← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 211/2004 van 21 december 2004 Rolnummer 2875 In zake :
de prejudiciële vraag betreffende artikel 260 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 , (...) Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en
de rechters A. Alen(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 211/2004 van 21 december 2004 Rolnummer 2875 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 260 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 , (...) Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters A. Alen(...) | Uittreksel uit arrest nr. 211/2004 van 21 december 2004 Rolnummer 2875 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 260 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 , (...) Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters A. Alen(...) |
---|---|
ARBITRAGEHOF | ARBITRAGEHOF |
Uittreksel uit arrest nr. 211/2004 van 21 december 2004 | Uittreksel uit arrest nr. 211/2004 van 21 december 2004 |
Rolnummer 2875 | Rolnummer 2875 |
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 260 van het | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 260 van het |
Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (artikel 355 van het Wetboek | Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (artikel 355 van het Wetboek |
van de inkomstenbelastingen 1992), gesteld door de Rechtbank van | van de inkomstenbelastingen 1992), gesteld door de Rechtbank van |
eerste aanleg te Gent. | eerste aanleg te Gent. |
Het Arbitragehof, | Het Arbitragehof, |
samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters | samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters |
A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, | A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, |
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
voorzitter A. Arts, | voorzitter A. Arts, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij vonnis van 30 oktober 2003 in zake D. Nuelant tegen de Belgische | Bij vonnis van 30 oktober 2003 in zake D. Nuelant tegen de Belgische |
Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is | Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is |
ingekomen op 19 december 2003, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te | ingekomen op 19 december 2003, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te |
Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : | Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« Schendt artikel 260 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 | « Schendt artikel 260 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 |
(thans artikel 355 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992) | (thans artikel 355 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992) |
het gelijkheidsbeginsel zoals vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van | het gelijkheidsbeginsel zoals vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van |
de Grondwet doordat deze bepaling de administratie de bevoegdheid | de Grondwet doordat deze bepaling de administratie de bevoegdheid |
verleent zelfs nadat de aanslagtermijnen zijn verstreken een nieuwe, | verleent zelfs nadat de aanslagtermijnen zijn verstreken een nieuwe, |
vervangende aanslag te vestigen wanneer de oorspronkelijke aanslag | vervangende aanslag te vestigen wanneer de oorspronkelijke aanslag |
hetzij door de gewestelijke directeur, hetzij door de rechter nietig | hetzij door de gewestelijke directeur, hetzij door de rechter nietig |
werd verklaard, zodat de administratie aldus in de gelegenheid wordt | werd verklaard, zodat de administratie aldus in de gelegenheid wordt |
gesteld een door haar begane onregelmatigheid te herstellen, terwijl | gesteld een door haar begane onregelmatigheid te herstellen, terwijl |
de gewone rechtsonderhorige lastens wie de bevoegde instantie een | de gewone rechtsonderhorige lastens wie de bevoegde instantie een |
rechtshandeling vernietigt wegens door hem begane onregelmatigheden | rechtshandeling vernietigt wegens door hem begane onregelmatigheden |
deze onregelmatigheid niet kan herstellen, maar de gevolgen van de | deze onregelmatigheid niet kan herstellen, maar de gevolgen van de |
