Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest Van Het Grondwettelijk Hof van --
← Terug naar "Arrest nr. 31/97 van 21 mei 1997 Rolnummer 1069 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 620 en 621 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitt wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arrest van 1(...)"
Arrest nr. 31/97 van 21 mei 1997 Rolnummer 1069 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 620 en 621 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitt wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arrest van 1(...) Arrest nr. 31/97 van 21 mei 1997 Rolnummer 1069 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 620 en 621 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitt wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arrest van 1(...)
ARBITRAGEHOF ARBITRAGEHOF
Arrest nr. 31/97 van 21 mei 1997 Arrest nr. 31/97 van 21 mei 1997
Rolnummer 1069 Rolnummer 1069
In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 620 en 621 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 620 en 621
van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te
Brussel. Brussel.
Het Arbitragehof, Het Arbitragehof,
samengesteld uit de voorzitters L. De Grève en M. Melchior, en de samengesteld uit de voorzitters L. De Grève en M. Melchior, en de
rechters P. Martens, J. Delruelle, H. Coremans, A. Arts en M. Bossuyt, rechters P. Martens, J. Delruelle, H. Coremans, A. Arts en M. Bossuyt,
bijgestaan door referendaris R. Moerenhout, waarnemend griffier, onder bijgestaan door referendaris R. Moerenhout, waarnemend griffier, onder
voorzitterschap van voorzitter L. De Grève, voorzitterschap van voorzitter L. De Grève,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag I. Onderwerp van de prejudiciële vraag
Bij arrest van 11 maart 1997 in zake G. Mazzurco tegen de n.v. Bij arrest van 11 maart 1997 in zake G. Mazzurco tegen de n.v.
Assuranties van de Belgische Boerenbond en K. Naoum, waarvan de Assuranties van de Belgische Boerenbond en K. Naoum, waarvan de
expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 19 maart expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 19 maart
1997, heeft het Hof van Beroep te Brussel de prejudiciële vraag 1997, heeft het Hof van Beroep te Brussel de prejudiciële vraag
gesteld : gesteld :
« of de artikelen 620 en 621 van het Gerechtelijk Wetboek niet de « of de artikelen 620 en 621 van het Gerechtelijk Wetboek niet de
artikelen 6 en 6bis [lees : de artikelen 10 en 11] van de Grondwet artikelen 6 en 6bis [lees : de artikelen 10 en 11] van de Grondwet
schenden, doordat zij, voor het berekenen van de aanleg, een schenden, doordat zij, voor het berekenen van de aanleg, een
onderscheid maken tussen een tegenvordering ontstaan uit het contract onderscheid maken tussen een tegenvordering ontstaan uit het contract
of het feit dat aan de oorspronkelijke rechtsvordering ten grondslag of het feit dat aan de oorspronkelijke rechtsvordering ten grondslag
ligt, en een vordering tot tussenkomst die uit hetzelfde contract of ligt, en een vordering tot tussenkomst die uit hetzelfde contract of
hetzelfde feit is ontstaan, en nu de mogelijkheid tot het instellen hetzelfde feit is ontstaan, en nu de mogelijkheid tot het instellen
van een tegenvordering in sommige gevallen, zoals het huidige, louter van een tegenvordering in sommige gevallen, zoals het huidige, louter
en alleen afhangt van de vrije keuze van de eisende partij ». en alleen afhangt van de vrije keuze van de eisende partij ».
II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil
G. Mazzurco heeft een rechtstreekse vordering ingesteld tegen de n.v. G. Mazzurco heeft een rechtstreekse vordering ingesteld tegen de n.v.
Assuranties van de Belgische Boerenbond als verzekeringsmaatschappij Assuranties van de Belgische Boerenbond als verzekeringsmaatschappij
van K. Naoum, die hij aansprakelijk acht voor een verkeersongeval en van K. Naoum, die hij aansprakelijk acht voor een verkeersongeval en
de daaruit voortvloeiende schade, geraamd op 61 103 frank plus de daaruit voortvloeiende schade, geraamd op 61 103 frank plus
interesten. interesten.
