Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 46/2006 van 22 maart 2006 Rolnummer 3696 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, d Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters R. Henn(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 46/2006 van 22 maart 2006 Rolnummer 3696 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, d Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters R. Henn(...) Uittreksel uit arrest nr. 46/2006 van 22 maart 2006 Rolnummer 3696 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, d Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters R. Henn(...)
ARBITRAGEHOF ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 46/2006 van 22 maart 2006 Uittreksel uit arrest nr. 46/2006 van 22 maart 2006
Rolnummer 3696 Rolnummer 3696
In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 2°, 10, In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 2°, 10,
4°, en 12bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang 4°, en 12bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen, en artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 oktober vreemdelingen, en artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 oktober
1981 met hetzelfde opschrift, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. 1981 met hetzelfde opschrift, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.
Het Arbitragehof, Het Arbitragehof,
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters
R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P.
Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier L. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier L.
Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij arrest van 26 april 2005 in zake de Belgische Staat tegen M. Bij arrest van 26 april 2005 in zake de Belgische Staat tegen M.
Bousnina en N. Ajair, waarvan de expeditie ter griffie van het Bousnina en N. Ajair, waarvan de expeditie ter griffie van het
Arbitragehof is ingekomen op 4 mei 2005, heeft het Hof van Beroep te Arbitragehof is ingekomen op 4 mei 2005, heeft het Hof van Beroep te
Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Schenden de artikelen 2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de wet van 15 « Schenden de artikelen 2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de wet van 15
december 1980 en 26 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 december 1980 en 26 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging
en de verwijdering van vreemdelingen de artikelen 10 en 11 van de en de verwijdering van vreemdelingen de artikelen 10 en 11 van de
Grondwet, in zoverre zij de vreemdeling die geen E.G.-onderdaan is en Grondwet, in zoverre zij de vreemdeling die geen E.G.-onderdaan is en
die België zonder de vereiste documenten is binnengekomen of na de die België zonder de vereiste documenten is binnengekomen of na de
geldigheidsdatum van die documenten in België is gebleven, maar gehuwd geldigheidsdatum van die documenten in België is gebleven, maar gehuwd
is met een niet-E.G.-onderdaan die toegelaten werd tot het verblijf in is met een niet-E.G.-onderdaan die toegelaten werd tot het verblijf in
België, ertoe verplichten de documenten voor te leggen die vereist België, ertoe verplichten de documenten voor te leggen die vereist
zijn om België binnen te komen, op straffe van terugdrijving uit het zijn om België binnen te komen, op straffe van terugdrijving uit het
land en terugkeer naar zijn land van herkomst om die te verkrijgen, land en terugkeer naar zijn land van herkomst om die te verkrijgen,
ook al voldoet hij aan de voorwaarden opgelegd bij artikel 10, 4°, van ook al voldoet hij aan de voorwaarden opgelegd bij artikel 10, 4°, van
de wet om van rechtswege tot een verblijf van meer dan drie maanden in de wet om van rechtswege tot een verblijf van meer dan drie maanden in
België te worden toegelaten, terwijl dezelfde vreemdeling, België te worden toegelaten, terwijl dezelfde vreemdeling,
overeenkomstig de lering van het Hof van Justitie van de Europese overeenkomstig de lering van het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen, niet om die reden kan worden teruggedreven wanneer hij Gemeenschappen, niet om die reden kan worden teruggedreven wanneer hij
met een Belgische onderdaan of een E.G.-onderdaan is gehuwd ? ». met een Belgische onderdaan of een E.G.-onderdaan is gehuwd ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1. De artikelen 2, 10 en 12bis van de wet van 15 december 1980 B.1. De artikelen 2, 10 en 12bis van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging
en de verwijdering van vreemdelingen luiden : en de verwijdering van vreemdelingen luiden :
«

Art. 2.Wordt toegelaten het Rijk binnen te komen de vreemdeling die

«

Art. 2.Wordt toegelaten het Rijk binnen te komen de vreemdeling die

houder is : houder is :
1° hetzij van de documenten die vereist zijn krachtens een 1° hetzij van de documenten die vereist zijn krachtens een
internationaal verdrag, een wet of een koninklijk besluit; internationaal verdrag, een wet of een koninklijk besluit;
2° hetzij van een geldig paspoort of van een daarmee gelijkgestelde 2° hetzij van een geldig paspoort of van een daarmee gelijkgestelde
reistitel, voorzien van een visum of van een visumverklaring, geldig reistitel, voorzien van een visum of van een visumverklaring, geldig
voor België, aangebracht door een Belgische diplomatieke of consulaire voor België, aangebracht door een Belgische diplomatieke of consulaire
vertegenwoordiger of door een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger of door een diplomatieke of consulaire
vertegenwoordiger van een Staat die partij is bij een internationale vertegenwoordiger van een Staat die partij is bij een internationale
overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die
België bindt. België bindt.
De Minister of zijn gemachtigde kan een vreemdeling die geen enkele De Minister of zijn gemachtigde kan een vreemdeling die geen enkele
van de in het voorgaande lid bepaalde documenten bezit, toestaan van de in het voorgaande lid bepaalde documenten bezit, toestaan
België binnen te komen, zulks op grond van bij koninklijk besluit België binnen te komen, zulks op grond van bij koninklijk besluit
vastgestelde regelen ». vastgestelde regelen ».
