← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 32/2007 van 21 februari 2007 Rolnummer 3995 In zake :
de prejudiciële vraag betreffende het koninklijk besluit van 1 december 1995 tot wijziging van het koninklijk
besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling v Het Arbitragehof, samengesteld uit de rechters P. Martens en
M. Bossuyt, waarnemend voorzitters,(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 32/2007 van 21 februari 2007 Rolnummer 3995 In zake : de prejudiciële vraag betreffende het koninklijk besluit van 1 december 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling v Het Arbitragehof, samengesteld uit de rechters P. Martens en M. Bossuyt, waarnemend voorzitters,(...) | Uittreksel uit arrest nr. 32/2007 van 21 februari 2007 Rolnummer 3995 In zake : de prejudiciële vraag betreffende het koninklijk besluit van 1 december 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling v Het Arbitragehof, samengesteld uit de rechters P. Martens en M. Bossuyt, waarnemend voorzitters,(...) |
|---|---|
| ARBITRAGEHOF | ARBITRAGEHOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 32/2007 van 21 februari 2007 | Uittreksel uit arrest nr. 32/2007 van 21 februari 2007 |
| Rolnummer 3995 | Rolnummer 3995 |
| In zake : de prejudiciële vraag betreffende het koninklijk besluit van | In zake : de prejudiciële vraag betreffende het koninklijk besluit van |
| 1 december 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 | 1 december 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 |
| juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de | juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de |
| toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij | toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij |
| die tarieven, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik. | die tarieven, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik. |
| Het Arbitragehof, | Het Arbitragehof, |
| samengesteld uit de rechters P. Martens en M. Bossuyt, waarnemend | samengesteld uit de rechters P. Martens en M. Bossuyt, waarnemend |
| voorzitters, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, J.-P. Snappe, E. | voorzitters, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, J.-P. Snappe, E. |
| Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, | Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, |
| onder voorzitterschap van rechter P. Martens, | onder voorzitterschap van rechter P. Martens, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Bij vonnis van 18 mei 2006 in zake Pierre Duchateau en Jeannine Evrard | Bij vonnis van 18 mei 2006 in zake Pierre Duchateau en Jeannine Evrard |
| tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het | tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het |
| Arbitragehof is ingekomen op 24 mei 2006, heeft de Rechtbank van | Arbitragehof is ingekomen op 24 mei 2006, heeft de Rechtbank van |
| eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : | eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Zijn de artikelen 170, § 1, 172, 10 en 11 van de Grondwet geschonden | « Zijn de artikelen 170, § 1, 172, 10 en 11 van de Grondwet geschonden |
| door het koninklijk besluit van 1 december 1995 tot wijziging van het | door het koninklijk besluit van 1 december 1995 tot wijziging van het |
| koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de | koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de |
| tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling | tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling |
| van de goederen en de diensten bij die tarieven, bekrachtigd bij | van de goederen en de diensten bij die tarieven, bekrachtigd bij |
| artikel 3, 5°, van de wet van 15 oktober 1998 tot wijziging van het | artikel 3, 5°, van de wet van 15 oktober 1998 tot wijziging van het |
| Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, aangezien het | Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, aangezien het |
| genoemde koninklijk besluit van 1 december 1995 aan de Minister van | genoemde koninklijk besluit van 1 december 1995 aan de Minister van |
| Financiën de bevoegdheid heeft gelaten om de criteria te bepalen aan | Financiën de bevoegdheid heeft gelaten om de criteria te bepalen aan |
| de hand waarvan de totale oppervlakte van 190 m2 of 100 m2 wordt | de hand waarvan de totale oppervlakte van 190 m2 of 100 m2 wordt |
| vastgesteld, naargelang het gaat om een huis of een appartement, | vastgesteld, naargelang het gaat om een huis of een appartement, |