De zaak is aanhangig gemaakt bij de Rechtbank van Koophandel te De zaak is aanhangig gemaakt bij de Rechtbank van Koophandel te
Brussel, alwaar K. Naoum is tussengekomen om van de eerstgenoemde Brussel, alwaar K. Naoum is tussengekomen om van de eerstgenoemde
eisende partij betaling te vorderen van 13 500 frank plus interesten eisende partij betaling te vorderen van 13 500 frank plus interesten
wegens de schade die hij van zijn kant bij datzelfde ongeval heeft wegens de schade die hij van zijn kant bij datzelfde ongeval heeft
geleden. geleden.
Voor het verwijzende rechtscollege zijn de hogere beroepen aanhangig Voor het verwijzende rechtscollege zijn de hogere beroepen aanhangig
die G. Mazzurco en K. Naoum hebben ingesteld tegen het vonnis van de die G. Mazzurco en K. Naoum hebben ingesteld tegen het vonnis van de
Rechtbank van Koophandel waarbij beide vorderingen bij gebrek aan Rechtbank van Koophandel waarbij beide vorderingen bij gebrek aan
bewijs werden afgewezen. bewijs werden afgewezen.
Voor het Hof van Beroep te Brussel rijst de vraag of de hogere Voor het Hof van Beroep te Brussel rijst de vraag of de hogere
beroepen wel ontvankelijk zijn, rekening houdend met artikel 617 van beroepen wel ontvankelijk zijn, rekening houdend met artikel 617 van
het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat de vonnissen van de het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat de vonnissen van de
rechtbank van koophandel waarbij uitspraak wordt gedaan over een rechtbank van koophandel waarbij uitspraak wordt gedaan over een
vordering waarvan het bedrag 75 000 frank niet overschrijdt, in vordering waarvan het bedrag 75 000 frank niet overschrijdt, in
laatste aanleg worden gewezen. laatste aanleg worden gewezen.
In het geval bepaald in artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek In het geval bepaald in artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek
kunnen de bedragen van de hoofd- en tegenvordering worden kunnen de bedragen van de hoofd- en tegenvordering worden
samengerekend voor het bepalen van de aanleg, maar het verwijzende samengerekend voor het bepalen van de aanleg, maar het verwijzende
rechtscollege doet opmerken dat de vordering van K. Naoum voor de rechtscollege doet opmerken dat de vordering van K. Naoum voor de
Rechtbank van Koophandel een vordering was in de zin van de artikelen Rechtbank van Koophandel een vordering was in de zin van de artikelen
15 en 621 van het Gerechtelijk Wetboek en geen tegenvordering zoals 15 en 621 van het Gerechtelijk Wetboek en geen tegenvordering zoals
bedoeld in de artikelen 14 en 620 van dat Wetboek. Het Hof van Beroep bedoeld in de artikelen 14 en 620 van dat Wetboek. Het Hof van Beroep
doet voorts opmerken dat G. Mazzurco zijn oorspronkelijke vordering doet voorts opmerken dat G. Mazzurco zijn oorspronkelijke vordering
ook voor het vredegerecht had kunnen instellen en tegen K. Naoum zelf, ook voor het vredegerecht had kunnen instellen en tegen K. Naoum zelf,
die alsdan een tegenvordering had kunnen instellen. die alsdan een tegenvordering had kunnen instellen.
Na te hebben vastgesteld dat K. Naoum door de keuze van de eisende Na te hebben vastgesteld dat K. Naoum door de keuze van de eisende
partij voor een rechtstreekse vordering tegen de partij voor een rechtstreekse vordering tegen de
verzekeringsmaatschappij de kans ontnomen werd om een tegenvordering verzekeringsmaatschappij de kans ontnomen werd om een tegenvordering
in te stellen, beslist het Hof van Beroep de hoger geciteerde in te stellen, beslist het Hof van Beroep de hoger geciteerde
prejudiciële vraag aan het Arbitragehof te stellen. prejudiciële vraag aan het Arbitragehof te stellen.
III. De rechtspleging voor het Hof III. De rechtspleging voor het Hof
Bij beschikking van 19 maart 1997 heeft de voorzitter in functie de Bij beschikking van 19 maart 1997 heeft de voorzitter in functie de
rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59
van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
Op 26 maart 1997 hebben de rechters-verslaggevers A. Arts en J. Op 26 maart 1997 hebben de rechters-verslaggevers A. Arts en J.
