← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 191/2004 van 24 november 2004 Rolnummer 2891 In zake
: de prejudiciële vraag over artikel 17, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State,
gesteld door de Raad van State. Het Arbitragehof, sa wijst
na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging"
Uittreksel uit arrest nr. 191/2004 van 24 november 2004 Rolnummer 2891 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 17, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de Raad van State. Het Arbitragehof, sa wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | Uittreksel uit arrest nr. 191/2004 van 24 november 2004 Rolnummer 2891 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 17, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de Raad van State. Het Arbitragehof, sa wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
---|---|
ARBITRAGEHOF | ARBITRAGEHOF |
Uittreksel uit arrest nr. 191/2004 van 24 november 2004 | Uittreksel uit arrest nr. 191/2004 van 24 november 2004 |
Rolnummer 2891 | Rolnummer 2891 |
In zake : de prejudiciële vraag over artikel 17, § 1, van de | In zake : de prejudiciële vraag over artikel 17, § 1, van de |
gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de Raad van | gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de Raad van |
State. | State. |
Het Arbitragehof, | Het Arbitragehof, |
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters | samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters |
P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en J.-P. Snappe, | P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en J.-P. Snappe, |
bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van |
voorzitter M. Melchior, | voorzitter M. Melchior, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij arrest nr. 127.040 van 13 januari 2004 in zake E. Servais tegen de | Bij arrest nr. 127.040 van 13 januari 2004 in zake E. Servais tegen de |
Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof | Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof |
is ingekomen op 22 januari 2004, heeft de Raad van State de volgende | is ingekomen op 22 januari 2004, heeft de Raad van State de volgende |
prejudiciële vraag gesteld : | prejudiciële vraag gesteld : |
« Schendt artikel 17, § 1, van de wetten op de Raad van State, | « Schendt artikel 17, § 1, van de wetten op de Raad van State, |
gecoördineerd op 12 januari 1973, dat bepaalt dat ' wanneer een akte | gecoördineerd op 12 januari 1973, dat bepaalt dat ' wanneer een akte |
of een reglement van een administratieve overheid vatbaar is voor | of een reglement van een administratieve overheid vatbaar is voor |
vernietiging krachtens artikel 14, § 1, [...] de Raad van State als | vernietiging krachtens artikel 14, § 1, [...] de Raad van State als |
enige de schorsing van de tenuitvoerlegging ervan [kan] bevelen ', de | enige de schorsing van de tenuitvoerlegging ervan [kan] bevelen ', de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het uitsluit dat de | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het uitsluit dat de |
schorsing wordt bevolen van de tenuitvoerlegging van een impliciete | schorsing wordt bevolen van de tenuitvoerlegging van een impliciete |
afwijzende beslissing, gegrond op artikel 14, § 3, van dezelfde wetten | afwijzende beslissing, gegrond op artikel 14, § 3, van dezelfde wetten |
? » | ? » |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. Artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op | B.1.1. Artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op |
12 januari 1973, bepaalt : | 12 januari 1973, bepaalt : |
« § 1. De afdeling doet uitspraak, bij wijze van arresten, over de | « § 1. De afdeling doet uitspraak, bij wijze van arresten, over de |
beroepen tot nietigverklaring wegens overtreding van hetzij | beroepen tot nietigverklaring wegens overtreding van hetzij |
substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, | substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, |
overschrijding of afwending van macht, ingesteld tegen de akten en | overschrijding of afwending van macht, ingesteld tegen de akten en |
reglementen van de onderscheiden administratieve overheden, alsook | reglementen van de onderscheiden administratieve overheden, alsook |
tegen de administratieve handelingen van wetgevende vergaderingen of | tegen de administratieve handelingen van wetgevende vergaderingen of |
van hun organen, daarbij inbegrepen de ombudsmannen ingesteld bij deze | van hun organen, daarbij inbegrepen de ombudsmannen ingesteld bij deze |
assemblées, van het Rekenhof en van het Arbitragehof, evenals van | assemblées, van het Rekenhof en van het Arbitragehof, evenals van |
organen van de rechterlijke macht en van de hoge Raad van de Justitie | organen van de rechterlijke macht en van de hoge Raad van de Justitie |