«

Art. 10.Onder voorbehoud van de bepalingen van artikelen 9 en 12,

«

Art. 10.Onder voorbehoud van de bepalingen van artikelen 9 en 12,

zijn van rechtswege tot een verblijf van meer dan drie maanden in het zijn van rechtswege tot een verblijf van meer dan drie maanden in het
Rijk toegelaten : Rijk toegelaten :
1° de vreemdeling wiens recht op verblijf erkend wordt door een 1° de vreemdeling wiens recht op verblijf erkend wordt door een
internationaal verdrag, door de wet of door een koninklijk besluit; internationaal verdrag, door de wet of door een koninklijk besluit;
2° de vreemdeling die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om de 2° de vreemdeling die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om de
Belgische nationaliteit door een nationaliteitsverklaring of Belgische nationaliteit door een nationaliteitsverklaring of
nationaliteitskeuze te verkrijgen, of om ze te herkrijgen, zonder dat nationaliteitskeuze te verkrijgen, of om ze te herkrijgen, zonder dat
evenwel vereist is dat hij gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan evenwel vereist is dat hij gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan
de aanvraag om tot verblijf te worden toegelaten zijn hoofdverblijf in de aanvraag om tot verblijf te worden toegelaten zijn hoofdverblijf in
België moet hebben, noch dat hij naargelang van het geval een België moet hebben, noch dat hij naargelang van het geval een
nationaliteitsverklaring, een verklaring van nationaliteitskeuze of nationaliteitsverklaring, een verklaring van nationaliteitskeuze of
een verklaring met het oog op het herkrijgen van de Belgische een verklaring met het oog op het herkrijgen van de Belgische
nationaliteit hoeft te doen; nationaliteit hoeft te doen;
3° de vrouw, die de Belgische nationaliteit verloren heeft door haar 3° de vrouw, die de Belgische nationaliteit verloren heeft door haar
huwelijk of ingevolge het verwerven van een vreemde nationaliteit door huwelijk of ingevolge het verwerven van een vreemde nationaliteit door
haar echtgenoot; haar echtgenoot;
4° de vreemdeling die de echtgenoot is van een tot een verblijf in het 4° de vreemdeling die de echtgenoot is van een tot een verblijf in het
Rijk toegelaten of gemachtigde vreemdeling of van een tot vestiging Rijk toegelaten of gemachtigde vreemdeling of van een tot vestiging
aldaar gemachtigde vreemdeling en die met deze komt samenleven en voor aldaar gemachtigde vreemdeling en die met deze komt samenleven en voor
zover de twee betrokken personen ouder zijn dan achttien jaar alsmede zover de twee betrokken personen ouder zijn dan achttien jaar alsmede
hun kinderen die te hunnen laste zijn en die met hen komen samenleven hun kinderen die te hunnen laste zijn en die met hen komen samenleven
alvorens zij de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, tenzij een alvorens zij de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, tenzij een
internationaal verdrag dat België bindt meer voordelige bepalingen internationaal verdrag dat België bindt meer voordelige bepalingen
bevat. bevat.
Wanneer de echtgenoot of het kind van een tot een verblijf in het Rijk Wanneer de echtgenoot of het kind van een tot een verblijf in het Rijk
toegelaten of gemachtigde vreemdeling of van een tot vestiging aldaar toegelaten of gemachtigde vreemdeling of van een tot vestiging aldaar
gemachtigde vreemdeling, zelf tot een verblijf in het Rijk toegelaten gemachtigde vreemdeling, zelf tot een verblijf in het Rijk toegelaten
is op grond van het eerste lid, 4°, na de inwerkingtreding van deze is op grond van het eerste lid, 4°, na de inwerkingtreding van deze
bepaling, kan het recht om zich bij dezelfde vreemdeling te voegen nog bepaling, kan het recht om zich bij dezelfde vreemdeling te voegen nog
slechts worden ingeroepen tijdens hetzelfde kalenderjaar en het slechts worden ingeroepen tijdens hetzelfde kalenderjaar en het
daaropvolgende kalenderjaar. daaropvolgende kalenderjaar.
Wanneer een vreemdeling tot een verblijf in het Rijk toegelaten is, Wanneer een vreemdeling tot een verblijf in het Rijk toegelaten is,
met toepassing van het eerste lid, 4°, na de inwerkingtreding van deze met toepassing van het eerste lid, 4°, na de inwerkingtreding van deze
bepaling, kunnen noch zijn echtgenoot noch zijn kinderen zich beroepen bepaling, kunnen noch zijn echtgenoot noch zijn kinderen zich beroepen
op het recht om zich bij hem te komen voegen. op het recht om zich bij hem te komen voegen.
Het eerste lid, 4°, is niet van toepassing op de leden van het gezin Het eerste lid, 4°, is niet van toepassing op de leden van het gezin
van de vreemdeling die gemachtigd is in België te verblijven om er te van de vreemdeling die gemachtigd is in België te verblijven om er te
studeren ». studeren ».