vernietiging dient te ondergaan, onder het enkele voorbehoud van zijn | vernietiging dient te ondergaan, onder het enkele voorbehoud van zijn |
recht van verhaal tegen de beslissing tot vernietiging, en terwijl de | recht van verhaal tegen de beslissing tot vernietiging, en terwijl de |
bevoegdheid tot het vestigen van een vervangende aanslag enkel de | bevoegdheid tot het vestigen van een vervangende aanslag enkel de |
belastingplichtige in de inkomstenbelastingen treft en niet de | belastingplichtige in de inkomstenbelastingen treft en niet de |
belastingplichtige in andere belastingen of heffingen ? » | belastingplichtige in andere belastingen of heffingen ? » |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. De prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te vernemen of | B.1. De prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te vernemen of |
artikel 260 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (artikel | artikel 260 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (artikel |
355 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992) de artikelen 10 | 355 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992) de artikelen 10 |
en 11 van de Grondwet schendt doordat de administratie, zelfs nadat de | en 11 van de Grondwet schendt doordat de administratie, zelfs nadat de |
aanslagtermijnen zijn verstreken, een nieuwe, vervangende aanslag mag | aanslagtermijnen zijn verstreken, een nieuwe, vervangende aanslag mag |
vestigen wanneer de oorspronkelijke aanslag nietig werd verklaard. | vestigen wanneer de oorspronkelijke aanslag nietig werd verklaard. |
Het Hof dient de grondwettigheid te beoordelen rekening houdend, | Het Hof dient de grondwettigheid te beoordelen rekening houdend, |
enerzijds, met het feit dat de rechtsonderhorige, anders dan de | enerzijds, met het feit dat de rechtsonderhorige, anders dan de |
administratie, de onregelmatigheid van een rechtshandeling niet kan | administratie, de onregelmatigheid van een rechtshandeling niet kan |
herstellen en, anderzijds, met het feit dat de bevoegdheid tot het | herstellen en, anderzijds, met het feit dat de bevoegdheid tot het |
vestigen van een vervangende aanslag enkel de belastingplichtige in de | vestigen van een vervangende aanslag enkel de belastingplichtige in de |
inkomstenbelastingen treft en niet de schuldenaar van andere | inkomstenbelastingen treft en niet de schuldenaar van andere |
belastingen of heffingen. | belastingen of heffingen. |
B.2.1. De Vlaamse Regering betwist de ontvankelijkheid van de | B.2.1. De Vlaamse Regering betwist de ontvankelijkheid van de |
prejudiciële vraag bij ontstentenis van opgave van de te vergelijken | prejudiciële vraag bij ontstentenis van opgave van de te vergelijken |
categorieën van personen. | categorieën van personen. |
B.2.2. Uit de motivering en de bewoordingen van de prejudiciële vraag | B.2.2. Uit de motivering en de bewoordingen van de prejudiciële vraag |
en uit de memories blijkt duidelijk dat de prejudiciële vraag het Hof | en uit de memories blijkt duidelijk dat de prejudiciële vraag het Hof |
uitnodigt tot een vergelijking, enerzijds, van de rechtssituatie van | uitnodigt tot een vergelijking, enerzijds, van de rechtssituatie van |
de administratie en de belastingplichtige in het kader van het Wetboek | de administratie en de belastingplichtige in het kader van het Wetboek |
van de inkomstenbelastingen en, anderzijds, van de rechtssituatie van | van de inkomstenbelastingen en, anderzijds, van de rechtssituatie van |
de belastingplichtigen in verschillende fiscale stelsels. | de belastingplichtigen in verschillende fiscale stelsels. |
De exceptie wordt verworpen. | De exceptie wordt verworpen. |
B.3. Artikel 260 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964, | B.3. Artikel 260 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964, |
zoals het van toepassing was in de aanslagjaren die het voorwerp | zoals het van toepassing was in de aanslagjaren die het voorwerp |
uitmaken van het geschil voor de verwijzende rechter, luidde : | uitmaken van het geschil voor de verwijzende rechter, luidde : |
