gepubliceerd op 23 juni 2001
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 mei 1992 tot vaststelling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen
28 MEI 2001. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 mei 1992 tot vaststelling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen
De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 34, eerste lid, 11°, vervangen bij de wet van 24 december 1999, en 37, § 12, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en van 24 december 1999;
Gelet op het ministerieel besluit van 19 mei 1992 tot vaststelling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 13 juli 1992, 4 augustus 1992, 25 maart 1993, 22 juli 1993, 7 december 1993, 6 juli 1994, 29 september 1995, 17 april 1996, 10 januari 1997 en 3 maart 1999;
Gelet op het voorstel van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gedaan op 5 februari 2001;
Gelet op het advies van de Algemene raad voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 12 februari 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 maart 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 9 april 2001;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de volgende feiten : - aangezien de personeelsnormen en de bedragen van de forfaitaire tegemoetkomingen van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor de verstrekkingen in de rust- en verzorgingstehuizen moeten aangepast worden vanaf 1 oktober 2000, ingevolge enerzijds de toepassing van het federaal meerjarenplan van 1 maart 2000 en van het akkoord van 28 november 2000, en anderzijds de publicatie van de koninklijke besluiten van 24 juni 1999 en van 28 november 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vastlegging van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging, moeten die nieuwe normen en die nieuwe bedragen zo spoedig mogelijk worden bekendgemaakt; - naar aanleiding daarvan moeten sommige achterhaalde of onvoldoende nauwkeurige bepalingen van het voormeld ministerieel besluit van 19 mei 1992 worden gewijzigd, welke wijzigingen voor het vlotte verloop van het administratieve werk eveneens zo vlug mogelijk moeten worden bekendgemaakt;
Gelet op het advies 31.449/1 van de Raad van State, uitgebracht op 27 maart 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :
Artikel 1.§ 1. In artikel 1 van het ministerieel besluit van 19 mei 1992 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 13 juli 1992, 22 juli 1993, 7 december 1993, 6 juli 1994, 29 september 1995, 17 april 1996 en 3 maart 1999, worden de woorden "1 337 BEF" vervangen door de woorden "42,17 EUR (1 701 frank tot en met 31 december 2001)", de woorden "1 783 BEF" vervangen door de woorden "46,31 EUR (1 868 frank tot en met 31 december 2001)" en de woorden "1 848 BEF als de rechthebbende gerangschikt is in de afhankelijkheidscategorie C en gedesoriënteerd is in tijd en ruimte (forfait Cd)" vervangen door de woorden "50,30 EUR (2 029 frank tot en met 31 december 2001) als de rechthebbende, gerangschikt in de afhankelijkheidscategorie C, psychisch afhankelijk is in de betekenis van artikel 148 van bovenvermeld koninklijk besluit van 3 juli 1996 (forfait Cd)". § 2. Artikel 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, opgeheven door het ministerieel besluit van 3 maart 1999, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « Het rust- en verzorgingstehuis mag eveneens een bedrag van 0,45 EUR (18 frank tot en met 31 december 2001) per dag en per rechthebbende factureren voor de vergoeding van de coördinerend en raadgevend arts bedoeld in de bijlage 1, punt B, 3, h), bij het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging. De prestaties van die arts, die op zijn minst door een ondernemingscontract aan de inrichting verbonden is, bedragen gemiddeld 2 uur 20' per week en per 30 rechthebbenden. Een exemplaar van het contract waardoor de coördinerend en raadgevend arts verbonden is aan het rust- en verzorgingstehuis, wordt door dat tehuis aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering bezorgd. »
Art. 2.§ 1. Artikel 2, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 17 april 1996 en 3 maart 1999, wordt vervangen als volgt : « § 1. Om de in artikel 1 bedoelde tegemoetkomingen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering te kunnen genieten, moeten de rust- en verzorgingstehuizen beschikken over eigen verpleegkundig en verzorgend personeel, over eigen kinesitherapeuten en/of ergotherapeuten (of geassimileerden), loontrekkend of statutair, en desgevallend over aanvullend gekwalificeerd personeel dat taken vervult inzake reactivatie, revalidatie en sociale reïntegratie. De samenstelling van het personeel wordt bepaald, rekening houdende met het aantal rechthebbenden dat in elke afhankelijkheidscategorie is gerangschikt.