«

Art. 12bis.Wanneer een vreemdeling verklaart dat hij zich in een

«

Art. 12bis.Wanneer een vreemdeling verklaart dat hij zich in een

der in artikel 10 voorziene gevallen bevindt, wordt hij, na inzage van der in artikel 10 voorziene gevallen bevindt, wordt hij, na inzage van
de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst en de documenten de documenten die vereist zijn voor de binnenkomst en de documenten
waaruit blijkt dat hij voldoet aan de in artikel 10 voorgeschreven waaruit blijkt dat hij voldoet aan de in artikel 10 voorgeschreven
voorwaarden, ingeschreven in het vreemdelingenregister en in het bezit voorwaarden, ingeschreven in het vreemdelingenregister en in het bezit
gesteld van een document waaruit blijkt dat die aanvraag werd gesteld van een document waaruit blijkt dat die aanvraag werd
ingediend en een document waaruit blijkt dat hij in het ingediend en een document waaruit blijkt dat hij in het
vreemdelingenregister werd ingeschreven. vreemdelingenregister werd ingeschreven.
Het gemeentebestuur brengt onverwijld de Minister of zijn gemachtigde Het gemeentebestuur brengt onverwijld de Minister of zijn gemachtigde
op de hoogte van die aanvraag en verzekert zich van zijn akkoord. op de hoogte van die aanvraag en verzekert zich van zijn akkoord.
Is de beslissing van de Minister of zijn gemachtigde gunstig of wordt Is de beslissing van de Minister of zijn gemachtigde gunstig of wordt
binnen een termijn van een jaar geen beslissing ter kennis van het binnen een termijn van een jaar geen beslissing ter kennis van het
gemeentebestuur gebracht, dan wordt de vreemdeling toegelaten tot gemeentebestuur gebracht, dan wordt de vreemdeling toegelaten tot
verblijf. verblijf.
Bij een met redenen omklede beslissing, ter kennis gebracht van het Bij een met redenen omklede beslissing, ter kennis gebracht van het
gemeentebestuur voor het einde van de in het derde lid vermelde gemeentebestuur voor het einde van de in het derde lid vermelde
termijn van een jaar, kan de Minister of zijn gemachtigde deze termijn termijn van een jaar, kan de Minister of zijn gemachtigde deze termijn
van een jaar eenmalig verlengen met een periode van drie maanden ». van een jaar eenmalig verlengen met een periode van drie maanden ».
Artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende Artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen luidt : verwijdering van vreemdelingen luidt :
« § 1. Wanneer de vreemdeling verklaart dat hij zich in één van de in « § 1. Wanneer de vreemdeling verklaart dat hij zich in één van de in
artikel 10 van de wet, bepaalde gevallen bevindt, geeft het artikel 10 van de wet, bepaalde gevallen bevindt, geeft het
gemeentebestuur hem een document af dat aantoont dat de aanvraag werd gemeentebestuur hem een document af dat aantoont dat de aanvraag werd
ingediend en overeenkomstig het model van bijlage 15bis werd ingediend en overeenkomstig het model van bijlage 15bis werd
opgesteld. Het gemeentebestuur bezorgt onmiddellijk een kopie van dit opgesteld. Het gemeentebestuur bezorgt onmiddellijk een kopie van dit
document aan de Minister of aan zijn gemachtigde. document aan de Minister of aan zijn gemachtigde.
§ 2. Indien de vreemdeling de in artikel 12bis van de wet bedoelde § 2. Indien de vreemdeling de in artikel 12bis van de wet bedoelde
documenten niet overlegt, geeft het gemeentebestuur hem kennis van de documenten niet overlegt, geeft het gemeentebestuur hem kennis van de
beslissing tot onontvankelijkverklaring van zijn aanvraag door afgifte beslissing tot onontvankelijkverklaring van zijn aanvraag door afgifte
van een document overeenkomstig het model van bijlage 15ter. van een document overeenkomstig het model van bijlage 15ter.
Het gemeentebestuur bezorgt onmiddellijk een kopie van dit document Het gemeentebestuur bezorgt onmiddellijk een kopie van dit document
aan de Minister of aan zijn gemachtigde. aan de Minister of aan zijn gemachtigde.
Indien de vreemdeling zich bovendien in één van de in artikel 7 van de Indien de vreemdeling zich bovendien in één van de in artikel 7 van de
wet bepaalde gevallen bevindt, wordt hem door middel van het formulier wet bepaalde gevallen bevindt, wordt hem door middel van het formulier
A of B, overeenkomstig de modellen van bijlage 12 of 13, kennis A of B, overeenkomstig de modellen van bijlage 12 of 13, kennis
gegeven van de beslissing waarbij, hem bevolen wordt het grondgebied gegeven van de beslissing waarbij, hem bevolen wordt het grondgebied
te verlaten. te verlaten.
§ 3. Indien de vreemdeling de in artikel 12bis van de wet bedoelde § 3. Indien de vreemdeling de in artikel 12bis van de wet bedoelde
documenten overlegt, wordt hij in het vreemdelingenregister documenten overlegt, wordt hij in het vreemdelingenregister
ingeschreven en wordt hij in het bezit gesteld van een attest van ingeschreven en wordt hij in het bezit gesteld van een attest van
immatriculatie model A, waarvan de geldigheid één jaar na de datum van immatriculatie model A, waarvan de geldigheid één jaar na de datum van
indiening van zijn aanvraag, vervalt. indiening van zijn aanvraag, vervalt.
§ 4. Indien de Minister of zijn gemachtigde beslist dat de in § 3 § 4. Indien de Minister of zijn gemachtigde beslist dat de in § 3
bedoelde vreemdeling, geen recht op verblijf heeft, geeft hij hem bedoelde vreemdeling, geen recht op verblijf heeft, geeft hij hem
bevel om het grondgebied te verlaten. Het gemeentebestuur geeft van bevel om het grondgebied te verlaten. Het gemeentebestuur geeft van
beide beslissingen kennis door afgifte van een document overeenkomstig beide beslissingen kennis door afgifte van een document overeenkomstig
het model van bijlage 14. het model van bijlage 14.