« Wanneer een aanslag nietig verklaard is omdat hij niet werd | « Wanneer een aanslag nietig verklaard is omdat hij niet werd |
gevestigd overeenkomstig een wettelijke regel, met uitzondering van | gevestigd overeenkomstig een wettelijke regel, met uitzondering van |
een regel betreffende de prescriptie, kan de administratie, zelfs | een regel betreffende de prescriptie, kan de administratie, zelfs |
wanneer de voor het vestigen van de aanslag gestelde termijn reeds | wanneer de voor het vestigen van de aanslag gestelde termijn reeds |
verlopen is, ten name van dezelfde belastingschuldige, op grond van | verlopen is, ten name van dezelfde belastingschuldige, op grond van |
dezelfde belastingelementen of op een gedeelte ervan, een nieuwe | dezelfde belastingelementen of op een gedeelte ervan, een nieuwe |
aanslag vestigen, zulks hetzij binnen drie maanden van de datum waarop | aanslag vestigen, zulks hetzij binnen drie maanden van de datum waarop |
de beslissing van de directeur der belastingen of van de door hem | de beslissing van de directeur der belastingen of van de door hem |
gedelegeerde ambtenaar niet meer vatbaar is voor een voorziening als | gedelegeerde ambtenaar niet meer vatbaar is voor een voorziening als |
bedoeld bij de artikelen 278 tot 286, hetzij binnen zes maanden van de | bedoeld bij de artikelen 278 tot 286, hetzij binnen zes maanden van de |
datum waarop de rechterlijke beslissing niet meer vatbaar is voor de | datum waarop de rechterlijke beslissing niet meer vatbaar is voor de |
voorzieningen als bedoeld bij de artikelen 288 tot 292. » | voorzieningen als bedoeld bij de artikelen 288 tot 292. » |
B.4. Het in het geding zijnde artikel gaat terug op de bepaling die | B.4. Het in het geding zijnde artikel gaat terug op de bepaling die |
door artikel 32 van de wet van 20 augustus 1947 « waarbij wijzigingen | door artikel 32 van de wet van 20 augustus 1947 « waarbij wijzigingen |
worden gebracht : a) aan de wetten en besluiten betreffende de | worden gebracht : a) aan de wetten en besluiten betreffende de |
inkomstenbelastingen en de nationale crisisbelasting; b) aan de wetten | inkomstenbelastingen en de nationale crisisbelasting; b) aan de wetten |
en besluiten betreffende de met de directe belastingen gelijkgestelde | en besluiten betreffende de met de directe belastingen gelijkgestelde |
speciale taxes » (Belgisch Staatsblad , 28 augustus 1947) in de bij | speciale taxes » (Belgisch Staatsblad , 28 augustus 1947) in de bij |
koninklijk besluit van 22 september 1936 samengeordende wetten op de | koninklijk besluit van 22 september 1936 samengeordende wetten op de |
inkomstenbelastingen werd ingevoegd als artikel 74bis. Zij werd als | inkomstenbelastingen werd ingevoegd als artikel 74bis. Zij werd als |
volgt verantwoord : | volgt verantwoord : |
« Het onderzoek van de reclamatiën door de Administratie en door de | « Het onderzoek van de reclamatiën door de Administratie en door de |
Gerechtshoven staat nu ver ten achter. | Gerechtshoven staat nu ver ten achter. |
Artikel [32] maakt het mogelijk te voorkomen dat de Staat verstoken | Artikel [32] maakt het mogelijk te voorkomen dat de Staat verstoken |
blijft van rechtmatig verschuldigde belastingen waarvan de | blijft van rechtmatig verschuldigde belastingen waarvan de |
vestigingstitel ingevolge reclamatiën en beroepen gansch of | vestigingstitel ingevolge reclamatiën en beroepen gansch of |
gedeeltelijk te niet werd gedaan door beslissingen welke slechts | gedeeltelijk te niet werd gedaan door beslissingen welke slechts |
definitief werden getroffen na het verstrijken van den voor het | definitief werden getroffen na het verstrijken van den voor het |
vestigen van deze belastingen gestelden wettelijken termijn. | vestigen van deze belastingen gestelden wettelijken termijn. |
Wanneer de administratie in de toepassing der wetten een vergissing | Wanneer de administratie in de toepassing der wetten een vergissing |
heeft begaan, moet de billijke verdeeling van de fiscale lasten | heeft begaan, moet de billijke verdeeling van de fiscale lasten |
daardoor niet worden beïnvloed, behalve wanneer de belastingplichtige | daardoor niet worden beïnvloed, behalve wanneer de belastingplichtige |
