Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 62/2004 van 31 maart 2004 Rolnummer 2886 In zake : de prejudiciële vraag betreffende het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, gesteld door de Ar Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslag(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 62/2004 van 31 maart 2004 Rolnummer 2886 In zake : de prejudiciële vraag betreffende het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, gesteld door de Ar Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslag(...) Uittreksel uit arrest nr. 62/2004 van 31 maart 2004 Rolnummer 2886 In zake : de prejudiciële vraag betreffende het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, gesteld door de Ar Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslag(...)
ARBITRAGEHOF ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 62/2004 van 31 maart 2004 Uittreksel uit arrest nr. 62/2004 van 31 maart 2004
Rolnummer 2886 Rolnummer 2886
In zake : de prejudiciële vraag betreffende het koninklijk besluit nr. In zake : de prejudiciële vraag betreffende het koninklijk besluit nr.
38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der
zelfstandigen, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik. zelfstandigen, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik.
Het Arbitragehof, beperkte kamer, Het Arbitragehof, beperkte kamer,
samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslaggevers samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslaggevers
P. Martens en L. Lavrysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. P. Martens en L. Lavrysen, bijgestaan door de griffier P.-Y.
Dutilleux, Dutilleux,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 12 januari 2004 in zake F. Parisis tegen het Bij vonnis van 12 januari 2004 in zake F. Parisis tegen het
Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen,
waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op
14 januari 2004, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik de volgende 14 januari 2004, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik de volgende
prejudiciële vraag gesteld : prejudiciële vraag gesteld :
« Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het
verschil in behandeling tussen, enerzijds, de loontrekkenden en de verschil in behandeling tussen, enerzijds, de loontrekkenden en de
ambtenaren en, anderzijds, de zelfstandigen die onderworpen zijn aan ambtenaren en, anderzijds, de zelfstandigen die onderworpen zijn aan
het bijzondere stelsel dat geldt bij aanvang of hervatting van een het bijzondere stelsel dat geldt bij aanvang of hervatting van een
beroepsbezigheid of tussen, enerzijds, de zelfstandige die niet aan beroepsbezigheid of tussen, enerzijds, de zelfstandige die niet aan
dat bijzondere stelsel onderworpen is en, anderzijds, de zelfstandige dat bijzondere stelsel onderworpen is en, anderzijds, de zelfstandige
die wel eraan onderworpen is, verschil in behandeling dat het gevolg die wel eraan onderworpen is, verschil in behandeling dat het gevolg
is van het feit dat het bijzondere stelsel ertoe kan leiden dat de is van het feit dat het bijzondere stelsel ertoe kan leiden dat de
tweede categorie bijdragen moet betalen die onevenredig zijn met de tweede categorie bijdragen moet betalen die onevenredig zijn met de
inkomsten van het lopende jaar zonder dat die situatie kan worden inkomsten van het lopende jaar zonder dat die situatie kan worden
gecompenseerd door het feit dat de bijdragen die drie jaar later gecompenseerd door het feit dat de bijdragen die drie jaar later
verschuldigd zijn dienovereenkomstig zullen verminderen, hoewel de verschuldigd zijn dienovereenkomstig zullen verminderen, hoewel de
zelfstandige zijn beroepsbezigheid niet heeft stopgezet en nog steeds zelfstandige zijn beroepsbezigheid niet heeft stopgezet en nog steeds
bijdrageplichtig is, en hij door de overstap van een stelsel van bijdrageplichtig is, en hij door de overstap van een stelsel van
zelfstandige in hoofdberoep naar een stelsel van zelfstandige in zelfstandige in hoofdberoep naar een stelsel van zelfstandige in
bijberoep nog steeds in zijn behoeften kan voorzien ? » bijberoep nog steeds in zijn behoeften kan voorzien ? »
Op 29 januari 2004 hebben de rechters-verslaggevers P. Martens en L. Op 29 januari 2004 hebben de rechters-verslaggevers P. Martens en L.
Lavrysen, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere Lavrysen, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere
wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, de voorzitter ervan in wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, de voorzitter ervan in
kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het
Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te
wijzen waarin wordt vastgesteld dat de prejudiciële vraag wijzen waarin wordt vastgesteld dat de prejudiciële vraag
klaarblijkelijk niet tot de bevoegdheid van het Hof behoort. klaarblijkelijk niet tot de bevoegdheid van het Hof behoort.
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over het « bijzondere stelsel B.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over het « bijzondere stelsel
» voor de berekening van de bijdragen die moeten worden betaald door » voor de berekening van de bijdragen die moeten worden betaald door
de zelfstandigen voor een periode van aanvang of hervatting van een de zelfstandigen voor een periode van aanvang of hervatting van een
zelfstandige activiteit. Uit de motivering van het vonnis waarbij de zelfstandige activiteit. Uit de motivering van het vonnis waarbij de
prejudiciële vraag wordt gesteld, kan worden afgeleid dat deze prejudiciële vraag wordt gesteld, kan worden afgeleid dat deze
betrekking heeft op artikel 11, §§ 2 en 4, van het koninklijk besluit betrekking heeft op artikel 11, §§ 2 en 4, van het koninklijk besluit
nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut
der zelfstandigen. der zelfstandigen.