§ 5. Indien de beslissing inzake de aanvraag tot verblijf gunstig is § 5. Indien de beslissing inzake de aanvraag tot verblijf gunstig is
of indien er binnen de termijn van één jaar, te rekenen vanaf de datum of indien er binnen de termijn van één jaar, te rekenen vanaf de datum
van indiening van de aanvraag, geen enkele beslissing aan het van indiening van de aanvraag, geen enkele beslissing aan het
gemeentebestuur wordt medegedeeld, wordt de in § 3 bedoelde gemeentebestuur wordt medegedeeld, wordt de in § 3 bedoelde
vreemdeling in het bezit gesteld van het bewijs van inschrijving in vreemdeling in het bezit gesteld van het bewijs van inschrijving in
het vreemdelingenregister. het vreemdelingenregister.
§ 6. Indien de Minister of zijn gemachtigde beslist de in § 5 bepaalde § 6. Indien de Minister of zijn gemachtigde beslist de in § 5 bepaalde
termijn van één jaar met een termijn van drie maanden te verlengen, termijn van één jaar met een termijn van drie maanden te verlengen,
geeft het gemeentebestuur een kopie van deze beslissing aan de geeft het gemeentebestuur een kopie van deze beslissing aan de
vreemdeling en verlengt ze het attest van immatriculatie met drie vreemdeling en verlengt ze het attest van immatriculatie met drie
maanden, te rekenen vanaf zijn vervaldatum. maanden, te rekenen vanaf zijn vervaldatum.
Indien de beslissing inzake de aanvraag tot verblijf gunstig is of Indien de beslissing inzake de aanvraag tot verblijf gunstig is of
indien er binnen deze nieuwe termijn van drie maanden geen enkele indien er binnen deze nieuwe termijn van drie maanden geen enkele
beslissing aan het gemeentebestuur wordt medegedeeld, wordt de beslissing aan het gemeentebestuur wordt medegedeeld, wordt de
vreemdeling in het bezit gesteld van een bewijs van inschrijving in vreemdeling in het bezit gesteld van een bewijs van inschrijving in
het vreemdelingenregister. het vreemdelingenregister.
Indien de Minister of zijn gemachtigde beslist dat de vreemdeling geen Indien de Minister of zijn gemachtigde beslist dat de vreemdeling geen
recht op verblijf heeft, geeft hij hem bevel om het grondgebied te recht op verblijf heeft, geeft hij hem bevel om het grondgebied te
verlaten. Het gemeentebestuur geeft van beide beslissingen kennis door verlaten. Het gemeentebestuur geeft van beide beslissingen kennis door
afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 14 ». afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 14 ».
B.2. De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over de B.2. De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over de
bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de
artikelen 2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de voormelde wet van 15 december artikelen 2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de voormelde wet van 15 december
1980 en van artikel 26 van het voormelde koninklijk besluit, « in 1980 en van artikel 26 van het voormelde koninklijk besluit, « in
zoverre zij de vreemdeling die geen E.G.-onderdaan is en die België zoverre zij de vreemdeling die geen E.G.-onderdaan is en die België
zonder de vereiste documenten is binnengekomen of na de zonder de vereiste documenten is binnengekomen of na de
geldigheidsdatum van die documenten in België is gebleven, maar gehuwd geldigheidsdatum van die documenten in België is gebleven, maar gehuwd
is met een niet-E.G.-onderdaan die toegelaten werd tot het verblijf in is met een niet-E.G.-onderdaan die toegelaten werd tot het verblijf in
België, ertoe verplichten de documenten voor te leggen die vereist België, ertoe verplichten de documenten voor te leggen die vereist
zijn om België binnen te komen, op straffe van terugdrijving uit het zijn om België binnen te komen, op straffe van terugdrijving uit het
land en terugkeer naar zijn land van herkomst om die te verkrijgen, land en terugkeer naar zijn land van herkomst om die te verkrijgen,
ook al voldoet hij aan de voorwaarden opgelegd bij artikel 10, 4°, van ook al voldoet hij aan de voorwaarden opgelegd bij artikel 10, 4°, van
de wet om van rechtswege tot een verblijf van meer dan drie maanden in de wet om van rechtswege tot een verblijf van meer dan drie maanden in
België te worden toegelaten, terwijl dezelfde vreemdeling, België te worden toegelaten, terwijl dezelfde vreemdeling,
overeenkomstig de lering van het Hof van Justitie van de Europese overeenkomstig de lering van het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen, niet om die reden kan worden teruggedreven wanneer hij Gemeenschappen, niet om die reden kan worden teruggedreven wanneer hij
met een Belgische onderdaan of een E.G.-onderdaan is gehuwd ». met een Belgische onderdaan of een E.G.-onderdaan is gehuwd ».
