Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 13 december 2000
gepubliceerd op 12 januari 2001

Ministerieel besluit houdende reglementaire bepalingen voor het Rijkspersoneel van het Centraal Bestuur van het Ministerie van Justitie

bron
ministerie van justitie
numac
2000009384
pub.
12/01/2001
prom.
13/12/2000
ELI
eli/besluit/2000/12/13/2000009384/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 DECEMBER 2000. - Ministerieel besluit houdende reglementaire bepalingen voor het Rijkspersoneel van het Centraal Bestuur van het Ministerie van Justitie


De Minister van Justitie, Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 6, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de Rijksbesturen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het Rijkspersoneel, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 april 1999;

Gelet op het ministerieel besluit van 29 juli 1997 houdende reglementaire bepalingen voor het Rijkspersoneel van het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie;

Gelet op het advies van de Directieraad van het Ministerie van Justitie, gegeven op 5 oktober 1999;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 juli 1999;

Gelet op het advies van de Vaste Wervingssecretaris, gegeven op 11 mei 1999;

Gelet op het met redenen omkleed advies van het Hoog Overlegcomité van sector III-Justitie, gegeven op 5 mei 2000;

Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 4 april 2000;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3 § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het nodig is, in het belang van de ambtenaren, dat sommige bepalingen van het statuut van het Rijkspersoneel zonder uitstel kunnen worden toegepast, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit bevat een aantal bijzondere bepalingen betreffende het Rijkspersoneel van de diensten van het Centraal Bestuur van het Ministerie van Justitie.

Art. 2.Onverminderd de verordeningsbepalingen van algemene aard die de loopbaan van het Rijkspersoneel regelen, heeft de benoeming tot elk van de graden welke de ambtenaren van de diensten bedoeld in dit besluit kunnen bekleden plaats onder de voorwaarden bepaald in de tabellen die als bijlage gaan. HOOFDSTUK II. - Kennisgeving van vacatures en van voorstellen tot bevordering en tot verandering van graad

Art. 3.§ 1. Wat niveau 1 betreft, wordt, met uitzondering van de bevorderingen door verhoging in weddenschaal in rang 10, de vacature van een door verandering van graad of door bevordering te begeven betrekking ter kennis gebracht van de benoembare ambtenaren door een bekendmaking van vacante betrekking.

Voor de betrekkingen van secretaris-generaal, directeur-generaal en adviseur-generaal geschiedt de bekendmaking door middel van een in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd bericht.

Voor de andere betrekkingen wordt de bekendmaking overhandigd aan elk der betrokken ambtenaren in ruil voor een door hen ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst der bekendmaking vermeldt.

Wanneer de ambtenaar om welke reden ook tijdelijk uit de dienst verwijderd is, wordt hem de bekendmaking van de vacante betrekking bij een ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst gezonden aan het door hem laatst opgegeven adres.

Er wordt alleen rekening gehouden met de titels van de ambtenaren die hun kandidatuur per aangetekende brief hebben verstuurd aan de secretaris-generaal binnen een termijn van tien werkdagen die ingaat op de eerste werkdag volgend op die waarop de bekendmaking van de vacante betrekking aan de betrokkene werd overhandigd of door de post is aangeboden. Wanneer de eerste of de laatste dag van de termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de volgende werkdag.

Het is aan de ambtenaren toegelaten bij voorbaat en per aangetekende brief naar elke betrekking te dingen die tijdens hun afwezigheid zou worden openverklaard. De geldigheid van die sollicitatie is vastgesteld op één maand. § 2. De ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 die de reglementaire voorwaarden vervullen, zijn ambtshalve kandidaat voor de vacante betrekkingen die door verhoging in graad of door verhoging in weddenschaal te verlenen zijn in de niveaus 2+, 2, 3 en 4. In dat geval worden de voorstellen tot benoeming of bevordering hun ter kennis gebracht onder dezelfde voorwaarden als die welke vastgesteld zijn voor de kennisgeving van een betrekking van niveau 1.

Deze regel is eveneens van toepassing voor de vacante betrekkingen die in rang 10 door verhoging in weddenschaal te verlenen zijn.

De in de vorige leden bedoelde ambtenaren kunnen de benoeming of de bevordering bij een ter post aangetekende brief weigeren binnen een termijn van tien werkdagen die ingaat op de eerste werkdag volgend op die van de betekening van de voorstellen. Wanneer de eerste of de laatste dag van de termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de volgende werkdag. § 3. Bij gebrek aan enige kandidaat of weigering van alle kandidaten kan de bevoegde overheid door verandering van graad of door bevordering een ambtenaar benoemen die de gestelde voorwaarden vervult, voor zover dit geen verandering van zijn administratieve standplaats tot gevolg heeft. § 4. De termijn waarover de ambtenaar die zich benadeeld voelt beschikt voor het indienen van een klacht, loopt hetzij vanaf de dag waarop hij de kennisgeving voor gezien heeft getekend, hetzij vanaf de dag waarop de aangetekende brief met de kennisgeving door de post werd aangeboden op het door hem laatst opgegeven adres. HOOFDSTUK III. - Onderzoek naar de beroepsgeschiktheid

Art. 4.Het onderzoek naar de beroepsgeschiktheid, waarvan sprake in de bij dit besluit gevoegde tabellen, wordt georganiseerd door het Vast Wervingssecretariaat, na overleg met de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 8, § 1 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

De Vaste Wervingssecretaris bepaalt de inhoud van het onderzoek voor elke graad na advies van het hoofd van het betrokken bestuur.

Hij wijst de leden van de beoordelingscommissie aan.

Hij stelt het reglement van orde vast betreffende de organisatie van het onderzoek, zorgt voor de bekendmaking en ziet toe op de toepassing ervan.

Art. 5.Het ministerieel besluit van 29 juli 1997 houdende reglementaire bepalingen voor het Rijkspersoneel van het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie, wordt opgeheven.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999.

Brussel, 13 december 2000.

M. VERWILGHEN

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 13 december 2000.

De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^