord op de tweede prejudiciële vraag is reeds gesteld dat B.20. In antwoord op de tweede prejudiciële vraag is reeds gesteld dat
artikel 44 van het Dopingdecreet van 27 maart 1991 in strijd is met artikel 44 van het Dopingdecreet van 27 maart 1991 in strijd is met
artikel 11 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming artikel 11 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming
der instellingen in zoverre het zo wordt geïnterpreteerd dat de erin der instellingen in zoverre het zo wordt geïnterpreteerd dat de erin
geregelde strafuitsluitende verschoningsgrond niet enkel geldt voor geregelde strafuitsluitende verschoningsgrond niet enkel geldt voor
feiten die alleen strafbaar zijn op grond van artikel 43 van het feiten die alleen strafbaar zijn op grond van artikel 43 van het
Dopingdecreet van 27 maart 1991, maar ook voor het louter bezit van Dopingdecreet van 27 maart 1991, maar ook voor het louter bezit van
verboden substanties, strafbaar gesteld door de federale Drugwet. verboden substanties, strafbaar gesteld door de federale Drugwet.
Er is derhalve geen aanleiding om in te gaan op de eerste prejudiciële Er is derhalve geen aanleiding om in te gaan op de eerste prejudiciële
vraag, die uitgaat van die interpretatie. vraag, die uitgaat van die interpretatie.
B.21. De eerste prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. B.21. De eerste prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
- Artikel 44 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart - Artikel 44 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart
1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, schendt de 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, schendt de
bevoegdheidverdelende regels, wanneer die bepaling in die zin wordt bevoegdheidverdelende regels, wanneer die bepaling in die zin wordt
geïnterpreteerd dat de erin geregelde strafuitsluitende geïnterpreteerd dat de erin geregelde strafuitsluitende
verschoningsgrond niet enkel geldt voor feiten die alleen strafbaar verschoningsgrond niet enkel geldt voor feiten die alleen strafbaar
zijn op grond van artikel 43 van dat decreet, maar ook voor het bezit zijn op grond van artikel 43 van dat decreet, maar ook voor het bezit
van verboden substanties, strafbaar gesteld bij de wet van 24 februari van verboden substanties, strafbaar gesteld bij de wet van 24 februari
1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en
verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en
antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de
illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen. illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen.
- Artikel 44 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart - Artikel 44 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart
1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, schendt de 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, schendt de
bevoegdheidverdelende regels niet, wanneer die bepaling in die zin bevoegdheidverdelende regels niet, wanneer die bepaling in die zin
wordt geïnterpreteerd dat de erin geregelde strafuitsluitende wordt geïnterpreteerd dat de erin geregelde strafuitsluitende
verschoningsgrond enkel geldt voor de in artikel 43 van dat decreet verschoningsgrond enkel geldt voor de in artikel 43 van dat decreet
omschreven misdrijven, en dus niet voor het bezit van verboden omschreven misdrijven, en dus niet voor het bezit van verboden
substanties, strafbaar gesteld bij de wet van 24 februari 1921 substanties, strafbaar gesteld bij de wet van 24 februari 1921
betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en
verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en
antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de
illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen. illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen.
- De eerste prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. - De eerste prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare
terechtzitting van 18 december 2008. terechtzitting van 18 december 2008.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Bossuyt. M. Bossuyt.
^