B.3. Uit de feiten van het geding en de motieven van de B.3. Uit de feiten van het geding en de motieven van de
verwijzingsbeslissing blijkt dat het geschil voor de verwijzende verwijzingsbeslissing blijkt dat het geschil voor de verwijzende
rechter een niet-E.G.-vreemdeling betreft die België is binnengekomen rechter een niet-E.G.-vreemdeling betreft die België is binnengekomen
met een geldig paspoort en een visum, maar in België is gebleven na de met een geldig paspoort en een visum, maar in België is gebleven na de
geldigheidsdatum van dat document, en die, na die datum, is gehuwd met geldigheidsdatum van dat document, en die, na die datum, is gehuwd met
een niet-E.G.-onderdaan die toegelaten werd tot het verblijf in een niet-E.G.-onderdaan die toegelaten werd tot het verblijf in
België. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die categorie van België. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die categorie van
vreemdelingen. vreemdelingen.
B.4. De Ministerraad is van mening dat de prejudiciële vraag over B.4. De Ministerraad is van mening dat de prejudiciële vraag over
artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 geen antwoord artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 geen antwoord
behoeft, omdat het Arbitragehof niet bevoegd is om zich over de behoeft, omdat het Arbitragehof niet bevoegd is om zich over de
grondwettigheid van een koninklijk besluit uit te spreken. grondwettigheid van een koninklijk besluit uit te spreken.
B.5.1. Het Hof vermag zich enkel uit te spreken over de B.5.1. Het Hof vermag zich enkel uit te spreken over de
bestaanbaarheid van een verschil in behandeling met de artikelen 10 en bestaanbaarheid van een verschil in behandeling met de artikelen 10 en
11 van de Grondwet indien dat verschil aan een norm met een wetgevend 11 van de Grondwet indien dat verschil aan een norm met een wetgevend
karakter kan worden toegeschreven. Noch artikel 26, § 1, van de karakter kan worden toegeschreven. Noch artikel 26, § 1, van de
bijzondere wet van 6 januari 1989, noch enige andere grondwettelijke bijzondere wet van 6 januari 1989, noch enige andere grondwettelijke
of wettelijke bepaling verleent het Hof de bevoegdheid om bij wijze of wettelijke bepaling verleent het Hof de bevoegdheid om bij wijze
van prejudiciële beslissing uitspraak te doen over de vraag of een van prejudiciële beslissing uitspraak te doen over de vraag of een
koninklijk besluit al dan niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en koninklijk besluit al dan niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en
11 van de Grondwet. 11 van de Grondwet.
B.5.2. Artikel 12bis van de voormelde wet van 15 december 1980 bepaalt B.5.2. Artikel 12bis van de voormelde wet van 15 december 1980 bepaalt
uitdrukkelijk dat de vreemdeling die verklaart zich in een van de in uitdrukkelijk dat de vreemdeling die verklaart zich in een van de in
artikel 10 vastgestelde gevallen te bevinden, de voor zijn binnenkomst artikel 10 vastgestelde gevallen te bevinden, de voor zijn binnenkomst
vereiste documenten moet voorleggen. Het aan de toetsing van het Hof vereiste documenten moet voorleggen. Het aan de toetsing van het Hof
voorgelegde verschil in behandeling is dus wel degelijk aan die voorgelegde verschil in behandeling is dus wel degelijk aan die
wettelijke bepaling toe te schrijven. wettelijke bepaling toe te schrijven.
B.6.1. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 15 december B.6.1. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 15 december
1980 volgt dat artikel 10, 4°, de erin beoogde categorieën van 1980 volgt dat artikel 10, 4°, de erin beoogde categorieën van
vreemdelingen van rechtswege toestaat op het grondgebied te vreemdelingen van rechtswege toestaat op het grondgebied te
verblijven, vanuit de bekommernis het recht op een gezinsleven te verblijven, vanuit de bekommernis het recht op een gezinsleven te
eerbiedigen, dat wordt gewaarborgd door de artikelen 8 en 12 van het eerbiedigen, dat wordt gewaarborgd door de artikelen 8 en 12 van het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (Parl. St., Kamer, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (Parl. St., Kamer,
1974-1975, nr. 653/1, p. 16). 1974-1975, nr. 653/1, p. 16).
B.6.2. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 6 augustus B.6.2. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 6 augustus
1993 « houdende wijziging van de artikelen 10, 11, 12 en 14 van en 1993 « houdende wijziging van de artikelen 10, 11, 12 en 14 van en
invoeging van een artikel 12bis in de wet van 15 december 1980 invoeging van een artikel 12bis in de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging
en de verwijdering van vreemdelingen » volgt dat de wetgever een en de verwijdering van vreemdelingen » volgt dat de wetgever een
aantal problemen heeft willen oplossen met betrekking tot het aantal problemen heeft willen oplossen met betrekking tot het
verblijfsrecht van de vreemdelingen die op grond van een verblijfsrecht van de vreemdelingen die op grond van een
gezinshereniging naar België zijn gekomen. Artikel 4 van de wet, dat gezinshereniging naar België zijn gekomen. Artikel 4 van de wet, dat
het ter toetsing aan het Hof voorgelegde artikel 12bis invoegt, regelt het ter toetsing aan het Hof voorgelegde artikel 12bis invoegt, regelt
de administratieve procedure voor de inschrijving in het de administratieve procedure voor de inschrijving in het
vreemdelingenregister. De wetgever heeft immers een controle willen vreemdelingenregister. De wetgever heeft immers een controle willen
organiseren met betrekking tot de realiteit van de gezinshereniging organiseren met betrekking tot de realiteit van de gezinshereniging
(Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 133/3, p. 4). (Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 133/3, p. 4).
