Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 24 maart 2003
gepubliceerd op 02 april 2003

Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 230, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2003003179
pub.
02/04/2003
prom.
24/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/24/2003003179/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 MAART 2003. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 230, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992


De Minister van Financiën, Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op artikel 230, 2°, gewijzigd bij de wet van 6 augustus 1993;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, in het bijzonder gemotiveerd door het feit : - dat tengevolge van de aan de gang zijnde consolidatie van de vereffeningsactiveiten voor Euronext-transacties, een gedeelte van de transacties met op Euronext genoteerde buitenlandse aandelen die voorheen in het buitenland werden vereffend, sedert 2002 in België worden vereffend en dat bijgevolg de aandelen waarop die transacties betrekking hebben in België zijn gedeponeerd; - dat het merendeel van die aandelen dividenden zullen voortbrengen in april en mei 2003; - dat bijgevolg de huidige toepassingsmodaliteiten van artikel 230, 2° dringend moeten worden aangepast.

Gelet het advies van de Raad van State, gegeven op 21 maart 2003, met toepassing van artikel 84, alinéa 1, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat het bovenvermeld artikel 230, 2° tot doel heeft om de bewaargeving van buitenlandse financiële instrumenten in België en de transacties met die financiële instrumenten aan te moedigen, zonder daarbij de mogelijkheid te laten aan de Belgische belastingplichtigen om zich aan de betaling van de belasting te onttrekken, door bijvoorbeeld de inkomsten voortgebracht door die instrumenten te laten innen door een niet-inwoner;

Overwegende dat, met het oog op een uitvoering van artikel 230, 2°, die aan beide bovenvermelde doelstellingen tegemoetkomt, een onderscheid moet worden gemaakt tussen de gewone toepassingsgevallen van artikel 230, 2° en de bijzondere situatie waarbij financiële instrumenten gedeponeerd worden bij bepaalde vereffeningsinstellingen of bij internationale effectenbewaringstelsels;

Overwegende dat voor de gewone toepassingsgevallen de voorwaarden waaraan de bewaargeving moet voldoen opdat de inkomsten van de gedeponeerde financiële instrumenten zouden kunnen genieten van de vrijstelling voorzien in bovenvermeld artikel 230, 2°, sedert lange tijd zijn bepaald in administratieve richtlijnen; dat, om de situatie volledig in overeenstemming te brengen met bovenvermeld artikel 230, 2°, deze richtlijnen ongewijzigd worden opgenomen in dit besluit, onder voorbehoud van de vervanging van de term « roerende waarden » door de term « financiële instrumenten », gebruikt in de huidige financiële wetgeving;

Overwegende dat deze richtlijnen, die de bewaargever verplichten een attest te verstrekken betreffende het fiscaal statuut van de verkrijgers van de inkomsten, onaangepast zijn aan de specifieke situatie waarbij de financiële instrumenten gedeponeerd worden bij bepaalde in België gevestigde vereffeningsinstellingen die internationale effectenafwikkelingssystemen beheren;

Overwegende dat het risico van belastingontduiking onbestaande is in de relatie tussen die vereffeningsinstellingen en hun gebruikers, aangezien de laatstgenoemden uitsluitend bestaan uit financiële instellingen, vereffeningsinstellingen en andere professionele gebruikers en de werkelijke verkrijgers niet betrokken zijn bij de keuze van de vereffeningsinstelling door de gebruikers;

Overwegende dat voor de buitenlandse gebruikers van die vereffeningsinstellingen, de verplichting om een attest te verstrekken betreffende het fiscaal statuut van de verkrijgers van de inkomsten een bijzonder moeilijk te vervullen verplichting is die een negatieve impact heeft op de efficiëntie van de vereffening van de transacties, omwille van het feit dat financiële instrumenten gedeponeerd bij zulke vereffeningsinstellingen in het algemeen worden aangehouden via een lange reeks van buitenlandse financiële tussenpersonen;

