Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 24 juli 2006
gepubliceerd op 10 augustus 2006

Ministerieel besluit houdende goedkeuring van de verordening van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering tot uitvoering van artikel 22, § 2, a) van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « Handvest » van de sociaal verzekerde

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2006022799
pub.
10/08/2006
prom.
24/07/2006
ELI
eli/besluit/2006/07/24/2006022799/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 JULI 2006. - Ministerieel besluit houdende goedkeuring van de verordening van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering tot uitvoering van artikel 22, § 2, a) van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « Handvest » van de sociaal verzekerde


De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Gelet op de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « Handvest » van de sociaal verzekerde, inzonderheid artikel 22, § 2, a) ;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 22, 11°;

Gelet op de verordening van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering tot uitvoering van artikel 22, § 2, a) van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « Handvest » van de sociaal verzekerde, aangenomen tijdens zijn vergadering van 22 mei 2006, Besluit : Enig artikel. De als bijlage bij dit besluit gevoegde verordening van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en Invaliditeitsverzekering tot uitvoering van artikel 22, § 2, a) van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « Handvest » van de sociaal verzekerde, wordt goedgekeurd.

Brussel, 24 juli 2006.

R. DEMOTTE

Verordening van 22 mei 2006 tot uitvoering van artikel 22, § 2, a) van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « Handvest » van de sociaal verzekerde Het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, Gelet op de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « Handvest » van de sociaal verzekerde, inzonderheid op artikel 22, § 2, a);

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 22, 11°;

Na erover te hebben beraadslaagd in haar vergadering van 22 mei 2006, Besluit :

Artikel 1.De sociaal verzekerde aan wie een beslissing tot terugvordering van het onverschuldigde bedrag werd betekend, kan een verzoek tot verzaking indienen bij het Comité van de Dienst voor administratieve controle opdat hiervan zou worden afgezien; het verzoek evenals het daartoe samengestelde dossier, worden door de verzekeringsinstelling van betrokkene aan het Comité overgemaakt.

Om in aanmerking genomen te kunnen worden, moet de aanvraag tot verzaking ingediend zijn binnen de drie maanden te rekenen vanaf de dag die volgt op het verstrijken van de beroepstermijn of vanaf de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is getreden.

Art. 2.Verzaking aan terugvordering van het onverschuldigde bedrag kan slechts worden toegestaan wanneer de sociaal verzekerde te goeder trouw is en zich in een behartigenswaardige toestand bevindt.

Art. 3.Het dossier bevat alle nuttige aanwijzingen waarmee de goede of kwade trouw van de sociaal verzekerde kan worden aangetoond. De sociaal verzekerde kan elk element dat hij in dat opzicht relevant acht en dat door de verzekeringsinstelling aan het in artikel 1 bedoelde Comité zal worden meegedeeld, doen gelden. Het Comité kan de verzekerde vragen elk document over te maken die hem nuttig lijkt om zijn beslissing te nemen.

Art. 4.De behartigenswaardigheid wordt bepaald op basis van het gezinsinkomen. Onder gezinsinkomen wordt begrepen het bedrag van de inkomsten vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, welke bedoeld zijn in artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

Wanneer het gezinsinkomen lager ligt dan het bedrag bedoeld in artikel 1 van hoger genoemd koninklijk besluit van 8 augustus 1997, wordt er verzaakt aan terugvordering van het onverschuldigde bedrag.

Wanneer het gezinsinkomen hoger ligt dan het bedrag bedoeld in het vorige lid maar lager dan 150 % van datzelfde bedrag, wordt verzaakt aan terugvordering voor het deel van het onverschuldigde bedrag dat de helft overschrijdt van het bedrag van het gezinsinkomen dat hoger ligt dan het bedrag bedoeld in het vorige lid.

Art. 5.Het dossier dat wordt ingediend op basis van artikel 4 bevat de bij omzendbrief vastgestelde bewijsdocumenten, met betrekking tot het gezinsinkomen van de sociaal verzekerde.

Art. 6.In afwijking van artikel 4 wordt er verzaakt aan terugvordering wanneer het onverschuldigde bedrag is vastgesteld in het kader van de toekenning van het maximumfactuur bedoeld in hoofdstuk IIIbis van titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 of in het kader van de intrekking van de verhoogde tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 1, tweede lid en § 19 van dezelfde wet, enkel in het geval waar dit voortvloeit uit een herziening van de hoogte van het bedrag van het belastbaar gezinsinkomen als gevolg van een retroactieve aanslag van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, dat tot gevolg heeft dat de sociaal verzekerde voor het jaar in kwestie niet langer beantwoordt aan de inkomensvoorwaarden en aldus niet langer geniet van het recht op de maximumfactuur of de verhoogde tegemoetkoming en dit ongeacht de omvang van het gezinsinkomen van de sociaal verzekerde.

Art. 7.Het dossier dat wordt ingediend op basis van artikel 6 bevat de bewijsdocumenten met betrekking tot de herziening van het bedrag van het belastbaar gezinsinkomen. De bewijsmodaliteiten kunnen in een circulaire worden vastgesteld.

Art. 8.Het dossier bevat tevens een kopie van de schuldbekentenis, ondertekend door betrokkene of, bij gebreke hieraan, van de beslissing tot terugvordering van het onverschuldigde bedrag, betekend aan de betrokkene, waartegen geen hoger beroep zou zijn ingesteld binnen de op straffe van verval voorgeschreven termijn, of van de uitvoerbare titel die het bestaan van het onverschuldigde bedrag vaststelt en de grootte hiervan. Ingeval van betwisting betreffende het onverschuldigde bedrag voor de bevoegde rechtscolleges, zal het dossier pas onderzocht kunnen worden na het verkrijgen van de uitvoerbare titel.

Art. 9.Zodra het dossier ontvangen wordt, meldt de Dienst voor administratieve controle de ontvangst van het verzoek aan de sociaal verzekerde en houdt hem op de hoogte van het onderzoek van zijn dossier.

Art. 10.Wanneer het in artikel 1 bedoelde Comité op basis van het advies gegeven door de Dienst voor administratieve controle, beslist om te verzaken aan de terugvordering van het onverschuldigde bedrag, wordt die beslissing door de dienst zo snel mogelijk per gewone brief ter kennis gebracht van sociaal verzekerde; de dienst stuurt een kopie van deze kennisgeving aan de verzekeringsinstelling.

Art. 11.Wanneer het in artikel 1 bedoelde Comité, op basis van het advies gegeven door de Dienst voor administratieve controle, beslist de aanvraag tot afstand te verwerpen of een gedeeltelijke verzaking toe te staan, wordt die beslissing door de dienst zo snel mogelijk, per aangetekende zending en met de vermeldingen opgesomd in artikel 14 van het handvest van de sociaal verzekerde aan de sociaal verzekerde betekend; de dienst stuurt een kopie van deze kennisgeving aan de verzekeringsinstelling.

Art. 12.Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

De termijn van drie maanden bedoeld in artikel 1, tweede lid neemt pas een aanvang op de dag waarop deze verordening wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 22 mei 2006.

De Leidend Ambtenaar, H. De Ridder.

De Voorzitter, D. Sauer.

^