gepubliceerd op 24 februari 2001
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 7 augustus 1997 tot vaststelling van aanvullende voorwaarden tot erkenning van organismen belast met de controle op de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen
26 JANUARI 2001. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 7 augustus 1997 tot vaststelling van aanvullende voorwaarden tot erkenning van organismen belast met de controle op de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen
De Minister van Middenstand en Landbouw, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1983 en 29 december 1990;
Gelet op de Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 april 1992 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 10 juli 1998 en 3 september 2000;
Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzaak;
Overwegende dat de noodzaak om onverwijld aanvullende controlenormen betreffende de biologische productiemethode vast te stellen, voortvloeit uit de dringende behoefte om de controles en de supervisie van deze sterk groeiende sector te intensiveren, Besluit :
Artikel 1.Artikel 2 van het ministerieel besluit van 7 augustus 1997 tot vaststelling van aanvullende voorwaarden tot erkenning van organismen belast met de controle op de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, wordt aangevuld als volgt : « 4° de aanvullende voorschriften inzake controle vastgesteld in het bij dit besluit gevoegde lastenboek toepassen. »
Art. 2.De inhoud van de bijlage van hetzelfde besluit wordt vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001.
Brussel, 26 januari 2001.
J. GABRIELS
BIJLAGE Lastenboek betreffende de aanvullende voorwaarden inzake de controle van de biologische productiemethode HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen 1.2. Voor het gebruik van dit lastenboek verstaan we onder : - Verordening : Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen; - het koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 17 april 1992 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen; - het lastenboek dierlijke productie : het lastenboek voor de biologische productie bedoeld door het ministerieel besluit van 30 oktober 1998 dat de voorwaarden vastlegt inzake de biologische productie in de dierlijke sector. 1.2. De overige definities van de Verordening en van het koninklijk besluit zijn, waar dat nodig is, van toepassing. 1.3. Onverminderd de toepassing van de Verordening en van het koninklijk besluit zijn in dit lastenboek de aanvullende voorwaarden vastgelegd inzake controle op de biologische productie die de erkende controleorganismen dienen te vervullen. HOOFDSTUK 2. - Toepassingsmodaliteiten van de wetgeving door de controleorganismen 2.1. Aanvang van de inwerkingtreding van de controleregeling.
De datum waarop de controleregeling een aanvang neemt, waarmee met name de omschakelingsperiode bij de producenten start, is vastgesteld op de dag waarop het controleorganisme de kennisgeving van de marktdeelnemer heeft ontvangen en diens verbintenis om zijn bedrijf aan de controleregeling te onderwerpen. 2.2. Toekenning van afwijkingen en vergunningen door de controleorganismen Om de toepassingsmodaliteiten van de wetgeving door de controleorganismen te harmoniseren, met name de toekenning van de afwijkingen en toestemmingen vastgelegd in de Verordening, het koninklijk besluit of het lastenboek voor dierlijke producten, kan het Bestuur, na raadpleging van de controleorganismen, gemeenschappelijke criteria opstellen in dwingende richtlijnen. 2.3. Traceerbaarheid van de dierlijke producten. 2.3.1. Het controleorganisme dient een overeenkomst te sluiten met de organisatie die instaat voor het beheer van het Sanitel-systeem voor identificatie en registratie van de dieren, zodat men regelmatig kan beschikken over informatie in verband met het veebeslag en de dieren van de marktdeelnemers die gecontroleerd worden voor alle diersoorten waarvoor er een Sanitelsysteem operationeel is. 2.3.2. Het controleorganisme dient jaarlijks stalen te nemen van vlees of vleesproducten op minstens 5 % van de voor verhandeling geslachte, biologisch gefokte runderen en door middel van een DNA-onderzoek na te gaan of die stalen overeenstemmen met het haarstal van de dieren dat door de producenten werd genomen bij toepassing van het lastenboek dierlijke productie. HOOFDSTUK 3. - Planning en uitvoering van de controles 3.1. Wanneer het controleorganisme de kennisgeving van een marktdeelnemer ontvangt, alsmede zijn verbintenis om zijn bedrijf aan de controleregeling te onderwerpen, voert het de eerste inspectie die bij de Verordening verplicht is, binnen maximum 60 dagen uit. 3.2. Benevens de volledige jaarlijkse fysieke controle van het bedrijf die bij Verordening verplicht is, legt het controleorganisme ook nog onaangekondigde bezoeken af waarvan het aantal gelijk is aan of hoger dan : - 50 % van het aantal aan de controle onderworpen producenten; - 75 % van het aantal aan de controle onderworpen bereiders; - 75 % van het aantal aan controle onderworpen invoerders.