Overwegende dat zulke verplichting de bovenvermelde gebruikers aanmoedigt om beroep te doen op de diensten van vereffeningsinstellingen gevestigd buiten België, in landen die hetzij, voor het merendeel, geen roerende voorheffing heffen op roerende inkomsten van buitenlandse oorsprong (bijvoorbeeld Luxemburg, Nederland, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland), hetzij een vrijstelling van roerende voorheffing voorzien indien deze inkomsten betaald worden aan buitenlandse financiële tussenpersonen (bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Zweden);

Overwegende dat, in de mate dat de in België gevestigde vereffeningsinstellingen tussenkomen in de betaling van de inkomsten voortgebracht door de bij hen gedeponeerde financiële instrumenten of door de transacties verricht met die financiële instrumenten, die verplichting een belangrijke belemmering vormt voor de ontwikkeling van de vereffeningsdiensten in België;

Overwegende dat dit nadeel toeneemt in het kader van de consolidatie van de Euronext-markten, gelet op het feit dat de Belgische vereffeningsinstelling Euroclear is aangeduid als preferentiële instelling voor de vereffening van transacties uitgevoerd op de drie Euronext-markten, wat er toe leidt dat alle financiële instellingen actief op de Euronext-markten onderworpen worden aan de Belgische formaliteiten, louter doordat zij een in België gevestigde vereffeningsinstelling gebruiken;

Overwegende dat het bijgevolg raadzaam is om bijzondere toepassingsmodaliteiten te bepalen voor de bewaargeving van financiële instrumenten bij bepaalde vereffeningsinstellingen (degene vermeld in artikel 2, § 1, b, 1° tot 3°, van de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitief karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen, gewijzigd door Koninklijk besluit van 20 december 2000);

Overwegende dat de internationale effectenbewaringstelsels zich in een gelijkaardige situatie bevinden als de vereffeningsinstellingen. De belangrijkste activiteit van internationale effectenbewaringstelsels bestaat immers uit het bewaren en beheren van buitenlandse financiële instrumenten voor rekening van buitenlandse financiële tussenpersonen die vaak zelf die instrumenten aanhouden voor rekening van andere tussenpersonen. Bijgevolg ondervinden die stelsels vaak moeilijkheden om de werkelijke verkrijger te identificeren van de inkomsten die betaald worden op de financiële instrumenten die worden aangehouden via een reeks van buitenlandse tussenpersonen. Bovendien hebben de cliënten van het internationale effectenbewaringstelsel, behoudens de plaats van vestiging van het internationale effectenbewaringstelsel, meestal geen enkele andere band met België;

Overwegende dat het bijgevolg raadzaam is om de bijzondere toepassingsmodaliteiten voor vereffeningsinstellingen ook te doen gelden voor bepaalde internationale effectenbewaringstelsels (degene vermeld in artikel 2 van het Koninklijk besluit van 1 oktober 1998 betreffende het aanhouden op rekening van gedematerialiseerde effecten bij internationale effectenclearingstelsels);

Overwegende dat het tenslotte aangewezen is expliciet de voorwaarden te vermelden waaraan de transacties bedoeld in artikel 230, 2°, dienen te voldoen opdat de inkomsten verkregen naar aanleiding van die transacties vrijgesteld zouden zijn van belasting, Besluit :

Artikel 1.Worden bedoeld door artikel 230, 2° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, de bewaargevingen van financiële instrumenten waarvoor de depositohoudende inrichting een attest verkrijgt van de bewaargever waarin deze laatste bevestigt : 1° dat hij een niet-inwoner is zoals bedoeld in artikel 227 van hetzelfde Wetboek;2° dat hij de financiële instrumenten niet voor het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid in België gebruikt;3° dat hij de volle eigendom of het vruchtgebruik van die financiële instrumenten heeft, of, indien hij er geen eigenaar of vruchtgebruiker van is, dat de verkrijger van de inkomsten aan de in 1° en 2° vermelde voorwaarden voldoet.

