← Terug naar "Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij
arrest van 8 september 1998 in zake M. Safin tegen de « Caisse wallonne d'assurances sociales des classes
moyennes », waarvan de expeditie ter 1. « Bestaat er een objectieve
en redelijke verantwoording voor het verschil in behandeling tussen (...)"
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 8 september 1998 in zake M. Safin tegen de « Caisse wallonne d'assurances sociales des classes moyennes », waarvan de expeditie ter 1. « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het verschil in behandeling tussen (...) | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 8 september 1998 in zake M. Safin tegen de « Caisse wallonne d'assurances sociales des classes moyennes », waarvan de expeditie ter 1. « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het verschil in behandeling tussen (...) |
---|---|
ARBITRAGEHOF | ARBITRAGEHOF |
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 |
januari 1989 op het Arbitragehof | januari 1989 op het Arbitragehof |
Bij arrest van 8 september 1998 in zake M. Safin tegen de « Caisse | Bij arrest van 8 september 1998 in zake M. Safin tegen de « Caisse |
wallonne d'assurances sociales des classes moyennes », waarvan de | wallonne d'assurances sociales des classes moyennes », waarvan de |
expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 17 | expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 17 |
september 1998, heeft het Arbeidshof te Luik de volgende prejudiciële | september 1998, heeft het Arbeidshof te Luik de volgende prejudiciële |
vragen gesteld : | vragen gesteld : |
1. « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het | 1. « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het |
verschil in behandeling tussen de loontrekkenden en ambtenaren, | verschil in behandeling tussen de loontrekkenden en ambtenaren, |
enerzijds, en de zelfstandigen, anderzijds, in die zin dat de | enerzijds, en de zelfstandigen, anderzijds, in die zin dat de |
loontrekkenden en ambtenaren iedere maand het voorwerp uitmaken van | loontrekkenden en ambtenaren iedere maand het voorwerp uitmaken van |
alhoudingen op hun inkomsten ten bate van de Rijksdienst voor Sociale | alhoudingen op hun inkomsten ten bate van de Rijksdienst voor Sociale |
Zekerheid, berekend op basis van de belastbare inkomsten die zij | Zekerheid, berekend op basis van de belastbare inkomsten die zij |
hebben verdiend tijdens dezelfde maand, terwijl de sociale bijdragen | hebben verdiend tijdens dezelfde maand, terwijl de sociale bijdragen |
die door de zelfstandigen voor een welbepaald jaar verschuldigd zijn, | die door de zelfstandigen voor een welbepaald jaar verschuldigd zijn, |
worden berekend, krachtens artikel 11, § 2, derde lid, van het | worden berekend, krachtens artikel 11, § 2, derde lid, van het |
koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, op basis van de | koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, op basis van de |
beroepsinkomsten die betrekking hebben op het aanslagjaar waarvan het | beroepsinkomsten die betrekking hebben op het aanslagjaar waarvan het |
jaartal verwijst naar het tweede kalenderjaar dat onmiddellijk datgene | jaartal verwijst naar het tweede kalenderjaar dat onmiddellijk datgene |
voorafgaat waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn, zonder dat in | voorafgaat waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn, zonder dat in |
enige bepaling is voorzien voor de uitzonderlijke gevallen waarin een | enige bepaling is voorzien voor de uitzonderlijke gevallen waarin een |
aanzienlijke inkomstendaling wordt vastgesteld tussen het refertejaar | aanzienlijke inkomstendaling wordt vastgesteld tussen het refertejaar |
voor de berekening van de sociale bijdragen en het jaar van | voor de berekening van de sociale bijdragen en het jaar van |
opeisbaarheid van die bijdragen, zodat de loontrekkenden of ambtenaren | opeisbaarheid van die bijdragen, zodat de loontrekkenden of ambtenaren |
zich nooit in een situatie kunnen bevinden die de situatie van een | zich nooit in een situatie kunnen bevinden die de situatie van een |
zelfstandige kan zijn, die namelijk erin bestaat dat hij tijdens een | zelfstandige kan zijn, die namelijk erin bestaat dat hij tijdens een |
bepaald jaar een bedrag aan sociale bijdragen verschuldigd is dat | bepaald jaar een bedrag aan sociale bijdragen verschuldigd is dat |
dermate onevenredig is ten opzichte van de bedragen van de belastbare | dermate onevenredig is ten opzichte van de bedragen van de belastbare |
inkomsten ontvangen tijdens datzelfde jaar, dat hij, om in zijn | inkomsten ontvangen tijdens datzelfde jaar, dat hij, om in zijn |
levensonderhoud te voorzien, slechts nog over middelen kan beschikken | levensonderhoud te voorzien, slechts nog over middelen kan beschikken |
die veel lager zijn dan het bestaansminimum, en die erin bestaat dat | die veel lager zijn dan het bestaansminimum, en die erin bestaat dat |
