← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 97/2002 van 12 juni 2002 Rolnummer : 2160 In zake : de prejudiciële
vragen betreffende de artikelen 43, eerste en tweede lid, en 70, § 4, tweede lid, van het Wetboek
van de belasting over de toegevoegde waarde, Het
Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 97/2002 van 12 juni 2002 Rolnummer : 2160 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 43, eerste en tweede lid, en 70, § 4, tweede lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...) | Uittreksel uit arrest nr. 97/2002 van 12 juni 2002 Rolnummer : 2160 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 43, eerste en tweede lid, en 70, § 4, tweede lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...) |
---|---|
ARBITRAGEHOF | ARBITRAGEHOF |
Uittreksel uit arrest nr. 97/2002 van 12 juni 2002 | Uittreksel uit arrest nr. 97/2002 van 12 juni 2002 |
Rolnummer : 2160 | Rolnummer : 2160 |
In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 43, eerste | In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 43, eerste |
en tweede lid, en 70, § 4, tweede lid, van het Wetboek van de | en tweede lid, en 70, § 4, tweede lid, van het Wetboek van de |
belasting over de toegevoegde waarde, gesteld door het Hof van Beroep | belasting over de toegevoegde waarde, gesteld door het Hof van Beroep |
te Antwerpen. | te Antwerpen. |
Het Arbitragehof, | Het Arbitragehof, |
samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters | samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters |
P. Martens, M. Bossuyt, L. Lavrysen, A. Alen en J.-P. Moerman, | P. Martens, M. Bossuyt, L. Lavrysen, A. Alen en J.-P. Moerman, |
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
voorzitter A. Arts, | voorzitter A. Arts, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen |
Bij arrest van 3 april 2001 in zake de n.v. Borsumij Belgium tegen de | Bij arrest van 3 april 2001 in zake de n.v. Borsumij Belgium tegen de |
Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof | Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof |
is ingekomen op 19 april 2001, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen | is ingekomen op 19 april 2001, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen |
de volgende prejudiciële vragen gesteld : | de volgende prejudiciële vragen gesteld : |
« 1. Is het artikel 43, eerste en tweede lid, van de wet van 3 juli | « 1. Is het artikel 43, eerste en tweede lid, van de wet van 3 juli |
1969 tot invoering van het Wetboek van de belasting over de | 1969 tot invoering van het Wetboek van de belasting over de |
toegevoegde waarde, verenigbaar met de artikelen 10 en 11 van de | toegevoegde waarde, verenigbaar met de artikelen 10 en 11 van de |
gecoördineerde Grondwet (artikelen 6 en 6bis van de toenmalige | gecoördineerde Grondwet (artikelen 6 en 6bis van de toenmalige |
Grondwet) wanneer het zou geïnterpreteerd worden als dat het de Koning | Grondwet) wanneer het zou geïnterpreteerd worden als dat het de Koning |
zou toelaten een medeschuldenaarschap of hoofdelijke aansprakelijkheid | zou toelaten een medeschuldenaarschap of hoofdelijke aansprakelijkheid |
in te voeren voor de B.T.W. in hoofde van de leverancier van de | in te voeren voor de B.T.W. in hoofde van de leverancier van de |
belastingplichtige in het geval dat deze laatste zich ten onrechte op | belastingplichtige in het geval dat deze laatste zich ten onrechte op |
de vrijstelling van voornoemd artikel 43 zou hebben beroepen, zelfs | de vrijstelling van voornoemd artikel 43 zou hebben beroepen, zelfs |
zonder dat van een opzettelijke overtreding van de leverancier sprake | zonder dat van een opzettelijke overtreding van de leverancier sprake |
zou zijn, terwijl een contractant in de regel en burgerrechtelijk niet | zou zijn, terwijl een contractant in de regel en burgerrechtelijk niet |
hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van zijn medecontractant | hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van zijn medecontractant |
? | ? |
2. Is het artikel 70, § 4, tweede lid, van de wet van 3 juli 1969 tot | 2. Is het artikel 70, § 4, tweede lid, van de wet van 3 juli 1969 tot |
invoering van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, | invoering van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, |
verenigbaar met de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet | verenigbaar met de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet |
(artikelen 6 en 6bis van de toenmalige Grondwet) wanneer het zou | (artikelen 6 en 6bis van de toenmalige Grondwet) wanneer het zou |
geïnterpreteerd worden als dat een medecontractant-leverancier | geïnterpreteerd worden als dat een medecontractant-leverancier |
hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de B.T.W., de intresten en de | hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de B.T.W., de intresten en de |