| waarboven het voordeel van de door hem ingevoerde tijdelijke en | waarboven het voordeel van de door hem ingevoerde tijdelijke en |
| beperkte maatregel niet kon worden toegekend, aangezien dergelijke | beperkte maatregel niet kon worden toegekend, aangezien dergelijke |
| criteria niet moeten worden beschouwd als eenvoudige details of als | criteria niet moeten worden beschouwd als eenvoudige details of als |
| gegevens die louter betrekking hebben op de uitvoering, maar als | gegevens die louter betrekking hebben op de uitvoering, maar als |
| gegevens waarvan sommige fundamenteel blijken voor het begrip van de | gegevens waarvan sommige fundamenteel blijken voor het begrip van de |
| door de ' wetgever ' ter zake genomen maatregel ? ». | door de ' wetgever ' ter zake genomen maatregel ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling | Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling |
| B.1. Het Hof wordt gevraagd naar de bestaanbaarheid van het koninklijk | B.1. Het Hof wordt gevraagd naar de bestaanbaarheid van het koninklijk |
| besluit van 1 december 1995 « tot wijziging van het koninklijk besluit | besluit van 1 december 1995 « tot wijziging van het koninklijk besluit |
| nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de | nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de |
| belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen | belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen |
| en de diensten bij die tarieven » met de artikelen 10, 11, 170, § 1, | en de diensten bij die tarieven » met de artikelen 10, 11, 170, § 1, |
| en 172 van de Grondwet. | en 172 van de Grondwet. |
| Dat koninklijk besluit werd, vanaf de datum van inwerkingtreding | Dat koninklijk besluit werd, vanaf de datum van inwerkingtreding |
| ervan, bekrachtigd bij artikel 3 van de wet van 15 oktober 1998 tot | ervan, bekrachtigd bij artikel 3 van de wet van 15 oktober 1998 tot |
| wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. | wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. |
| B.2. Hoewel in de prejudiciële vraag niet wordt gepreciseerd welke | B.2. Hoewel in de prejudiciële vraag niet wordt gepreciseerd welke |
| bijzondere bepaling van dat koninklijk besluit wordt beoogd, blijkt | bijzondere bepaling van dat koninklijk besluit wordt beoogd, blijkt |
| uit de feiten van de zaak en de motieven van de verwijzingsbeslissing | uit de feiten van de zaak en de motieven van de verwijzingsbeslissing |
| dat de verwijzende rechter het Hof vraagt naar de grondwettigheid van | dat de verwijzende rechter het Hof vraagt naar de grondwettigheid van |
| artikel 1 van dat koninklijk besluit, in zoverre het aan de Minister | artikel 1 van dat koninklijk besluit, in zoverre het aan de Minister |
| van Financiën de bevoegdheid delegeert om de criteria te bepalen voor | van Financiën de bevoegdheid delegeert om de criteria te bepalen voor |
| vaststelling van de totale oppervlakte van het gebouw waarboven het | vaststelling van de totale oppervlakte van het gebouw waarboven het |
| voordeel van de in die bepaling bedoelde tijdelijke vermindering van | voordeel van de in die bepaling bedoelde tijdelijke vermindering van |
| het btw-tarief niet langer kan worden toegekend. | het btw-tarief niet langer kan worden toegekend. |
| B.3. Bij artikel 1 van het in het geding zijnde koninklijk besluit | B.3. Bij artikel 1 van het in het geding zijnde koninklijk besluit |
| wordt een artikel 1quater ingevoegd in het koninklijk besluit nr. 20 | wordt een artikel 1quater ingevoegd in het koninklijk besluit nr. 20 |
| van 20 juli 1970 « tot vaststelling van de tarieven van de belasting | van 20 juli 1970 « tot vaststelling van de tarieven van de belasting |
| over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de | over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de |
| diensten bij die tarieven ». | diensten bij die tarieven ». |
| Dat artikel 1quater werd gewijzigd bij artikel 3 van de wet van 20 | Dat artikel 1quater werd gewijzigd bij artikel 3 van de wet van 20 |
| januari 1998 en vervangen bij artikel 2 van het koninklijk besluit van | januari 1998 en vervangen bij artikel 2 van het koninklijk besluit van |
| 18 januari 2002, bekrachtigd bij de programmawet van 5 augustus 2003. | 18 januari 2002, bekrachtigd bij de programmawet van 5 augustus 2003. |
| Zoals het van toepassing is op het geschil voor de verwijzende | Zoals het van toepassing is op het geschil voor de verwijzende |
| rechter, bepaalt artikel 1quater van het koninklijk besluit nr. 20 van | rechter, bepaalt artikel 1quater van het koninklijk besluit nr. 20 van |