met betrekking tot overheidsopdrachten en leden van hun personeel. | met betrekking tot overheidsopdrachten en leden van hun personeel. |
[...] | [...] |
§ 3. Wanneer een administratieve overheid verplicht is te beschikken | § 3. Wanneer een administratieve overheid verplicht is te beschikken |
en er bij het verstrijken van een termijn van vier maanden te rekenen | en er bij het verstrijken van een termijn van vier maanden te rekenen |
vanaf de haar daartoe door een belanghebbende betekende aanmaning geen | vanaf de haar daartoe door een belanghebbende betekende aanmaning geen |
beslissing is getroffen, wordt het stilzwijgen van de overheid geacht | beslissing is getroffen, wordt het stilzwijgen van de overheid geacht |
een afwijzende beslissing te zijn waartegen beroep kan worden | een afwijzende beslissing te zijn waartegen beroep kan worden |
ingesteld. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de bijzondere | ingesteld. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de bijzondere |
bepalingen die een andere termijn vaststellen of aan het stilzwijgen | bepalingen die een andere termijn vaststellen of aan het stilzwijgen |
van de administratieve overheid andere gevolgen verbinden. » | van de administratieve overheid andere gevolgen verbinden. » |
B.1.2. Artikel 17, § 1, eerste lid, van dezelfde wetten bepaalt : | B.1.2. Artikel 17, § 1, eerste lid, van dezelfde wetten bepaalt : |
« Wanneer een akte of een reglement van een administratieve overheid | « Wanneer een akte of een reglement van een administratieve overheid |
vatbaar is voor vernietiging krachtens artikel 14, § 1, kan de Raad | vatbaar is voor vernietiging krachtens artikel 14, § 1, kan de Raad |
van State als enige de schorsing van de tenuitvoerlegging ervan | van State als enige de schorsing van de tenuitvoerlegging ervan |
bevelen. » | bevelen. » |
B.2. De Raad van State interpreteert die bepaling zo dat ze uitsluit | B.2. De Raad van State interpreteert die bepaling zo dat ze uitsluit |
dat hij de schorsing van de tenuitvoerlegging van een impliciete | dat hij de schorsing van de tenuitvoerlegging van een impliciete |
weigeringsbeslissing die voortvloeit uit de toepassing van artikel 14, | weigeringsbeslissing die voortvloeit uit de toepassing van artikel 14, |
§ 3, kan gelasten en vraagt het Hof naar de bestaanbaarheid ervan met | § 3, kan gelasten en vraagt het Hof naar de bestaanbaarheid ervan met |
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre, in die | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre, in die |
interpretatie, een verschil in behandeling in het leven wordt geroepen | interpretatie, een verschil in behandeling in het leven wordt geroepen |
tussen de rechtzoekenden die een expliciete weigeringsbeslissing | tussen de rechtzoekenden die een expliciete weigeringsbeslissing |
hebben verkregen en diegenen die een impliciete weigeringsbeslissing | hebben verkregen en diegenen die een impliciete weigeringsbeslissing |
hebben verkregen krachtens artikel 14, § 3, alsmede onder de | hebben verkregen krachtens artikel 14, § 3, alsmede onder de |
rechtzoekenden die een impliciete weigeringsbeslissing hebben | rechtzoekenden die een impliciete weigeringsbeslissing hebben |
verkregen, naargelang die beslissing verkregen is onder de voorwaarden | verkregen, naargelang die beslissing verkregen is onder de voorwaarden |
van artikel 14, § 3, of krachtens een andere bepaling, waarbij enkel | van artikel 14, § 3, of krachtens een andere bepaling, waarbij enkel |
de vorderingen tot schorsing van een impliciete weigeringsbeslissing | de vorderingen tot schorsing van een impliciete weigeringsbeslissing |
ingevolge de procedure vastgesteld in artikel 14, § 3, onontvankelijk | ingevolge de procedure vastgesteld in artikel 14, § 3, onontvankelijk |
moeten worden verklaard. | moeten worden verklaard. |
B.3. Geen enkele bepaling van de Grondwet verplicht de wetgever ertoe | B.3. Geen enkele bepaling van de Grondwet verplicht de wetgever ertoe |
op algemene wijze een procedure van administratief kort geding in te | op algemene wijze een procedure van administratief kort geding in te |
voeren. Wanneer evenwel de wetgever beslist om de mogelijkheid te | voeren. Wanneer evenwel de wetgever beslist om de mogelijkheid te |
bieden tot het verkrijgen van de schorsing van bestuurshandelingen, | bieden tot het verkrijgen van de schorsing van bestuurshandelingen, |
kan hij die mogelijkheid niet ontzeggen aan bepaalde categorieën van | kan hij die mogelijkheid niet ontzeggen aan bepaalde categorieën van |
rechtssubjecten indien daarvoor geen redelijke verantwoording bestaat. | rechtssubjecten indien daarvoor geen redelijke verantwoording bestaat. |
B.4. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium | B.4. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium |
afgeleid uit de procedure tot verkrijging van de bestreden | afgeleid uit de procedure tot verkrijging van de bestreden |
weigeringsbeslissing. Het Hof moet echter onderzoeken of dat criterium | weigeringsbeslissing. Het Hof moet echter onderzoeken of dat criterium |
relevant is, rekening houdend met het onderwerp van de onderzochte | relevant is, rekening houdend met het onderwerp van de onderzochte |
maatregel. | maatregel. |
B.5. De parlementaire voorbereiding bevat geen verklaring voor het in | B.5. De parlementaire voorbereiding bevat geen verklaring voor het in |
B.2 uiteengezette verschil in behandeling, dat in het leven wordt | B.2 uiteengezette verschil in behandeling, dat in het leven wordt |
geroepen doordat in artikel 17, § 1, uitsluitend wordt verwezen naar § | geroepen doordat in artikel 17, § 1, uitsluitend wordt verwezen naar § |
1 van artikel 14 van de voormelde gecoördineerde wetten. Terwijl de | 1 van artikel 14 van de voormelde gecoördineerde wetten. Terwijl de |
wetgever bij de parlementaire voorbereiding van de wet van 25 mei 1999 | wetgever bij de parlementaire voorbereiding van de wet van 25 mei 1999 |
waarbij met name de wetten op de Raad van State werden gewijzigd, door | waarbij met name de wetten op de Raad van State werden gewijzigd, door |
de afdeling wetgeving van de Raad van State werd verzocht « na te gaan | de afdeling wetgeving van de Raad van State werd verzocht « na te gaan |
of het raadzaam is zich [...] uit te spreken [over] » de controverse | of het raadzaam is zich [...] uit te spreken [over] » de controverse |
die binnen de rechtspraak zelf van de Raad van State, afdeling | die binnen de rechtspraak zelf van de Raad van State, afdeling |
administratie, was vastgesteld in verband met de ontvankelijkheid van | administratie, was vastgesteld in verband met de ontvankelijkheid van |
de vorderingen tot schorsing van impliciete weigeringsbeslissingen | de vorderingen tot schorsing van impliciete weigeringsbeslissingen |
verkregen krachtens artikel 14, § 3, « door ter zake een duidelijke | verkregen krachtens artikel 14, § 3, « door ter zake een duidelijke |
regel uit te vaardigen » (Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 1960/1, p. | regel uit te vaardigen » (Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 1960/1, p. |
22), heeft hij noch uitspraak gedaan over de vraag zelf, noch het | 22), heeft hij noch uitspraak gedaan over de vraag zelf, noch het |
verschil in behandeling verantwoord dat in een van de betwiste | verschil in behandeling verantwoord dat in een van de betwiste |
interpretaties in het leven is geroepen. | interpretaties in het leven is geroepen. |
B.6. De procedure tot schorsing van een administratieve handeling is | B.6. De procedure tot schorsing van een administratieve handeling is |
een accessorium van het beroep tot vernietiging van die akte. Zoals | een accessorium van het beroep tot vernietiging van die akte. Zoals |
het objectief vernietigingscontentieux, waarmee zij wezenlijk | het objectief vernietigingscontentieux, waarmee zij wezenlijk |
verbonden is, heeft de schorsingsprocedure als enig doel de | verbonden is, heeft de schorsingsprocedure als enig doel de |
mogelijkheid te bieden te vermijden dat een administratieve handeling | mogelijkheid te bieden te vermijden dat een administratieve handeling |
die wordt betwist, onomkeerbare rechtsgevolgen zou hebben, terwijl, | die wordt betwist, onomkeerbare rechtsgevolgen zou hebben, terwijl, |
reeds bij de instelling van de vordering tot schorsing, ernstige | reeds bij de instelling van de vordering tot schorsing, ernstige |
vernietigingsmiddelen worden aangevoerd en aangetoond. | vernietigingsmiddelen worden aangevoerd en aangetoond. |
B.7. Ofschoon het juist is dat de in het voormelde artikel 14, § 3, | B.7. Ofschoon het juist is dat de in het voormelde artikel 14, § 3, |
bedoelde impliciete beslissingen, de in andere bepalingen bedoelde | bedoelde impliciete beslissingen, de in andere bepalingen bedoelde |
impliciete beslissingen en de expliciete weigeringsbeslissingen zijn | impliciete beslissingen en de expliciete weigeringsbeslissingen zijn |
verkregen onder verschillende voorwaarden, kunnen zij evenwel alle | verkregen onder verschillende voorwaarden, kunnen zij evenwel alle |
door de Raad van State worden vernietigd en kunnen zij identieke | door de Raad van State worden vernietigd en kunnen zij identieke |
gevolgen teweegbrengen voor de bestuurden die eenzelfde belang kunnen | gevolgen teweegbrengen voor de bestuurden die eenzelfde belang kunnen |
hebben bij het verkrijgen van de schorsing ervan. | hebben bij het verkrijgen van de schorsing ervan. |
Het feit dat de weigeringsbeslissing wordt afgeleid uit het | Het feit dat de weigeringsbeslissing wordt afgeleid uit het |