B.7. De in het geding zijnde bepalingen creëren geen uitdrukkelijk B.7. De in het geding zijnde bepalingen creëren geen uitdrukkelijk
verschil in behandeling tussen de niet-E.G.-vreemdelingen die zijn verschil in behandeling tussen de niet-E.G.-vreemdelingen die zijn
gehuwd met een niet-E.G.-onderdaan die toegelaten is tot het verblijf gehuwd met een niet-E.G.-onderdaan die toegelaten is tot het verblijf
in België, en de niet-E.G.-vreemdelingen die zijn gehuwd met een in België, en de niet-E.G.-vreemdelingen die zijn gehuwd met een
Belgische onderdaan of een E.G.-onderdaan. Belgische onderdaan of een E.G.-onderdaan.
Dat verschil in behandeling vloeit voort uit een arrest van het Hof Dat verschil in behandeling vloeit voort uit een arrest van het Hof
van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 2002, BRAX t/ van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 2002, BRAX t/
Belgische Staat. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, Belgische Staat. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen,
waaraan de Raad van State van België prejudiciële vragen tot waaraan de Raad van State van België prejudiciële vragen tot
uitlegging had gesteld, heeft met name voor recht gezegd : uitlegging had gesteld, heeft met name voor recht gezegd :
« 1) Artikel 3 van richtlijn 68/360/EEG van de Raad van 15 oktober « 1) Artikel 3 van richtlijn 68/360/EEG van de Raad van 15 oktober
1968 inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het 1968 inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het
verblijf van de werknemers der lidstaten en van hun familie binnen de verblijf van de werknemers der lidstaten en van hun familie binnen de
Gemeenschap, artikel 3 van richtlijn 73/148/EEG van de Raad van 21 mei Gemeenschap, artikel 3 van richtlijn 73/148/EEG van de Raad van 21 mei
1973 inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het 1973 inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het
verblijf van onderdanen van de lidstaten binnen de Gemeenschap ter verblijf van onderdanen van de lidstaten binnen de Gemeenschap ter
zake van vestiging en verrichten van diensten, en verordening (EG) nr. zake van vestiging en verrichten van diensten, en verordening (EG) nr.
2317/95 van de Raad van 25 september 1995 ter bepaling van de derde 2317/95 van de Raad van 25 september 1995 ter bepaling van de derde
staten waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen staten waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen
van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum, dienen tegen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum, dienen tegen
de achtergrond van het evenredigheidsbeginsel aldus te worden de achtergrond van het evenredigheidsbeginsel aldus te worden
uitgelegd, dat een lidstaat een onderdaan van een derde land die uitgelegd, dat een lidstaat een onderdaan van een derde land die
gehuwd is met een onderdaan van een lidstaat en die zonder geldige gehuwd is met een onderdaan van een lidstaat en die zonder geldige
identiteitskaart of geldig paspoort, of in voorkomend geval zonder identiteitskaart of geldig paspoort, of in voorkomend geval zonder
visum, zijn grondgebied tracht binnen te komen, niet aan de grens mag visum, zijn grondgebied tracht binnen te komen, niet aan de grens mag
terugwijzen wanneer deze echtgenoot het bewijs kan leveren van zijn terugwijzen wanneer deze echtgenoot het bewijs kan leveren van zijn
identiteit en huwelijksband, en uit niets blijkt dat hij een gevaar is identiteit en huwelijksband, en uit niets blijkt dat hij een gevaar is
voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid in voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid in
de zin van artikel 10 van richtlijn 68/360 en artikel 8 van richtlijn de zin van artikel 10 van richtlijn 68/360 en artikel 8 van richtlijn
73/148. 73/148.
[...] [...]
3) De artikelen 3 en 4, lid 3, van richtlijn 68/360, de artikelen 3 en 3) De artikelen 3 en 4, lid 3, van richtlijn 68/360, de artikelen 3 en
6 van richtlijn 73/148, en artikel 3, lid 3, van richtlijn 64/221/EEG 6 van richtlijn 73/148, en artikel 3, lid 3, van richtlijn 64/221/EEG
van de Raad van 25 februari 1964 voor de coördinatie van de voor van de Raad van 25 februari 1964 voor de coördinatie van de voor
vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van
verplaatsing en verblijf, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de verplaatsing en verblijf, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de
openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid, moeten openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid, moeten
aldus worden uitgelegd, dat een lidstaat niet een verblijfsvergunning aldus worden uitgelegd, dat een lidstaat niet een verblijfsvergunning
kan weigeren aan een onderdaan van een derde land die gehuwd is met kan weigeren aan een onderdaan van een derde land die gehuwd is met
een onderdaan van een lidstaat en het grondgebied van deze lidstaat een onderdaan van een lidstaat en het grondgebied van deze lidstaat
regelmatig is binnengekomen, en hem niet van het grondgebied kan regelmatig is binnengekomen, en hem niet van het grondgebied kan
verwijderen, op de enkele grond dat zijn visum verlopen is vóór de verwijderen, op de enkele grond dat zijn visum verlopen is vóór de
aanvraag van de verblijfsvergunning ». aanvraag van de verblijfsvergunning ».