Het minimum aantal uit te voeren controles wordt berekend in verhouding tot de toestand op 30 juni van het betrokken jaar. 3.3. De planning van de controles en de keuze van de marktdeelnemers die de controles moeten ondergaan steunen op alle beschikbare elementen en zijn bedoeld om prioriteit te verlenen aan controles bij marktdeelnemers met hoog risico. 3.4. Wanneer er onregelmatigheid wordt vermoed, is het controleorganisme ertoe gehouden om binnen de kortst mogelijke termijn een controle uit te voeren bij de betrokken marktdeelnemer. 3.5. Het controleorganisme heeft de verplichting om bij ieder nieuwe marktdeelnemer op zijn minst één onaangekondigde controle uit te voeren tijdens het jaar dat volgt op de kennisgeving. Daarna wordt dat om de 24 maanden minstens één onaangekondigde controle. 3.6. De onaangekondigde controles kunnen gedeeltelijke controles zijn bedoeld om een beperkt aantal punten na te gaan. In dit geval past het controleorganisme de controles aan volgens het specifieke karakter van de marktdeelnemer en de inhoud van zijn dossier. 3.7. Inzake de bereidingseenheden waar ook niet-biologische producten worden verwerkt, verpakt of opgeslagen, neemt het controleorganisme de nodige maatregelen om vooraf over een planning voor de biologische productie te beschikken. 3.8. Wat de invoerders betreft, neemt het controleorganisme de nodige maatregelen om vooraf geïnformeerd te zijn over de partijen biologische producten die op Belgisch grondgebied toekomen. HOOFDSTUK 4. - Planning en uitvoering van de analyses 4.1. Analyses op het vlak van de producenten. 4.1.1. Voor elk nieuw bedrijf dat kennis geeft van zijn omschakeling naar de biologische productiemethode, neemt het controleorganisme een staal van de bodem, van een plantaardig of dierlijk product en voert een analyse uit om de mogelijke residuen van organochloorverbindingen op te sporen. Als het bedrijf gelegen is in een omgeving die een bijzonder pollutiegevaar oplevert, heeft de analyse ook nog betrekking op mogelijk andere verdachte residuen. 4.1.2. Het controleorganisme voert op de plantaardige en dierlijke producten bij de andere producenten een aantal routine-analyses uit gelijk aan of hoger dan : - 100 % van het aantal producenten van fruit, groenten en aardappelen; - 33 % van het aantal producenten van akkerbouwgewassen, voederteelten en/of dierlijke producten. 4.1.3. Als het vermoeden bestaat dat een producent ongeoorloofde producten gebruikt, voert het controleorganisme een analyse uit op een bodemstaal of op een plantaardig of dierlijk staal. 4.1.4. Bij iedere producent die aan haar controle onderworpen is moet het controleorganisme om de vier jaar minstens één productanalyse uitvoeren. 4.2. Analyses bij bereiders en invoerders. 4.2.1. Het controleorganisme voert een aantal routine-analyses uit bij de betrokken bereiders en invoerders. Dit aantal is gelijk aan of hoger dan : - 100 % van de fruit- en groentenbereiders; - 300 % van de verdelers/verpakkers van fruit en groenten; - 33 % van de overige bereiders en invoerders. 4.2.2. Voor het plannen van de staalnemingen en de keuze van de marktdeelnemers en de producten die men wil analyseren, moet gebruik worden gemaakt van alle beschikbare elementen zodat bij voorrang de analyse toegespitst wordt op producten en bedrijfskolommen met een groot risico voor onregelmatigheden. 4.2.3. Bij iedere marktdeelnemer die aan haar controle onderworpen is moet het controleorganisme om de vier jaar minstens één productanalyse uitvoeren. 4.3. Aard van de analyses en van de gezochte producten. 