geldboeten verschuldigd door een belastingplichtige-afnemer in het | geldboeten verschuldigd door een belastingplichtige-afnemer in het |
geval dat deze laatste zich ten onrechte op de vrijstelling van | geval dat deze laatste zich ten onrechte op de vrijstelling van |
voornoemd artikel 43 zou hebben beroepen, zelfs als de eerstgenoemde | voornoemd artikel 43 zou hebben beroepen, zelfs als de eerstgenoemde |
geen opzettelijke overtreding ten laste kan worden gelegd, terwijl in | geen opzettelijke overtreding ten laste kan worden gelegd, terwijl in |
het burgerlijk recht en in andere fiscale wetboeken van dergelijk | het burgerlijk recht en in andere fiscale wetboeken van dergelijk |
automatisch medeschuldenaarschap geen sprake is ? » | automatisch medeschuldenaarschap geen sprake is ? » |
(...) | (...) |
IV. In rechte | IV. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. De prejudiciële vragen betreffen de artikelen 43 en 70, § 4, | B.1.1. De prejudiciële vragen betreffen de artikelen 43 en 70, § 4, |
tweede lid, van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek | tweede lid, van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek |
van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : B.T.W.-Wetboek), | van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : B.T.W.-Wetboek), |
zoals van toepassing in 1991. | zoals van toepassing in 1991. |
Artikel 43 luidde : | Artikel 43 luidde : |
« Belastingplichtigen kunnen de door hen voor uitvoer bestemde | « Belastingplichtigen kunnen de door hen voor uitvoer bestemde |
goederen, de grondstoffen en hulpstoffen voor de vervaardiging van die | goederen, de grondstoffen en hulpstoffen voor de vervaardiging van die |
goederen en de diensten met betrekking tot deze vervaardiging, hier te | goederen en de diensten met betrekking tot deze vervaardiging, hier te |
lande afnemen of invoeren met vrijstelling van de belasting. | lande afnemen of invoeren met vrijstelling van de belasting. |
De voorwaarden en de normen voor de toepassing van dit artikel worden | De voorwaarden en de normen voor de toepassing van dit artikel worden |
bepaald door de Koning. » | bepaald door de Koning. » |
Artikel 70, § 4, tweede lid, luidde : | Artikel 70, § 4, tweede lid, luidde : |
« Zij die niet tot de voldoening van de belasting zijn gehouden, maar | « Zij die niet tot de voldoening van de belasting zijn gehouden, maar |
aan wie bij de artikelen 39 tot 43, 50 tot 52 en 58, of bij de ter | aan wie bij de artikelen 39 tot 43, 50 tot 52 en 58, of bij de ter |
uitvoering ervan gegeven regelen bepaalde verplichtingen zijn | uitvoering ervan gegeven regelen bepaalde verplichtingen zijn |
opgelegd, zijn bovendien, ingeval zij een overtreding hebben begaan, | opgelegd, zijn bovendien, ingeval zij een overtreding hebben begaan, |
hoofdelijk aansprakelijk voor de voldoening van de belasting, de | hoofdelijk aansprakelijk voor de voldoening van de belasting, de |
intresten en de opgelopen geldboeten. Ten aanzien van frauduleus | intresten en de opgelopen geldboeten. Ten aanzien van frauduleus |
ingevoerde goederen rust die hoofdelijke aansprakelijkheid eveneens op | ingevoerde goederen rust die hoofdelijke aansprakelijkheid eveneens op |
hen die aan de frauduleuze invoer of poging tot frauduleuze invoer | hen die aan de frauduleuze invoer of poging tot frauduleuze invoer |
hebben deelgenomen, op de houder van de goederen, en, eventueel, op | hebben deelgenomen, op de houder van de goederen, en, eventueel, op |
degene die voor rekening van die houder heeft gehandeld. » | degene die voor rekening van die houder heeft gehandeld. » |
B.1.2. Artikel 43, eerste lid, van het B.T.W.-Wetboek, zoals het van | B.1.2. Artikel 43, eerste lid, van het B.T.W.-Wetboek, zoals het van |
kracht was tot aan de opheffing ervan door artikel 49 van de wet van | kracht was tot aan de opheffing ervan door artikel 49 van de wet van |
28 december 1992, verleent een vrijstelling van B.T.W. in de fase die | 28 december 1992, verleent een vrijstelling van B.T.W. in de fase die |
de uitvoer voorafgaat. Een belastingplichtige kan zich op vrijstelling | de uitvoer voorafgaat. Een belastingplichtige kan zich op vrijstelling |
van B.T.W. beroepen voor bepaalde handelingen die hij voor eigen | van B.T.W. beroepen voor bepaalde handelingen die hij voor eigen |
rekening verricht, namelijk, ten eerste, het invoeren en het aankopen | rekening verricht, namelijk, ten eerste, het invoeren en het aankopen |
in België van goederen bestemd voor uitvoer in de staat waarin ze | in België van goederen bestemd voor uitvoer in de staat waarin ze |
werden ingevoerd of aangekocht en, ten tweede, het invoeren en | werden ingevoerd of aangekocht en, ten tweede, het invoeren en |