B.8. Overeenkomstig de Europese richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG en B.8. Overeenkomstig de Europese richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG en
73/148/EEG, zoals die zijn geïnterpreteerd door het Hof van Justitie 73/148/EEG, zoals die zijn geïnterpreteerd door het Hof van Justitie
van de Europese Gemeenschappen in het voormelde arrest van 25 juli van de Europese Gemeenschappen in het voormelde arrest van 25 juli
2002, brengen de in het geding zijnde wettelijke bepalingen een 2002, brengen de in het geding zijnde wettelijke bepalingen een
verschil in behandeling teweeg tussen de niet-E.G.-vreemdelingen die verschil in behandeling teweeg tussen de niet-E.G.-vreemdelingen die
huwen met een niet-E.G.-onderdaan die is toegelaten tot het verblijf huwen met een niet-E.G.-onderdaan die is toegelaten tot het verblijf
in België, en de niet-E.G.-vreemdelingen die huwen met een Belgische in België, en de niet-E.G.-vreemdelingen die huwen met een Belgische
onderdaan of een E.G.-onderdaan. Alleen de eerste categorie van onderdaan of een E.G.-onderdaan. Alleen de eerste categorie van
niet-E.G.-vreemdelingen is verplicht voorafgaand aan de binnenkomst op niet-E.G.-vreemdelingen is verplicht voorafgaand aan de binnenkomst op
het grondgebied de vereiste documenten aan te vragen aan de Belgische het grondgebied de vereiste documenten aan te vragen aan de Belgische
diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van zijn land van diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van zijn land van
herkomst. herkomst.
B.9. Dat verschil in behandeling berust op een objectief criterium : B.9. Dat verschil in behandeling berust op een objectief criterium :
de nationaliteit van de echtgenoot bij wie men zich vervoegt. In het de nationaliteit van de echtgenoot bij wie men zich vervoegt. In het
eerste geval gaat het om een niet-E.G.-onderdaan, in het tweede om een eerste geval gaat het om een niet-E.G.-onderdaan, in het tweede om een
Belg of een E.G.-onderdaan. Belg of een E.G.-onderdaan.
De lidstaten van de Europese Unie vormen een gemeenschap die een De lidstaten van de Europese Unie vormen een gemeenschap die een
specifieke rechtsorde heeft en een eigen burgerschap heeft ingesteld specifieke rechtsorde heeft en een eigen burgerschap heeft ingesteld
dat door een aantal rechten en plichten wordt gekenmerkt. Een verschil dat door een aantal rechten en plichten wordt gekenmerkt. Een verschil
in behandeling dat is gebaseerd op het lidmaatschap van die in behandeling dat is gebaseerd op het lidmaatschap van die
gemeenschap die aan de onderdanen van een lidstaat ervan voordelen gemeenschap die aan de onderdanen van een lidstaat ervan voordelen
toekent op basis van wederkerigheid, berust op een objectief toekent op basis van wederkerigheid, berust op een objectief
criterium. criterium.
B.10. Het verschil in behandeling houdt verband met de door de B.10. Het verschil in behandeling houdt verband met de door de
wetgever nagestreefde doelstelling, die erin bestaat de immigratie af wetgever nagestreefde doelstelling, die erin bestaat de immigratie af
te remmen en toch rekening te houden met de toestand van vreemdelingen te remmen en toch rekening te houden met de toestand van vreemdelingen
die banden hebben met Belgen of E.G.-onderdanen. Met die doelstelling die banden hebben met Belgen of E.G.-onderdanen. Met die doelstelling
is niet strijdig dat de gezinshereniging van twee vreemde echtgenoten is niet strijdig dat de gezinshereniging van twee vreemde echtgenoten
aan strengere voorwaarden wordt onderworpen dan de gezinshereniging aan strengere voorwaarden wordt onderworpen dan de gezinshereniging
van twee echtgenoten van wie er één Belg of E.G.-onderdaan is. van twee echtgenoten van wie er één Belg of E.G.-onderdaan is.
B.11. Het Hof moet voorts nagaan of de bepalingen niet op onevenredige B.11. Het Hof moet voorts nagaan of de bepalingen niet op onevenredige
wijze afbreuk doen aan het recht op eerbiediging van het gezinsleven. wijze afbreuk doen aan het recht op eerbiediging van het gezinsleven.
B.12. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : B.12. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt :
« Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn
gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de
wet bepaald. wet bepaald.
De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de
bescherming van dat recht ». bescherming van dat recht ».
Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bepaalt Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bepaalt
: :
« 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé leven, zijn « 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé leven, zijn
gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking
tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien
en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's
lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn
van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van
strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden,
of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ». of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ».
B.13.1. Door de vreemdelingen van wie het verblijf door hun eigen B.13.1. Door de vreemdelingen van wie het verblijf door hun eigen
toedoen onwettig is geworden, te verplichten naar hun land van toedoen onwettig is geworden, te verplichten naar hun land van
herkomst terug te keren om de vereiste machtiging aan te vragen herkomst terug te keren om de vereiste machtiging aan te vragen
teneinde op het Belgische grondgebied te worden toegelaten, heeft de teneinde op het Belgische grondgebied te worden toegelaten, heeft de
wetgever aldus willen vermijden dat zij uit de inbreuk die ze plegen wetgever aldus willen vermijden dat zij uit de inbreuk die ze plegen
op die regel, voordeel zouden halen en dat de clandestiniteit zou op die regel, voordeel zouden halen en dat de clandestiniteit zou
worden beloond. worden beloond.