| 20 juni 1970 : | 20 juni 1970 : |
| « § 1. In afwijking van artikel 1 worden vanaf 1 januari 1996 tot en | « § 1. In afwijking van artikel 1 worden vanaf 1 januari 1996 tot en |
| met 31 december 1997 onderworpen aan het tarief van 12 pct. over een | met 31 december 1997 onderworpen aan het tarief van 12 pct. over een |
| totale gecumuleerde maatstaf van heffing van 2 000 000 BEF exclusief | totale gecumuleerde maatstaf van heffing van 2 000 000 BEF exclusief |
| BTW : | BTW : |
| A) werk in onroerende staat en andere handelingen opgesomd in rubriek | A) werk in onroerende staat en andere handelingen opgesomd in rubriek |
| XXXI, § 3, 3° tot 6°, van tabel A van de bijlage bij dit besluit, die | XXXI, § 3, 3° tot 6°, van tabel A van de bijlage bij dit besluit, die |
| de oprichting tot voorwerp hebben van een woning die na uitvoering van | de oprichting tot voorwerp hebben van een woning die na uitvoering van |
| de werken : | de werken : |
| - een totale oppervlakte heeft, berekend volgens criteria vastgesteld | - een totale oppervlakte heeft, berekend volgens criteria vastgesteld |
| door de Minister van Financiën, die voor huizen 190 m2 en voor | door de Minister van Financiën, die voor huizen 190 m2 en voor |
| appartementen 100 m2 niet overschrijdt | appartementen 100 m2 niet overschrijdt |
| en | en |
| - hetzij uitsluitend, hetzij hoofdzakelijk, wordt gebruikt als vaste | - hetzij uitsluitend, hetzij hoofdzakelijk, wordt gebruikt als vaste |
| privé-woning. | privé-woning. |
| [...] ». | [...] ». |
| Ten aanzien van de ontvankelijkheid | Ten aanzien van de ontvankelijkheid |
| B.4.1. De Ministerraad betoogt dat de prejudiciële vraag | B.4.1. De Ministerraad betoogt dat de prejudiciële vraag |
| onontvankelijk is, in zoverre het Hof daarin wordt verzocht de | onontvankelijk is, in zoverre het Hof daarin wordt verzocht de |
| grondwettigheid te toetsen van het ministerieel besluit nr. 20 van 22 | grondwettigheid te toetsen van het ministerieel besluit nr. 20 van 22 |
| december 1995 « tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden en | december 1995 « tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden en |
| modaliteiten voor de toepassing van het verlaagd tarief van de | modaliteiten voor de toepassing van het verlaagd tarief van de |
| belasting over de toegevoegde waarde van 12 pct. in de sector van de | belasting over de toegevoegde waarde van 12 pct. in de sector van de |
| sociale privé-woningen », zoals het is gewijzigd bij het ministerieel | sociale privé-woningen », zoals het is gewijzigd bij het ministerieel |
| besluit van 8 december 1996, ministeriële besluiten die zijn genomen | besluit van 8 december 1996, ministeriële besluiten die zijn genomen |
| ter uitvoering van het in het geding zijnde koninklijk besluit. | ter uitvoering van het in het geding zijnde koninklijk besluit. |
| Zoals de prejudiciële vraag is geformuleerd, bevat ze geen verzoek aan | Zoals de prejudiciële vraag is geformuleerd, bevat ze geen verzoek aan |
| het Hof om uitspraak te doen over die ministeriële besluiten maar wel | het Hof om uitspraak te doen over die ministeriële besluiten maar wel |
| over het koninklijk besluit van 1 december 1995, bekrachtigd bij de | over het koninklijk besluit van 1 december 1995, bekrachtigd bij de |
| wet van 15 oktober 1998. Het Hof is bijgevolg bevoegd om er kennis van | wet van 15 oktober 1998. Het Hof is bijgevolg bevoegd om er kennis van |
| te nemen. | te nemen. |
| B.4.2. De exceptie wordt verworpen. | B.4.2. De exceptie wordt verworpen. |
| B.5.1. De Ministerraad betwist voorts de ontvankelijkheid van de | B.5.1. De Ministerraad betwist voorts de ontvankelijkheid van de |
| prejudiciële vraag, in zoverre het antwoord daarop geen enkel nut zou | prejudiciële vraag, in zoverre het antwoord daarop geen enkel nut zou |
| hebben om het geschil ten gronde te beslechten. Overeenkomstig artikel | hebben om het geschil ten gronde te beslechten. Overeenkomstig artikel |
| 159 van de Grondwet, zou de verwijzende rechter immers kunnen weigeren | 159 van de Grondwet, zou de verwijzende rechter immers kunnen weigeren |
| om de berekeningscriteria toe te passen die werden vastgesteld bij de | om de berekeningscriteria toe te passen die werden vastgesteld bij de |
| voormelde ministeriële besluiten en de aanschrijving van 23 april | voormelde ministeriële besluiten en de aanschrijving van 23 april |
| 1996, indien hij die onregelmatig zou achten. | 1996, indien hij die onregelmatig zou achten. |
| B.5.2. Zoals blijkt uit de motieven van het verwijzingsvonnis, wordt | B.5.2. Zoals blijkt uit de motieven van het verwijzingsvonnis, wordt |
