gepubliceerd op 30 augustus 1997
Ministerieel besluit houdende reglementaire bepalingen voor het Rijkspersoneel van het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie
29 JULI 1997. Ministerieel besluit houdende reglementaire bepalingen voor het Rijkspersoneel van het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie
De Minister van Justitie, Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 6, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het Rijkspersoneel, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de rijksbesturen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juni 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het Rijkspersoneel, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;
Gelet op het advies van de Directieraad van het Ministerie van Justitie, gegeven op 27 februari 1997;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 januari 1997;
Gelet op het advies van de Vaste Wervingssecretaris;
Gelet op het met redenen omkleed advies van het Hoog Overlegcomité van sector III-Justitie, gegeven op 3 juli 1997;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 25 juni 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het nodig is, in het belang van de ambtenaren, dat sommige bepalingen van het statuut van het Rijkspersoneel zonder uitstel kunnen worden toegepast, Besluit : HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit bevat een aantal bijzondere bepalingen betreffende het Rijkspersoneel van de diensten van het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie.
Art. 2.Onverminderd de verordeningsbepalingen van algemene aard die de loopbaan van het Rijkspersoneel regelen, heeft de benoeming tot elk van de graden welke de ambtenaren van de diensten bedoeld in dit besluit kunnen bekleden plaats onder de voorwaarden bepaald in de tabellen die als bijlage gaan. HOOFDSTUK II. Kennisgeving van vacatures en van voorstellen tot bevordering en tot verandering van graad
Art. 3.1. Wat niveau 1 betreft, wordt, met uitzondering van de bevorderingen door verhoging in weddeschaal in rang 10 die afhankelijk zijn van de vacature van een betrekking, de vacature van een door verandering van graad of door bevordering te begeven betrekking ter kennis gebracht van de benoembare ambtenaren door een bekendmaking van vacante betrekking.
Voor de betrekkingen van secretaris-generaal en directeur-generaal geschiedt de bekendmaking door middel van een in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd bericht.
Voor de andere betrekkingen wordt de bekendmaking overhandigd aan elk der betrokken ambtenaren in ruil voor een door hen ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst der bekendmaking vermeldt.
Wanneer de ambtenaar om welke reden ook tijdelijk uit de dienst verwijderd is, wordt hem de bekendmaking van de vacante betrekking bij een ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst gezonden aan het door hem laatst opgegeven adres.
Er wordt alleen rekening gehouden met de titels van de ambtenaren die hun kandidatuur per aangetekende brief hebben verstuurd aan de secretaris-generaal binnen een termijn van tien werkdagen die ingaat op de eerste werkdag volgend op die waarop de bekendmaking van de vacante betrekking aan de betrokkene werd overhandigd of door de post is aangeboden. Wanneer de laatste dag van de termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de volgende werkdag.
Het is aan de ambtenaren toegelaten bij voorbaat en per aangetekende brief naar elke betrekking te dingen die tijdens hun afwezigheid zou worden openverklaard. De geldigheid van die sollicitatie is vastgesteld op één maand. 2. De ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 die de reglementaire voorwaarden vervullen, zijn ambtshalve kandidaat voor de vacante betrekkingen van de niveaus 2+, 2, 3 en 4.In dat geval worden de voorstellen tot benoeming en bevordering hun ter kennis gebracht onder dezelfde voorwaarden als die welke vastgesteld zijn voor de kennisgeving van een betrekking van niveau 1.
Deze regel is eveneens van toepassing voor de bevorderingen door verhoging in weddeschaal in rang 10 die afhankelijk zijn van de vacature van een betrekking.
De in de vorige leden bedoelde ambtenaren kunnen de benoeming of bevordering bij een ter post aangetekende brief weigeren binnen een termijn van tien werkdagen die ingaat op de eerste werkdag volgend op die van de kennisgeving van de voorstellen. Wanneer de laatste dag van de termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de volgende werkdag. 3. Bij gebrek aan kandidaten of weigering van alle kandidaten kan de bevoegde overheid door verandering van graad of door bevordering een ambtenaar benoemen die de gestelde voorwaarden vervult, voor zover dit geen verandering van zijn administratieve standplaats tot gevolg heeft.4. De termijn waarover de ambtenaar die zich benadeeld voelt beschikt voor het indienen van een klacht, loopt hetzij vanaf de dag waarop hij de kennisgeving voor gezien heeft getekend, hetzij vanaf de dag waarop de aangetekende brief met de kennisgeving door de post werd aangeboden op het door hem laatst opgegeven adres. HOOFDSTUK III. Onderzoek naar de beroepsgeschiktheid
Art. 4.Het onderzoek naar de beroepsgeschiktheid, waarvan sprake in de bij dit besluit gevoegde tabellen, wordt georganiseerd door het Vast Wervingssecretariaat, na overleg met de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 8 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
De Vaste Wervingssecretaris bepaalt de inhoud van het onderzoek voor elke graad na advies van het hoofd van het betrokken bestuur.
Hij wijst de leden van de beoordelingscommissie aan.
Hij stelt het reglement van orde vast betreffende de organisatie van het onderzoek zorgt voor de bekendmaking en ziet toe op de toepassing ervan.
Art. 5.Het ministerieel besluit van 10 juli 1996 tot vaststelling van sommige bijzondere bepalingen om de uitvoering, binnen het Ministerie van Justitie, van het statuut van het Rijkspersoneel te waarborgen, wordt opgeheven.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1997.
Brussel, 29 juli 1997.
S. DE CLERCK Bijlage I Bijlage bij het ministerieel besluit houdende reglementaire bepalingen voor het Rijkspersoneel van het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 29 juli 1997.
De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Bijlage II Bijlage bij het ministerieel besluit houdende reglementaire bepalingen voor het Rijkspersoneel van het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 29 juli 1997.
De Minister van Justitie, S. DE CLERCK