B.2. Bij artikel 11, § 2, van het voormelde koninklijk besluit nr. 38 B.2. Bij artikel 11, § 2, van het voormelde koninklijk besluit nr. 38
wordt de berekeningswijze vastgesteld van de bijdragen gedurende de wordt de berekeningswijze vastgesteld van de bijdragen gedurende de
loopbaan, met verwijzing naar de inkomsten die de zelfstandige twee loopbaan, met verwijzing naar de inkomsten die de zelfstandige twee
jaar vóór het betrokken jaar heeft gehad. Aangezien die jaar vóór het betrokken jaar heeft gehad. Aangezien die
berekeningswijze per definitie niet kan worden gehanteerd in geval van berekeningswijze per definitie niet kan worden gehanteerd in geval van
aanvang of hervatting van de beroepsbezigheid, geldt die bepaling niet aanvang of hervatting van de beroepsbezigheid, geldt die bepaling niet
voor de situatie die in de prejudiciële vraag wordt beoogd. voor de situatie die in de prejudiciële vraag wordt beoogd.
Artikel 11, § 4, van het voormelde koninklijk besluit nr. 38 bepaalt : Artikel 11, § 4, van het voormelde koninklijk besluit nr. 38 bepaalt :
« De Koning bepaalt hoe de bijdragen worden berekend bij aanvang of « De Koning bepaalt hoe de bijdragen worden berekend bij aanvang of
hervatting van beroepsbezigheid. hervatting van beroepsbezigheid.
Met dit doel bepaalt hij nader wat, in de zin van deze paragraaf, Met dit doel bepaalt hij nader wat, in de zin van deze paragraaf,
dient verstaan onder aanvang of hervatting van beroepsbezigheid. » dient verstaan onder aanvang of hervatting van beroepsbezigheid. »
Het « bijzondere stelsel » waarover de Arbeidsrechtbank het Hof een Het « bijzondere stelsel » waarover de Arbeidsrechtbank het Hof een
vraag stelt, is ter uitvoering van die bepaling geregeld bij het vraag stelt, is ter uitvoering van die bepaling geregeld bij het
koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in
uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende
inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
B.3. Het Hof vermag zich enkel uit te spreken over het verantwoorde B.3. Het Hof vermag zich enkel uit te spreken over het verantwoorde
karakter, ten aanzien van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van karakter, ten aanzien van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van
een verschil in behandeling als dat verschil aan een norm met een verschil in behandeling als dat verschil aan een norm met
wetgevend karakter kan worden toegeschreven. Noch artikel 26, § 1, van wetgevend karakter kan worden toegeschreven. Noch artikel 26, § 1, van
de bijzondere wet van 6 januari 1989 noch enige andere grondwettelijke de bijzondere wet van 6 januari 1989 noch enige andere grondwettelijke
of wettelijke bepaling verleent het Hof de bevoegdheid om bij wijze of wettelijke bepaling verleent het Hof de bevoegdheid om bij wijze
van prejudiciële beslissing uitspraak te doen over de vraag of een van prejudiciële beslissing uitspraak te doen over de vraag of een
koninklijk besluit al dan niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en koninklijk besluit al dan niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en
11 van de Grondwet. 11 van de Grondwet.
B.4. De machtiging die bij artikel 11, § 4, van het voormelde B.4. De machtiging die bij artikel 11, § 4, van het voormelde
koninklijk besluit nr. 38 aan de Koning is gegeven, staat Hem koninklijk besluit nr. 38 aan de Koning is gegeven, staat Hem
geenszins toe af te wijken van het beginsel volgens hetwelk een geenszins toe af te wijken van het beginsel volgens hetwelk een
verschil in behandeling dat door een norm tussen verschillende verschil in behandeling dat door een norm tussen verschillende
categorieën van personen wordt ingevoerd, dient te berusten op een categorieën van personen wordt ingevoerd, dient te berusten op een
objectieve en redelijke verantwoording die wordt beoordeeld in het objectieve en redelijke verantwoording die wordt beoordeeld in het
licht van het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel. Met licht van het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel. Met
toepassing van artikel 159 van de Grondwet komt het de rechter toe de toepassing van artikel 159 van de Grondwet komt het de rechter toe de
bepalingen van dat besluit die niet bestaanbaar zouden zijn met de bepalingen van dat besluit die niet bestaanbaar zouden zijn met de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, niet toe te passen. artikelen 10 en 11 van de Grondwet, niet toe te passen.
B.5. De prejudiciële vraag behoort klaarblijkelijk niet tot de B.5. De prejudiciële vraag behoort klaarblijkelijk niet tot de
bevoegdheid van het Hof. bevoegdheid van het Hof.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof, beperkte kamer, het Hof, beperkte kamer,
met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende,
stelt vast dat het Hof niet bevoegd is om te antwoorden op de stelt vast dat het Hof niet bevoegd is om te antwoorden op de
prejudiciële vraag die de Arbeidsrechtbank te Luik heeft gesteld. prejudiciële vraag die de Arbeidsrechtbank te Luik heeft gesteld.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 31 maart 2004. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 31 maart 2004.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^