Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 31 mei 2007
gepubliceerd op 22 juni 2007

Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 82 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en tot vaststelling van de globale projecten in de sectoren die onder de bevoegdheid van de federale overheid vallen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2007022905
pub.
22/06/2007
prom.
31/05/2007
ELI
eli/besluit/2007/05/31/2007022905/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 MEI 2007. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 82 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en tot vaststelling van de globale projecten in de sectoren die onder de bevoegdheid van de federale overheid vallen


De Minister van Sociale Zaken, De Minister van Werk, Gelet op de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, inzonderheid op artikel 82, § 2, derde lid;

Gelet op het voorstel dat aan de Ministerraad werd voorgelegd door de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Werk;

Gelet op de notificatie van de Ministerraad van het begrotingsconclaaf - Sociale zekerheid voor werknemers - punt 11bis « Tewerkstelling van jongeren in de non-profitsector - uitvoering van het Generatiepact »;

Besluiten :

Artikel 1.De enveloppe bedoeld in artikel 80 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en bestemd voor de federale sectoren, wordt als volgt verdeeld onder de hierna vermelde projecten : 1° Veiligheid in de ziekenhuizen : 503 voltijds equivalente arbeidsplaatsen (V.T.E.); 2° Aanvulling bestemd voor de openbare ziekenhuizen in het kader van de problematiek van de geïnterneerde gedetineerden : 17 V.T.E. arbeidsplaatsen; 3° Kinderverzorgsters in de pediatrische diensten : 53 V.T.E. arbeidsplaatsen; 4° Thuisverpleging - privé-sector : 150 V.T.E. arbeidsplaatsen; 5° Problematiek van het vervoer naar en van de instellingen van de federale gezondheidssector : 134 V.T.E. arbeidsplaatsen;

Art. 2.De arbeidsplaatsen bedoeld in artikel 1, 1° worden verdeeld op basis van de volgende criteria : 1° Voor wat de algemene ziekenhuizen betreft, worden er 0,5 V.T.E. arbeidsplaatsen per 100 bedden gegarandeerd waarbij een minimum van 1,5 V.T.E. wordt gegarandeerd voor elk ziekenhuis en waarbij het aantal V.T.E. arbeidplaatsen wordt begrensd tot 6 per ziekenhuis;

Voor wat de psychiatrische ziekenhuizen met minstens 50 bedden betreft, worden er 0,5 V.T.E. arbeidsplaatsen per 50 bedden gegarandeerd waarbij een minimum van 1 V.T.E. wordt gegarandeerd voor elk ziekenhuis met minstens 100 bedden en waarbij het aantal V.T.E. arbeidplaatsen wordt begrensd tot 6 per psychiatrisch ziekenhuis; 2° de algemene en psychiatrische ziekenhuizen die in de grote steden gelegen zijn, ontvangen 2 bijkomende V.T.E. arbeidsplaatsen.

De arbeidsplaatsen zijn arbeidsplaatsen die bedoeld zijn voor de uitoefening van een activiteit bedoeld bij de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.

De Minister van Sociale Zaken of de ambtenaar die hij aanwijst, wordt belast met het meedelen aan elke werkgever van het aantal in het kader van dit artikel toegewezen arbeidsplaatsen.

Art. 3.De arbeidsplaatsen bedoeld in artikel 1, 2° worden toegekend aan de ziekenhuizen van de openbare sector die in onderlinge overeenstemming zijn aangewezen door de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Justitie.

De arbeidsplaatsen zijn arbeidsplaatsen die bedoeld zijn voor de uitoefening van een activiteit bedoeld bij de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.

Art. 4.De arbeidsplaatsen bedoeld in artikel 1, 3° worden aan de pediatrische diensten toegekend op basis van de volgende criteria : 1° voor de pediatrische diensten met maximum 30 erkende bedden : 0,5 V.T.E. arbeidsplaatsen; 2° voor de pediatrische diensten met minstens 31 en maximum 45 erkende bedden : 0,75 V.T.E. arbeidsplaatsen; 3° voor de pediatrische diensten met minstens 46 erkende bedden : 1 V.T.E. arbeidsplaats per 30 erkende bedden.

Het aantal arbeidsplaatsen toegekend aan een pediatrische dienst met toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt verminderd met het aantal arbeidsplaatsen waarop de pediatrische dienst aanspraak kan maken met toepassing van het koninklijk besluit van 10 november 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 26, 27, eerste lid, 2°, 30, 39, § 1, en § 4, tweede lid, 40, tweede lid, 40bis, tweede lid, 41, 43, tweede lid, en 47, § 1, vijfde lid, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.

De Minister van Sociale Zaken of de ambtenaar die hij aanwijst, wordt belast met het meedelen aan elke werkgever van het aantal in het kader van dit artikel toegewezen arbeidsplaatsen, rekening houdend met de arbeidsplaatsen die in mindering moeten worden gebracht met toepassing van het voornoemde koninklijk besluit van 10 november 2006.

Art. 5.De arbeidsplaatsen bedoeld in artikel 1, 4°, worden verdeeld onder de thuisverzorgingsdiensten die binnen het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, in functie van het Gewest waartoe ze behoren.

Negentig arbeidsplaatsen worden toegekend aan de diensten gelegen in het Vlaamse Gewest.

Eenenvijftig arbeidsplaatsen worden toegekend aan de diensten gelegen in het Waalse Gewest.

Negen arbeidsplaatsen worden toegekend aan de diensten gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De jongeren die in het kader van deze maatregel in dienst worden genomen, zullen inzonderheid worden ingeschakeld voor activiteiten die de veiligheid van de personen thuis en van het verplegend personeel verhogen en voor activiteiten als chauffeur.

De concrete bestemming moet het voorwerp uitmaken van een voorstel van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties van de sector die zetelen in het paritair comité.

Wanneer er ten laatste op 30 juni 2007 geen een voorstel zoals bedoeld in het zesde lid van dit artikel is overgemaakt aan de Minister van Sociale Zaken en aan de Minister van Werk, worden de arbeidsplaatsen toegekend op basis van individuele projecten ingediend overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende de algemene uitvoeringsbepalingen van de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling van jongeren in de non-profitsector die voortvloeit uit de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.

De voorstellen bedoeld in het vijfde en zesde lid moeten de bij dit artikel vastgestelde verdeling onder de gewesten naleven.

Art. 6.De arbeidsplaatsen bedoeld in artikel 1, 5° worden verdeeld in 80,25 V.T.E. arbeidsplaatsen voor de werkgevers die binnen het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités en 53,75 arbeidsplaatsen voor de werkgevers die binnen het toepassingsgebied vallen van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

De betrokken werkgevers zijn Centra voor dagverzorging.

De Centra voor dagverzorging die gebruik wensen te maken van arbeidsplaatsen in dit kader, moeten een project indienen met het oog op het minstens gedeeltelijk oplossen van het probleem van de toegankelijkheid van sommige instellingen van de federale gezondheidssector en meer in het bijzonder het vervoer naar en van de centra voor dagverzorging, de dialysecentra, de centra voor oncologie en het vervoer tussen de verschillende sites wat de ziekenhuizen betreft. Het project moet verplicht betrekking hebben op minstens één centrum voor dagverzorging en één of meerdere dialysecentra, centra voor oncologie of ziekenhuizen.

Het project wordt ingediend bij de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Werk. Het moet verplicht betrekking hebben op laaggeschoolde of zeer laaggeschoolde jongeren die nog geen rijbewijs hebben van categorie B, categorie D1 of categorie D. Wanneer de jongere reeds over een rijbewijs van categorie B beschikt, moet het "opleidingsluik" tot doel hebben een rijbewijs te behalen van categorie D1 of categorie D. Wanneer de jongere reeds houder is van een rijbewijs van categorie D1, moet het "opleidingsluik" tot doel hebben een rijbewijs te behalen van een hogere categorie.

Bij het project dat wordt ingediend bij de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Werk moet, naargelang het geval, het advies gevoegd worden van de Ondernemingsraad of van het bevoegde Overlegcomité voor het centrum voor dagverzorging.

Art. 7.§ 1. De werkgevers bedoeld in artikelen 2, 3 en 4 beschikken over een termijn van 30 dagen, die ingaat op de derde werkdag die volgt op het versturen van de kennisgeving van het aantal in het kader van dit besluit toegekende arbeidsplaatsen, om aan de Minister van Sociale Zaken of aan de door de Minister aangewezen ambtenaar mee te delen of ze alle of een deel van de voorgestelde arbeidsplaatsen aanvaarden of weigeren.

De werkgever die niet binnen de in het vorige lid vastgestelde termijn reageert, wordt geacht afstand te doen van de toegekende arbeidsplaatsen. § 2. Wanneer de werkgever meent dat hij voor alle of een deel van de toegekende arbeidsplaatsen artikel 9 van het voornoemde koninklijk besluit van 27 april 2007 kan inroepen, moet hij de Minister van Sociale Zaken of de door de Minister aangewezen ambtenaar hiervan op de hoogte brengen binnen de in paragraaf 1 van dit artikel vastgestelde termijn.