Die bepalingen zijn trouwens niet strijdig met de richtlijn 2003/86/EG Die bepalingen zijn trouwens niet strijdig met de richtlijn 2003/86/EG
van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op
gezinshereniging, die in haar artikel 5, lid 3, bepaalt dat, behoudens gezinshereniging, die in haar artikel 5, lid 3, bepaalt dat, behoudens
de passende gevallen waarin een lidstaat heeft bepaald hiervan af te de passende gevallen waarin een lidstaat heeft bepaald hiervan af te
wijken, het verzoek tot toegang en verblijf in het kader van het recht wijken, het verzoek tot toegang en verblijf in het kader van het recht
op gezinshereniging wordt ingediend en behandeld « buiten het op gezinshereniging wordt ingediend en behandeld « buiten het
grondgebied van de lidstaat van verblijf van de gezinshereniger ». grondgebied van de lidstaat van verblijf van de gezinshereniger ».
B.13.2. Bovendien staan de in het geding zijnde wettelijke bepalingen B.13.2. Bovendien staan de in het geding zijnde wettelijke bepalingen
het genot van het recht op gezinshereniging niet in de weg, maar het genot van het recht op gezinshereniging niet in de weg, maar
bepalen zij enkel de modaliteiten waaraan dient te worden voldaan, bepalen zij enkel de modaliteiten waaraan dient te worden voldaan,
vooraleer op dit recht een beroep kan worden gedaan. vooraleer op dit recht een beroep kan worden gedaan.
B.13.3. Door een niet-E.G.-vreemdeling wiens visum verstreken is en B.13.3. Door een niet-E.G.-vreemdeling wiens visum verstreken is en
die is gehuwd met een niet-E.G.-onderdaan die is toegelaten tot het die is gehuwd met een niet-E.G.-onderdaan die is toegelaten tot het
verblijf in België, te verplichten naar zijn land van herkomst terug verblijf in België, te verplichten naar zijn land van herkomst terug
te keren om de vereiste machtiging aan te vragen, doen de in het te keren om de vereiste machtiging aan te vragen, doen de in het
geding zijnde bepalingen evenmin op onevenredige wijze afbreuk aan het geding zijnde bepalingen evenmin op onevenredige wijze afbreuk aan het
recht op eerbiediging van het gezinsleven van die vreemdeling en recht op eerbiediging van het gezinsleven van die vreemdeling en
vormen zij geen inmenging die niet kan worden verantwoord door de vormen zij geen inmenging die niet kan worden verantwoord door de
motieven van algemeen belang vervat in artikel 8.2 van het Europees motieven van algemeen belang vervat in artikel 8.2 van het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens. Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Een dergelijke inmenging in het privé- en gezinsleven is immers bij Een dergelijke inmenging in het privé- en gezinsleven is immers bij
wet bepaald en kan met het oog op het verkrijgen van de vereiste wet bepaald en kan met het oog op het verkrijgen van de vereiste
machtiging slechts een eventuele tijdelijke verwijdering met zich machtiging slechts een eventuele tijdelijke verwijdering met zich
meebrengen die geen verbreking van de banden tussen de betrokkenen meebrengen die geen verbreking van de banden tussen de betrokkenen
impliceert. impliceert.
B.13.4. Wat de controle op de toepassing van de in het geding zijnde B.13.4. Wat de controle op de toepassing van de in het geding zijnde
bepalingen betreft, komt het niet aan het Hof maar, in voorkomend bepalingen betreft, komt het niet aan het Hof maar, in voorkomend
geval, aan de bevoegde rechter, zo nodig uitspraak doende in kort geval, aan de bevoegde rechter, zo nodig uitspraak doende in kort
geding, toe om te oordelen of een negatieve beslissing al dan niet geding, toe om te oordelen of een negatieve beslissing al dan niet
strijdig is met de wettelijke bepalingen dan wel of een onredelijk strijdig is met de wettelijke bepalingen dan wel of een onredelijk
lang uitblijven van een machtigingsbeslissing het gezinsleven op een lang uitblijven van een machtigingsbeslissing het gezinsleven op een
onverantwoorde wijze zou inperken. onverantwoorde wijze zou inperken.
B.14. In zoverre zij de niet-E.G.-vreemdeling die België is B.14. In zoverre zij de niet-E.G.-vreemdeling die België is
binnengekomen met een geldig paspoort en een visum, maar in België is binnengekomen met een geldig paspoort en een visum, maar in België is
gebleven na de geldigheidsdatum van dat document, en die is gehuwd met gebleven na de geldigheidsdatum van dat document, en die is gehuwd met
een niet-E.G.-onderdaan die is toegelaten tot het verblijf in België, een niet-E.G.-onderdaan die is toegelaten tot het verblijf in België,
ertoe verplichten zich naar zijn land van herkomst te begeven om de ertoe verplichten zich naar zijn land van herkomst te begeven om de
vereiste machtiging om België binnen te komen aan te vragen bij de vereiste machtiging om België binnen te komen aan te vragen bij de
bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire post, zijn de artikelen bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire post, zijn de artikelen
2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de 2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de
toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen niet onbestaanbaar met de artikelen 10 verwijdering van vreemdelingen niet onbestaanbaar met de artikelen 10
en 11 van de Grondwet. en 11 van de Grondwet.
B.15. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. B.15. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
De artikelen 2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de wet van 15 december 1980 De artikelen 2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging
en de verwijdering van vreemdelingen schenden de artikelen 10 en 11 en de verwijdering van vreemdelingen schenden de artikelen 10 en 11
van de Grondwet niet. van de Grondwet niet.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 22 maart 2006. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 22 maart 2006.
De griffier, De griffier,
L. Potoms. L. Potoms.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^