het voordeel van het rechtsverval heeft verkregen. » (Parl. St., | het voordeel van het rechtsverval heeft verkregen. » (Parl. St., |
Kamer, 1946-1947, nr. 59, pp. 24-25) | Kamer, 1946-1947, nr. 59, pp. 24-25) |
Daaraan werd in de Commissie voor de financiën en de begroting | Daaraan werd in de Commissie voor de financiën en de begroting |
toegevoegd : | toegevoegd : |
« Het doel van artikel 74bis is aan de Staat toe te laten de | « Het doel van artikel 74bis is aan de Staat toe te laten de |
belastingplichtige geldig aan te slaan, naar rato van het bedrag der | belastingplichtige geldig aan te slaan, naar rato van het bedrag der |
door hem rechtmatig verschuldigde belastingen, en dit in alle | door hem rechtmatig verschuldigde belastingen, en dit in alle |
omstandigheden, met uitzondering van het geval van rechtsverval. | omstandigheden, met uitzondering van het geval van rechtsverval. |
De menigvuldigheid van de werken waarmede de ambtenaren-aanslagers | De menigvuldigheid van de werken waarmede de ambtenaren-aanslagers |
belast zijn, de ingewikkeldheid van de belastingwetten en van de | belast zijn, de ingewikkeldheid van de belastingwetten en van de |
aanslagformaliteiten, hebben ten gevolge dat de aanslagen soms worden | aanslagformaliteiten, hebben ten gevolge dat de aanslagen soms worden |
vernietigd hetzij door het Bestuur zelf, hetzij door de Hoven van | vernietigd hetzij door het Bestuur zelf, hetzij door de Hoven van |
Beroep of van Verbreking. | Beroep of van Verbreking. |
[...] | [...] |
Belanghebbende is nochtans een belasting verschuldigd aan de Staat. | Belanghebbende is nochtans een belasting verschuldigd aan de Staat. |
Zal deze laatste daarvan beroofd worden tengevolge van de verkeerde, | Zal deze laatste daarvan beroofd worden tengevolge van de verkeerde, |
hoewel begrijpelijke, interpretatie van de ambtenaar-aanslager ? Dit | hoewel begrijpelijke, interpretatie van de ambtenaar-aanslager ? Dit |
zou een onrechtvaardigheid zijn tegenover de gemeenschap. Elke burger | zou een onrechtvaardigheid zijn tegenover de gemeenschap. Elke burger |
moet, volgens zijn inkomsten, bijdragen in de lasten van de Staat en | moet, volgens zijn inkomsten, bijdragen in de lasten van de Staat en |
het is ontoelaatbaar dat een belastingplichtige, dank zij een | het is ontoelaatbaar dat een belastingplichtige, dank zij een |
verkeerde beoordeling, de door hem rechtmatig verschuldigde belasting | verkeerde beoordeling, de door hem rechtmatig verschuldigde belasting |
zou kunnen ontduiken. | zou kunnen ontduiken. |
Artikel 74bis zal toelaten die ongerechtigheid te herstellen. | Artikel 74bis zal toelaten die ongerechtigheid te herstellen. |
[...] | [...] |
Een lid [van de Commissie] had de weglating zonder meer van dit | Een lid [van de Commissie] had de weglating zonder meer van dit |
artikel voorgesteld. | artikel voorgesteld. |
Dit voorstel werd door de meerderheid van de leden van de Commissie | Dit voorstel werd door de meerderheid van de leden van de Commissie |
verworpen. Deze was immers van mening dat het een zaak van eenvoudige | verworpen. Deze was immers van mening dat het een zaak van eenvoudige |
rechtvaardigheid is, dat elk belastingplichtige zijn bijdrage aan de | rechtvaardigheid is, dat elk belastingplichtige zijn bijdrage aan de |
Staat betaalt, zelfs zo de ambtenaar van het Bestuur een | Staat betaalt, zelfs zo de ambtenaar van het Bestuur een |
procedurevergissing heeft begaan. » (Parl. St., Kamer, 1946-1947, nr. | procedurevergissing heeft begaan. » (Parl. St., Kamer, 1946-1947, nr. |
407, pp. 58-59) | 407, pp. 58-59) |
Een amendement tot opheffing van het toen nog gelijkluidende (maar | Een amendement tot opheffing van het toen nog gelijkluidende (maar |
inmiddels vervangen doch inhoudelijk nog steeds soortgelijke) artikel | inmiddels vervangen doch inhoudelijk nog steeds soortgelijke) artikel |
355 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, dat werd | 355 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, dat werd |
ingediend bij de behandeling van het wetsontwerp betreffende de | ingediend bij de behandeling van het wetsontwerp betreffende de |
beslechting van fiscale geschillen in 1998, werd niet aanvaard : | beslechting van fiscale geschillen in 1998, werd niet aanvaard : |