Het personeelsbestand, uitgedrukt in voltijds equivalent en per dertig rechthebbenden, bedraagt : 1° voor de afhankelijkheidscategorie B : - ten minste vijf verpleegkundigen; - ten minste vijf leden van het verzorgend personeel; - ten minste één kinesitherapeut en/of ergotherapeut (of geassimileerde) en/of logopedist; 2° voor de afhankelijkheidscategorie C : - ten minste vijf verpleegkundigen; - ten minste zes leden van het verzorgend personeel; - ten minste één kinesitherapeut en/of ergotherapeut (of geassimileerde) en/of logopedist; - ten minste 0,5 lid van het aanvullend gekwalificeerd personeel dat taken vervult inzake reactivatie, revalidatie en sociale reïntegratie.
De rust- en verzorgingstehuizen welke één of meer rechthebbenden huisvestigen, gerangschikt in de afhankelijkheidscategorie C en psychisch afhankelijk in de betekenis van artikel 148 van bovenvermeld koninklijk besluit van 3 juli 1996 (en die dus voor die patiënten aanspraak kunnen maken op het forfait Cd), moeten bijkomend beschikken over 0,5 lid van het verzorgingspersoneel per 30 van deze psychisch afhankelijke C-rechthebbenden. Als aan die voorwaarde niet is voldaan, wordt de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging voor die rechthebbenden beperkt tot forfait C, onverminderd de voorgaande bepalingen.
Tot 30 september 2004 zijn de volgende overgangsmaatregelen van toepassing : 1° de personeelsnorm voor de afhankelijkheidscategorie B kan worden teruggebracht op ten minste vier voltijds equivalenten verpleeg-kundigen per 30 rechthebbenden.In dit geval wordt het bedrag van het forfait B bedoeld in artikel 1 verminderd tot 38,32 EUR (1 546 frank tot en met 31 december 2001); 2° in een instelling van ten minste 45 rechthebbenden mag een voltijds equivalent verpleegkundige, naar rata van maximum 1 voltijds equivalent per 30 rechthebbenden, vervangen worden door een persoon met één van de kwalificaties opgesomd in artikel 2, § 1bis van dit besluit.» § 2. In artikel 2, § 1bis, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het ministerieel besluit van 17 april 1996, worden ingevoegd de woorden "licentiaten in de gerontologie", en worden de woorden "gegradueerden in de orthopedagogie" vervangen door de woorden "gegradueerden of licenciaten in de orthopedagogie".
Art. 3.Artikel 2, § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « § 3. Om aan te tonen dat ze beschikken over eigen verpleegkundig en verzorgend personeel, en over eigen kinesitherapeuten en/of ergotherapeuten (of geassimileerd), loontrekkend of statutair, bezorgen de rust- en verzorgingstehuizen, op aanvraag van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, een afschrift van de RSZ-aangifte of van de RSZPPO-aangifte met het personeelsbestand, alsmede een afschrift van de arbeidsovereenkomst, eigen aan de inrichting, of een afschrift van de beraadslaging van de inrichtende macht ingeval het om een openbare dienst gaat. »
Art. 4.§ 1. In artikel 2, § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 13 juli 1992, 17 april 1996, 10 januari 1997 en 3 maart 1999, wordt het eerste streepje vervangen door "1°", worden de woorden "het verpleegkundig en verzorgingspersoneel alsook, desgevallend, de gesalarieerde kinesitherapeuten en/of ergotherapeuten en/of logopedisten en het gesalarieerd aanvullend gekwalificeerd personeel" vervangen door de woorden "het verpleegkundig en verzorgend personeel alsook de loontrekkende kinesitherapeuten en/of ergotherapeuten (of geassilimieerd) en desgevallend, het loontrekkend aanvullend gekwalificeerd personeel", en de woorden "op 18 december 1995 binnen het Paritair Comité 305.2" worden vervangen door de woorden "op 24 juni 1996 binnen het Paritair Comité 305.2". § 2. In artikel 2, § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit gewijzigd door de ministeriële besluiten van 13 juli 1992, 17 april 1996, 10 januari 1997 en 3 maart 1999, wordt het tweede streepje vervangen door "2°", en worden de woorden "het verpleegkundig en verzorgingspersoneel alsook, desgevallend, de statutaire kinesitherapeuten en/of ergotherapeuten en/of logopedisten en het statutair aanvullend gekwalificeerd personeel" vervangen door de woorden "het verpleegkundig en verzorgend personeel alsook de statutaire kinesitherapeuten en/of ergotherapeuten (of geassimileerd) en desgevallend, het statutair aanvullend gekwalificeerd personeel".
Art. 5.Artikel 2, § 6bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het ministerieel besluit van 4 augustus 1992, wordt vervangen als volgt : « § 6bis. Indien de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering vaststelt dat een inrichting, voor het geheel van de rechthebbenden die er zijn gehuisvest, per type van personeel, waarvan de kost is gedekt door de forfaitaire tegemoetkoming, waarin is voorzien in artikel 1, eerste lid, niet voldoet aan de normen die zijn vastgesteld in § 1 van onderhavig artikel, mag deze inrichting de tegemoetkoming aanrekenen die maximum overeenstemt met het bedrag van het forfait B, eventueel verminderd overeenkomstig § 1, vierde lid, 1°, van dit artikel, voor zover de minimale personeelsnormen voorgeschreven voor de afhankelijkheidscategorie B gerespecteerd worden voor het totaal der rechthebbenden, ondergebracht in de afhankelijkheidscategorieën B en/of C. Als dit niet het geval is, past de voornoemde Dienst voor geneeskundige verzorging, voor de rechthebbenden van de instelling die ondergebracht zijn in de afhankelijkheidscategorien B en/of C, de bepalingen voor de rechthebbenden B en/of C toe, voorzien in artikel 1, § 1, 1° en artikel 2, § 2, van het ministerieel besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 12°, van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen, op voorwaarde dat alle andere bepalingen van onderhavig artikel gerespecteerd zijn. »
Art. 6.§ 1. In artikel 2, § 7, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij ministerieel besluit van 22 juli 1993, worden de woorden "in §§ 2 en 3 of, in voorkomend geval § 6 van dit artikel" vervangen door de woorden "in § 1 van dit artikel". § 2. In artikel 2, § 7, vierde lid, b), van hetzelfde besluit, worden de woorden "alleen de tegemoetkoming B in rekening mochten brengen" vervangen door de woorden "geen enkele tegemoetkoming bedoeld in artikel 1 in rekening mochten brengen of alleen de tegemoetkoming B in rekening mochten brengen, al dan niet verminderd overeenkomstig § 1, vierde lid, 1°, van dit artikel,".
Art. 7.Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 13 juli 1992, 17 april 1996 en 3 maart 1999 wordt vervangen als volgt : «
Art. 3.De in artikel 1 en artikel 2, § 1, vierde lid, 1° vermelde bedragen, verminderd met het in artikel 2, § 4, tweede lid, bedoelde bedrag en gedeeld door 1,02, worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,14 in de basis 1996 = 100 en worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. »
Art. 8.Tussen 1 januari 2001 en 30 juni 2001 worden de forfaitaire tegemoetkomingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging, bedoeld in hetzelfde besluit, verhoogd met een inhaalbedrag dat respectievelijk gelijk is aan : - 152 frank (3,77 EUR) voor het forfait B; - 3 frank (0,07 EUR) voor het forfait C; - 49 frank (1,21 EUR) voor het forfait Cd; - 9 frank (0,22 EUR) voor het bedrag bedoeld in artikel 1, tweede lid, van hetzelfde besluit; - 75 frank (1,86 EUR) voor het bedrag bedoeld in artikel 2, § 1, vierde lid, 1°, van hetzelfde besluit.
Art. 9.Teneinde het bedrag van de forfaitaire tegemoetkomingen dat de inrichtingen kunnen aanrekenen voor de periode tussen 1 januari 2001 en 30 juni 2001, te bepalen, baseert de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering zich op een verklaring op erewoord, ondertekend door de verantwoordelijke van de inrichting, waarin deze het aantal gehuisveste rechthebbenden en het aantal voltijdse equivalenten van het in de instelling aanwezige personeel op 31 december 2000 aangeeft.
Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2000, met uitzondering van artikel 1 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2001, en van de bepaling betreffende de verplichting voor de kinesitherapeuten en/of ergotherapeuten (of geassimileerden) om loontrekkend of statutair te zijn, begrepen in de artikelen 2, § 1, 3 en 4, die treedt in werking op 1 april 2001.
Brussel, 28 mei 2001.
F. VANDENBROUCKE