aankopen in België van grondstoffen en hulpstoffen bestemd voor de | aankopen in België van grondstoffen en hulpstoffen bestemd voor de |
fabricage van goederen die zullen worden uitgevoerd alsook voor de | fabricage van goederen die zullen worden uitgevoerd alsook voor de |
voor zijn rekening gedane dienstverrichtingen die tot die fabricage | voor zijn rekening gedane dienstverrichtingen die tot die fabricage |
bijdragen. Zijn leverancier zal hem die goederen, grondstoffen en | bijdragen. Zijn leverancier zal hem die goederen, grondstoffen en |
hulpstoffen bijgevolg met vrijstelling van B.T.W. kunnen leveren. | hulpstoffen bijgevolg met vrijstelling van B.T.W. kunnen leveren. |
Artikel 43, tweede lid, van het B.T.W.-Wetboek machtigt de Koning de | Artikel 43, tweede lid, van het B.T.W.-Wetboek machtigt de Koning de |
voorwaarden en de normen te bepalen voor de toepassing van die | voorwaarden en de normen te bepalen voor de toepassing van die |
vrijstelling, wat gebeurde bij de artikelen 19 tot 23 van het | vrijstelling, wat gebeurde bij de artikelen 19 tot 23 van het |
koninklijk besluit nr. 18 van 27 december 1977 met betrekking tot de | koninklijk besluit nr. 18 van 27 december 1977 met betrekking tot de |
vrijstelling ten aanzien van de uitvoer van goederen en diensten, op | vrijstelling ten aanzien van de uitvoer van goederen en diensten, op |
het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde. | het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde. |
De vrijstelling wordt verleend indien aan bepaalde voorwaarden en | De vrijstelling wordt verleend indien aan bepaalde voorwaarden en |
normen omschreven in de artikelen 20 en 21 van het voornoemd | normen omschreven in de artikelen 20 en 21 van het voornoemd |
koninklijk besluit is voldaan. De belastingplichtige moet de | koninklijk besluit is voldaan. De belastingplichtige moet de |
vrijstelling schriftelijk aanvragen aan de Administratie (artikel 22). | vrijstelling schriftelijk aanvragen aan de Administratie (artikel 22). |
Ze is één jaar geldig, maar is hernieuwbaar. Aan de | Ze is één jaar geldig, maar is hernieuwbaar. Aan de |
belastingplichtige, ook « vergunninghouder » genoemd, zijn een aantal | belastingplichtige, ook « vergunninghouder » genoemd, zijn een aantal |
verplichtingen opgelegd, namelijk, het voeren van een boekhouding aan | verplichtingen opgelegd, namelijk, het voeren van een boekhouding aan |
de hand waarvan de Administratie controle kan uitoefenen, en het | de hand waarvan de Administratie controle kan uitoefenen, en het |
uitreiken aan zijn leveranciers van een bestelbon met een aantal | uitreiken aan zijn leveranciers van een bestelbon met een aantal |
vermeldingen. | vermeldingen. |
Ook aan de leverancier of de dienstverrichter zijn verplichtingen | Ook aan de leverancier of de dienstverrichter zijn verplichtingen |
opgelegd, zijnde, ten eerste, het nummeren van de ontvangen | opgelegd, zijnde, ten eerste, het nummeren van de ontvangen |
bestelbonnen volgens een ononderbroken reeks nummers en het bewaren | bestelbonnen volgens een ononderbroken reeks nummers en het bewaren |
ervan en, ten tweede, het vermelden op de uitgegeven facturen van de | ervan en, ten tweede, het vermelden op de uitgegeven facturen van de |
voorgeschreven formulering (artikel 23, § 1). De leverancier of de | voorgeschreven formulering (artikel 23, § 1). De leverancier of de |
dienstverrichter is van alle aansprakelijkheid ontslagen als de | dienstverrichter is van alle aansprakelijkheid ontslagen als de |
ontvangen bestelbon regelmatig is en hij die verplichtingen heeft | ontvangen bestelbon regelmatig is en hij die verplichtingen heeft |
nageleefd (artikel 23, § 2). | nageleefd (artikel 23, § 2). |
De Administratie kan de vergunning intrekken indien de voorwaarden | De Administratie kan de vergunning intrekken indien de voorwaarden |
niet worden nageleefd of indien onjuiste verklaringen worden verstrekt | niet worden nageleefd of indien onjuiste verklaringen worden verstrekt |
(artikel 24). Indien door de niet-naleving van bepaalde formaliteiten | (artikel 24). Indien door de niet-naleving van bepaalde formaliteiten |
het voordeel van de vrijstelling verloren wordt, kan door of namens de | het voordeel van de vrijstelling verloren wordt, kan door of namens de |
Minister van Financiën gehele of gedeeltelijke ontheffing van het | Minister van Financiën gehele of gedeeltelijke ontheffing van het |
opgelopen verval worden verleend (artikel 25). | opgelopen verval worden verleend (artikel 25). |
B.1.3. Krachtens artikel 70, § 4, tweede lid, van het B.T.W.-Wetboek, | B.1.3. Krachtens artikel 70, § 4, tweede lid, van het B.T.W.-Wetboek, |
zoals gewijzigd bij artikel 34 van de wet van 22 december 1977 en bij | zoals gewijzigd bij artikel 34 van de wet van 22 december 1977 en bij |
artikel 124 van de wet van 22 december 1989 en van kracht tot aan de | artikel 124 van de wet van 22 december 1989 en van kracht tot aan de |
wijziging ervan bij de wet van 28 december 1992, zijn zij die niet tot | wijziging ervan bij de wet van 28 december 1992, zijn zij die niet tot |
de voldoening van de belasting zijn gehouden maar aan wie bij artikel | de voldoening van de belasting zijn gehouden maar aan wie bij artikel |
43 van het BTW-Wetboek of bij de ter uitvoering ervan gegeven regelen | 43 van het BTW-Wetboek of bij de ter uitvoering ervan gegeven regelen |
bepaalde verplichtingen zijn opgelegd, hoofdelijk aansprakelijk voor | bepaalde verplichtingen zijn opgelegd, hoofdelijk aansprakelijk voor |
de voldoening van de belasting, de intresten en de opgelopen | de voldoening van de belasting, de intresten en de opgelopen |
geldboeten indien zij een overtreding begaan. | geldboeten indien zij een overtreding begaan. |
B.1.4. Omdat die regeling onvoldoende bestand bleek tegen fraude | B.1.4. Omdat die regeling onvoldoende bestand bleek tegen fraude |
(Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 684/1, p. 46) werd artikel 43 van | (Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 684/1, p. 46) werd artikel 43 van |
het BTW-Wetboek opgeheven bij artikel 49 van de wet van 28 december | het BTW-Wetboek opgeheven bij artikel 49 van de wet van 28 december |
1992. Artikel 70, § 4, werd dienovereenkomstig bij dezelfde wet | 1992. Artikel 70, § 4, werd dienovereenkomstig bij dezelfde wet |
aangepast. | aangepast. |
B.2. Uit de feiten van het geding en uit de motivering van de | B.2. Uit de feiten van het geding en uit de motivering van de |
verwijzende rechter blijkt dat de prejudiciële vragen de | verwijzende rechter blijkt dat de prejudiciële vragen de |
grondwettigheid aan de orde stellen van de toenmalige artikelen 43 en | grondwettigheid aan de orde stellen van de toenmalige artikelen 43 en |
70, § 4, tweede lid, van het BTW-Wetboek, aldus geïnterpreteerd dat | 70, § 4, tweede lid, van het BTW-Wetboek, aldus geïnterpreteerd dat |
die bepalingen een rechtsgrond zouden verschaffen voor het hoofdelijk | die bepalingen een rechtsgrond zouden verschaffen voor het hoofdelijk |
aansprakelijk stellen voor de voldoening van de belastingen, de | aansprakelijk stellen voor de voldoening van de belastingen, de |
geldboeten en de intresten van een leverancier van een | geldboeten en de intresten van een leverancier van een |
belastingplichtige-vergunninghouder die zich ten onrechte op de in | belastingplichtige-vergunninghouder die zich ten onrechte op de in |
artikel 43 bedoelde vrijstelling heeft beroepen en waarbij de | artikel 43 bedoelde vrijstelling heeft beroepen en waarbij de |
leverancier, op onopzettelijke wijze, de hem opgelegde administratieve | leverancier, op onopzettelijke wijze, de hem opgelegde administratieve |
verplichtingen niet zou zijn nagekomen. Vermits beide prejudiciële | verplichtingen niet zou zijn nagekomen. Vermits beide prejudiciële |
vragen aldus dezelfde rechtsproblematiek betreffen, worden ze samen | vragen aldus dezelfde rechtsproblematiek betreffen, worden ze samen |
behandeld. | behandeld. |
B.3.1. De Ministerraad voert in eerste instantie aan dat er « een | B.3.1. De Ministerraad voert in eerste instantie aan dat er « een |
gebrek aan belang in hoofde van het verwijzende rechtscollege » is, nu | gebrek aan belang in hoofde van het verwijzende rechtscollege » is, nu |
artikel 43 van het BTW-Wetboek met ingang van 1 januari 1993 is | artikel 43 van het BTW-Wetboek met ingang van 1 januari 1993 is |
opgeheven bij artikel 49 van de wet van 28 december 1992, zodat « de | opgeheven bij artikel 49 van de wet van 28 december 1992, zodat « de |
dialoog tussen het Grondwettelijk hof en het verwijzende rechtscollege | dialoog tussen het Grondwettelijk hof en het verwijzende rechtscollege |
[...] de Ministerraad dan ook niet meer vruchtbaar [lijkt] ». | [...] de Ministerraad dan ook niet meer vruchtbaar [lijkt] ». |
B.3.2. De bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof | B.3.2. De bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof |
vereist niet dat de verwijzende rechter van een « belang » doet | vereist niet dat de verwijzende rechter van een « belang » doet |
blijken bij het stellen van een prejudiciële vraag. In beginsel komt | blijken bij het stellen van een prejudiciële vraag. In beginsel komt |
het de verwijzende rechter toe de normen vast te stellen die | het de verwijzende rechter toe de normen vast te stellen die |
toepasselijk zijn op het hem voorgelegde geschil. De exceptie van de | toepasselijk zijn op het hem voorgelegde geschil. De exceptie van de |
Ministerraad wordt verworpen. | Ministerraad wordt verworpen. |
B.4.1. De Ministerraad voert vervolgens aan dat de vragen enkel op | B.4.1. De Ministerraad voert vervolgens aan dat de vragen enkel op |
