gepubliceerd op 29 april 1998
Ministerieel besluit houdende benoeming van de voorzitter en de leden van de Beroepscommissie
29 JANUARI 1998. - Ministerieel besluit houdende benoeming van de voorzitter en de leden van de Beroepscommissie
De Minister van Vervoer, Gelet op het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 juni 1976 en 12 december 1984, bij de wet van 22 juli 1993, bij het koninklijk besluit van 17 maart 1995 en bij de ministeriële besluiten van 28 januari 1970, 13 oktober 1971, 28 maart 1974, 17 januari 1975, 24 november 1975, 29 april 1977, 12 december 1984, 17 maart 1995 en 24 april 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 januari 1996 betreffende de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren, inzonderheid op artikel 25, Besluit :
Artikel 1.Zijn benoemd bij de Beroepscommissie zoals voorzien bij artikel 25 van het koninklijk besluit van 16 januari 1996 betreffende de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren : 1° in de hoedanigheid van voorzitter : de Adviseur-generaal van de Dienst Binnenvaart bij het Bestuur van het Vervoer te Land;2° in de hoedanigheid van plaatsvervangend voorzitter : de Adviseur van de Dienst Binnenvaart bij het Bestuur van het Vervoer te Land;3° in de hoedanigheid van leden en plaatsvervangende leden : de Adviseur van de Dienst Binnenvaart bij het Bestuur van het Vervoer te Land, plaatsvervanger de Adjunct-adviseur van de Dienst Binnenvaart; de heer Bauwens, A., plaatsvervanger de heer Van Lancker, C.; de heer Dagnelie, R., plaatsvervanger de heer Roland, P.; de heer Grulois, P., plaatsvervanger de heer Van Ballaer, L.
Art. 2.De leden van de Beroepscommissie die geen rijksambtenaren zijn hebben recht op de vergoeding wegens reiskosten, overeenkomstig de verordeningsbepalingen die gelden voor het rijkspersoneel. Zij worden gelijkgesteld met ambtenaren van rangen 15 tot 17.
De leden die hun eigen vervoermiddel gebruiken, genieten een vergoeding die gelijk is aan het bedrag dat de Staat zou hebben uitgekeerd wanneer zij zouden gereisd hebben met het gemeenschappelijk openbaar vervoer.
Art. 3.De bij dit besluit verleende mandaten worden toegekend voor een periode van drie jaar ingaande op 1 maart 1998.
Brussel, 29 januari 1998.