hij aan het einde van zijn loopbaan bijdragen verschuldigd is die niet | hij aan het einde van zijn loopbaan bijdragen verschuldigd is die niet |
in verband staan met de verkregen inkomsten ? | in verband staan met de verkregen inkomsten ? |
Schendt artikel 11, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 | Schendt artikel 11, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 |
van 27 juli 1967, onder die omstandigheden, het gelijkheidsbeginsel | van 27 juli 1967, onder die omstandigheden, het gelijkheidsbeginsel |
waarin de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voorzien ? » | waarin de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voorzien ? » |
2. « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het | 2. « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het |
verschil in behandeling tussen een zelfstandige wiens inkomsten in de | verschil in behandeling tussen een zelfstandige wiens inkomsten in de |
loop van de eerste drie activiteitsjaren aanzienlijk dalen, en een | loop van de eerste drie activiteitsjaren aanzienlijk dalen, en een |
zelfstandige wiens inkomsten na zijn eerste drie activiteitsjaren | zelfstandige wiens inkomsten na zijn eerste drie activiteitsjaren |
aanzienlijk dalen, in die zin dat voor eerstgenoemde de in de loop van | aanzienlijk dalen, in die zin dat voor eerstgenoemde de in de loop van |
de eerste drie activiteitsjaren betaalde bijdragen zullen worden | de eerste drie activiteitsjaren betaalde bijdragen zullen worden |
geregulariseerd op basis van de in die eerste drie jaren daadwerkelijk | geregulariseerd op basis van de in die eerste drie jaren daadwerkelijk |
ontvangen inkomsten en dat hem het verschil zal worden terugbetaald | ontvangen inkomsten en dat hem het verschil zal worden terugbetaald |
tussen het bedrag van de voorlopige bijdragen en de bedragen van de | tussen het bedrag van de voorlopige bijdragen en de bedragen van de |
sociale bijdragen berekend op basis van de reële inkomsten, terwijl | sociale bijdragen berekend op basis van de reële inkomsten, terwijl |
laatstgenoemde definitieve bijdragen zal betalen op basis van fictieve | laatstgenoemde definitieve bijdragen zal betalen op basis van fictieve |
inkomsten en zijn bijdragen nooit geregulariseerd zal zien op basis | inkomsten en zijn bijdragen nooit geregulariseerd zal zien op basis |
van de tijdens die jaren daadwerkelijk ontvangen inkomsten en | van de tijdens die jaren daadwerkelijk ontvangen inkomsten en |
bijgevolg nooit de terugbetaling van het te veel betaalde bedrag zal | bijgevolg nooit de terugbetaling van het te veel betaalde bedrag zal |
ontvangen ? | ontvangen ? |
Schendt artikel 11, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 | Schendt artikel 11, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 |
van 27 juli 1967, onder die omstandigheden, het gelijkheidsbeginsel | van 27 juli 1967, onder die omstandigheden, het gelijkheidsbeginsel |
waarin de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voorzien ? » | waarin de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voorzien ? » |
3. « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het | 3. « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het |
verschil in behandeling tussen een zelfstandige die, in de loop van | verschil in behandeling tussen een zelfstandige die, in de loop van |
zijn carrière, inkomsten ontvangt waarvan de omvang ieder jaar | zijn carrière, inkomsten ontvangt waarvan de omvang ieder jaar |
dezelfde is, en een zelfstandige die, in de loop van een even lange | dezelfde is, en een zelfstandige die, in de loop van een even lange |
carrière, evenveel inkomsten ontvangt maar waarvan de omvang van jaar | carrière, evenveel inkomsten ontvangt maar waarvan de omvang van jaar |
tot jaar schommelt, in die zin dat zij bij gelijke inkomsten | tot jaar schommelt, in die zin dat zij bij gelijke inkomsten |
uiteindelijk over hun gehele loopbaan niet dezelfde bedragen aan | uiteindelijk over hun gehele loopbaan niet dezelfde bedragen aan |
sociale bijdragen zullen betalen, bij ontstentenis van een procédé van | sociale bijdragen zullen betalen, bij ontstentenis van een procédé van |
regularisatie met verwijzing naar de reële inkomsten ? | regularisatie met verwijzing naar de reële inkomsten ? |
Schendt artikel 11, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 | Schendt artikel 11, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 |
van 27 juli 1967, onder die omstandigheden, het gelijkheidsbeginsel | van 27 juli 1967, onder die omstandigheden, het gelijkheidsbeginsel |
waarin de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voorzien ? » | waarin de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voorzien ? » |
Die zaak is ingeschreven onder nummer 1417 van de rol van het Hof. | Die zaak is ingeschreven onder nummer 1417 van de rol van het Hof. |
De griffier, | De griffier, |
L. Potoms. | L. Potoms. |