algemene wijze refereren aan de principes uit het gemeen recht en dat | algemene wijze refereren aan de principes uit het gemeen recht en dat |
zij het het Hof niet mogelijk zouden maken over te gaan tot een | zij het het Hof niet mogelijk zouden maken over te gaan tot een |
vergelijking van situaties. | vergelijking van situaties. |
B.4.2. De aan het Hof toevertrouwde toetsing van wettelijke normen aan | B.4.2. De aan het Hof toevertrouwde toetsing van wettelijke normen aan |
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet vereist dat de categorie van | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet vereist dat de categorie van |
personen ten aanzien van wie een mogelijke discriminatie wordt | personen ten aanzien van wie een mogelijke discriminatie wordt |
aangevoerd, het voorwerp uitmaakt van een pertinente vergelijking met | aangevoerd, het voorwerp uitmaakt van een pertinente vergelijking met |
een andere categorie. | een andere categorie. |
B.4.3. De verwijzing in de tweede prejudiciële vraag naar de « andere | B.4.3. De verwijzing in de tweede prejudiciële vraag naar de « andere |
fiscale wetboeken », waarin van een « dergelijk automatisch | fiscale wetboeken », waarin van een « dergelijk automatisch |
medeschuldenaarschap » geen sprake zou zijn, stelt het Hof niet ertoe | medeschuldenaarschap » geen sprake zou zijn, stelt het Hof niet ertoe |
in staat op voldoende duidelijke wijze de categorieën van personen af | in staat op voldoende duidelijke wijze de categorieën van personen af |
te bakenen ten aanzien waarvan een discriminatie zou bestaan. | te bakenen ten aanzien waarvan een discriminatie zou bestaan. |
Het Hof kan bij gebreke van een duidelijk aanwijsbare vergelijkbare | Het Hof kan bij gebreke van een duidelijk aanwijsbare vergelijkbare |
categorie van personen in het fiscaal recht niet onderzoeken of de | categorie van personen in het fiscaal recht niet onderzoeken of de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet in dat opzicht zijn geschonden. | artikelen 10 en 11 van de Grondwet in dat opzicht zijn geschonden. |
B.4.4. Uit de verwijzing in beide vragen naar het burgerlijk recht | B.4.4. Uit de verwijzing in beide vragen naar het burgerlijk recht |
blijkt dat de regel in artikel 1202 van het Burgerlijk Wetboek wordt | blijkt dat de regel in artikel 1202 van het Burgerlijk Wetboek wordt |
bedoeld, volgens welke hoofdelijkheid niet wordt vermoed, maar | bedoeld, volgens welke hoofdelijkheid niet wordt vermoed, maar |
uitdrukkelijk moet zijn bedongen dan wel van rechtswege bestaat. Een | uitdrukkelijk moet zijn bedongen dan wel van rechtswege bestaat. Een |
contractant is burgerrechtelijk in principe niet hoofdelijk | contractant is burgerrechtelijk in principe niet hoofdelijk |
aansprakelijk voor de verplichtingen en de schulden van zijn | aansprakelijk voor de verplichtingen en de schulden van zijn |
medecontractant. | medecontractant. |
Aldus wordt een verschil in behandeling in het leven geroepen tussen | Aldus wordt een verschil in behandeling in het leven geroepen tussen |
de contractanten naargelang hun medecontractant een gewone contractant | de contractanten naargelang hun medecontractant een gewone contractant |
is dan wel een vergunninghouder in het kader van het toenmalige | is dan wel een vergunninghouder in het kader van het toenmalige |
artikel 43 van het BTW-Wetboek. Terwijl een contractant in de regel | artikel 43 van het BTW-Wetboek. Terwijl een contractant in de regel |
burgerrechtelijk niet hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van | burgerrechtelijk niet hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van |
zijn medecontractant, is een leverancier die bepaalde van de hem | zijn medecontractant, is een leverancier die bepaalde van de hem |
opgelegde administratieve verplichtingen in het kader van de | opgelegde administratieve verplichtingen in het kader van de |
B.T.W.-wetgeving niet nakomt hoofdelijk aansprakelijk voor de | B.T.W.-wetgeving niet nakomt hoofdelijk aansprakelijk voor de |
belastingschuld van zijn medecontractant-vergunninghouder. | belastingschuld van zijn medecontractant-vergunninghouder. |
Het Hof zal de gestelde vragen enkel in dit opzicht onderzoeken. | Het Hof zal de gestelde vragen enkel in dit opzicht onderzoeken. |
B.5. Het Hof vermag zich enkel uit te spreken over het ten aanzien van | B.5. Het Hof vermag zich enkel uit te spreken over het ten aanzien van |
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet al dan niet verantwoorde | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet al dan niet verantwoorde |
karakter van een verschil in behandeling als dat verschil aan een norm | karakter van een verschil in behandeling als dat verschil aan een norm |