4.3.1. De analyses uitgevoerd op plantaardige en dierlijke producten zijn gericht op het ongeoorloofde gebruik van verboden producten, ook het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen of producten die hiervan zijn afgeleid, alsook eventueel residuen van vermoede milieuvervuiling. 4.3.2. De analyse van plantenstalen die bij de producenten worden genomen heeft hoofdzakelijk betrekking op herbiciden, fungiciden, insecticiden, acariciden, slakkendodende middelen, bactericiden, rodenticiden, afweermiddelen, kiemremmende stoffen, groeiregelaars, rijpingsvertragers en - versnellers. 4.3.3. Benevens de in het vorige punt bedoelde producten heeft de analyse van de plantenstalen genomen bij bereiders, verwerkers en invoerders ook betrekking op de voedingsadditieven, kleurstoffen, aroma's, smaakverbeteraars, bewaarstoffen, dragers, solventen en andere technologische hulpstoffen. 4.3.4. De analyses verricht op dierlijke producten hebben hoofdzakelijk betrekking op de chemisch gesynthetiseerde allopatische diergeneeskundige middelen, antibiotica, pijnstillers, coccidiostatica, de groei- of productiebevorderende stoffen, additieven, bewaarmiddelen en andere technologische hulpstoffen zoals nitraten en sorbaten in melk, de nitrieten, nitraten, sulfieten, fosfaten en glutamaten in vlees en vleesproducten. 4.4. Interpretatie van de resultaten.
Om de interpretatie van de analyseresultaten door de controleorganismen en het in aanmerking nemen ervan in het raam van de voorziene sancties op elkaar af te stemmen, kan het Bestuur, na raadpleging van de controleorganismen, dwingende richtlijnen vastleggen die steunen op de limietwaarden voor het residugehalte. HOOFDSTUK 5. - Tabel voor de sancties 5.1. Benevens de toepassing van de bepalingen vastgelegd in artikel 9 punt 9 en in artikel 10 punt 3 van de Verordening, past het controleorganisme een of meer van de volgende sancties toe als ze een onregelmatigheid of een inbreuk constateert : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 5.2. Om de toepassing van de sancties door de controleorganismen te harmoniseren, kan het Bestuur, na raadpleging van deze laatsten, dwingende richtlijnen vastleggen in verband met de sancties die markdeelnemers opgelegd krijgen als er concrete onregelmatigheden en inbreuken worden geconstateerd. HOOFDSTUK 6. - Vergoedingen Bij toepassing van artikel 7, § 1 van het koninklijk besluit worden minimum- en maximumgrenzen van de vergoedingen die marktdeelnemers aan de controleorganismen dienen te betalen vastgelegd volgens de regels in dit hoofdstuk beschreven. 6.1. Producenten. 6.1.1. Om de controlekosten te dekken, met inbegrip van de kosten voor dienstreizen en analyses, bepaalt het controleorganisme het rooster van de jaarlijkse vergoedingen die de producenten verschuldigd zijn naar rato van het hieronder weergegeven puntensysteem.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) op basis van een door het Bestuur vastgestelde lijst van de gewassen. § 6.1.2. Benevens die controles op derden, is het minimumaantal punten voor een bedrijf vastgesteld op 2500 punten. 6.2. Ondernemingen voor bereiding, verpakking en invoer. 6.2.1. Om de controlekosten te dekken, met inbegrip van de kosten voor dienstreizen en analyses, bepaalt het controleorganisme het rooster van de jaarlijkse vergoedingen die de verwerkers en invoerders verschuldigd zijn naar rato van het hieronder weergegeven puntensysteem : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) Onder JBO verstaat men de jaarlijkse omzet voor activiteiten in de biologische productie. 6.2.2. Voor bedrijven die zich beperken tot het kopen van verpakte biologische producten om de verpakking ervan te wijzigen (verpakkingsbedrijven), wordt de JBO gebruikt voor berekening van de punten verminderd tot 65 % van zijn waarde.