Delruelle, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de voormelde Delruelle, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de voormelde
bijzondere wet, voor het Hof verslag uitgebracht dat zij ertoe zouden bijzondere wet, voor het Hof verslag uitgebracht dat zij ertoe zouden
kunnen worden gebracht aan het Hof voor te stellen de procedure door kunnen worden gebracht aan het Hof voor te stellen de procedure door
een arrest van onmiddellijk antwoord af te doen. een arrest van onmiddellijk antwoord af te doen.
Overeenkomstig artikel 72, tweede lid, van de organieke wet is van de Overeenkomstig artikel 72, tweede lid, van de organieke wet is van de
conclusies van de rechters-verslaggevers aan de partijen in het conclusies van de rechters-verslaggevers aan de partijen in het
bodemgeschil kennisgegeven bij op 28 maart 1997 ter post aangetekende bodemgeschil kennisgegeven bij op 28 maart 1997 ter post aangetekende
brieven. brieven.
De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende
van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de
talen voor het Hof. talen voor het Hof.
IV. In rechte IV. In rechte
- A - - A -
De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat zij ertoe zouden De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat zij ertoe zouden
kunnen worden gebracht het Hof voor te stellen de zaak met toepassing kunnen worden gebracht het Hof voor te stellen de zaak met toepassing
van artikel 72 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het van artikel 72 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof af te doen met een arrest van onmiddellijk antwoord. Arbitragehof af te doen met een arrest van onmiddellijk antwoord.
Er is geen memorie met verantwoording ingediend. Er is geen memorie met verantwoording ingediend.
- B - - B -
B.1. De prejudiciële vraag is soortgelijk aan die waarop het Hof heeft B.1. De prejudiciële vraag is soortgelijk aan die waarop het Hof heeft
geantwoord met zijn arrest nr. 15/97 van 18 maart 1997. Het Hof is van geantwoord met zijn arrest nr. 15/97 van 18 maart 1997. Het Hof is van
oordeel dat op de huidige vraag hetzelfde antwoord kan worden gegeven. oordeel dat op de huidige vraag hetzelfde antwoord kan worden gegeven.
B.2. Artikel 616 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : B.2. Artikel 616 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt :
« Tegen ieder vonnis kan hoger beroep worden ingesteld, tenzij de wet « Tegen ieder vonnis kan hoger beroep worden ingesteld, tenzij de wet
anders bepaalt. » anders bepaalt. »
B.3. Krachtens artikel 617 van hetzelfde Wetboek worden de vonnissen B.3. Krachtens artikel 617 van hetzelfde Wetboek worden de vonnissen
van de rechtbank van koophandel waarbij uitspraak wordt gedaan over van de rechtbank van koophandel waarbij uitspraak wordt gedaan over
een vordering waarvan het bedrag 75.000 frank niet overschrijdt, in een vordering waarvan het bedrag 75.000 frank niet overschrijdt, in
laatste aanleg gewezen. laatste aanleg gewezen.
B.4. Artikel 560 van hetzelfde Wetboek bepaalt : B.4. Artikel 560 van hetzelfde Wetboek bepaalt :
« Wanneer een of meer eisers optreden tegen een of meer verweerders, « Wanneer een of meer eisers optreden tegen een of meer verweerders,
wordt de bevoegdheid bepaald door de totale gevorderde som, ongeacht wordt de bevoegdheid bepaald door de totale gevorderde som, ongeacht
ieders aandeel daarin. » ieders aandeel daarin. »
Die bepaling wordt bij artikel 618 van het Gerechtelijk Wetboek Die bepaling wordt bij artikel 618 van het Gerechtelijk Wetboek
toepasselijk gemaakt op het vaststellen van de aanleg. toepasselijk gemaakt op het vaststellen van de aanleg.
B.5. De in artikel 560 vervatte regel is evenwel niet van toepassing B.5. De in artikel 560 vervatte regel is evenwel niet van toepassing
in geval van vrijwillige tussenkomst. Artikel 621 bepaalt immers : in geval van vrijwillige tussenkomst. Artikel 621 bepaalt immers :
« Met uitzondering van de beslissingen inzake tegenvorderingen en « Met uitzondering van de beslissingen inzake tegenvorderingen en
vorderingen tot tussenkomst strekkend tot het uitspreken van een vorderingen tot tussenkomst strekkend tot het uitspreken van een
veroordeling, wordt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het veroordeling, wordt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het
hoger beroep tegen de vonnissen op tussengeschil en tegen de hoger beroep tegen de vonnissen op tussengeschil en tegen de
onderzoeksvonnissen gehandeld zoals inzake de hoofdvorderingen. » onderzoeksvonnissen gehandeld zoals inzake de hoofdvorderingen. »
Die bepaling betekent dat, om de aanleg te bepalen, het bedrag van de Die bepaling betekent dat, om de aanleg te bepalen, het bedrag van de
vordering tot tussenkomst niet mag worden samengeteld met dat van de vordering tot tussenkomst niet mag worden samengeteld met dat van de
hoofdvordering. hoofdvordering.
B.6. Het Gerechtelijk Wetboek voorziet evenwel in een afwijking ten B.6. Het Gerechtelijk Wetboek voorziet evenwel in een afwijking ten
aanzien van sommige tegenvorderingen. Artikel 620 bepaalt immers : aanzien van sommige tegenvorderingen. Artikel 620 bepaalt immers :
« Wanneer de tegenvordering ontstaat uit het contract of het feit dat « Wanneer de tegenvordering ontstaat uit het contract of het feit dat
aan de oorspronkelijke rechtsvordering ten grondslag ligt, ofwel uit aan de oorspronkelijke rechtsvordering ten grondslag ligt, ofwel uit
de tergende of roekeloze aard van deze vordering, wordt de aanleg de tergende of roekeloze aard van deze vordering, wordt de aanleg
bepaald door samenvoeging van het bedrag van de hoofdvordering en het bepaald door samenvoeging van het bedrag van de hoofdvordering en het
bedrag van de tegenvordering. » bedrag van de tegenvordering. »
B.7. Uit de combinatie van de artikelen 617, 620 en 621 van het B.7. Uit de combinatie van de artikelen 617, 620 en 621 van het
Gerechtelijk Wetboek volgt dat er ten aanzien van de vaststelling van Gerechtelijk Wetboek volgt dat er ten aanzien van de vaststelling van
het bedrag van de laatste aanleg een verschil bestaat tussen de het bedrag van de laatste aanleg een verschil bestaat tussen de
situaties van twee categorieën aanleggende partijen op tussenvordering situaties van twee categorieën aanleggende partijen op tussenvordering
: de aanleggers op tegenvordering en de tussenkomende partijen. Het : de aanleggers op tegenvordering en de tussenkomende partijen. Het
bedrag van de tegenvordering wordt samengevoegd met dat van de bedrag van de tegenvordering wordt samengevoegd met dat van de
oorspronkelijke vordering, wanneer de tegenvordering ontstaat uit het oorspronkelijke vordering, wanneer de tegenvordering ontstaat uit het
contract of het feit dat aan de oorspronkelijke vordering ten contract of het feit dat aan de oorspronkelijke vordering ten
grondslag ligt of uit de tergende of roekeloze aard van die vordering, grondslag ligt of uit de tergende of roekeloze aard van die vordering,
terwijl het bedrag van een vordering tot tussenkomst strekkend tot het terwijl het bedrag van een vordering tot tussenkomst strekkend tot het
uitspreken van een veroordeling niet wordt samengeteld met het bedrag uitspreken van een veroordeling niet wordt samengeteld met het bedrag
van de oorspronkelijke vordering, zelfs indien zij ontstaat uit het van de oorspronkelijke vordering, zelfs indien zij ontstaat uit het
contract of het feit dat aan de oorspronkelijke vordering ten contract of het feit dat aan de oorspronkelijke vordering ten
grondslag ligt. grondslag ligt.