met wetgevend karakter kan worden toegeschreven. In dat verband moet | met wetgevend karakter kan worden toegeschreven. In dat verband moet |
worden opgemerkt dat wanneer een wetgever een machtiging verleent, | worden opgemerkt dat wanneer een wetgever een machtiging verleent, |
aangenomen dient te worden - behoudens aanwijzingen in de | aangenomen dient te worden - behoudens aanwijzingen in de |
tegenovergestelde zin - dat hij de gemachtigde enkel de bevoegdheid | tegenovergestelde zin - dat hij de gemachtigde enkel de bevoegdheid |
verleent om die machtiging aan te wenden in overeenstemming met de | verleent om die machtiging aan te wenden in overeenstemming met de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet. | artikelen 10 en 11 van de Grondwet. |
Rekening houdend met de hoofdelijke aansprakelijkheid van de | Rekening houdend met de hoofdelijke aansprakelijkheid van de |
leverancier ingesteld bij artikel 70, § 4, tweede lid, blijkt dat het | leverancier ingesteld bij artikel 70, § 4, tweede lid, blijkt dat het |
in het geding zijnde artikel 43 aldus kan worden geïnterpreteerd dat | in het geding zijnde artikel 43 aldus kan worden geïnterpreteerd dat |
het de Koning machtigt bijzonder stringente administratieve | het de Koning machtigt bijzonder stringente administratieve |
verplichtingen op te leggen aan een leverancier van een | verplichtingen op te leggen aan een leverancier van een |
vergunninghouder in geval van toepassing van de bedoelde vrijstelling. | vergunninghouder in geval van toepassing van de bedoelde vrijstelling. |
B.6. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de | B.6. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de |
niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling | niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling |
tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat | tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat |
verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord | verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord |
is. | is. |
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld | Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld |
rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel | rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel |
en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het | en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het |
gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen | gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen |
redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende | redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende |
middelen en het beoogde doel. | middelen en het beoogde doel. |
B.7.1. Met de vrijstelling bedoeld in artikel 43 van het | B.7.1. Met de vrijstelling bedoeld in artikel 43 van het |
B.T.W.-Wetboek wilde de wetgever problemen van voorfinanciering door | B.T.W.-Wetboek wilde de wetgever problemen van voorfinanciering door |
een uitvoerder vermijden en aldus de export stimuleren (Parl. St., | een uitvoerder vermijden en aldus de export stimuleren (Parl. St., |
Kamer, B.Z., 1968, nr. 88/15, p. 127). Door ook de leveringen van | Kamer, B.Z., 1968, nr. 88/15, p. 127). Door ook de leveringen van |
goederen en dienstverrichtingen in de handelsfase die aan de uitvoer | goederen en dienstverrichtingen in de handelsfase die aan de uitvoer |
voorafgaan vrij te stellen van B.T.W., spreidde hij de | voorafgaan vrij te stellen van B.T.W., spreidde hij de |
belastingsvrijstelling over meerdere betrokkenen, om aldus de export | belastingsvrijstelling over meerdere betrokkenen, om aldus de export |
zo weinig mogelijk door voorfinanciering te belasten. | zo weinig mogelijk door voorfinanciering te belasten. |
Het tweede lid van die bepaling werd tijdens de parlementaire | Het tweede lid van die bepaling werd tijdens de parlementaire |
voorbereiding bij amendement ingevoegd opdat « de | voorbereiding bij amendement ingevoegd opdat « de |
toepassingsmodaliteiten van deze bepaling zouden [...] worden bepaald | toepassingsmodaliteiten van deze bepaling zouden [...] worden bepaald |
door de Koning zodat een ieder zou weten onder welke voorwaarden hij | door de Koning zodat een ieder zou weten onder welke voorwaarden hij |
de vrijstelling kan inroepen » (Parl. St., Senaat, 1968-1969, nr. 455, | de vrijstelling kan inroepen » (Parl. St., Senaat, 1968-1969, nr. 455, |
p. 154). | p. 154). |
De verwijzing in artikel 70, § 4, van het BTW-Wetboek naar artikel 43 | De verwijzing in artikel 70, § 4, van het BTW-Wetboek naar artikel 43 |
had luidens de parlementaire voorbereiding tot doel « ervoor te zorgen | had luidens de parlementaire voorbereiding tot doel « ervoor te zorgen |
dat de voorwaarden worden nageleefd die gesteld zijn voor [...] de | dat de voorwaarden worden nageleefd die gesteld zijn voor [...] de |