Voor ondernemingen die zich beperken tot het ontvangen van biologische producten in niet-gesloten verpakking of bulk en ze aldus op de markt te brengen wordt de JBO gebruikt voor de berekening van de punten verminderd tot 50 % van zijn waarde.
Voor ondernemingen die zich beperken tot het kopen van verpakte biologische producten en er een etiket met hun eigen naam op plakken, wordt de JBO gebruikt voor de berekening van de punten verminderd tot 25 % van zijn waarde.
Voor de invoerders wordt de JBO gebruikt voor de berekening van de punten verminderd tot 25 % van zijn waarde. 6.2.3. Buiten de aanvragen om invoervergunning wordt het minimum aantal punten van een bedrijf vastgesteld op 6000 punten. Deze minimumdrempel kan in de volgende gevallen evenwel nog worden verminderd : - voor de ondernemingen die hun activiteit opstarten (nieuw BTW-nr.), kan die drempel worden verlaagd tot 4450 punten tijdens de eerste twee jaar; - voor de bedrijven die koopwaar verwerken zonder daar eigenaar van te zijn (maakloonwerkers) kan die drempel worden verlaagd tot 4450 punten als de JBO begrepen is tussen 12 500 EUR (504 249 BEF) en 1000 000 EUR (4 033 990 BEF) en tot 3450 punten als de JBO minder is dan 12 500 EUR (504 249 BEF); - voor bakkerijen met een JBO lager dan 12 500 EUR (504 249 BEF) kan die drempel worden verlaangd tot 2075 punten. 6.3. Minima en maxima van de vergoedingen.
De vergoedingen zonder BTW die het controleorganisme de marktdeelnemers aanrekent is gelijk aan het totale aantal punten van het bedrijf, vermenigvuldigd met een coëfficiënt begrepen tussen de volgende minimale en maximale grenzen (deze coëfficiënt kan afzonderlijk worden vastgelegd, enerzijds voor de producenten, en anderzijds voor de bereidings- en verpakkingsbedrijven en de invoerders); - minimale vergoeding : coëfficiënt 0,105 EUR (4,236 BEF); - maximale vergoeding : coëfficiënt 0,16 EUR (6,454 BEF). 6.4. Verscherpte controles.
De kosten voor verscherpte controles uitgeoefend met name bij toepassing van hoofdstuk 5 van dit lastenboek worden door de controleorganismen aan de marktdeelnemer aangerekend op basis van de volgende minimum- en maximumgrenzen (mogelijke analysekosten niet meegerekend) : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 6.5. Indexering.
De bedragen bedoeld in de punten 6.3 en 6.4. worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari op basis van de gezondheidsindex van december van het voorgaande jaar ten opzichte van deze van december 2000. HOOFDSTUK 7. - Gegevens die aan het Bestuur moeten worden verstrekt 7.1. Vergoedingen en sancties. 7.1.1. Het controleorganisme moet aan het Bestuur het rooster bezorgen van de vergoedingen die voor de marktdeelnemers van toepassing zijn.
Ook moet het elke wijziging van dit rooster meedelen vóór de datum waarop het in werking treedt. 7.1.2. Het controleorganisme moet aan het Bestuur het rooster van de sancties bezorgen die op de marktdeelnemers van toepassing zijn. In dit rooster wordt (worden) de sanctie(s) gedefinieerd volgens de tabel vastgelegd in hoofdstuk 4 van dit lastenboek naast de onregelmatigheden en inbreuken die volgens de Verordening en de uitvoeringsbesluiten daarvan kunnen worden beboet. Hij deelt eveneens elke wijziging mee die aan het rooster wordt aangebracht. 7.2. Jaarlijks te bezorgen gegeven. 7.2.1. Lijst van marktdeelnemers die aan de controle onderworpen zijn.
