Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 17 oktober 1998

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 8 september 1998 in zake M. Safin tegen de « Caisse wallonne d'assurances sociales des classes moyennes », waarvan de expeditie ter 1. « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het verschil in behandeling tussen (...)

bron
arbitragehof
numac
1998021407
pub.
17/10/1998
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 8 september 1998 in zake M. Safin tegen de « Caisse wallonne d'assurances sociales des classes moyennes », waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 17 september 1998, heeft het Arbeidshof te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het verschil in behandeling tussen de loontrekkenden en ambtenaren, enerzijds, en de zelfstandigen, anderzijds, in die zin dat de loontrekkenden en ambtenaren iedere maand het voorwerp uitmaken van alhoudingen op hun inkomsten ten bate van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, berekend op basis van de belastbare inkomsten die zij hebben verdiend tijdens dezelfde maand, terwijl de sociale bijdragen die door de zelfstandigen voor een welbepaald jaar verschuldigd zijn, worden berekend, krachtens artikel 11, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967, op basis van de beroepsinkomsten die betrekking hebben op het aanslagjaar waarvan het jaartal verwijst naar het tweede kalenderjaar dat onmiddellijk datgene voorafgaat waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn, zonder dat in enige bepaling is voorzien voor de uitzonderlijke gevallen waarin een aanzienlijke inkomstendaling wordt vastgesteld tussen het refertejaar voor de berekening van de sociale bijdragen en het jaar van opeisbaarheid van die bijdragen, zodat de loontrekkenden of ambtenaren zich nooit in een situatie kunnen bevinden die de situatie van een zelfstandige kan zijn, die namelijk erin bestaat dat hij tijdens een bepaald jaar een bedrag aan sociale bijdragen verschuldigd is dat dermate onevenredig is ten opzichte van de bedragen van de belastbare inkomsten ontvangen tijdens datzelfde jaar, dat hij, om in zijn levensonderhoud te voorzien, slechts nog over middelen kan beschikken die veel lager zijn dan het bestaansminimum, en die erin bestaat dat hij aan het einde van zijn loopbaan bijdragen verschuldigd is die niet in verband staan met de verkregen inkomsten ? Schendt artikel 11, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, onder die omstandigheden, het gelijkheidsbeginsel waarin de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voorzien ? » 2. « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het verschil in behandeling tussen een zelfstandige wiens inkomsten in de loop van de eerste drie activiteitsjaren aanzienlijk dalen, en een zelfstandige wiens inkomsten na zijn eerste drie activiteitsjaren aanzienlijk dalen, in die zin dat voor eerstgenoemde de in de loop van de eerste drie activiteitsjaren betaalde bijdragen zullen worden geregulariseerd op basis van de in die eerste drie jaren daadwerkelijk ontvangen inkomsten en dat hem het verschil zal worden terugbetaald tussen het bedrag van de voorlopige bijdragen en de bedragen van de sociale bijdragen berekend op basis van de reële inkomsten, terwijl laatstgenoemde definitieve bijdragen zal betalen op basis van fictieve inkomsten en zijn bijdragen nooit geregulariseerd zal zien op basis van de tijdens die jaren daadwerkelijk ontvangen inkomsten en bijgevolg nooit de terugbetaling van het te veel betaalde bedrag zal ontvangen ? Schendt artikel 11, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967, onder die omstandigheden, het gelijkheidsbeginsel waarin de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voorzien ? » 3. « Bestaat er een objectieve en redelijke verantwoording voor het verschil in behandeling tussen een zelfstandige die, in de loop van zijn carrière, inkomsten ontvangt waarvan de omvang ieder jaar dezelfde is, en een zelfstandige die, in de loop van een even lange carrière, evenveel inkomsten ontvangt maar waarvan de omvang van jaar tot jaar schommelt, in die zin dat zij bij gelijke inkomsten uiteindelijk over hun gehele loopbaan niet dezelfde bedragen aan sociale bijdragen zullen betalen, bij ontstentenis van een procédé van regularisatie met verwijzing naar de reële inkomsten ? Schendt artikel 11, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967, onder die omstandigheden, het gelijkheidsbeginsel waarin de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voorzien ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1417 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^