gepubliceerd op 27 juni 2003
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 12 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding
26 JUNI 2003. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 12 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 oktober 1998 betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen en de toelating van operatoren en handelaars in de sector dierenvoeding, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 februari 1999, 13 juni 1999, 18 november 1999, 10 januari 2001, 19 januari 2001 en 29 november 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 november 1998 betreffende de officiële controle op de stoffen bestemd voor dierlijke voeding, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 november 1999, 17 februari 2002 en 14 november 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 december 1999, 3 juli 2000, 14 december 2000, 10 januari 2001, 10 juni 2001, 19 juli 2001, 14 november 2002, 10 april 2003 en 23 mei 2003;
Gelet op het ministerieel besluit van 12 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 17 april 2000 en 18 februari 2002;
Gelet op het Verdrag tot instelling van de Europese Economische Gemeenschap van 25 maart 1957 bekrachtigd bij de wet van 2 december 1957;
Gelet op de richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de federale overheid op datum van 23 juni 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het noodzakelijk is zich onverwijld te schikken naar de richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding;
Overwegende dat, teneinde de volksgezondheid maximaal te beschermen, de geldende bepalingen aangaande de aanwezigheid van ongewenste stoffen in dierenvoeders verder moeten worden aangepast en gespecificeerd;
Overwegende dat dit onverwijld aan alle betrokkenen dient meegedeeld te worden, Besluit :
Artikel 1.Hoofdstuk I van het ministerieel besluit van 12 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, bestaande uit de artikelen 1 tot 5, wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK I. - Ongewenste stoffen
Artikel 1.§ 1. De ongewenste stoffen bedoeld in artikel 5, 1°, van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren, zijn opgenomen in kolom 1 van deel A van bijlage I van dit besluit.
Zij kunnen slechts worden gedoogd in producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren bedoeld in kolom 2 en onder de voorwaarden vermeld in kolom 3 van deel A van bijlage I van dit besluit. § 2. Indien er, op basis van nieuwe gegevens of een nieuwe beoordeling van bestaande gegevens, redenen zijn om te besluiten dat een in deel A van bijlage I vastgesteld maximumgehalte of een niet in de bijlage genoemde ongewenste stof een gevaar oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, dan kan dit bestaande maximumgehalte voorlopig verlaagd worden, een maximumgehalte vastgesteld worden of de aanwezigheid van deze ongewenste stof in producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren verboden worden.
Art. 2.Het is verboden producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren, met een gehalte aan ongewenste stoffen dat het in kolom 3 van deel A van bijlage I vastgesteld maximumgehalte overschrijdt, met het oog op verdunning te vermengen met hetzelfde product of met andere producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren.
Art. 3.Tenzij bijzondere bepalingen in bijlage I zijn opgenomen, mogen de aanvullende dierenvoeders, met inachtneming van het voor het gebruik ervan voorgeschreven aandeel in een dagrantsoen, geen hogere gehalten aan ongewenste stoffen bevatten dan voor volledige dierenvoeders is vastgesteld.
Art. 4.Teneinde de bronnen van ongewenste stoffen in producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren te beperken of weg te nemen, verricht de in artikel 1, § 1, punt 5°, van het koninklijk besluit van 8 november 1998 betreffende de officiële controle op stoffen bestemd voor dierlijke voeding genoemde bevoegde overheid, in samenwerking met de marktdeelnemers, een onderzoek teneinde de bronnen van ongewenste stoffen te identificeren, daarbij rekening houdend met de achtergrondniveau's, wanneer : 1° de in deel A van bijlage I vastgestelde maximumgehalten worden overschreden;2° verhoogde gehalten, lager dan de vastgestelde maximumgehalten, worden geconstateerd.
Art. 5.Met het oog op een uniforme aanpak in gevallen dat verhoogde gehalten als bedoeld in artikel 4 worden vastgesteld, worden actiedrempels vastgesteld in deel B van de bijlage I van dit besluit. »
Art. 2.Bijlage I van hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 3.De erkenningen voor het gebruik van voedermiddelen met hogere gehalten aan ongewenste stoffen, verleend krachtens artikel 2, § 2, punt 4°, van het koninklijk besluit van 30 oktober 1998 betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen en de toelating van operatoren en handelaars in de sector dierenvoeding, blijven geldig voor de periode voor dewelke ze toegestaan werden, maar in elk geval niet langer dat de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 4.In het opschrift en de tekst van hetzelfde besluit worden overal de woorden « stoffen bestemd voor dierlijke voeding » vervangen door de woorden « producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren ».
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2003.
Brussel, 26 juni 2003.
J. TAVERNIER
Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1)Gehalte aan fluor per 1 % fosfor in het dierenvoeder. (2) Gehalte aan cadmium per 1 % fosfor in het dierenvoeder.(3) Bovengrensconcentraties;bij de berekening van bovengrensconcentratie moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens. (4) Verse vis die direct wordt geleverd en zonder verdere verwerking voor de productie van voeders voor pelsdieren gebruikt wordt, is van het maximumgehalte vrijgesteld.De producten, verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van deze pelsdieren, mogen niet in de voedselketen komen en het vervoederen ervan aan landbouwhuisdieren die voor de productie van voedingsmiddelen gehouden, vetgemest of gefokt worden, is verboden. (5) Gehalte aan PCB's op basis van de som van de 7 toxische congeneren : PCB 28, PCB 52, PCB 101, PCB 118, PCB 138, PCB 153, PCB 180, berekend in functie van het vetgehalte.(6) Gehalte aan PCB's op basis van de som van de 7 toxische congeneren : PCB 28, PCB 52, PCB 101, PCB 118, PCB 138, PCB 153, PCB 180, berekend op het product als dusdanig.» Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 26 juni 2003.
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER