Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 30 april 1999
gepubliceerd op 01 juni 1999

Ministerieel besluit tot aanpassing van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering aan het handvest van de sociaal verzekerde

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012357
pub.
01/06/1999
prom.
30/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/30/1999012357/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 1999. - Ministerieel besluit tot aanpassing van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering aan het handvest van de sociaal verzekerde (1)


De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, en de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997 en 13 februari 1998;

Gelet op de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde, inzonderheid op artikel 7, tweede lid, en artikel 16, tweede lid, vervangen bij de wet van 25 juni 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op de artikelen 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 1999, 24, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 1999, en 26bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 april 1999;

Gelet op het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering inzonderheid op de artikelen 1, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 30 juni 1992, 22 december 1992, 27 mei 1993, 15 juli 1993 en 30 november 1995, en 4;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 januari 1999;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 30 maart 1999;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « Handvest » van de sociaal verzekerde in werking is getreden op 1 januari 1997, zodat de uitvoeringsmaatregelen, voor zover dit materieel mogelijk is, eveneens met ingang van 1 januari 1997 moeten uitwerking hebben; dat de verschillende instellingen van sociale zekerheid de ontwerpen van besluit voor hun sector moesten opstellen teneinde hun eigen regeling aan te passen aan de bepalingen van het handvest; dat teneinde de uitvoerbaarheid van deze wet mogelijk te maken in de sector van de werkloosheidsverzekering en teneinde de door de wetgever beoogde bescherming aan de sociaal verzekerde via het handvest te waarborgen, het dan ook noodzakelijk is dat dit besluit ter uitvoering van de wet zo snel mogelijk wordt genomen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 9 maart 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 30 juni 1992, 22 december 1992, 27 mei 1993, 15 juli 1993 en 30 november 1995, wordt aangevuld als volgt : « 17° het Handvest: de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde. »

Art. 2.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen: «

Art. 4.Om zich van de in artikel 24, § 1, vierde lid, 1° van het koninklijk besluit voorgeschreven opdracht inzake kennisgeving te kwijten moet de uitbetalingsinstelling aan de werkloze een document bezorgen dat ten minste de navermelde gegevens bevat : 1° de refertes van het dossier, inzonderheid het identificatienummer voor de sociale zekerheid van de werkloze;2° de bruto-dagbedragen waarop de werkloze, behoudens wijziging in zijn situatie, gerechtigd is op grond van de uitkeringskaart, indien hij de toekenningsvoorwaarden blijft vervullen, alsmede de periodes tijdens dewelke deze bedragen gelden;3° een verklarende tekst, waarvan de inhoud door de Rijksdienst werd goedgekeurd, die algemene informatie bevat, inzonderheid de voorwaarden om werkelijk uitkeringen te kunnen genieten, het uitkeringsstelsel en de berekeningswijze van het bedrag van de uitkering voor een beschouwde maand;deze tekst moet niet worden toegevoegd indien deze reeds voorheen in toepassing van artikel 136 van het koninklijk besluit werd overgemaakt; 4° de beroepsmogelijkheid bij de arbeidsrechtbank door een ondertekend geschrift dat aangetekend verzonden wordt of op de griffie wordt afgegeven, binnen een termijn van 3 maanden ingaande na de kennisgeving, het adres van de bevoegde arbeidsrechtbank, de mogelijkheid persoonlijk voor de rechtbank te verschijnen of zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat, door een representatieve werknemersorganisatie of eventueel door een familielid en het feit dat de werknemer in de regel geen gerechtskosten moet betalen;5° de mogelijkheid opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing en omtrent de uitkering voor een beschouwde maand bij de informatiedienst van de uitbetalingsinstelling, waarbij vermeld wordt waar en wanneer deze dienst bereikt kan worden. Om zich van de in artikel 24, § 1, vierde lid, 2° van het koninklijk besluit voorgeschreven opdracht inzake kennisgeving te kwijten moet de uitbetalingsinstelling aan de werkloze een document bezorgen dat ten minste de navermelde gegevens bevat : 1° de gegevens vermeld in het vorige lid, 1°, 4° en 5°;2° de vaststelling dat er onverschuldigde bedragen zijn betaald, het totale bedrag van deze onverschuldigde betaling, de wijze waarop dit bedrag werd berekend en de in aanmerking genomen verjaringstermijn;3° de inhoud en de refertes van de bepalingen in strijd waarmee de betalingen werden verricht;4° de in het kader van artikel 164 meegedeelde motieven van de uitschakeling of verwerping, die de uitbetalingsinstelling weergeeft in begrijpelijke taal, of een door haar opgestelde motivering indien zij bedragen inhoudt op betalingen die zij verricht vooraleer de beslissing tot uitschakeling of verwerping aan haar werd meegedeeld;5° de mogelijkheid om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven voor te leggen;6° in de gevallen die de Rijksdienst bepaalt, de mogelijkheid tot beroep bij de directeur op grond van artikel 167, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit indien de uitbetalingsinstelling uitkeringen terugvordert ingevolge een verwerping of een uitschakeling van uitgaven, die uitsluitend te wijten is aan een fout van de uitbetalingsinstelling.»

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, omvattende een artikel 4bis, luidend als volgt : « Hoofdstuk IIIbis - Bepalingen ter uitvoering van artikel 26bis van het koninklijk besluit, bevattende algemene bepalingen.

Artikel 4bis.De kennisgeving bedoeld in artikel 26bis, § 2, eerste lid, 2° tot 4° en 6° van het koninklijk besluit moet naast de motivering inzonderheid de navermelde gegevens bevatten : 1° de refertes van het dossier, inzonderheid het identificatienummer voor de sociale zekerheid van de werkloze;2° de beroepsmogelijkheid bij de arbeidsrechtbank door een ondertekend geschrift dat aangetekend verzonden wordt of op de griffie wordt afgegeven, binnen een termijn van 3 maanden ingaande na de kennisgeving, het adres van de bevoegde arbeidsrechtbank, de mogelijkheid persoonlijk voor de rechtbank te verschijnen of zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat, door een representatieve werknemersorganisatie of eventueel door een familielid en het feit dat de werknemer in de regel geen gerechtskosten moet betalen;3° de mogelijkheid bij de informatiedienst van de uitbetalingsinstelling opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing;4° indien het een beslissing tot terugvordering betreft, bovendien : a) de vaststelling dat er onverschuldigde bedragen zijn betaald, alsmede, indien dit reeds gekend is, het totale bedrag van de onverschuldigde betaling, de wijze waarop dit bedrag werd berekend en de in aanmerking genomen verjaringstermijn;indien dit bedrag pas meegedeeld kan worden na het afsluiten van de verificatieprocedure bedoeld in artikel 164 van het koninklijk besluit, gaat de termijn om beroep in te stellen bij de arbeidsrechtbank tegen de beslissing tot terugvordering en tegen het bedrag van de terugvordering slechts in vanaf de datum van deze latere mededeling; b) de inhoud en de refertes van de bepalingen in strijd waarmee de betalingen werden verricht;c) de mogelijkheid om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven voor te leggen;d) de mogelijkheid voor de Rijksdienst om van de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen af te zien en de procedure die hiervoor moet worden gevolgd.».

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.

In afwijking van het eerste lid, zijn de navermelde verplichtingen voortvloeiend uit het voormelde ministerieel besluit van 26 november 1991, zoals gewijzigd bij onderhavig besluit, slechts toepasselijk vanaf de eerste dag van de zevende maand volgend op die gedurende welke onderhavig besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt : - de mededeling van de in artikel 4, eerste lid vermelde gegevens; - de mededeling van de in artikel 4, tweede lid, 6° vermelde mogelijkheid.

In afwijking van het eerste lid is de verplichting tot mededeling van de in artikel 4, tweede lid, 1° tot 5° bedoelde gegevens, voortvloeiend uit het voormelde ministerieel besluit van 26 november 1991, zoals gewijzigd bij onderhavig besluit, slechts toepasselijk vanaf de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke onderhavig besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Brussel, 30 april 1999.

Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het, Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951.

Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961.

Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963.

Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967.

Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967.

Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978.

Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982.

Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.

Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989.

Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.

Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994.

Wet van 11 april 1995, Belgisch Staatsblad van 6 september 1995.

Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996.

Wet van 13 maart 1997, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1997.

Wet van 25 juni 1997, Belgisch Staatsblad van 13 september 1997.

Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.

Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 31 december 1991.

Koninklijk besluit van 30 april 1999, Belgisch Staatsblad van 1 juni 1999.

Ministerieel besluit van 26 november 1991, Belgisch Staatsblad van 25 januari 1992.

Ministerieel besluit van 30 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 8 juli 1992.

Ministerieel besluit van 22 december 1992, Belgisch Staatsblad van 30 december 1992.

Ministerieel besluit van 27 mei 1993, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1993.

Ministerieel besluit van 15 juli 1993, Belgisch Staatsblad van 24 juli 1993.

Ministerieel besluit van 30 november 1995, Belgisch Staatsblad van 20 december 1995.

^