Deze werkgever beschikt over een bijkomende termijn van 30 dagen om een dossier in te dienen om een andere bestemming te vragen voor alle of een deel van de toegekende arbeidsplaatsen. § 3. Dienen door de werkgever op de hoogte gebracht te worden van het ontvangen voorstel en van zijn antwoord : 1°. Wanneer hij binnen het toepassingsgebied valt van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités : de Ondernemingsraad van zijn instelling of, bij gebrek aan een dergelijke Raad, de vakbondsafvaardiging of, bij gebrek aan een Ondernemingsraad en een vakbondsafvaardiging, de Voorzitter van het Paritair Comité waaronder hij ressorteert; 2°. Wanneer hij binnen het toepassingsgebied valt van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel : het overlegcomité dat bevoegd is voor zijn instelling.

Art. 8.§ 1. Binnen de 15 dagen die volgen op het verstrijken van de termijn vastgesteld bij artikel 7, §§ 1 en 2, deelt de door de Minister van Sociale Zaken aangewezen ambtenaar aan de Minister van Sociale Zaken en aan de Minister van Werk het volgende mee, en dat per project bedoeld in artikelen 2 tot 4 : 1° De lijst van de instellingen die alle toegekende arbeidsplaatsen hebben aanvaard en het totale aantal desbetreffende arbeidsplaatsen;2° De lijst van de instellingen die alle of een deel van de toegekende arbeidsplaatsen hebben geweigerd en het aantal arbeidsplaatsen dat door deze instellingen is aanvaard en geweigerd;3° De lijst van de instellingen die vragen om de toepassing van artikel 9 van het voornoemd koninklijk besluit van 27 april 2007, met per instelling vermelding van het aantal aanvaarde arbeidsplaatsen, het aantal arbeidsplaatsen waarop de vraag om de toepassing van artikel 9 van het bovenbedoelde koninklijk besluit betrekking heeft en de uiterste datum voor de indiening van het dossier om de bestemming voor een ander project te vragen;4° Het totale aantal arbeidsplaatsen dat vrijgekomen is ten gevolge van de meegedeelde weigeringen. De in het vorige lid bedoelde informatie onderscheidt de werkgevers die binnen het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités en de werkgevers die binnen het toepassingsgebied vallen van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. § 2. Bovendien deelt de door de Minister van Sociale Zaken aangewezen ambtenaar het volgende mee aan het Globaal beheer van de sociale zekerheid voor werknemers : 1° De lijst van de werkgevers die alle of een deel van de arbeidsplaatsen toegekend in het kader van artikelen 2, 3 en 4 hebben aanvaard.2° Per instelling het aantal aanvaarde arbeidsplaatsen. § 3. Op basis van de met toepassing van § 1 van dit artikel bezorge informatie, delen de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Werk aan de Voorzitter van het bevoegde Paritair Comité enerzijds en aan de representatieve werknemersorganisaties die zetelen in het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten anderzijds, het aantal geweigerde arbeidsplaatsen per projecttype mee, waarbij de arbeidsplaatsen worden onderscheiden naargelang ze vallen onder de ene of de andere voornoemde instelling.

De Ministers delen tegelijkertijd hun beslissing mee met betrekking tot het feit of alle of een deel van de vrijgekomen arbeidsplaatsen ter beschikking gesteld worden : 1° van andere werkgevers in het kader van hetzelfde project;2° of van individuele projecten in de zin van artikel 82, § 2, eerste lid, 2°, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact. Wat de arbeidsplaatsen betreft die ter beschikking worden gesteld van andere werkgevers in het kader van hetzelfde project of van andere projecten bedoeld in artikel 1 van dit besluit en voor zover er geen Beheerscomité zoals bedoeld in artikelen 6 en 7 van het voornoemde koninklijk besluit van 27 april 2007 de bevoegdheid heeft gekregen om de enveloppe te beheren die ter beschikking wordt gesteld van de sectoren die onder de bevoegdheid van de federale overheid vallen, stelt de door de Minister van Sociale Zaken aangewezen ambtenaar aan de werkgevers die de toegewezen arbeidsplaatsen hebben aanvaard voor om een groter aantal arbeidsplaatsen te vragen in het met toepassing van het vorige lid door de Ministers vastgestelde kader.

Art. 9.In geval van stopzetting van één van de projecten bedoeld in artikel 1, deelt de Minister van Sociale Zaken of de door de Minister aangewezen ambtenaar die mee aan het globaal beheer van de Sociale zekerheid en aan de instellingen die toegekende arbeidsplaatsen hebben aanvaard en ingevuld. Vanaf deze kennisgeving kunnen openkomende plaatsen in het project niet opnieuw worden ingevuld. De lopende tewerkstellingen kunnen nog verder worden gefinancierd voor een periode van maximaal zes maanden.

Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.

Brussel, 31 mei 2007.

R. DEMOTTE P. VANVELTOVEN

^