B.8. Uit de feiten van de zaak en de motieven van het verwijzende B.8. Uit de feiten van de zaak en de motieven van het verwijzende
arrest blijkt dat aan het Hof de vraag wordt gesteld naar de arrest blijkt dat aan het Hof de vraag wordt gesteld naar de
grondwettigheid van de artikelen 620 en 621 van het Gerechtelijk grondwettigheid van de artikelen 620 en 621 van het Gerechtelijk
Wetboek in zoverre zij niet toestaan het bedrag van de vordering die Wetboek in zoverre zij niet toestaan het bedrag van de vordering die
wordt ingesteld door een benadeeld persoon die rechtstreeks in rechte wordt ingesteld door een benadeeld persoon die rechtstreeks in rechte
treedt tegen de verzekeraar van degene die hij aansprakelijk acht, treedt tegen de verzekeraar van degene die hij aansprakelijk acht,
zonder de verzekerde in de zaak te betrekken, samen te tellen met het zonder de verzekerde in de zaak te betrekken, samen te tellen met het
bedrag van de vordering die deze instelt door in de zaak tussen te bedrag van de vordering die deze instelt door in de zaak tussen te
komen teneinde van de oorspronkelijke eiser de vergoeding van zijn komen teneinde van de oorspronkelijke eiser de vergoeding van zijn
eigen schade te eisen. eigen schade te eisen.
In een dergelijk geval is de tussenvordering van de verzekerde te In een dergelijk geval is de tussenvordering van de verzekerde te
beschouwen als een vordering tot tussenkomst, niet als een beschouwen als een vordering tot tussenkomst, niet als een
tegenvordering, zodat artikel 621 van toepassing is. tegenvordering, zodat artikel 621 van toepassing is.
Het Hof onderzoekt de grondwettigheid van de artikelen 620 en 621 Het Hof onderzoekt de grondwettigheid van de artikelen 620 en 621
enkel in zoverre zij, in een dergelijk geval, niet toestaan de enkel in zoverre zij, in een dergelijk geval, niet toestaan de
bedragen van de vorderingen samen te tellen. bedragen van de vorderingen samen te tellen.
B.9. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de B.9. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de
niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling
tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat
verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord
is. is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld
rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel
en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het
gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen
redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende
middelen en het beoogde doel. middelen en het beoogde doel.
B.10. Artikel 14 van het Gerechtelijk Wetboek definieert de B.10. Artikel 14 van het Gerechtelijk Wetboek definieert de
tegenvordering als de tussenvordering die de verweerder instelt om tegenvordering als de tussenvordering die de verweerder instelt om
tegen de eiser een veroordeling te doen uitspreken. Artikel 15 van dat tegen de eiser een veroordeling te doen uitspreken. Artikel 15 van dat
Wetboek bepaalt dat de tussenkomst een rechtspleging is waarbij een Wetboek bepaalt dat de tussenkomst een rechtspleging is waarbij een
derde persoon partij wordt in het geding en die ertoe strekt, hetzij derde persoon partij wordt in het geding en die ertoe strekt, hetzij
de belangen van de tussenkomende partij of van een der partijen in het de belangen van de tussenkomende partij of van een der partijen in het
geding te beschermen, hetzij een veroordeling te doen uitspreken of geding te beschermen, hetzij een veroordeling te doen uitspreken of
vrijwaring te doen bevelen. vrijwaring te doen bevelen.
Aldus wordt reeds in de voorafgaande bepalingen van het Gerechtelijk Aldus wordt reeds in de voorafgaande bepalingen van het Gerechtelijk
Wetboek een objectief onderscheid gemaakt tussen de tegenvordering en Wetboek een objectief onderscheid gemaakt tussen de tegenvordering en
de tussenkomst, rekening houdend met de hoedanigheid van de personen de tussenkomst, rekening houdend met de hoedanigheid van de personen
in het rechtsgeding naargelang zij al dan niet partij zijn bij de in het rechtsgeding naargelang zij al dan niet partij zijn bij de
inleidende vordering. inleidende vordering.
Er dient evenwel nog te worden onderzocht of het objectief criterium Er dient evenwel nog te worden onderzocht of het objectief criterium
van onderscheid wel relevant is in het in B.8 beschreven geval. van onderscheid wel relevant is in het in B.8 beschreven geval.