« [Een lid] stelt bij amendement nr. 6 (Stuk nr. 1341/2) de opheffing | « [Een lid] stelt bij amendement nr. 6 (Stuk nr. 1341/2) de opheffing |
van artikel 355 van het WIB 1992 voor. Voor hem kan het niet dat de | van artikel 355 van het WIB 1992 voor. Voor hem kan het niet dat de |
fiscus, wanneer een aanslag nietig werd verklaard omdat hij niet werd | fiscus, wanneer een aanslag nietig werd verklaard omdat hij niet werd |
gevestigd overeenkomstig een wettelijke regel, zelfs buiten termijn | gevestigd overeenkomstig een wettelijke regel, zelfs buiten termijn |
ten name van dezelfde belastingschuldige een nieuwe aanslag kan | ten name van dezelfde belastingschuldige een nieuwe aanslag kan |
vestigen. Op de keper beschouwd is het zelfs mogelijk dat de fiscus | vestigen. Op de keper beschouwd is het zelfs mogelijk dat de fiscus |
via het telkens weer rechtzetten van zijn opeenvolgende vergissingen | via het telkens weer rechtzetten van zijn opeenvolgende vergissingen |
gedurende jaren een instabiele belastingtoestand voor de betrokken | gedurende jaren een instabiele belastingtoestand voor de betrokken |
belastingplichtige veroorzaakt. Dit principe van het ' herbelasten ' | belastingplichtige veroorzaakt. Dit principe van het ' herbelasten ' |
bestaat trouwens niet inzake indirecte belastingen. | bestaat trouwens niet inzake indirecte belastingen. |
De minister verwijst naar de Grondwet. Alle Belgen moeten inzake | De minister verwijst naar de Grondwet. Alle Belgen moeten inzake |
belastingen gelijk worden behandeld. | belastingen gelijk worden behandeld. |
Wanneer de aanslag niet verjaard is maar bijvoorbeeld omwille van | Wanneer de aanslag niet verjaard is maar bijvoorbeeld omwille van |
procedurefouten werd vernietigd, blijft de belasting niettemin | procedurefouten werd vernietigd, blijft de belasting niettemin |
verschuldigd en moet een nieuwe ten name van dezelfde | verschuldigd en moet een nieuwe ten name van dezelfde |
belastingplichtige worden gevestigd. » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, | belastingplichtige worden gevestigd. » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, |
nr. 1341/17, p. 50) | nr. 1341/17, p. 50) |
Wat betreft het verschil in behandeling tussen de administratie en de | Wat betreft het verschil in behandeling tussen de administratie en de |
belastingplichtige in de inkomstenbelasting | belastingplichtige in de inkomstenbelasting |
B.5.1. Het verschil in behandeling tussen de administratie en de | B.5.1. Het verschil in behandeling tussen de administratie en de |
belastingplichtige in de inkomstenbelasting steunt op een objectief | belastingplichtige in de inkomstenbelasting steunt op een objectief |
criterium, namelijk de hoedanigheid van de procespartij die in het ene | criterium, namelijk de hoedanigheid van de procespartij die in het ene |
geval de Staat is, die het algemeen belang behartigt, en die in het | geval de Staat is, die het algemeen belang behartigt, en die in het |
andere geval een particulier is, die zich door een persoonlijk belang | andere geval een particulier is, die zich door een persoonlijk belang |
mag laten leiden. | mag laten leiden. |
B.5.2. De maatregel waarbij het verschil in behandeling wordt | B.5.2. De maatregel waarbij het verschil in behandeling wordt |
ingesteld, is pertinent om de doelstelling die de wetgever voor ogen | ingesteld, is pertinent om de doelstelling die de wetgever voor ogen |
stond en in B.4 werd verwoord, te verwezenlijken. | stond en in B.4 werd verwoord, te verwezenlijken. |
B.5.3. Het verschil in behandeling is niet zonder redelijke | B.5.3. Het verschil in behandeling is niet zonder redelijke |
verantwoording. De wetgever heeft ter vrijwaring van de belangen van | verantwoording. De wetgever heeft ter vrijwaring van de belangen van |
de Schatkist en van de gelijkheid van de burgers voor de belastingwet, | de Schatkist en van de gelijkheid van de burgers voor de belastingwet, |
met het oog op een efficiënte invordering van de wettelijk | met het oog op een efficiënte invordering van de wettelijk |
verschuldigde inkomstenbelasting, kunnen oordelen dat een aanslag die | verschuldigde inkomstenbelasting, kunnen oordelen dat een aanslag die |