Art. 2.§ 1. Wat betreft de bewaargeving bij : - een vereffeningsinstelling, in haar hoedanigheid van beheerder van een effectenafwikkelingssysteem zoals vermeld in artikel 2, § 1, b, 1° tot 3°, van de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitief karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen, gewijzigd door Koninklijk besluit van 20 december 2000; of - een internationaal effectenbewaringstelsel zoals vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 oktober 1998 betreffende het aanhouden op rekening van gedematerialiseerde effecten bij internationale effectenclearingstelsels, is eveneens voldaan aan de voorwaarden vermeld in artikel 230, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen indien die instelling van de bewaargever een attest verkrijgt waarin deze laatste bevestigt : 1° dat hij een niet-inwoner is zoals bedoeld in artikel 227 van hetzelfde Wetboek of een buitenlandse inrichting van een inwoner;2° dat hij de hoedanigheid heeft van kredietinstelling, beursinstelling of van financiële instelling waarvan de hoofdbedrijvigheid bestaat uit vermogensbeheer of -advisering of uit de bewaarneming en het beheer van financiële instrumenten;3° dat hij krachtens de op hem toepasselijke wetgeving bevoegd is om tussen te komen in verrichtingen met financiële instrumenten of om bankactiviteiten of één van de activiteiten vermeld in 2° uit te oefenen;4° dat hij niet gevestigd is in een grondgebied dat als niet-coöperatief wordt beschouwd voor wat betreft de bestrijding van het witwassen van kapitalen;5° dat hij zich verbindt om zijn cliënten waarvoor hij over een Belgisch adres beschikt te wijzen op de plicht om hun fiscale verplichtingen na te komen in verband met de inkomsten die hij aan hen betaalt of toekent;6° dat hij de vereffeningsinstelling of het internationaal effectenbewaringstelsel toestemming verleent om de inlichtingen vermeld in het attest aan de Belgische fiscale autoriteiten mee te delen;7° dat hij zich verbindt om alle wijzigingen die de juistheid van dit attest zouden aantasten mee te delen aan de vereffeningsinstelling of het internationaal effectenbewaringstelsel. § 2. Indien de vereffeningsinstelling of het internationaal effectenbewaringstelsel er kennis van krijgt dat één of meerdere voorwaarden voorzien in de eerste paragraaf niet vervuld zijn, kan zij de vrijstelling van roerende voorheffing niet toekennen op basis van dit artikel. § 3. Dit artikel kan enkel worden ingeroepen door een vereffeningsinstelling of een internationaal effectenbewaringstelsel vermeld in paragraaf 1 en doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 261 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 in hoofde van de in België gevestigde tussenpersonen die zouden tussenkomen in de betaling of toekenning van de inkomsten van de financiële instrumenten, nadat die inkomsten door de vereffeningsinstelling of het internationaal effectenbewaringstelsel zijn overgemaakt aan diegene die de financiële instrumenten bij haar in bewaargeving heeft gegeven, noch aan de toepassing van artikelen 262 of 313 van hetzelfde Wetboek in hoofde van de verkrijgers van de inkomsten. § 4. De vereffeningsinstelling of het internationaal effectenbewaringstelsel vermeld in paragraaf 1 is gehouden om de verrichting te boeken in het bijzonder register bedoeld in artikel 96 van het koninklijk besluit ter uitvoering van het voormeld Wetboek, door in de kolom « bemerkingen » de aard van de verrichting en de identiteit van de bewaargever die de betaling ontvangt te vermelden.

Art. 3.§ 1. De transacties vermeld in artikel 230, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn alle transacties die inkomsten voortbrengen vermeld in artikel 228, paragraaf 2, 2°, van hetzelfde Wetboek. § 2. De attestatievereisten vermeld in artikelen 1 en 2 zijn eveneens van toepassing op de transacties vermeld in paragraaf 1. Een bijkomend attest is evenwel niet vereist indien de bewaargever al een attest heeft verstrekt overeenkomstig artikelen 1 of 2.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad met uitzondering van artikel 3, dat uitwerking heeft met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel 17 van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten.

Brussel, 24 maart 2003.

D. REYNDERS

^