stilzwijgen van de overheid die uitspraak moet doen en niet uit een | stilzwijgen van de overheid die uitspraak moet doen en niet uit een |
expliciete beslissing van die overheid vertoont geen verband met de | expliciete beslissing van die overheid vertoont geen verband met de |
mogelijkheid voor de Raad van State om de schorsing ervan te gelasten | mogelijkheid voor de Raad van State om de schorsing ervan te gelasten |
en kan bijgevolg niet verantwoorden dat de betrokken bestuurden de | en kan bijgevolg niet verantwoorden dat de betrokken bestuurden de |
mogelijkheid wordt ontzegd om de schorsing van de akte te vorderen, | mogelijkheid wordt ontzegd om de schorsing van de akte te vorderen, |
terwijl zij die wel zouden kunnen verkrijgen indien de overheid een | terwijl zij die wel zouden kunnen verkrijgen indien de overheid een |
expliciete beslissing had genomen die dezelfde inhoud zou hebben | expliciete beslissing had genomen die dezelfde inhoud zou hebben |
gehad. Het verschil in behandeling berust op geen enkel relevant | gehad. Het verschil in behandeling berust op geen enkel relevant |
criterium. | criterium. |
B.8. De vraag dient bevestigend te worden beantwoord. | B.8. De vraag dient bevestigend te worden beantwoord. |
B.9. Het Hof merkt echter op dat de in het geding zijnde bepalingen zo | B.9. Het Hof merkt echter op dat de in het geding zijnde bepalingen zo |
kunnen worden geïnterpreteerd dat zij niet de mogelijkheid uitsluiten | kunnen worden geïnterpreteerd dat zij niet de mogelijkheid uitsluiten |
voor de Raad van State om de schorsing te gelasten van een impliciete | voor de Raad van State om de schorsing te gelasten van een impliciete |
weigeringsbeslissing die is verkregen onder de voorwaarden vastgesteld | weigeringsbeslissing die is verkregen onder de voorwaarden vastgesteld |
in artikel 14, § 3. Dat artikel kan immers zo worden beschouwd dat het | in artikel 14, § 3. Dat artikel kan immers zo worden beschouwd dat het |
zich ertoe beperkt de voorwaarden te bepalen voor het beroep dat is | zich ertoe beperkt de voorwaarden te bepalen voor het beroep dat is |
gericht tegen het stilzwijgen van een administratie die verplicht is | gericht tegen het stilzwijgen van een administratie die verplicht is |
te beschikken, zodat de impliciete verwerping die uit het stilzwijgen | te beschikken, zodat de impliciete verwerping die uit het stilzwijgen |
van de administratie wordt afgeleid, krachtens die bepaling een | van de administratie wordt afgeleid, krachtens die bepaling een |
administratieve handeling vormt in de zin van artikel 14, § 1, die | administratieve handeling vormt in de zin van artikel 14, § 1, die |
vatbaar is voor schorsing krachtens artikel 17, § 1. | vatbaar is voor schorsing krachtens artikel 17, § 1. |
B.10. In die interpretatie geven de betrokken bepalingen geen | B.10. In die interpretatie geven de betrokken bepalingen geen |
aanleiding tot de in B.2 vermelde verschillen in behandeling, zodat de | aanleiding tot de in B.2 vermelde verschillen in behandeling, zodat de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet worden geschonden. | artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet worden geschonden. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
- In de interpretatie volgens welke artikel 17, § 1, van de | - In de interpretatie volgens welke artikel 17, § 1, van de |
gecoördineerde wetten op de Raad van State uitsluit dat de schorsing | gecoördineerde wetten op de Raad van State uitsluit dat de schorsing |
wordt gelast van de tenuitvoerlegging van een impliciete afwijzende | wordt gelast van de tenuitvoerlegging van een impliciete afwijzende |
beslissing bedoeld in artikel 14, § 3, van dezelfde wetten, schendt | beslissing bedoeld in artikel 14, § 3, van dezelfde wetten, schendt |
het de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. | het de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. |
- In de interpretatie volgens welke diezelfde bepaling niet uitsluit | - In de interpretatie volgens welke diezelfde bepaling niet uitsluit |
dat de schorsing wordt gelast van de tenuitvoerlegging van een | dat de schorsing wordt gelast van de tenuitvoerlegging van een |
impliciete afwijzende beslissing bedoeld in artikel 14, § 3, van de | impliciete afwijzende beslissing bedoeld in artikel 14, § 3, van de |
gecoördineerde wetten op de Raad van State, schendt zij de artikelen | gecoördineerde wetten op de Raad van State, schendt zij de artikelen |
10 en 11 van de Grondwet niet. | 10 en 11 van de Grondwet niet. |
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 24 november 2004. | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 24 november 2004. |
De griffier, | De griffier, |
L. Potoms. | L. Potoms. |
De voorzitter, | De voorzitter, |
M. Melchior. | M. Melchior. |