nietig is verklaard omdat hij niet werd gevestigd overeenkomstig een | nietig is verklaard omdat hij niet werd gevestigd overeenkomstig een |
wettelijke regel, met uitzondering van een regel betreffende de | wettelijke regel, met uitzondering van een regel betreffende de |
verjaring, door de administratie opnieuw moest kunnen worden | verjaring, door de administratie opnieuw moest kunnen worden |
gevestigd. Het vestigen van een aanslag in de gevallen waarin de | gevestigd. Het vestigen van een aanslag in de gevallen waarin de |
belasting krachtens de wet is verschuldigd, is immers een verplichting | belasting krachtens de wet is verschuldigd, is immers een verplichting |
voor de administratie waardoor de gelijkheid van de burger voor de | voor de administratie waardoor de gelijkheid van de burger voor de |
fiscale wet wordt gewaarborgd. | fiscale wet wordt gewaarborgd. |
De maatregel beperkt bovendien niet op onevenredige wijze de rechten | De maatregel beperkt bovendien niet op onevenredige wijze de rechten |
van de belastingplichtige in de inkomstenbelastingen nu de nieuwe | van de belastingplichtige in de inkomstenbelastingen nu de nieuwe |
vestiging van de aanslag uitgesloten is in de gevallen waarin de | vestiging van de aanslag uitgesloten is in de gevallen waarin de |
schending van de wettelijke regel betrekking heeft op de | schending van de wettelijke regel betrekking heeft op de |
verjaringstermijn en de aanslag dient te worden gevestigd ten name van | verjaringstermijn en de aanslag dient te worden gevestigd ten name van |
dezelfde belastingplichtige en op grond van dezelfde | dezelfde belastingplichtige en op grond van dezelfde |
belastingelementen of op een gedeelte ervan. | belastingelementen of op een gedeelte ervan. |
Wat betreft het verschil in behandeling tussen de belastingplichtige | Wat betreft het verschil in behandeling tussen de belastingplichtige |
in de inkomstenbelasting en de schuldenaar van andere belastingen of | in de inkomstenbelasting en de schuldenaar van andere belastingen of |
heffingen | heffingen |
B.6. De wetgever vermag, zonder het grondwettelijk beginsel van | B.6. De wetgever vermag, zonder het grondwettelijk beginsel van |
gelijkheid en niet-discriminatie te schenden, uitsluitend in de | gelijkheid en niet-discriminatie te schenden, uitsluitend in de |
inkomstenbelasting te voorzien in een maatregel tot het opnieuw | inkomstenbelasting te voorzien in een maatregel tot het opnieuw |
vestigen van een nietig verklaarde aanslag, rekening houdend met de | vestigen van een nietig verklaarde aanslag, rekening houdend met de |
specificiteit van de te volgen aanslagprocedure, de omvang van de | specificiteit van de te volgen aanslagprocedure, de omvang van de |
belastingelementen en de belastbare materie, het grote aantal | belastingelementen en de belastbare materie, het grote aantal |
belastingplichtigen en de complexiteit van de toepasselijke wetgeving. | belastingplichtigen en de complexiteit van de toepasselijke wetgeving. |
Het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in | Het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in |
fiscale aangelegenheden verplicht de wetgever niet tot volstrekte | fiscale aangelegenheden verplicht de wetgever niet tot volstrekte |
gelijkvormigheid van de procedures waarbij de onderscheiden | gelijkvormigheid van de procedures waarbij de onderscheiden |
belastingen of heffingen worden ingevoerd. | belastingen of heffingen worden ingevoerd. |
B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 260 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 schendt | Artikel 260 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 schendt |
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. |
Aldus uitgesproken in het Nederlands en in het Frans, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Nederlands en in het Frans, overeenkomstig |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 21 december 2004. | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 21 december 2004. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
De voorzitter, | De voorzitter, |
A. Arts. | A. Arts. |