Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest Van Het Grondwettelijk Hof van --
← Terug naar "Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 21 juni 2017 in zake Adolf De Meester en Cornelia Smits tegen het Vlaamse Gewest en de stad Hoogstraten, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof i 1. « Is er een schending van het gelijkheidbeginsel conform de artikelen 10 en 11 van de Grondwet e(...)"
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 21 juni 2017 in zake Adolf De Meester en Cornelia Smits tegen het Vlaamse Gewest en de stad Hoogstraten, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof i 1. « Is er een schending van het gelijkheidbeginsel conform de artikelen 10 en 11 van de Grondwet e(...) Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 21 juni 2017 in zake Adolf De Meester en Cornelia Smits tegen het Vlaamse Gewest en de stad Hoogstraten, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof i 1. « Is er een schending van het gelijkheidbeginsel conform de artikelen 10 en 11 van de Grondwet e(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6
januari 1989 januari 1989
Bij arrest van 21 juni 2017 in zake Adolf De Meester en Cornelia Smits Bij arrest van 21 juni 2017 in zake Adolf De Meester en Cornelia Smits
tegen het Vlaamse Gewest en de stad Hoogstraten, waarvan de expeditie tegen het Vlaamse Gewest en de stad Hoogstraten, waarvan de expeditie
ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 juni 2017, heeft het Hof ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 juni 2017, heeft het Hof
van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld :
1. « Is er een schending van het gelijkheidbeginsel conform de 1. « Is er een schending van het gelijkheidbeginsel conform de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet en impliciet van het eigendomsrecht artikelen 10 en 11 van de Grondwet en impliciet van het eigendomsrecht
zoals verwoord in de Universele Verklaring van de rechten van de mens zoals verwoord in de Universele Verklaring van de rechten van de mens
van 10 december 1948, de artikelen 7 en 28, van de artikelen 6, 13 en van 10 december 1948, de artikelen 7 en 28, van de artikelen 6, 13 en
14 van het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten 14 van het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten
en vrijheden van de mens en de fundamentele vrijheden, van artikel 1 en vrijheden van de mens en de fundamentele vrijheden, van artikel 1
van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van
de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ondertekend te de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ondertekend te
Parijs op 20 maart 1952, in samenhang gelezen met het vertrouwens- en Parijs op 20 maart 1952, in samenhang gelezen met het vertrouwens- en
rechtszekerheidsbeginsel, door de interpretatie gegeven aan het rechtszekerheidsbeginsel, door de interpretatie gegeven aan het
samenlezen van de artikelen 1, 45, 49, 52, 56 en 57 van de samenlezen van de artikelen 1, 45, 49, 52, 56 en 57 van de
Stedenbouwwet van 29 maart 1962 en artikel 2 van het Burgerlijk Stedenbouwwet van 29 maart 1962 en artikel 2 van het Burgerlijk
Wetboek, met de artikelen 74 § 3 van diezelfde wet zoals aangevuld Wetboek, met de artikelen 74 § 3 van diezelfde wet zoals aangevuld
door de wet van 22 december 1970, en nadien de artikelen 191 § 1, door de wet van 22 december 1970, en nadien de artikelen 191 § 1,
zevende lid en 192 § 2 van het decreet van 18 mei 1999 houdende zevende lid en 192 § 2 van het decreet van 18 mei 1999 houdende
organisatie van de ruimtelijke ordening, en vervolgens met de organisatie van de ruimtelijke ordening, en vervolgens met de
artikelen 4.6.4 § 1, tweede lid, 2° en 7.5.6, eerste lid van de artikelen 4.6.4 § 1, tweede lid, 2° en 7.5.6, eerste lid van de
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zoals het daarin aanvankelijk werd Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zoals het daarin aanvankelijk werd
ingevoerd evenals de tekst zoals die werd gewijzigd door het decreet ingevoerd evenals de tekst zoals die werd gewijzigd door het decreet
van 16 juli 2010, ten opzichte van de bepaling van artikel 4.2.14 § 2 van 16 juli 2010, ten opzichte van de bepaling van artikel 4.2.14 § 2
van de zelfde Codex Ruimtelijke Ordening, [...] ervan uitgaande dat de van de zelfde Codex Ruimtelijke Ordening, [...] ervan uitgaande dat de
verkaveling 076/005 van 29 januari 1963 is vervallen, doordat aldus verkaveling 076/005 van 29 januari 1963 is vervallen, doordat aldus
een voorwaarde wordt toegevoegd aan een uitgevoerde wettelijke een voorwaarde wordt toegevoegd aan een uitgevoerde wettelijke
regeling waarbij de gelijkheid en het eigendomsrecht en de regeling waarbij de gelijkheid en het eigendomsrecht en de
rechtszekerheid en het vertrouwensbeginsel (leer van het gewettigd rechtszekerheid en het vertrouwensbeginsel (leer van het gewettigd
vertrouwen) dient bekeken te worden in een vergelijking tussen de vertrouwen) dient bekeken te worden in een vergelijking tussen de
houders van een verkavelingsvergunning vanaf 1962, doch voor 1 januari houders van een verkavelingsvergunning vanaf 1962, doch voor 1 januari
1966 en deze die ze hebben bekomen vanaf 1966 aangezien de eerste 1966 en deze die ze hebben bekomen vanaf 1966 aangezien de eerste