invoer van goederen met vrijstelling van de belasting bij toepassing | invoer van goederen met vrijstelling van de belasting bij toepassing |
van artikel 43. Het in acht nemen van sommige formaliteiten mag geen | van artikel 43. Het in acht nemen van sommige formaliteiten mag geen |
voorwaarde zijn om de vrijstelling te verkrijgen. Het niet in acht | voorwaarde zijn om de vrijstelling te verkrijgen. Het niet in acht |
nemen van een dezer formaliteiten behoeft niet te worden gestraft met | nemen van een dezer formaliteiten behoeft niet te worden gestraft met |
het weigeren van de vrijstelling, maar wel met een matige geldboete » | het weigeren van de vrijstelling, maar wel met een matige geldboete » |
(Parl. St., Senaat, 1968-1969, nr. 455, p. 206; Parl. St., Kamer, | (Parl. St., Senaat, 1968-1969, nr. 455, p. 206; Parl. St., Kamer, |
B.Z., 1968, nr. 88/25, p. 14). | B.Z., 1968, nr. 88/25, p. 14). |
B.7.2. Uit wat voorafgaat blijkt dat de wetgever met de in het geding | B.7.2. Uit wat voorafgaat blijkt dat de wetgever met de in het geding |
zijnde maatregel de leverancier van de in artikel 43 van het | zijnde maatregel de leverancier van de in artikel 43 van het |
BTW-Wetboek bedoelde vergunninghouder heeft willen responsabiliseren, | BTW-Wetboek bedoelde vergunninghouder heeft willen responsabiliseren, |
gelet op de belangrijke rol die deze leverancier speelt inzake de | gelet op de belangrijke rol die deze leverancier speelt inzake de |
correcte toepassing van de door de wetgever verleende vrijstelling, en | correcte toepassing van de door de wetgever verleende vrijstelling, en |
aldus fraude heeft willen voorkomen. | aldus fraude heeft willen voorkomen. |
B.8. Het onderscheid tussen de twee in B.4.4 omschreven categorieën | B.8. Het onderscheid tussen de twee in B.4.4 omschreven categorieën |
van personen berust op een objectief criterium, namelijk het al dan | van personen berust op een objectief criterium, namelijk het al dan |
niet onderworpen zijn aan het BTW-stelsel. | niet onderworpen zijn aan het BTW-stelsel. |
B.9. Gelet op het specifieke karakter van de BTW, die een belasting is | B.9. Gelet op het specifieke karakter van de BTW, die een belasting is |
op het verbruik geheven ter gelegenheid van elke levering van goederen | op het verbruik geheven ter gelegenheid van elke levering van goederen |
en diensten, en de specifieke verhouding van de belastingplichtigen en | en diensten, en de specifieke verhouding van de belastingplichtigen en |
de BTW-Administratie, waarbij de aan de belasting onderworpenen | de BTW-Administratie, waarbij de aan de belasting onderworpenen |
optreden als tussenpersoon bij de heffing van de belasting, vermag de | optreden als tussenpersoon bij de heffing van de belasting, vermag de |
wetgever contractanten in het kader van de BTW-wetgeving op het vlak | wetgever contractanten in het kader van de BTW-wetgeving op het vlak |
van de gehoudenheid voor de ontdoken belasting, boeten en intresten | van de gehoudenheid voor de ontdoken belasting, boeten en intresten |
anders te behandelen dan contractanten in het kader van het burgerlijk | anders te behandelen dan contractanten in het kader van het burgerlijk |
recht, op het vlak van hun gebondenheid aan de verbintenis uit | recht, op het vlak van hun gebondenheid aan de verbintenis uit |
overeenkomst. | overeenkomst. |
Dit geldt des te meer in het kader van de betwiste maatregel, die een | Dit geldt des te meer in het kader van de betwiste maatregel, die een |
vrijstelling van belasting inhoudt in de fase die aan de uitvoer | vrijstelling van belasting inhoudt in de fase die aan de uitvoer |
voorafgaat, vermits de administratie de correcte toepassing van de | voorafgaat, vermits de administratie de correcte toepassing van de |
vrijstelling enkel kan nagaan indien zowel de leverancier als de | vrijstelling enkel kan nagaan indien zowel de leverancier als de |
exporteur hun administratieve verplichtingen vervullen. De leverancier | exporteur hun administratieve verplichtingen vervullen. De leverancier |
van een vergunninghouder, die de sanctie van de hoofdelijke | van een vergunninghouder, die de sanctie van de hoofdelijke |
gehoudenheid vooraf kent, zal aldus ertoe worden aangezet zijn | gehoudenheid vooraf kent, zal aldus ertoe worden aangezet zijn |
verplichtingen na te komen, zodat de maatregel pertinent is ten | verplichtingen na te komen, zodat de maatregel pertinent is ten |
opzichte van het doel ervan. | opzichte van het doel ervan. |
B.10.1. Al is het gewettigd dat de wetgever ernaar streeft fraude te | B.10.1. Al is het gewettigd dat de wetgever ernaar streeft fraude te |
voorkomen en aldus voldoende voorzorgen neemt zodat een vrijstelling | voorkomen en aldus voldoende voorzorgen neemt zodat een vrijstelling |
