Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 12 september 2017

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 21 juni 2017 in zake Adolf De Meester en Cornelia Smits tegen het Vlaamse Gewest en de stad Hoogstraten, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof i 1. « Is er een schending van het gelijkheidbeginsel conform de artikelen 10 en 11 van de Grondwet e(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2017204624
pub.
12/09/2017
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 21 juni 2017 in zake Adolf De Meester en Cornelia Smits tegen het Vlaamse Gewest en de stad Hoogstraten, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 juni 2017, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Is er een schending van het gelijkheidbeginsel conform de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en impliciet van het eigendomsrecht zoals verwoord in de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 10 december 1948, de artikelen 7 en 28, van de artikelen 6, 13 en 14 van het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten en vrijheden van de mens en de fundamentele vrijheden, van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ondertekend te Parijs op 20 maart 1952, in samenhang gelezen met het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel, door de interpretatie gegeven aan het samenlezen van de artikelen 1, 45, 49, 52, 56 en 57 van de Stedenbouwwet van 29 maart 1962 en artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek, met de artikelen 74 § 3 van diezelfde wet zoals aangevuld door de wet van 22 december 1970, en nadien de artikelen 191 § 1, zevende lid en 192 § 2 van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, en vervolgens met de artikelen 4.6.4 § 1, tweede lid, 2° en 7.5.6, eerste lid van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zoals het daarin aanvankelijk werd ingevoerd evenals de tekst zoals die werd gewijzigd door het decreet van 16 juli 2010Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2010 pub. 09/08/2010 numac 2010035575 bron vlaamse overheid Decreet houdende aanpassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en van het decreet van 10 maart 2006 houdende decretale aanpassingen inzake ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed als gevolg van het bestuurlijk beleid sluiten, ten opzichte van de bepaling van artikel 4.2.14 § 2 van de zelfde Codex Ruimtelijke Ordening, [...] ervan uitgaande dat de verkaveling 076/005 van 29 januari 1963 is vervallen, doordat aldus een voorwaarde wordt toegevoegd aan een uitgevoerde wettelijke regeling waarbij de gelijkheid en het eigendomsrecht en de rechtszekerheid en het vertrouwensbeginsel (leer van het gewettigd vertrouwen) dient bekeken te worden in een vergelijking tussen de houders van een verkavelingsvergunning vanaf 1962, doch voor 1 januari 1966 en deze die ze hebben bekomen vanaf 1966 aangezien de eerste categorie, om verval te vermijden, moest voldoen aan voorwaarden binnen een bepaalde termijn die reeds verlopen was op het moment van de afkondiging van de wet van 22 december 1970, daar waar de tweede categorie nog wel een termijn kreeg om te voldoen aan deze voorwaarden, en doordat er 47 jaren geen verval was indachtig de verkoop in zijn geheel en dit ondanks de verschillende wets- en decreetswijzigingen in die tijd (1963 en 2009) en omdat in de verleende vergunningen tevens geen verval werd vastgesteld of uitdrukkelijk voorgeschreven, daar waar er plots op 16 juli 2010 een decretale wijziging komt waardoor een interpretatie wordt voorgestaan zodat er wel een verval zou zijn bij de verkoop in zijn geheel ? »; 2. « Is er een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en impliciet van het eigendomsrecht zoals verwoord in de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 10 december 1948, de artikelen 7 en 28, van de artikelen 6, 13 en 14 van het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten en vrijheden van de mens en de fundamentele vrijheden, van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ondertekend te Parijs op 20 maart 1952 en het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel, door de interpretatie gegeven aan het samenlezen van de artikelen 1, 45, 49, 52, 56 en 57 van de Stedenbouwwet van 29 maart 1962 en artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek, met de artikelen 74 § 3 van diezelfde wet zoals aangevuld door de wet van 22 december 1970, en nadien de artikelen 191 § 1, zevende lid en 192 § 2 van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, en vervolgens met de artikelen 4.6.4 § 1, tweede lid, 2° en 7.5.6, eerste lid van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zoals het daarin aanvankelijk werd ingevoerd evenals de tekst zoals die werd gewijzigd door het decreet van 16 juli 2010Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2010 pub. 09/08/2010 numac 2010035575 bron vlaamse overheid Decreet houdende aanpassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en van het decreet van 10 maart 2006 houdende decretale aanpassingen inzake ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed als gevolg van het bestuurlijk beleid sluiten, ten opzichte van de bepaling van artikel 4.2.14 § 2 van de zelfde Codex Ruimtelijke Ordening, [...] ervan uitgaande dat de verkaveling 076/005 van 29 januari 1963 is vervallen, doordat aldus voor constructies opgericht zonder (aantoonbare) vergunning tussen het van kracht worden van de Stedenbouwwet op 22 april 1962 en de eerste inwerkingtreding van het gewestplan desondanks wel een vermoeden van vergunning geldt, terwijl voor een in die zelfde periode wettige, en tijdig uitgevoerde verkavelingsvergunning waarvan de verkoop van de percelen onmiddellijk werd geregistreerd, dat vermoeden niet geldt ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 6700 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^