De lijst van de marktdeelnemers bedoeld in artikel 9, punt 8b van de Verordening bevat de volgende gegevens : - naam en adres van de marktdeelnemer; - het soort marktdeelnemer (producent, bereider, invoerder, fabrikant van dierenvoeders); - het soort product; - datum van de kennisgeving; - datum van de certificering. 7.2.2. Jaarverslag.
Het jaarverslag bedoeld in artikel 9, punt 8b van de Verordening bevat minimum : - de informatie gevraagd door de Europese Commissie in de gewenste vorm; - de aanvullende statistieken in verband met de productiemiddelen en de bereiding van biologische producten alsook in verband met de hoeveelheid biologische eindproducten volgens het model vastgelegd door het Bestuur. 7.2.3. Gegevensbestand.
Jaarlijks vóór 1 maart levert het controleorganisme aan DG 3 van het Ministerie van Middenstand en Landbouw in het kader van het beheer van de dossiers met betrekking tot de steunregeling van agrarische bedrijfshoofden die zich ertoe verbinden om biologische teeltmethoden in te voeren of verder toe te passen, een gegevensbestand op informatiecadrager met, voor elke producent, de volgende gegevens betreffende het voorafgaande jaar : - naam en adres van de producent; - de controledata; - per perceel : - de oppervlakte zoals door de producent aangegeven aan het controleorganisme ten laatste op 30 april van het desbetreffende jaar, en die uitgebaat werd volgens de bepalingen van de Verordening en van het koninklijk besluit, met dien verstande dat het respecteren van de bepalingen van het lastenboek dierlijke productie niet van toepassing is voor de producenten die zich hebben verbonden vóór 30 april 1998; - het teelttype; - het jaar van de eerste kennisgeving van het perceel. 7.3. Halfjaarlijks te verstrekken gegevens.
Het controleorganisme moet het Bestuur binnen de 30dagen die volgen op het eind van elke semester, een lijst bezorgen van de controles die bij de aan deze regeling onderworpen marktdeelnemers werden uitgevoerd, met vermelding van : - naam en adres van de marktdeelnemers; - het type marktdeelnemer; - de controledatum; - het soort controle (aangekondigd of niet aangekondigd). 7.3.2. Lijst van de toegekende vergunningen en afwijkingen.
Het controleorganisme moet het Bestuur binnen de 30 dagen die volgen op het eind van elke semester, een lijst bezorgen van de vergunningen die aan de marktdeelnemers die aan dat soort controles onderworpen zijn, werden toegestaan, met vermelding van : - naam en adres van de marktdeelnemer; - het soort marktdeelnemer; - de aard van de afwijking; - datum waarop de afwijking werd toegestaan; - geldigheidsduur van de afwijking. 7.3.3. Lijst van de opgelegde sancties.
Het controleorganisme moet het Bestuur binnen de 30 dagen die volgen op het eind van elke semester, een lijst bezorgen met de sancties die werden opgelegd aan marktdeelnemers die aan de controle onderworpen zijn, met uitzondering van de gevallen waar opmerkingen bij horen, dit met vermelding van : - naam en adres van de marktdeelnemer; - het type marktdeelnemer; - de aard van de sanctie volgens de tabel vastgelegd in punt 5 van dit lastenboek; - de datum van de sanctie; - de duur van de sanctie. 7.4. Onmiddellijk te verstrekken gegeven. 7.4.1. Als het controleorganisme een onregelmatigheid of een inbreuk constateert bij een aan de controle onderworpen marktdeelnemer, en ziet dat die onregelmatigheid of die inbreuk gevolgen kan hebben voor marktdeelnemers die aan de controle van een andere (Belgische of buitenlandse) controle-organisatie onderworpen zijn, dan brengt het onverwijld het Bestuur daarvan op de hoogte, zodat deze de nodige maatregelen kan treffen. 7.4.2. Als het controleorganisme aan een marktdeelnemer een declassering- of schorsingsanctie oplegt bedoeld in hoofdstuk 5 van het huidige lastenboek, dan brengt het onverwijld het Bestuur daarvan op de hoogte.
Gezien om als bijlage te worden toegevoegd aan het ministerieel besluit van 26 januari 2001.
De Minister van Middenstand en Landbouw, J. GABRIELS