| het Hof gevraagd naar de mogelijke schending, door de in het geding | het Hof gevraagd naar de mogelijke schending, door de in het geding |
| zijnde bepaling, van het legaliteitsbeginsel in fiscale zaken. Het | zijnde bepaling, van het legaliteitsbeginsel in fiscale zaken. Het |
| antwoord op die vraag dat, indien het bevestigend was, de verwijzende | antwoord op die vraag dat, indien het bevestigend was, de verwijzende |
| rechter ertoe zou kunnen brengen de toepassing van de voormelde | rechter ertoe zou kunnen brengen de toepassing van de voormelde |
| ministeriële besluiten te weren, is kennelijk van belang voor de | ministeriële besluiten te weren, is kennelijk van belang voor de |
| oplossing van het voor hem hangende geschil. | oplossing van het voor hem hangende geschil. |
| B.5.3. De exceptie wordt verworpen. | B.5.3. De exceptie wordt verworpen. |
| Ten gronde | Ten gronde |
| B.6. Uit de artikelen 170, § 1, en 172, tweede lid, van de Grondwet | B.6. Uit de artikelen 170, § 1, en 172, tweede lid, van de Grondwet |
| kan worden afgeleid dat geen enkele belasting kan worden geheven en | kan worden afgeleid dat geen enkele belasting kan worden geheven en |
| dat geen enkele vrijstelling van belasting kan worden verleend zonder | dat geen enkele vrijstelling van belasting kan worden verleend zonder |
| instemming van de belastingplichtigen, uitgedrukt door hun | instemming van de belastingplichtigen, uitgedrukt door hun |
| vertegenwoordigers. Daaruit volgt dat de fiscale aangelegenheid een | vertegenwoordigers. Daaruit volgt dat de fiscale aangelegenheid een |
| bevoegdheid is die door de Grondwet aan de wet wordt voorbehouden en | bevoegdheid is die door de Grondwet aan de wet wordt voorbehouden en |
| dat elke delegatie die betrekking heeft op het bepalen van één van de | dat elke delegatie die betrekking heeft op het bepalen van één van de |
| essentiële elementen van de belasting in beginsel ongrondwettig is. | essentiële elementen van de belasting in beginsel ongrondwettig is. |
| De niet-inachtneming van die bepalingen impliceert bovendien een | De niet-inachtneming van die bepalingen impliceert bovendien een |
| schending van de artikelen 10, 11 en 172, eerste lid, van de Grondwet. | schending van de artikelen 10, 11 en 172, eerste lid, van de Grondwet. |
| Zij houdt immers een niet te verantwoorden verschil in behandeling in | Zij houdt immers een niet te verantwoorden verschil in behandeling in |
| tussen twee categorieën van belastingplichtigen : degenen die de | tussen twee categorieën van belastingplichtigen : degenen die de |
| waarborg genieten dat niemand kan worden onderworpen aan een belasting | waarborg genieten dat niemand kan worden onderworpen aan een belasting |
| indien daartoe niet is beslist door een democratisch verkozen | indien daartoe niet is beslist door een democratisch verkozen |
| beraadslagende vergadering en degenen aan wie die grondwettelijke | beraadslagende vergadering en degenen aan wie die grondwettelijke |
| waarborg wordt ontzegd. | waarborg wordt ontzegd. |
| B.7. Voormelde grondwetsbepalingen gaan evenwel niet zover dat ze de | B.7. Voormelde grondwetsbepalingen gaan evenwel niet zover dat ze de |
| wetgever ertoe zouden verplichten elk aspect van een belasting of van | wetgever ertoe zouden verplichten elk aspect van een belasting of van |
| een vrijstelling zelf te regelen. Een aan een andere overheid | een vrijstelling zelf te regelen. Een aan een andere overheid |
| verleende bevoegdheid is niet in strijd met het legaliteitsbeginsel | verleende bevoegdheid is niet in strijd met het legaliteitsbeginsel |
| voor zover de machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven en | voor zover de machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven en |
| betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de | betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de |
| essentiële elementen voorafgaandelijk door de wetgever zijn | essentiële elementen voorafgaandelijk door de wetgever zijn |
| vastgesteld. | vastgesteld. |
| B.8. Door tijdelijk een verlaagd btw-tarief van 12 pct. in te voeren, | B.8. Door tijdelijk een verlaagd btw-tarief van 12 pct. in te voeren, |
| wilde de Koning de heropleving in de bouwsector stimuleren, in het | wilde de Koning de heropleving in de bouwsector stimuleren, in het |
| bijzonder in die van de sociale woningen. Hiertoe heeft de Koning de | bijzonder in die van de sociale woningen. Hiertoe heeft de Koning de |
| maximale toegelaten oppervlakte vastgesteld om dat verlaagde tarief te | maximale toegelaten oppervlakte vastgesteld om dat verlaagde tarief te |
| kunnen genieten, rekening houdend met de « ruimste normen zoals | kunnen genieten, rekening houdend met de « ruimste normen zoals |
| gesteld door de Gewesten in het kader van hun sociaal | gesteld door de Gewesten in het kader van hun sociaal |
| huisvestingsbeleid ». Hij heeft voorts rekening gehouden met de « | huisvestingsbeleid ». Hij heeft voorts rekening gehouden met de « |
| gezinnen met meerdere kinderen » (Beknopt Verslag, Kamer, 1995-1996, | gezinnen met meerdere kinderen » (Beknopt Verslag, Kamer, 1995-1996, |
| COM 18.03.1996-22.03.1996, AC11-1). | COM 18.03.1996-22.03.1996, AC11-1). |
| B.9. Krachtens artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 december | B.9. Krachtens artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 december |
| 1995, zoals het van toepassing is op het geschil voor de verwijzende | 1995, zoals het van toepassing is op het geschil voor de verwijzende |
| rechter, was aan het tarief van 12 pct. onderworpen het werk in | rechter, was aan het tarief van 12 pct. onderworpen het werk in |
| vastgoed, met een plafond van 2 000 000 frank, verricht tussen 1 | vastgoed, met een plafond van 2 000 000 frank, verricht tussen 1 |
| januari 1996 en 31 december 1997, dat de oprichting betrof van een | januari 1996 en 31 december 1997, dat de oprichting betrof van een |
| woning waarvan de totale oppervlakte - voor een huis - niet meer kon | woning waarvan de totale oppervlakte - voor een huis - niet meer kon |
| bedragen dan 190 m2 en die, hetzij uitsluitend, hetzij hoofdzakelijk, | bedragen dan 190 m2 en die, hetzij uitsluitend, hetzij hoofdzakelijk, |
| wordt gebruikt als vaste privéwoning. | wordt gebruikt als vaste privéwoning. |
| Bij het vaststellen van de criteria om de totale oppervlakte van het | Bij het vaststellen van de criteria om de totale oppervlakte van het |
| gebouw te berekenen, moest bijgevolg rekening worden gehouden met een | gebouw te berekenen, moest bijgevolg rekening worden gehouden met een |
| dergelijke bestemming. | dergelijke bestemming. |
| B.10. Gelet op de door hem verstrekte preciseringen in verband met de | B.10. Gelet op de door hem verstrekte preciseringen in verband met de |
| bestemming van het gebouw, kon de wetgever in een ingewikkelde | bestemming van het gebouw, kon de wetgever in een ingewikkelde |
| aangelegenheid als deze, zonder het legaliteitsbeginsel in fiscale | aangelegenheid als deze, zonder het legaliteitsbeginsel in fiscale |
| zaken te schenden, aan de Minister van Financiën de technische | zaken te schenden, aan de Minister van Financiën de technische |
| bevoegdheid toekennen om de criteria te bepalen aan de hand waarvan de | bevoegdheid toekennen om de criteria te bepalen aan de hand waarvan de |
| door de wetgever zelf vastgestelde oppervlakte van het gebouw kan | door de wetgever zelf vastgestelde oppervlakte van het gebouw kan |
| worden berekend. | worden berekend. |
| B.11. Voor het overige staat het aan de bevoegde rechter om te | B.11. Voor het overige staat het aan de bevoegde rechter om te |
| oordelen of de Minister van Financiën de doelstellingen van de in het | oordelen of de Minister van Financiën de doelstellingen van de in het |
| geding zijnde bepaling en de perken van de erin vervatte delegatie | geding zijnde bepaling en de perken van de erin vervatte delegatie |
| heeft in acht genomen. | heeft in acht genomen. |
| B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 december 1995 « tot | Artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 december 1995 « tot |
| wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot | wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot |
| vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde | vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde |
| waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven | waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven |
| », bekrachtigd bij de wet van 15 oktober 1998, schendt de artikelen | », bekrachtigd bij de wet van 15 oktober 1998, schendt de artikelen |
| 10, 11, 170, § 1, en 172 van de Grondwet niet. | 10, 11, 170, § 1, en 172 van de Grondwet niet. |
| Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
| artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
| Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 21 februari 2007. | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 21 februari 2007. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
| De wnd. voorzitter, | De wnd. voorzitter, |
| P. Martens. | P. Martens. |