slechts kan worden toegepast wanneer aan de voorwaarden daartoe is | slechts kan worden toegepast wanneer aan de voorwaarden daartoe is |
voldaan, dient hij niettemin ervoor te zorgen dat de maatregelen niet | voldaan, dient hij niettemin ervoor te zorgen dat de maatregelen niet |
verder gaan dan hetgeen daartoe noodzakelijk is. Het Hof onderzoekt | verder gaan dan hetgeen daartoe noodzakelijk is. Het Hof onderzoekt |
bijgevolg of de in het geding zijnde maatregel niet onevenredig is | bijgevolg of de in het geding zijnde maatregel niet onevenredig is |
wanneer hij wordt toegepast op een in gebreke zijnde leverancier van | wanneer hij wordt toegepast op een in gebreke zijnde leverancier van |
een belastingplichtige afnemer die zich, ten onrechte en buiten | een belastingplichtige afnemer die zich, ten onrechte en buiten |
medeweten van die leverancier, beroept op een vrijstelling van BTW | medeweten van die leverancier, beroept op een vrijstelling van BTW |
overeenkomstig het toenmalige artikel 43 van het BTW-Wetboek. | overeenkomstig het toenmalige artikel 43 van het BTW-Wetboek. |
B.10.2. Zowel uit artikel 23, § 2, van het koninklijk besluit nr. 18 | B.10.2. Zowel uit artikel 23, § 2, van het koninklijk besluit nr. 18 |
als uit artikel 70, § 4, tweede lid, van het BTW-Wetboek blijkt dat | als uit artikel 70, § 4, tweede lid, van het BTW-Wetboek blijkt dat |
indien de leverancier zijn administratieve verplichtingen correct zou | indien de leverancier zijn administratieve verplichtingen correct zou |
hebben vervuld, hij geen overtreding zou hebben begaan en bijgevolg | hebben vervuld, hij geen overtreding zou hebben begaan en bijgevolg |
niet hoofdelijk aansprakelijk zou kunnen worden gesteld. De | niet hoofdelijk aansprakelijk zou kunnen worden gesteld. De |
vaststelling dat een leverancier op onopzettelijke wijze een | vaststelling dat een leverancier op onopzettelijke wijze een |
overtreding heeft begaan, doet niets af aan het feit dat hij, door | overtreding heeft begaan, doet niets af aan het feit dat hij, door |
zijn onachtzaamheid, het de administratie heeft bemoeilijkt de fiscale | zijn onachtzaamheid, het de administratie heeft bemoeilijkt de fiscale |
fraude op te sporen. De gestrengheid van de sanctie, wanneer de | fraude op te sporen. De gestrengheid van de sanctie, wanneer de |
tekortkoming van de leverancier geen ernstige fout vormt of te wijten | tekortkoming van de leverancier geen ernstige fout vormt of te wijten |
is aan onachtzaamheid of nog, wanneer niet kan worden vastgesteld dat | is aan onachtzaamheid of nog, wanneer niet kan worden vastgesteld dat |
de overtreding werd begaan met het oogmerk de belasting te ontduiken | de overtreding werd begaan met het oogmerk de belasting te ontduiken |
of de ontduiking ervan mogelijk te maken, is niet voldoende om tot de | of de ontduiking ervan mogelijk te maken, is niet voldoende om tot de |
onevenredigheid ervan te besluiten. De verplichtingen die aan de | onevenredigheid ervan te besluiten. De verplichtingen die aan de |
leverancier zijn opgelegd gaan immers uit van de noodzaak de financiën | leverancier zijn opgelegd gaan immers uit van de noodzaak de financiën |
van de Staat te beschermen tegen diegenen die deze zouden kunnen | van de Staat te beschermen tegen diegenen die deze zouden kunnen |
ontwrichten door hun onachtzaamheid of misbruik, door middel van een | ontwrichten door hun onachtzaamheid of misbruik, door middel van een |
controlesysteem dat niet doeltreffend kan zijn zonder een zekere | controlesysteem dat niet doeltreffend kan zijn zonder een zekere |
rigiditeit. | rigiditeit. |
B.10.3. De vragen dienen ontkennend te worden beantwoord. | B.10.3. De vragen dienen ontkennend te worden beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 43 van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek | Artikel 43 van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek |
van de belasting over de toegevoegde waarde, zoals het van kracht was | van de belasting over de toegevoegde waarde, zoals het van kracht was |
tot aan de opheffing ervan bij de wet van 28 december 1992, en artikel | tot aan de opheffing ervan bij de wet van 28 december 1992, en artikel |
70, § 4, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, in zoverre het vóór de | 70, § 4, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, in zoverre het vóór de |
wijziging ervan bij dezelfde wet naar de voormelde bepaling verwees, | wijziging ervan bij dezelfde wet naar de voormelde bepaling verwees, |
schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. |
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 12 juni 2002. | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 12 juni 2002. |
De griffier, De voorzitter, | De griffier, De voorzitter, |
P.-Y. Dutilleux. A. Arts. | P.-Y. Dutilleux. A. Arts. |