B.11. Wanneer de wet, zoals in de zaak die aan de verwijzende rechter B.11. Wanneer de wet, zoals in de zaak die aan de verwijzende rechter
is voorgelegd, een benadeelde persoon toestaat om rechtstreeks in is voorgelegd, een benadeelde persoon toestaat om rechtstreeks in
rechte te treden tegen de verzekeraar van diegene die hij rechte te treden tegen de verzekeraar van diegene die hij
aansprakelijk acht voor de door hem geleden schade en laatstgenoemde aansprakelijk acht voor de door hem geleden schade en laatstgenoemde
in het geding tussenkomt om van de oorspronkelijke eiser de vergoeding in het geding tussenkomt om van de oorspronkelijke eiser de vergoeding
van zijn eigen schade te eisen, vertoont die tussenkomst zulk een van zijn eigen schade te eisen, vertoont die tussenkomst zulk een
gelijkenis met een tegenvordering dat het niet in redelijkheid gelijkenis met een tegenvordering dat het niet in redelijkheid
verantwoord is ze ten opzichte van een dergelijke vordering verantwoord is ze ten opzichte van een dergelijke vordering
verschillend te behandelen. Het is omdat de wet aan de benadeelde verschillend te behandelen. Het is omdat de wet aan de benadeelde
persoon een eigen recht tegen de verzekeraar toekent dat de verzekerde persoon een eigen recht tegen de verzekeraar toekent dat de verzekerde
zijn vordering instelt bij wege van een tussenkomst. Om over de twee zijn vordering instelt bij wege van een tussenkomst. Om over de twee
vorderingen te oordelen zal de rechter in werkelijkheid, alsof het om vorderingen te oordelen zal de rechter in werkelijkheid, alsof het om
een tegenvordering zou gaan, het respectieve gedrag van dezelfde een tegenvordering zou gaan, het respectieve gedrag van dezelfde
partijen moeten beoordelen ter gelegenheid van eenzelfde feit dat het partijen moeten beoordelen ter gelegenheid van eenzelfde feit dat het
door elk van hen geleden nadeel heeft teweeggebracht. De inachtneming door elk van hen geleden nadeel heeft teweeggebracht. De inachtneming
van het gelijkheidsbeginsel vereist dat de tussenkomende partij in dat van het gelijkheidsbeginsel vereist dat de tussenkomende partij in dat
geval als een aanlegger op tegenvordering wordt behandeld. Bovendien geval als een aanlegger op tegenvordering wordt behandeld. Bovendien
worden daardoor mogelijkerwijs onverenigbare beslissingen vermeden. worden daardoor mogelijkerwijs onverenigbare beslissingen vermeden.
B.12. Binnen de in B.8 gestelde grenzen dient de prejudiciële vraag B.12. Binnen de in B.8 gestelde grenzen dient de prejudiciële vraag
bevestigend te worden beantwoord. bevestigend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
De artikelen 620 en 621 van het Gerechtelijk Wetboek schenden de De artikelen 620 en 621 van het Gerechtelijk Wetboek schenden de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij uitsluiten dat, om de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij uitsluiten dat, om de
aanleg te bepalen, het bedrag van de vordering die een benadeeld aanleg te bepalen, het bedrag van de vordering die een benadeeld
persoon richt tegen de verzekeraar van diegene die hij voor de door persoon richt tegen de verzekeraar van diegene die hij voor de door
hem geleden schade aansprakelijk acht, zonder de verzekerde bij de hem geleden schade aansprakelijk acht, zonder de verzekerde bij de
zaak te betrekken, wordt samengeteld met het bedrag van de vordering zaak te betrekken, wordt samengeteld met het bedrag van de vordering
tot tussenkomst die laatstgenoemde tegen de oorspronkelijke eiser tot tussenkomst die laatstgenoemde tegen de oorspronkelijke eiser
richt, terwijl die tussenvordering een gevolg is van het feit dat tot richt, terwijl die tussenvordering een gevolg is van het feit dat tot
grondslag van de oorspronkelijke vordering dient. grondslag van de oorspronkelijke vordering dient.
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 21 mei 1997. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 21 mei 1997.
De wnd. griffier, De wnd. griffier,
R. Moerenhout. R. Moerenhout.
De voorzitter, De voorzitter,
L. De Grève. L. De Grève.
^