categorie, om verval te vermijden, moest voldoen aan voorwaarden categorie, om verval te vermijden, moest voldoen aan voorwaarden
binnen een bepaalde termijn die reeds verlopen was op het moment van binnen een bepaalde termijn die reeds verlopen was op het moment van
de afkondiging van de wet van 22 december 1970, daar waar de tweede de afkondiging van de wet van 22 december 1970, daar waar de tweede
categorie nog wel een termijn kreeg om te voldoen aan deze categorie nog wel een termijn kreeg om te voldoen aan deze
voorwaarden, en doordat er 47 jaren geen verval was indachtig de voorwaarden, en doordat er 47 jaren geen verval was indachtig de
verkoop in zijn geheel en dit ondanks de verschillende wets- en verkoop in zijn geheel en dit ondanks de verschillende wets- en
decreetswijzigingen in die tijd (1963 en 2009) en omdat in de decreetswijzigingen in die tijd (1963 en 2009) en omdat in de
verleende vergunningen tevens geen verval werd vastgesteld of verleende vergunningen tevens geen verval werd vastgesteld of
uitdrukkelijk voorgeschreven, daar waar er plots op 16 juli 2010 een uitdrukkelijk voorgeschreven, daar waar er plots op 16 juli 2010 een
decretale wijziging komt waardoor een interpretatie wordt voorgestaan decretale wijziging komt waardoor een interpretatie wordt voorgestaan
zodat er wel een verval zou zijn bij de verkoop in zijn geheel ? »; zodat er wel een verval zou zijn bij de verkoop in zijn geheel ? »;
2. « Is er een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en 2. « Is er een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en
impliciet van het eigendomsrecht zoals verwoord in de Universele impliciet van het eigendomsrecht zoals verwoord in de Universele
Verklaring van de rechten van de mens van 10 december 1948, de Verklaring van de rechten van de mens van 10 december 1948, de
artikelen 7 en 28, van de artikelen 6, 13 en 14 van het Verdrag van 4 artikelen 7 en 28, van de artikelen 6, 13 en 14 van het Verdrag van 4
november 1950 tot bescherming van de rechten en vrijheden van de mens november 1950 tot bescherming van de rechten en vrijheden van de mens
en de fundamentele vrijheden, van artikel 1 van het Eerste Aanvullend en de fundamentele vrijheden, van artikel 1 van het Eerste Aanvullend
Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en
de fundamentele vrijheden ondertekend te Parijs op 20 maart 1952 en de fundamentele vrijheden ondertekend te Parijs op 20 maart 1952 en
het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel, door de interpretatie het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel, door de interpretatie
gegeven aan het samenlezen van de artikelen 1, 45, 49, 52, 56 en 57 gegeven aan het samenlezen van de artikelen 1, 45, 49, 52, 56 en 57
van de Stedenbouwwet van 29 maart 1962 en artikel 2 van het Burgerlijk van de Stedenbouwwet van 29 maart 1962 en artikel 2 van het Burgerlijk
Wetboek, met de artikelen 74 § 3 van diezelfde wet zoals aangevuld Wetboek, met de artikelen 74 § 3 van diezelfde wet zoals aangevuld
door de wet van 22 december 1970, en nadien de artikelen 191 § 1, door de wet van 22 december 1970, en nadien de artikelen 191 § 1,
zevende lid en 192 § 2 van het decreet van 18 mei 1999 houdende zevende lid en 192 § 2 van het decreet van 18 mei 1999 houdende
organisatie van de ruimtelijke ordening, en vervolgens met de organisatie van de ruimtelijke ordening, en vervolgens met de
artikelen 4.6.4 § 1, tweede lid, 2° en 7.5.6, eerste lid van de artikelen 4.6.4 § 1, tweede lid, 2° en 7.5.6, eerste lid van de
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zoals het daarin aanvankelijk werd Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zoals het daarin aanvankelijk werd
ingevoerd evenals de tekst zoals die werd gewijzigd door het decreet ingevoerd evenals de tekst zoals die werd gewijzigd door het decreet
van 16 juli 2010, ten opzichte van de bepaling van artikel 4.2.14 § 2 van 16 juli 2010, ten opzichte van de bepaling van artikel 4.2.14 § 2
van de zelfde Codex Ruimtelijke Ordening, [...] ervan uitgaande dat de van de zelfde Codex Ruimtelijke Ordening, [...] ervan uitgaande dat de
verkaveling 076/005 van 29 januari 1963 is vervallen, doordat aldus verkaveling 076/005 van 29 januari 1963 is vervallen, doordat aldus
voor constructies opgericht zonder (aantoonbare) vergunning tussen het voor constructies opgericht zonder (aantoonbare) vergunning tussen het
van kracht worden van de Stedenbouwwet op 22 april 1962 en de eerste van kracht worden van de Stedenbouwwet op 22 april 1962 en de eerste
inwerkingtreding van het gewestplan desondanks wel een vermoeden van inwerkingtreding van het gewestplan desondanks wel een vermoeden van
vergunning geldt, terwijl voor een in die zelfde periode wettige, en vergunning geldt, terwijl voor een in die zelfde periode wettige, en
tijdig uitgevoerde verkavelingsvergunning waarvan de verkoop van de tijdig uitgevoerde verkavelingsvergunning waarvan de verkoop van de
percelen onmiddellijk werd geregistreerd, dat vermoeden niet geldt ? percelen onmiddellijk werd geregistreerd, dat vermoeden niet geldt ?
». ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6700 van de rol van het Hof. Die zaak is ingeschreven onder nummer 6700 van de rol van het Hof.
De griffier, De griffier,
F. Meersschaut F. Meersschaut
^